| 
   
 
 
 
 Jef Geeraerts, Double-Face
 
 
 
 
 
 Korte inhoud: 
 
 
 
 Jef Geeraerts start deze misdaadroman met het beschrijven van een lugubere vondst van
 een onthoofd vrouwenlichaam. De vinder, een vroege jogger, waarschuwt onmiddellijk de
 
 politie, die met politiehonden verschijnt. Deze honden ontdekken onder de heidegrond nog
 
 eens zes onthoofde vrouwenlichamen, alle in verschillende staat van ontbinding verkerend;
 
 een uitgebreid onderzoek wordt ingesteld
 
 
 
 
 Het speciale onderzoeksteam onder leiding van Eric Vincke ontdekt al snel een
 overeenkomst tussen de verschillende slachtoffers: allemaal hebben ze blond haar met een
 
 scheiding in het midden. In België blijken er acht vrouwen vermist te zijn die voldoen
 
 aan dit kenmerk. Een logisch vervolg van het onderzoek is dus om, aan de hand van de
 
 dossiers van de vermiste dames de zeven lijken te identificeren. Een achtste lijk
 
 ontbreekt nog.
 
 
 
 
 Na identificatie van de lichamen besluit Vincke tot het invullen van systematische
 vragenlijsten (zogenaamde VICAP-rapporten) die hij van zijn Amerikaanse collega en vriend
 
 Tom Kessler heeft gekregen. Wanneer Vincke hem om hulp vraagt en de vragenlijsten
 
 doorfaxt, legt Tom Kessler al snel de link met een zaak in Amerika die al een tijd
 
 openligt; vijf Amerikaanse slachtoffers voldoen aan dezelfde kenmerken als de Belgische en
 
 bovendien komt de modus operandi van de dader overeen.
 
 
 
 
 Vervolgens raadpleegt Vincke het bevolkingsregister om eventuele geïmmigreerde
 Amerikanen uit de staat Alabama (de staat waar de Amerikaanse slachtoffers vandaan komen)
 
 te vinden. Dit levert vier verdachten op, die alle vier aan een grondig onderzoek worden
 
 onderworpen.
 
 
 
 
 Het wordt Vincke en zijn collegae wel erg gemakkelijk gemaakt als Tom Kessler
 telefonisch mededeelt dat de FBI vijf vrouwenhoofden samen met het dode lichaam van de
 
 moeder van één van de vier verdachten heeft aangetroffen. Wanneer uit een DNA-onderzoek
 
 van bij de slachtoffers aangetroffen sperma blijkt dat beide seriemoorden dezelfde dader
 
 kennen, besteedt Vincke al zijn tijd en manschappen aan de opsporing van deze verdachte:
 
 Duncan Morris.
 
 
 
 
 Na een week van een weinig origineel onderzoek met opsporingsberichten op televisie en
 verspreiding van fotos is het onderzoeksteam eindelijk op de hoogte van Morris
 
 schuilplaats. Een wilde arrestatie zoals je die in Amerikaanse actiefilms ziet
 
 leidt tenslotte tot de aanhouding van de dader. Het verhoor kan beginnen
 
 
 
 
 Op dit moment verdwijnt de spanning uit het boek en houdt Geeraerts ons bezig met de
 psychologische beschrijving van de motieven van Duncan Morris. De 80 bladzijden die de
 
 ondervraging omvat vormen een gedetailleerde uitwerking van het thema, maar dragen aan het
 
 plot niets bij.
 
 
 
 
 Uiteindelijk pleegt Duncan Morris zelfmoord, nadat hij na een simpele
 ontsnappingspoging-à-la-Dutroux door Freddy Verstuyft was verwond.
 
 
 
 
 Titelverklaring: 
 
 
 
 De titel "Double-Face" is eenvoudig te verklaren. Double-Face duidt immers op
 de twee verschillende gedaanten waarin een seriemoordenaar zich profileert. Op zijn
 
 directe omgeving komt hij meestal over als een intelligent, alledaags persoon, hoewel zijn
 
 andere gedaante verschijnt op momenten dat zijn neiging tot doden naar boven komt. Op die
 
 momenten verliest de seriemoordenaar al zijn gevoel voor redelijkheid en wil alleen nog
 
 maar antwoord geven aan zijn innerlijke drang om te doden; zijn directe omgeving zou hem
 
 nooit meer herkennen als de die brave burger van weleer.
 
 
 
 
 Tijdens het verhoor kost het Kessler en Vincke veel moeite om de dader over zijn
 andere-ik te laten vertellen. Hiertoe blijkt hij alleen in staat als hij die
 
 andere gedaante ziet als een ander, een soort bekende van hem.
 
 
 
 
 Thema: 
 
 
 
 De seriemoordenaar als product van de maatschappij. 
 
 
 
 Hoewel Double-Face op het eerste oog een sappig misdaadverhaal lijkt, ligt de
 werkelijke waarde van het boek volgens ons in de beschrijving van het karakter van de
 
 seriemoordenaar. Het boek biedt voldoende informatie voor een wetenschappelijk essay over
 
 een serial-killer.
 
 
 
 
 Karl Marx zei ooit: "elke samenleving heeft het type misdaden dat aan haar
 innerlijke structuur beantwoord." De maatschappij, met name de Amerikaanse, lijkt
 
 voor veel mensen steeds ondraaglijker te worden. In Double-Face beschrijft Jef Geeraerts
 
 hoe razende consumptiedrang, de jacht op geld, succes en statussymbolen zo versneld en
 
 verhevigd, dat er bij sommige individuen enorme stress ontstaat tegen die samenleving. De
 
 reden van die stress is dat ze er niet in slagen de hoeveelheid succes en status te
 
 veroveren, waar ze recht op menen te hebben. De stress drijft personen tot wraakoefening
 
 tegen bepaalde symbolen van de samenleving. Tot die symbolen behoren o.a. de jonge,
 
 aantrekkelijke en succesrijke slachtoffers van Duncan Morris. Geeraerts kritiek op
 
 de Belgische maatschappij en zijn gedetailleerde beschrijving van de technische
 
 vooruitgang kun je met enig doordenken ook binnen het kader van dit thema plaatsen.
 
 
 
 
 Het thema van Double-Face is dus abstract.  
 
 
 
 Mottos: 
 
 
 
 Seriemoorden hebben diepe wortels. 
 
 
 
 Met andere woorden: de vrouw moet op het verkeerde moment op de verkeerde plek zijn.
 Dan komt de Modus Operandi vanzelf. De kwestie is, niet uit je rol te vallen.
 
 
 
 
 Iedereen heeft zijn motieven. Ook schurken. En hoe groter de schurk, des te
 interessanter de motieven.
 
 
 
 
 Deze mottos geven aan dat een individu niet zomaar besluit om een serie moorden
 te plegen. De diepe wortels geven aan dat de moordlust die de seriemoordenaar
 
 kent diepe oorzaken heeft en dat zijn moordlust, vaak als afzetting tegen de samenleving,
 
 langzamerhand groeit. De interessante motieven geven aan dat het karakter van
 
 een seriemoordenaar zeer complex is en de rol duidt op het feit dat een
 
 seriemoordenaar twee rollen kent: één als ogenschijnlijk brave burger en één als
 
 gruwelijk product van de maatschappij.
 
 
 
 
 Karakters hoofdfiguren: 
 
 
 
 Duncan Morris: 
 
 
 
 Het thema van dit boek wordt uitgediept aan de hand van deze even intelligente als
 krankzinnige persoon. Zijn karakterstructuur is zeer complex: het boek besteedt zes
 
 bladzijden aan zijn psychologisch profiel zoals dat is opgesteld door een professor van de
 
 universiteit van Birmingham, Alabama.
 
 
 
 
 In zijn jeugd onderscheidde Duncan zich al van zijn leeftijdsgenoten. Vaak trok hij
 zich in zichzelf terug. Hij wilde altijd gelijk krijgen, maar verloor nooit de controle
 
 over zijn reacties. Nadat hij door zijn moeder ongeproportioneerd streng werd gestraft na
 
 geslachtsgemeenschap met een oudere vrouw, verloor hij de controle en veranderde in een
 
 gewelddadig persoon. In de gevangenis deed hij een poging tot zelfmoord nadat hij daar
 
 drie keer seksueel was misbruikt. Na zijn vrijlating leefde hij op de hoeve van zijn
 
 moeder een ogenschijnlijk teruggetrokken leven.
 
 
 
 
 Morris heeft echter de neiging zijn emoties te dramatiseren, gepaard met roekeloosheid
 in woord en daad. Daarnaast wil hij alles in de hand houden om niet het idee te hebben te
 
 mislukken. Hij misprijst zijn omgeving, hoewel hij dat niet aan anderen laat merken.
 
 Duncan is enigszins laf te noemen. Hij zet een masker van normaliteit op dat bijzonder
 
 moeilijk is te doorgronden in het verhoor. Ook fantaseert hij over rijkdom, schoonheid,
 
 beroemdheid en almacht.
 
 
 
 
 Het motief voor zijn serie moorden (woordspelinkje) is de haat die hij voelt tegen de
 werkelijkheid van de maatschappij en in het bijzonder tegen zijn moeder, die hij als
 
 oorzaak ziet van zijn eigen mislukken.
 
 
 
 
 Eric Vincke: 
 
 
 
 Deze lange, slanke, gebruinde man met donker haar is de chef van de afdeling moordzaken
 en drugs van de Antwerpse Gerechtelijke Politie. Zijn functie in het verhaal is dat hij
 
 belast is met de dagelijkse leiding van het onderzoeksteam dat de mogelijke seriemoord
 
 onderzoekt. Eric Vincke is goed bevriend met inspecteur Freddy Verstuyft. Ondanks dat
 
 Verstuyft zijn mindere is, behandelt hij hem volkomen gelijkwaardig. Vincke is een geboren
 
 politieman die zich ontzettend kan ergeren aan het bureaucratische Belgische
 
 rechtssysteem. Hij hecht veel waarde aan stijl en klasse, macho-opmerkingen over een naakt
 
 onthoofd vrouwenlichaam kan hij moeilijk verdragen. Verder is Vincke vrij gevoelig:
 
 bezoekjes aan de autopsiezaal laat hij graag aan zijn collegas over. Het karakter
 
 van Vincke verandert niet tijdens het verhaal: het is een gesloten karakter.
 
 
 
 
 Freddy Verstuyft: 
 
 
 
 Deze stevige, blonde assistent van Vincke is degene die Duncan Morris arresteert.
 Ondanks dat hij volgens Vincke een creatieve, briljante geest mist vormen ze samen wel een
 
 uiterst sterk team. Vincke kan echt alles aan Verstuyft overlaten, omdat Verstuyft altijd
 
 goed werk aflevert. Hij gedraagt zich soms als een macho: vuurwapens, snelle wagens en
 
 seks beheersen een belangrijk deel van zijn leven. Ook dit karakter is gesloten.
 
 
 
 
 Substituut Dubois: 
 
 
 
 Deze kleine, mediageile procureur des Konings speelt niet echt een belangrijke rol in
 het verhaal, maar omdat hij duidelijk de door Geeraerts zo bekritiseerde bureaucratie
 
 symboliseert is zijn naam toch de moeite van het noemen waard. Hij heeft de algemene
 
 leiding over het onderzoeksteam en werkt Vincke enorm tegen met zijn persconferenties. Hij
 
 is behalve incapabel ook onzeker en mensenschuw, dus niet te vertrouwen in zijn
 
 machtspositie.
 
 
 
 
 Tom Kessler: 
 
 
 
 Deze vlotte en intelligente Amerikaan is behalve hoogleraar Behavorial
 Psychology ook een voortreffelijk politieman. Tom Kessler is degene die de link
 
 tussen de Belgische seriemoorden en die in Amerika legt. Zodoende staat hij aan de basis
 
 van de oplossing van de seriemoorden. Wanneer Duncan Morris is gearresteerd komt Tom uit
 
 Amerika over om hem te verhoren. Kessler beschikt over de eigenschap zijn gedachten
 
 verbaal perfect weer te geven en heeft een haast vrouwelijk inzicht in de menselijke
 
 psyche. Het verhoor van Morris pakt hij uiterst systematisch en geduldig aan. Zijn
 
 karakter verandert niet tijdens het verhaal.
 
 
 
 
 Motieven: 
 
 
 
   
 
 
 
 Kritiek op de Belgische maatschappij en met name de Belgische justitie. 
 
 
 
 Dit doorlopend motief komt op verschillende manieren naar voren: allereerst door
 Geeraerts voortdurende kritiek op de Belgische justitie, die volgens hem wordt
 
 gekenmerkt door voortdurende rivaliteit tussen de verschillende apparaten. Het
 
 gerechtsapparaat is verouderd en wordt steeds meer beheerst door politieke
 
 machtsverhoudingen. De Belgische bevolking wordt een te nonchalante houding verweten. De
 
 passage waarin een getuige zich pas na vier dagen meldt omdat hij op vakantie was en
 
 aldaar niemand wilde "storen" symboliseert deze nonchalance.
 
 
 
 
 Werkwijze van de FBI. 
 
 
 
 Het kan niet anders of Jef Geeraerts heeft enorm veel respect voor deze Amerikaanse
 organisatie, welke volgens hem veel beter is georganiseerd dan de Belgische Opsporing
 
 Brigade. Zoals de omslag vermeld heeft Geeraerts ook medewerking gekregen van een FBI
 
 onderdeel dat gespecialiseerd is in serial-killing. Het is dan ook niet toevallig dat Tom
 
 Kessler, Vinckes Amerikaanse collega, precies bij dat onderdeel werkt. De werkwijze van de
 
 FBI wordt uit de doeken gedaan aan de hand van de VICAP-rapporten.
 
 
 
 
 De goed georganiseerde FBI vormt in dit verhaal een duidelijke tegenstelling met de
 Belgische Rijkswacht die een speeltje van de politiek is. De uiteindelijke oplossing van
 
 de moorden komt dan ook uit Amerika.
 
 
 
 
   
 
 
 
 Karaktertekening van de seriemoordenaar. 
 
 
 
 Uit de gedetailleerde karaktertekening die de auteur in dit boek schets blijkt dat hij
 veel van het thema weet. Deze karakterbeschrijving komt regelmatig in het verhaal naar
 
 voren, meestal op de momenten dat Eric Vincke bij zijn Amerikaanse collega om raad vraagt
 
 en vervolgens zijn kennis overbrengt op zijn kameraden in het opsporingsteam.
 
 
 
 
   
 
 
 
 Technische detaillering.  
 
 
 
 Ook in deze roman kan Geeraerts het niet laten om nu en dan eens flink uit te wijden
 over technische aspecten van bijvoorbeeld de nertsbruine metallic Honda Prelude
 
 zestienklepper met rallybanden van Eric Vincke of de uitrusting van de
 
 bestormingscommandos die assistentie verleenden bij de arrestatie van Duncan Morris.
 
 De uitgebreide uiteenzetting maakt duidelijk dat onze samenleving in staat is hypermoderne
 
 hulpmiddelen kan produceren. De snelheid waarmee de maatschappij op de deze manier
 
 verandert bezorgt seriemoordenaars een minderwaardigheidscomplex, met gruweldaden om zich
 
 tegen de samenleving af te zetten tot gevolg.
 
 
 
 
 Invloed van de media op de maatschappij. 
 
 
 
 De media spelen een belangrijke rol in dit verhaal: enerzijds door de sensationele
 wijze waarop ze berichten over de gruweldaden, anderzijds door hun rol in het bereiken van
 
 eventuele getuigen. De nonchalante Belgische bevolking laat zich gemakkelijk door de
 
 media, die vaak uit louter politieke overwegingen handelen, beïnvloeden. Eric Vincke
 
 ergert zich regelmatig aan de media; als De Nieuwe Gazet een foto van het onthoofde lijk
 
 dat als eerste werd gevonden op de voorpagina plaatst slaan bij hem de stoppen bijna door.
 
 
 
 
 
 
 Perspectief: 
 
 
 
 Het hele verhaal wordt verteld in het auctoriale perspectief. De verteller is in
 principe alwetend, hij geeft commentaar en extra informatie (vaak in de vorm van
 
 voetnoten) en ironiseert vaak, zoals we al aangaven in de motieven. De verteller
 
 manifesteert zich niet nadrukkelijk als persoon, maar vooral de subjectieve manier van
 
 vertellen verraadt dat we hier te maken hebben met het auctoriale perspectief.
 
 
 
 
 In het eerste deel van het boek, het deel van de jacht op de nog niet geïdentificeerde
 dader, vertelt de schrijver ons op twee verschillende manieren over de gebeurtenissen. In
 
 de beschrijving van de gebeurtenissen rondom het opsporingsteam blijft hij redelijk
 
 afstandelijk: extra informatie compenseert hier het nalaten van een duidelijke
 
 beschrijving van de gevoelens van de leden van het opsporingsteam. In het beschrijven van
 
 de gebeurtenissen die zich afspelen rondom de dader krijgt de lezer een goed inzicht in de
 
 gedachten en gevoelens van de dader ondanks het feit dat deze situaties in het auctoriale
 
 perspectief zijn verteld.
 
 
 
 
 In het tweede deel, het deel van het verhoor, krijgt de lezer een goed inzicht in de
 motieven van de dader. Geeraerts informeert zijn lezers zowel indirect (in de vorm van
 
 vragen van de rechercheurs) als in het ik-perspectief over de denkwijze van de dader.
 
 
 
 
 Ruimte: 
 
 
 
 Het verhaal speelt zich af in de omgeving van Antwerpen, een enkel uitstapje naar
 Brussel of een terugwijzing naar Amerika daargelaten. In het algemeen speelt de ruimte
 
 geen rol in het verhaal. Hooguit kun je een verband leggen tussen de eenzame heide waar de
 
 dader zijn slachtoffers begroef en de geestesgesteldheid van deze persoon. Een kenmerk van
 
 de seriemoordenaar als product van de maatschappij is namelijk dat hij zich door de
 
 snelle wereld voelt buitengesloten en zich dus in zichzelf terugtrekt.
 
 
 
 
 Uit het verhoor blijkt wel dat de ruimte een belangrijke invloed kan hebben op het doen
 en laten van een seriemoordenaar: Duncan zette zich af tegen die ruimte en trok zich terug
 
 in zichzelf.
 
 
 
 
 Tijdverloop: 
 
 
 
 Het verhaal speelt zich af in de periode van 4 augustus 1990 tot en met 31 augustus van
 hetzelfde jaar. De periode die verstrijkt omvat dus 4 weken. Op een enkele herinnering van
 
 de dader aan het verleden na is het verhaal chronologisch verteld. Legio vooruitwijzingen
 
 in de vorm van de situatiebeschrijving van de nog niet geïdentificeerde dader (hij doet
 
 namelijk dingen die het onderzoeksteam in de toekomst zal constateren en moeten bewijzen)
 
 doorbreken de chronologie niet, maar maken het verhaal extra spannend. De enkele
 
 terugwijzingen naar zijn jeugd lichten zijn motieven toe en verklaren aldus gedeeltelijk
 
 zijn daden.
 
 
 
 
 Afloop: 
 
 
 
 Stikt genomen moeten we de laatste 80 bladzijden, de bladzijden waarop Geeraerts het
 verhoor van de dader beschrijft, als afloop beschouwen. Dit verhoor plaats namelijk het
 
 verhaal in het kader van het thema nadat de dader van de seriemoord is gevonden. De naam
 
 Afloop doet echter deze passage tekort; vooral door dit deel onderscheidt
 
 Double-Face zich namelijk van de simpele lectuur.
 
 
 
 
 Tijdens dit verhoor krijgt de lezer inzicht in de motieven van de dader en inzicht in
 de psychologische kenmerken van een seriemoordenaar.
 
 
 
 
 Geeraerts sluit zijn misdaadroman af met de simpele ontsnapping van de dader uit de
 handen van twee rijkswachters die hem naar het toilet begeleidden. De dader mocht alleen
 
 niet lang van zijn vrijheid genieten: nadat hij door vijf kogels uit de revolver van
 
 Freddy Verstuyft is getroffen berooft hij zichzelf met een keelschot van het leven.
 
 Wellicht is de dood de enige oplossing voor iemand die door de samenleving psychisch in
 
 dergelijke mate is aangetast dat hij overgaat tot het vernietigen van die samenleving.
 
 
 
 
 Genre: 
 
 
 
 Double-Face is duidelijk een psychologische misdaadroman. Het boek handelt immers de
 eerste 200 bladzijden over het oplossen van een seriemoord, een zeer gruwelijke misdaad.
 
 Verder krijgt, zoals in dit verslag al wel vaker vermeld, het karakter van de
 
 seriemoordenaar veel aandacht, zodat ook de achtergronden van deze soort misdaad aan de
 
 orde komen. Vooral door het laatste deel van het boek verdient Double-Face het voorvoegsel
 
 psychologisch.
 
 
 
 
 Recensie bij Double-Face. 
 
 
 
 Bron: Knack 
 
 
 
   
 
 
 
 Publicatiedatum: 14-11-1990 
 
 
 
   
 
 
 
 Recensent: Jos Grobben 
 
 
 
 Zoek de serieschrijver. 
 
 
 
 Jef Geeraerts jaarlijkse hersenspinsel moet in niets onderdoen voor zijn vroegere
 thrillers.
 
 
 
 
 Double-face is geen literatuur. Het is een schoolopstel. Van een slechts zeer matige
 leerling. Double-face is geen thriller, maar een klungelige dissertatie over een serial
 
 killer, een seriemoordenaar dus. Het heeft nauwelijks iets met een boek te maken, want de
 
 auteur heeft geen kaas gegeten van taal, kan de essentie niet onderscheiden van details en
 
 weet geen zinnige verhaallijn te bedenken. En dat geeft uiteindelijk een knap vervelend
 
 opstel.
 
 
 
 
 Waarover heeft Jef Geeraerts het in zijn laatste broedsel? Over de avonturen van zijn
 speurdersduo Vincke en Verstuyft die op jacht gaan naar een psychopaat, een Amerikaanse
 
 seriemoordenaar die in het Antwerpse toeslaat, maar er ook bij hem thuis wel pap van lust.
 
 En door een waanzinnig toeval komen de Two Ronnies van Geeraerts het beest op het spoor en
 
 klissen het.
 
 
 
 
 Doek? Helaas niet, want zie, Geeraerts komt nu pas goed op dreef. Bijna honderd
 bladzijden lang kletst hij een eind weg over de motieven van de moordenaar, diens
 
 gespletenheid, de psychologische worstelingen bij het verhoor. Het gezeur wordt één keer
 
 onderbroken en in dat hoofdstukje ventileert de schrijver een paar eigen, neurotische
 
 beelden over de ideale vrouw ("Intelligent, mooi, kerngezond, sensueel, met gouden
 
 handen, genoeg geld en een aangenaam karakter") over vestimentaire uitrusting
 
 ("Draagt ze ondergoed van La Perla?"), Belgische politici in het algemeen
 
 ("vuile makelaars") en Paul van den Boeynants in het bijzonder ("
een
 
 schurk van het zuiverste water
 zijn beste vrienden zijn wapenhandelaars en
 
 drugsmokkelaars
 diezelfde slager zat in het comité dat de ultrarechtse staatsgreep
 
 voorbereidde"), over perestrojka, de Amerikaanse samenleving en zoveel andere
 
 aangelegenheden, die hij in zakken platitudes verpakt.
 
 
 
 
 Er is echter ook iets zeer intrigerends aan Double-Face. De lezer kan slechts met de
 allergrootste moeite uitmaken wat het meest ergerlijke is in dit boek: de taal, de
 
 gebrekkige zinsbouw, de totale afwezigheid van een deugdelijk plot, het oeverloos gekakel
 
 van de speurders, de vervelende herhalingen of het eindeloos pedante van de auteur.
 
 
 
 
 Minetten. Naar goede gewoonte, werkt Geeraerts in dit opstel met voetnoten. Ze
 verwijzen vooral naar zijn vroegere boeken. Eentje zegt kort en krachtig: "Echt
 
 waar" en hangt aan de zin "Toen Vincke die ochtend om acht uur vierentwintig,
 
 het officiële aanvangsuur van de dienst
" Gesnapt, onbenul van een lezer?
 
 Flikken beginnen op dat bizarre uur echt te werken. Een andere meldt ten behoeve van
 
 "Nederlandse lezers" dat "minetten" hetzelfde is als beffen. Geeraerts
 
 had dat volk beter ook eens uitgelegd wat bijvoorbeeld "een veerkrachtige
 
 souplesse" is, "Brussel Nationaal" (gewoon Zaventum, dus) of wat een
 
 Hollander zich moet voorstellen bij een "christen-democratische gezinswoningbouw van
 
 onze welvaartsstaat".
 
 
 
 
 In dezelfde moeite kon hij zich verontschuldigen voor zijn gebrekkig Nederlands
 (doorgaan als hij wil zeggen: plaatshebben, stroomvertraging als het stroomverlamming
 
 hoort te zijn) en zijn kromme constructies.
 
 
 
 
 Een staaltje: "Het schaduwteam met codenaam Alfa in de donkerblauwe Renault
 "valstrikbestelwagen" van de elektriciteitsfirma Electrostar, Wilrijk, die
 
 vlakbij het kantoorgebouw van Honeywell Bull op het Franklin Rooseveltplein stond
 
 geparkeerd, bestond uit eerstaanwezend inspecteur Jan Dhondt, een rustige,
 
 zwaargebouwde, kalende veertiger met een bleek gezicht en een bril, die er ondanks zijn
 
 grijze overall uitzag als een ambtenaar van Financiën."
 
 
 
 
 Of nog: "Het sperma aangetroffen in de anus van Nadine Faes is bloedgroep B min
 evenals het sperma op het ondergoed nogal zeldzame bloedgroep schijnt het daarentegen is
 
 de bloedgroep van de zelfmoordenaar AB plus voila hebben we tenminste een been om op te
 
 staan zoals meneer Verstuyft altijd zegt."
 
 
 
 
 Zelfs uit de mond van een onderzoeksrechter die de gewoonte heeft "in zinnen
 zonder punten of kommas te praten", blijft dit nonsens.
 
 
 
 
 Om te bewijzen dat hij de materie heel goed onder de knie heeft, kladdert Geeraerts met
 zinloze, technische uitweidingen (bijvoorbeeld negen bladzijden verslag van een
 
 forensische psycholoog). Zoiets moet vertrouwen wekken. De auteur blaast dat laagje vernis
 
 echter weer vakkundig op door de ene ongeloofwaardigheid op de andere te stapelen. Het
 
 toeval van de ontdekking van de seriemoordenaar, zeg maar, of het bezoek van de Two
 
 Ronnies met aanhang bij een verdachte. Doodleuk schuift het team daar aan bij een
 
 spetterende barbecue en een passant duikt één van hen ook nog de koffer in met een
 
 kirrende negerin. Wat een politieman al niet lijden kan.
 
 
 
 
 Geeraerts glijdt ook uit als hij zijn Eric Vincke het pakje van vrijgevochten,
 avontuurlijke bourgeois wil aanmeten. Zon yuppie rijdt bijvoorbeeld niet in een
 
 "nertsbruine metallic Honda Prelude zestienklepper met rallybanden", maar
 
 minstens in een BMW en hij scheurt niet "met negentig per uur" door de tunnels
 
 van Brussel, wel met minimaal honderdveertig op teller.
 
 
 
 
 De covertekst van Double-Face meldt apetrots dat Geeraerts de hulp kreeg van de
 "Behavioral Sciences Unit van de FBI Academy te Quantico, Virginia, gespecialiseerd
 
 in serial murders." De hulp van een eindredacteur met enige kennis van het Nederlands
 
 en een onvermoeibare Deletetoets op zijn tekstverwerker was beter geweest.
 
 
 
 
 Samenvatting van de recensie bij Double-Face. 
 
 
 
 De titel en ondertitel maken al duidelijk dat de recensent Jos Grobben geen hoge dunk
 heeft van Jef Geeraerts. Tijdens het lezen van de hele recensie wordt deze
 
 veronderstelling voortdurend bevestigd. Jos Grobben ziet duidelijk geen enkele positief
 
 element in Geeraerts Double-Face. Achtereenvolgens kraakt hij de verhaallijn,
 
 Geeraerts schrijfstijl en zijn kennis van de Nederlandse taal af.
 
 
 
 
 De verhaallijn vindt Jos Grobben niet goed omdat Vicke en Verstuyft (door Grobben
 constant de "Two Ronnies" genoemd) door een waanzinnig toeval de seriemoordenaar
 
 op het spoor komen en hem arresteren. Ook het bezoek aan een verdachte (niet direct
 
 belangrijk in de verhaallijn) berust op pure waanwijsheid.
 
 
 
 
 De schrijfstijl schiet op meerdere gebieden tekort: Geeraerts beschrijving van
 het verhoor is gezeur, hij ventileert teveel eigen gedachten in alledaagse opmerkingen,
 
 hij gebruikt vervelende herhalingen, schrijft met teveel inbeelding, weet details niet van
 
 de essentie te onderscheiden en plaatst zinloze voetnoten. Verder stelt Grobben dat
 
 Geeraerts vertrouwen probeert te wekken door zinloze technische uitweidingen.
 
 
 
 
 Ook Geeraerts kennis van het Nederlands heeft niet het niveau dat deze recensent
 van een auteur verwacht: zijn taalgebruik en woordkeuze zijn niet altijd perfect en hij
 
 gebruikt "kromme zinsconstructies", waarvan de recensent zelfs twee voorbeelden
 
 letterlijk citeert.
 
 
 
 
 Conclusie: Double-Face is geen literatuur, maar een schoolopstel van een slechts zeer
 matige leerling.
 
 
 
 
 Beoordeling van de recensie bij Double-Face. 
 
 
 
 De mening van de recensent dat Double-Face een buitengewoon slecht boek is van een
 schrijver die schrijft als een zeer matige scholier delen wij niet. We erkennen de matige
 
 verhaallijn, maar Geeraerts schrijfstijl en taalgebruik vinden we absoluut niet
 
 storend.
 
 
 
 
 De verhaallijn schiet inderdaad tekort. De manier waarop Vincke en Verstuyft de
 seriemoordenaar op het spoor komen is buitengewoon ongeloofwaardig en het uit de lucht
 
 vallende slot verbaasde ook ons. Het eerste deel van het boek, het deel van de jacht op de
 
 seriemoordenaar, is vrij spannend, mede omdat Geeraerts ons inzicht geeft in de, altijd
 
 cursief gedrukte, gedachten en daden van de dan nog niet geïdentificeerde moordenaar,
 
 maar het tweede deel waarin ons speurdersduo versterkt met een Amerikaanse FBI-agent de
 
 moordenaar verhoort is behoorlijk langdradig. Dat deel bestaat uit een uitgebreide
 
 beschrijving van de psyche van een seriemoordenaar, welke slechts interessant is voor hen
 
 die geïnteresseerd zijn in psychologie.
 
 
 
 
 De kritiek van Grobben aangaande Geeraerts schrijfstijl vinden we niet terecht.
 Naar onze mening is Double-Face gemakkelijk leesbaar. De recensent stoort zich blijkbaar
 
 aan de vele herhalingen, maar we begrijpen absoluut niet waarop hij die kritiek baseert.
 
 Geeraerts eigen, vaak kritische, mening over politiek België geeft het boek een
 
 humoristisch aspect en past misschien minder in een misdaadroman, maar is zeker niet
 
 storend. Bovendien ergeren Geeraerts gedetailleerde technische uitweidingen ons niet
 
 zo, hoewel we kunnen begrijpen dat het grootste deel van de lezers waarschijnlijk niet zo
 
 zit te wachten op een uiteenzetting van de constructie van een Honda Prelude. De
 
 grammaticacorrector van de schrijver van dit boekverslag ging inderdaad over de rooie toen
 
 hij de citaten van kromme constructies te verwerken kreeg, maar volgens ons
 
 moet de recensent niet op elke slak zout leggen.
 
 
 
 
 De conclusie dat Double-Face geen literatuur is zullen wij niet bevestigen. Geeraerts
 werkt immers zijn thema op een zodanige manier uit dat we Double-Face zeker tot de
 
 literatuur willen rekenen. In zijn beschrijving van het verhoor van de dader schets hij
 
 een op feiten gebaseerd profiel van de seriemoordenaar als product van onze maatschappij.
 
 Met deze beschrijving stijgt Geeraerts toch duidelijk een eind boven het niveau van een
 
 matig schoolopstel uit.
 |