Boekverslag : Jef Geeraerts - Double-face
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3627 woorden.

 





Jef Geeraerts, Double-Face






Korte inhoud:





Jef Geeraerts start deze misdaadroman met het beschrijven van een lugubere vondst van

een onthoofd vrouwenlichaam. De vinder, een vroege jogger, waarschuwt onmiddellijk de

politie, die met politiehonden verschijnt. Deze honden ontdekken onder de heidegrond nog

eens zes onthoofde vrouwenlichamen, alle in verschillende staat van ontbinding verkerend;

een uitgebreid onderzoek wordt ingesteld…





Het speciale onderzoeksteam onder leiding van Eric Vincke ontdekt al snel een

overeenkomst tussen de verschillende slachtoffers: allemaal hebben ze blond haar met een

scheiding in het midden. In België blijken er acht vrouwen vermist te zijn die voldoen

aan dit kenmerk. Een logisch vervolg van het onderzoek is dus om, aan de hand van de

dossiers van de vermiste dames de zeven lijken te identificeren. Een achtste lijk

ontbreekt nog.





Na identificatie van de lichamen besluit Vincke tot het invullen van systematische

vragenlijsten (zogenaamde VICAP-rapporten) die hij van zijn Amerikaanse collega en vriend

Tom Kessler heeft gekregen. Wanneer Vincke hem om hulp vraagt en de vragenlijsten

doorfaxt, legt Tom Kessler al snel de link met een zaak in Amerika die al een tijd

openligt; vijf Amerikaanse slachtoffers voldoen aan dezelfde kenmerken als de Belgische en

bovendien komt de modus operandi van de dader overeen.





Vervolgens raadpleegt Vincke het bevolkingsregister om eventuele geïmmigreerde

Amerikanen uit de staat Alabama (de staat waar de Amerikaanse slachtoffers vandaan komen)

te vinden. Dit levert vier verdachten op, die alle vier aan een grondig onderzoek worden

onderworpen.





Het wordt Vincke en zijn collegae wel erg gemakkelijk gemaakt als Tom Kessler

telefonisch mededeelt dat de FBI vijf vrouwenhoofden samen met het dode lichaam van de

moeder van één van de vier verdachten heeft aangetroffen. Wanneer uit een DNA-onderzoek

van bij de slachtoffers aangetroffen sperma blijkt dat beide seriemoorden dezelfde dader

kennen, besteedt Vincke al zijn tijd en manschappen aan de opsporing van deze verdachte:

Duncan Morris.





Na een week van een weinig origineel onderzoek met opsporingsberichten op televisie en

verspreiding van foto’s is het onderzoeksteam eindelijk op de hoogte van Morris’

schuilplaats. Een ‘wilde’ arrestatie zoals je die in Amerikaanse actiefilms ziet

leidt tenslotte tot de aanhouding van de dader. Het verhoor kan beginnen…





Op dit moment verdwijnt de spanning uit het boek en houdt Geeraerts ons bezig met de

psychologische beschrijving van de motieven van Duncan Morris. De 80 bladzijden die de

ondervraging omvat vormen een gedetailleerde uitwerking van het thema, maar dragen aan het

plot niets bij.





Uiteindelijk pleegt Duncan Morris zelfmoord, nadat hij na een simpele

ontsnappingspoging-à-la-Dutroux door Freddy Verstuyft was verwond.





Titelverklaring:





De titel "Double-Face" is eenvoudig te verklaren. Double-Face duidt immers op

de twee verschillende gedaanten waarin een seriemoordenaar zich profileert. Op zijn

directe omgeving komt hij meestal over als een intelligent, alledaags persoon, hoewel zijn

andere gedaante verschijnt op momenten dat zijn neiging tot doden naar boven komt. Op die

momenten verliest de seriemoordenaar al zijn gevoel voor redelijkheid en wil alleen nog

maar antwoord geven aan zijn innerlijke drang om te doden; zijn directe omgeving zou hem

nooit meer herkennen als de die brave burger van weleer.





Tijdens het verhoor kost het Kessler en Vincke veel moeite om de dader over zijn

‘andere-ik’ te laten vertellen. Hiertoe blijkt hij alleen in staat als hij die

andere gedaante ziet als een ander, een soort bekende van hem.





Thema:





De seriemoordenaar als product van de maatschappij.





Hoewel Double-Face op het eerste oog een sappig misdaadverhaal lijkt, ligt de

werkelijke waarde van het boek volgens ons in de beschrijving van het karakter van de

seriemoordenaar. Het boek biedt voldoende informatie voor een wetenschappelijk essay over

een serial-killer.





Karl Marx zei ooit: "elke samenleving heeft het type misdaden dat aan haar

innerlijke structuur beantwoord." De maatschappij, met name de Amerikaanse, lijkt

voor veel mensen steeds ondraaglijker te worden. In Double-Face beschrijft Jef Geeraerts

hoe razende consumptiedrang, de jacht op geld, succes en statussymbolen zo versneld en

verhevigd, dat er bij sommige individuen enorme stress ontstaat tegen die samenleving. De

reden van die stress is dat ze er niet in slagen de hoeveelheid succes en status te

veroveren, waar ze recht op menen te hebben. De stress drijft personen tot wraakoefening

tegen bepaalde symbolen van de samenleving. Tot die symbolen behoren o.a. de jonge,

aantrekkelijke en succesrijke slachtoffers van Duncan Morris. Geeraerts’ kritiek op

de Belgische maatschappij en zijn gedetailleerde beschrijving van de technische

vooruitgang kun je met enig doordenken ook binnen het kader van dit thema plaatsen.





Het thema van Double-Face is dus abstract.





Motto’s:





Seriemoorden hebben diepe wortels.





Met andere woorden: de vrouw moet op het verkeerde moment op de verkeerde plek zijn.

Dan komt de Modus Operandi vanzelf. De kwestie is, niet uit je rol te vallen.





Iedereen heeft zijn motieven. Ook schurken. En hoe groter de schurk, des te

interessanter de motieven.





Deze motto’s geven aan dat een individu niet zomaar besluit om een serie moorden

te plegen. De ‘diepe wortels’ geven aan dat de moordlust die de seriemoordenaar

kent diepe oorzaken heeft en dat zijn moordlust, vaak als afzetting tegen de samenleving,

langzamerhand groeit. De ‘interessante motieven’ geven aan dat het karakter van

een seriemoordenaar zeer complex is en de ‘rol’ duidt op het feit dat een

seriemoordenaar twee rollen kent: één als ogenschijnlijk brave burger en één als

gruwelijk product van de maatschappij.





Karakters hoofdfiguren:





Duncan Morris:





Het thema van dit boek wordt uitgediept aan de hand van deze even intelligente als

krankzinnige persoon. Zijn karakterstructuur is zeer complex: het boek besteedt zes

bladzijden aan zijn psychologisch profiel zoals dat is opgesteld door een professor van de

universiteit van Birmingham, Alabama.





In zijn jeugd onderscheidde Duncan zich al van zijn leeftijdsgenoten. Vaak trok hij

zich in zichzelf terug. Hij wilde altijd gelijk krijgen, maar verloor nooit de controle

over zijn reacties. Nadat hij door zijn moeder ongeproportioneerd streng werd gestraft na

geslachtsgemeenschap met een oudere vrouw, verloor hij de controle en veranderde in een

gewelddadig persoon. In de gevangenis deed hij een poging tot zelfmoord nadat hij daar

drie keer seksueel was misbruikt. Na zijn vrijlating leefde hij op de hoeve van zijn

moeder een ogenschijnlijk teruggetrokken leven.





Morris heeft echter de neiging zijn emoties te dramatiseren, gepaard met roekeloosheid

in woord en daad. Daarnaast wil hij alles in de hand houden om niet het idee te hebben te

mislukken. Hij misprijst zijn omgeving, hoewel hij dat niet aan anderen laat merken.

Duncan is enigszins laf te noemen. Hij zet een masker van normaliteit op dat bijzonder

moeilijk is te doorgronden in het verhoor. Ook fantaseert hij over rijkdom, schoonheid,

beroemdheid en almacht.





Het motief voor zijn serie moorden (woordspelinkje) is de haat die hij voelt tegen de

werkelijkheid van de maatschappij en in het bijzonder tegen zijn moeder, die hij als

oorzaak ziet van zijn eigen mislukken.





Eric Vincke:





Deze lange, slanke, gebruinde man met donker haar is de chef van de afdeling moordzaken

en drugs van de Antwerpse Gerechtelijke Politie. Zijn functie in het verhaal is dat hij

belast is met de dagelijkse leiding van het onderzoeksteam dat de mogelijke seriemoord

onderzoekt. Eric Vincke is goed bevriend met inspecteur Freddy Verstuyft. Ondanks dat

Verstuyft zijn mindere is, behandelt hij hem volkomen gelijkwaardig. Vincke is een geboren

politieman die zich ontzettend kan ergeren aan het bureaucratische Belgische

rechtssysteem. Hij hecht veel waarde aan stijl en klasse, macho-opmerkingen over een naakt

onthoofd vrouwenlichaam kan hij moeilijk verdragen. Verder is Vincke vrij gevoelig:

bezoekjes aan de autopsiezaal laat hij graag aan zijn collega’s over. Het karakter

van Vincke verandert niet tijdens het verhaal: het is een gesloten karakter.





Freddy Verstuyft:





Deze stevige, blonde assistent van Vincke is degene die Duncan Morris arresteert.

Ondanks dat hij volgens Vincke een creatieve, briljante geest mist vormen ze samen wel een

uiterst sterk team. Vincke kan echt alles aan Verstuyft overlaten, omdat Verstuyft altijd

goed werk aflevert. Hij gedraagt zich soms als een macho: vuurwapens, snelle wagens en

seks beheersen een belangrijk deel van zijn leven. Ook dit karakter is gesloten.





Substituut Dubois:





Deze kleine, mediageile procureur des Konings speelt niet echt een belangrijke rol in

het verhaal, maar omdat hij duidelijk de door Geeraerts zo bekritiseerde bureaucratie

symboliseert is zijn naam toch de moeite van het noemen waard. Hij heeft de algemene

leiding over het onderzoeksteam en werkt Vincke enorm tegen met zijn persconferenties. Hij

is behalve incapabel ook onzeker en mensenschuw, dus niet te vertrouwen in zijn

machtspositie.





Tom Kessler:





Deze vlotte en intelligente Amerikaan is behalve hoogleraar ‘Behavorial

Psychology’ ook een voortreffelijk politieman. Tom Kessler is degene die de link

tussen de Belgische seriemoorden en die in Amerika legt. Zodoende staat hij aan de basis

van de oplossing van de seriemoorden. Wanneer Duncan Morris is gearresteerd komt Tom uit

Amerika over om hem te verhoren. Kessler beschikt over de eigenschap zijn gedachten

verbaal perfect weer te geven en heeft een haast vrouwelijk inzicht in de menselijke

psyche. Het verhoor van Morris pakt hij uiterst systematisch en geduldig aan. Zijn

karakter verandert niet tijdens het verhaal.





Motieven:





 





Kritiek op de Belgische maatschappij en met name de Belgische justitie.





Dit doorlopend motief komt op verschillende manieren naar voren: allereerst door

Geeraerts’ voortdurende kritiek op de Belgische justitie, die volgens hem wordt

gekenmerkt door voortdurende rivaliteit tussen de verschillende apparaten. Het

gerechtsapparaat is verouderd en wordt steeds meer beheerst door politieke

machtsverhoudingen. De Belgische bevolking wordt een te nonchalante houding verweten. De

passage waarin een getuige zich pas na vier dagen meldt omdat hij op vakantie was en

aldaar niemand wilde "storen" symboliseert deze nonchalance.





Werkwijze van de FBI.





Het kan niet anders of Jef Geeraerts heeft enorm veel respect voor deze Amerikaanse

organisatie, welke volgens hem veel beter is georganiseerd dan de Belgische Opsporing

Brigade. Zoals de omslag vermeld heeft Geeraerts ook medewerking gekregen van een FBI

onderdeel dat gespecialiseerd is in serial-killing. Het is dan ook niet toevallig dat Tom

Kessler, Vinckes Amerikaanse collega, precies bij dat onderdeel werkt. De werkwijze van de

FBI wordt uit de doeken gedaan aan de hand van de VICAP-rapporten.





De goed georganiseerde FBI vormt in dit verhaal een duidelijke tegenstelling met de

Belgische Rijkswacht die een speeltje van de politiek is. De uiteindelijke oplossing van

de moorden komt dan ook uit Amerika.





 





Karaktertekening van de seriemoordenaar.





Uit de gedetailleerde karaktertekening die de auteur in dit boek schets blijkt dat hij

veel van het thema weet. Deze karakterbeschrijving komt regelmatig in het verhaal naar

voren, meestal op de momenten dat Eric Vincke bij zijn Amerikaanse collega om raad vraagt

en vervolgens zijn kennis overbrengt op zijn kameraden in het opsporingsteam.





 





Technische detaillering.





Ook in deze roman kan Geeraerts het niet laten om nu en dan eens flink uit te wijden

over technische aspecten van bijvoorbeeld de nertsbruine metallic Honda Prelude

zestienklepper met rallybanden van Eric Vincke of de uitrusting van de

bestormingscommando’s die assistentie verleenden bij de arrestatie van Duncan Morris.

De uitgebreide uiteenzetting maakt duidelijk dat onze samenleving in staat is hypermoderne

hulpmiddelen kan produceren. De snelheid waarmee de maatschappij op de deze manier

verandert bezorgt seriemoordenaars een minderwaardigheidscomplex, met gruweldaden om zich

tegen de samenleving af te zetten tot gevolg.





Invloed van de media op de maatschappij.





De media spelen een belangrijke rol in dit verhaal: enerzijds door de sensationele

wijze waarop ze berichten over de gruweldaden, anderzijds door hun rol in het bereiken van

eventuele getuigen. De nonchalante Belgische bevolking laat zich gemakkelijk door de

media, die vaak uit louter politieke overwegingen handelen, beïnvloeden. Eric Vincke

ergert zich regelmatig aan de media; als De Nieuwe Gazet een foto van het onthoofde lijk

dat als eerste werd gevonden op de voorpagina plaatst slaan bij hem de stoppen bijna door.





Perspectief:





Het hele verhaal wordt verteld in het auctoriale perspectief. De verteller is in

principe alwetend, hij geeft commentaar en extra informatie (vaak in de vorm van

voetnoten) en ironiseert vaak, zoals we al aangaven in de motieven. De verteller

manifesteert zich niet nadrukkelijk als persoon, maar vooral de subjectieve manier van

vertellen verraadt dat we hier te maken hebben met het auctoriale perspectief.





In het eerste deel van het boek, het deel van de jacht op de nog niet geïdentificeerde

dader, vertelt de schrijver ons op twee verschillende manieren over de gebeurtenissen. In

de beschrijving van de gebeurtenissen rondom het opsporingsteam blijft hij redelijk

afstandelijk: extra informatie compenseert hier het nalaten van een duidelijke

beschrijving van de gevoelens van de leden van het opsporingsteam. In het beschrijven van

de gebeurtenissen die zich afspelen rondom de dader krijgt de lezer een goed inzicht in de

gedachten en gevoelens van de dader ondanks het feit dat deze situaties in het auctoriale

perspectief zijn verteld.





In het tweede deel, het deel van het verhoor, krijgt de lezer een goed inzicht in de

motieven van de dader. Geeraerts informeert zijn lezers zowel indirect (in de vorm van

vragen van de rechercheurs) als in het ik-perspectief over de denkwijze van de dader.





Ruimte:





Het verhaal speelt zich af in de omgeving van Antwerpen, een enkel uitstapje naar

Brussel of een terugwijzing naar Amerika daargelaten. In het algemeen speelt de ruimte

geen rol in het verhaal. Hooguit kun je een verband leggen tussen de eenzame heide waar de

dader zijn slachtoffers begroef en de geestesgesteldheid van deze persoon. Een kenmerk van

de seriemoordenaar als product van de maatschappij is namelijk dat hij zich door de

‘snelle’ wereld voelt buitengesloten en zich dus in zichzelf terugtrekt.





Uit het verhoor blijkt wel dat de ruimte een belangrijke invloed kan hebben op het doen

en laten van een seriemoordenaar: Duncan zette zich af tegen die ruimte en trok zich terug

in zichzelf.





Tijdverloop:





Het verhaal speelt zich af in de periode van 4 augustus 1990 tot en met 31 augustus van

hetzelfde jaar. De periode die verstrijkt omvat dus 4 weken. Op een enkele herinnering van

de dader aan het verleden na is het verhaal chronologisch verteld. Legio vooruitwijzingen

in de vorm van de situatiebeschrijving van de nog niet geïdentificeerde dader (hij doet

namelijk dingen die het onderzoeksteam in de toekomst zal constateren en moeten bewijzen)

doorbreken de chronologie niet, maar maken het verhaal extra spannend. De enkele

terugwijzingen naar zijn jeugd lichten zijn motieven toe en verklaren aldus gedeeltelijk

zijn daden.





Afloop:





Stikt genomen moeten we de laatste 80 bladzijden, de bladzijden waarop Geeraerts het

verhoor van de dader beschrijft, als afloop beschouwen. Dit verhoor plaats namelijk het

verhaal in het kader van het thema nadat de dader van de seriemoord is gevonden. De naam

‘Afloop’ doet echter deze passage tekort; vooral door dit deel onderscheidt

Double-Face zich namelijk van de simpele lectuur.





Tijdens dit verhoor krijgt de lezer inzicht in de motieven van de dader en inzicht in

de psychologische kenmerken van een seriemoordenaar.





Geeraerts sluit zijn misdaadroman af met de simpele ontsnapping van de dader uit de

handen van twee rijkswachters die hem naar het toilet begeleidden. De dader mocht alleen

niet lang van zijn vrijheid genieten: nadat hij door vijf kogels uit de revolver van

Freddy Verstuyft is getroffen berooft hij zichzelf met een keelschot van het leven.

Wellicht is de dood de enige oplossing voor iemand die door de samenleving psychisch in

dergelijke mate is aangetast dat hij overgaat tot het vernietigen van die samenleving.





Genre:





Double-Face is duidelijk een psychologische misdaadroman. Het boek handelt immers de

eerste 200 bladzijden over het oplossen van een seriemoord, een zeer gruwelijke misdaad.

Verder krijgt, zoals in dit verslag al wel vaker vermeld, het karakter van de

seriemoordenaar veel aandacht, zodat ook de achtergronden van deze soort misdaad aan de

orde komen. Vooral door het laatste deel van het boek verdient Double-Face het voorvoegsel

‘psychologisch.’





Recensie bij Double-Face.





Bron: Knack





 





Publicatiedatum: 14-11-1990





 





Recensent: Jos Grobben





Zoek de serieschrijver.





Jef Geeraerts’ jaarlijkse hersenspinsel moet in niets onderdoen voor zijn vroegere

thrillers.





Double-face is geen literatuur. Het is een schoolopstel. Van een slechts zeer matige

leerling. Double-face is geen thriller, maar een klungelige dissertatie over een serial

killer, een seriemoordenaar dus. Het heeft nauwelijks iets met een boek te maken, want de

auteur heeft geen kaas gegeten van taal, kan de essentie niet onderscheiden van details en

weet geen zinnige verhaallijn te bedenken. En dat geeft uiteindelijk een knap vervelend

opstel.





Waarover heeft Jef Geeraerts het in zijn laatste broedsel? Over de avonturen van zijn

speurdersduo Vincke en Verstuyft die op jacht gaan naar een psychopaat, een Amerikaanse

seriemoordenaar die in het Antwerpse toeslaat, maar er ook bij hem thuis wel pap van lust.

En door een waanzinnig toeval komen de Two Ronnies van Geeraerts het beest op het spoor en

klissen het.





Doek? Helaas niet, want zie, Geeraerts komt nu pas goed op dreef. Bijna honderd

bladzijden lang kletst hij een eind weg over de motieven van de moordenaar, diens

gespletenheid, de psychologische worstelingen bij het verhoor. Het gezeur wordt één keer

onderbroken en in dat hoofdstukje ventileert de schrijver een paar eigen, neurotische

beelden over de ideale vrouw ("Intelligent, mooi, kerngezond, sensueel, met gouden

handen, genoeg geld en een aangenaam karakter") over vestimentaire uitrusting

("Draagt ze ondergoed van La Perla?"), Belgische politici in het algemeen

("vuile makelaars") en Paul van den Boeynants in het bijzonder ("…een

schurk van het zuiverste water… zijn beste vrienden zijn wapenhandelaars en

drugsmokkelaars… diezelfde slager zat in het comité dat de ultrarechtse staatsgreep

voorbereidde"), over perestrojka, de Amerikaanse samenleving en zoveel andere

aangelegenheden, die hij in zakken platitudes verpakt.





Er is echter ook iets zeer intrigerends aan Double-Face. De lezer kan slechts met de

allergrootste moeite uitmaken wat het meest ergerlijke is in dit boek: de taal, de

gebrekkige zinsbouw, de totale afwezigheid van een deugdelijk plot, het oeverloos gekakel

van de speurders, de vervelende herhalingen of het eindeloos pedante van de auteur.





Minetten. Naar goede gewoonte, werkt Geeraerts in dit opstel met voetnoten. Ze

verwijzen vooral naar zijn vroegere boeken. Eentje zegt kort en krachtig: "Echt

waar" en hangt aan de zin "Toen Vincke die ochtend om acht uur vierentwintig,

het officiële aanvangsuur van de dienst…" Gesnapt, onbenul van een lezer?

Flikken beginnen op dat bizarre uur echt te werken. Een andere meldt ten behoeve van

"Nederlandse lezers" dat "minetten" hetzelfde is als beffen. Geeraerts

had dat volk beter ook eens uitgelegd wat bijvoorbeeld "een veerkrachtige

souplesse" is, "Brussel Nationaal" (gewoon Zaventum, dus) of wat een

Hollander zich moet voorstellen bij een "christen-democratische gezinswoningbouw van

onze welvaartsstaat".





In dezelfde moeite kon hij zich verontschuldigen voor zijn gebrekkig Nederlands

(doorgaan als hij wil zeggen: plaatshebben, stroomvertraging als het stroomverlamming

hoort te zijn) en zijn kromme constructies.





Een staaltje: "Het schaduwteam met codenaam Alfa in de donkerblauwe Renault

"valstrikbestelwagen" van de elektriciteitsfirma Electrostar, Wilrijk, die

vlakbij het kantoorgebouw van Honeywell Bull op het Franklin Rooseveltplein stond

geparkeerd, bestond uit eerstaanwezend inspecteur Jan D’hondt, een rustige,

zwaargebouwde, kalende veertiger met een bleek gezicht en een bril, die er ondanks zijn

grijze overall uitzag als een ambtenaar van Financiën."





Of nog: "Het sperma aangetroffen in de anus van Nadine Faes is bloedgroep B min

evenals het sperma op het ondergoed nogal zeldzame bloedgroep schijnt het daarentegen is

de bloedgroep van de zelfmoordenaar AB plus voila hebben we tenminste een been om op te

staan zoals meneer Verstuyft altijd zegt."





Zelfs uit de mond van een onderzoeksrechter die de gewoonte heeft "in zinnen

zonder punten of komma’s te praten", blijft dit nonsens.





Om te bewijzen dat hij de materie heel goed onder de knie heeft, kladdert Geeraerts met

zinloze, technische uitweidingen (bijvoorbeeld negen bladzijden verslag van een

forensische psycholoog). Zoiets moet vertrouwen wekken. De auteur blaast dat laagje vernis

echter weer vakkundig op door de ene ongeloofwaardigheid op de andere te stapelen. Het

toeval van de ontdekking van de seriemoordenaar, zeg maar, of het bezoek van de Two

Ronnies met aanhang bij een verdachte. Doodleuk schuift het team daar aan bij een

spetterende barbecue en een passant duikt één van hen ook nog de koffer in met een

kirrende negerin. Wat een politieman al niet lijden kan.





Geeraerts glijdt ook uit als hij zijn Eric Vincke het pakje van vrijgevochten,

avontuurlijke bourgeois wil aanmeten. Zo’n yuppie rijdt bijvoorbeeld niet in een

"nertsbruine metallic Honda Prelude zestienklepper met rallybanden", maar

minstens in een BMW en hij scheurt niet "met negentig per uur" door de tunnels

van Brussel, wel met minimaal honderdveertig op teller.





De covertekst van Double-Face meldt apetrots dat Geeraerts de hulp kreeg van de

"Behavioral Sciences Unit van de FBI Academy te Quantico, Virginia, gespecialiseerd

in serial murders." De hulp van een eindredacteur met enige kennis van het Nederlands

en een onvermoeibare Deletetoets op zijn tekstverwerker was beter geweest.





Samenvatting van de recensie bij Double-Face.





De titel en ondertitel maken al duidelijk dat de recensent Jos Grobben geen hoge dunk

heeft van Jef Geeraerts. Tijdens het lezen van de hele recensie wordt deze

veronderstelling voortdurend bevestigd. Jos Grobben ziet duidelijk geen enkele positief

element in Geeraerts’ Double-Face. Achtereenvolgens kraakt hij de verhaallijn,

Geeraerts’ schrijfstijl en zijn kennis van de Nederlandse taal af.





De verhaallijn vindt Jos Grobben niet goed omdat Vicke en Verstuyft (door Grobben

constant de "Two Ronnies" genoemd) door een waanzinnig toeval de seriemoordenaar

op het spoor komen en hem arresteren. Ook het bezoek aan een verdachte (niet direct

belangrijk in de verhaallijn) berust op pure waanwijsheid.





De schrijfstijl schiet op meerdere gebieden tekort: Geeraerts’ beschrijving van

het verhoor is gezeur, hij ventileert teveel eigen gedachten in alledaagse opmerkingen,

hij gebruikt vervelende herhalingen, schrijft met teveel inbeelding, weet details niet van

de essentie te onderscheiden en plaatst zinloze voetnoten. Verder stelt Grobben dat

Geeraerts vertrouwen probeert te wekken door zinloze technische uitweidingen.





Ook Geeraerts’ kennis van het Nederlands heeft niet het niveau dat deze recensent

van een auteur verwacht: zijn taalgebruik en woordkeuze zijn niet altijd perfect en hij

gebruikt "kromme zinsconstructies", waarvan de recensent zelfs twee voorbeelden

letterlijk citeert.





Conclusie: Double-Face is geen literatuur, maar een schoolopstel van een slechts zeer

matige leerling.





Beoordeling van de recensie bij Double-Face.





De mening van de recensent dat Double-Face een buitengewoon slecht boek is van een

schrijver die schrijft als een zeer matige scholier delen wij niet. We erkennen de matige

verhaallijn, maar Geeraerts’ schrijfstijl en taalgebruik vinden we absoluut niet

storend.





De verhaallijn schiet inderdaad tekort. De manier waarop Vincke en Verstuyft de

seriemoordenaar op het spoor komen is buitengewoon ongeloofwaardig en het uit de lucht

vallende slot verbaasde ook ons. Het eerste deel van het boek, het deel van de jacht op de

seriemoordenaar, is vrij spannend, mede omdat Geeraerts ons inzicht geeft in de, altijd

cursief gedrukte, gedachten en daden van de dan nog niet geïdentificeerde moordenaar,

maar het tweede deel waarin ons speurdersduo versterkt met een Amerikaanse FBI-agent de

moordenaar verhoort is behoorlijk langdradig. Dat deel bestaat uit een uitgebreide

beschrijving van de psyche van een seriemoordenaar, welke slechts interessant is voor hen

die geïnteresseerd zijn in psychologie.





De kritiek van Grobben aangaande Geeraerts’ schrijfstijl vinden we niet terecht.

Naar onze mening is Double-Face gemakkelijk leesbaar. De recensent stoort zich blijkbaar

aan de vele herhalingen, maar we begrijpen absoluut niet waarop hij die kritiek baseert.

Geeraerts’ eigen, vaak kritische, mening over politiek België geeft het boek een

humoristisch aspect en past misschien minder in een misdaadroman, maar is zeker niet

storend. Bovendien ergeren Geeraerts’ gedetailleerde technische uitweidingen ons niet

zo, hoewel we kunnen begrijpen dat het grootste deel van de lezers waarschijnlijk niet zo

zit te wachten op een uiteenzetting van de constructie van een Honda Prelude. De

grammaticacorrector van de schrijver van dit boekverslag ging inderdaad over de rooie toen

hij de citaten van ‘kromme constructies’ te verwerken kreeg, maar volgens ons

moet de recensent niet op elke slak zout leggen.





De conclusie dat Double-Face geen literatuur is zullen wij niet bevestigen. Geeraerts

werkt immers zijn thema op een zodanige manier uit dat we Double-Face zeker tot de

literatuur willen rekenen. In zijn beschrijving van het verhoor van de dader schets hij

een op feiten gebaseerd profiel van de seriemoordenaar als product van onze maatschappij.

Met deze beschrijving stijgt Geeraerts toch duidelijk een eind boven het niveau van een

matig schoolopstel uit.

Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen