Boekverslag : Hugo Claus - De Geruchten
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 4806 woorden.

Primaire gegevens van het gelezen werk:

Auteur: Hugo Claus

Titel: De Geruchten

Ondertitel:

Opdracht:

Motto:

Verschenen in: 1996

Uitgever: De Bezige Bij

Aantal pagina’s: 220

Verwachtingen vooraf:



Informatie over de auteur:

Hugo Claus werd geboren op 5 april 1929 in Brugge, België. Hij was de oudste van 4 broers. Hij werd vanaf zijn achttiende maand in een kostschool gezet. Hij leefde met tucht en voorschriften, alleen in lectuur kon hij zijn emoties kwijt. Na de bevrijding ging hij in Gent wonen en werd schilder, acteur en beeldhouwer aan de kunstacademie in Gent. In die periode verschenen zijn eerste 2 poëziealbums. Hugo Claus verbleef een tijd in Oostende en ging toen met de actrice Elly Overzier naar Parijs en vervolgens naar Rome, omdat Elly in Frankrijk en Italië enkele rollen moest spelen. In 1955 trouwden zij met elkaar.

De Metsiers was toen al verschenen. Claus heeft deze roman geschreven toen hij nog maar 19 jaar oud was, in ongeveer één maand en om een weddenschap. Hij zond dit boek naar Leo J. Krijnprijs en kreeg meteen een bekroning voor het gebruik van het meervoudige vertelperspectief. Hoewel hij meteen werd erkend als een literair ‘wonderkind’, kwamen er ook negatieve reacties over de inhoudelijke aspecten van het boek als incest en inteelt.

Na de jaren ’50 heeft de productie voor Hugo Claus niet meer stil gestaan. Het ene boek na het andere verscheen. In 1970 vestigde Hugo zich in Amsterdam, hij had er een twee jaar durende verhouding met een andere actrice.

Dit zijn enkele prijzen die Hugo in de wacht sleepte: 4 staatsprijzen voor toneel, één staatsprijs voor poëzie en één voor proza, de driejaarlijkse Henriëtte Ronaldholst Prijs voor het gehele toneelwerk. De cultuurprijs van de stad Gent en de Constant Huygensprijs van de Jan Campertstichting.



Enkele boeken van zijn hand zijn:

- De Hondsdagen (1952)

- De Koele Minnaar (1956)

- Omtrent Deedee (1963)

- Schaamte (1972)

- De Verzoeking (1981)

- Het Verdriet Van België (1983)

- De Geruchten (1996)

- De Koele Minnaar (2000)



Hugo Claus hanteert over het algemeen steeds dezelfde stijl, zelfs thema. Hij aarzelt niet om binnen te dringen in de geest van de persoon in focus, maar blijft anderzijds zijn relaas in de derde persoon doen. De geruchten (1996), een parabel over de hypocriete bekrompenheid in Vlaanderen, sluit aan op eerdere thematiek van Claus. De Geruchten is een streekroman. Hij heeft een zeer meeslepende, eigen interpretatie van De Verloren Zoon gegeven.

Claus gebruikt ook vele verwijzingen naar de bijbel en de Griekse mythologie.



Samenvatting van de inhoud:

In De Geruchten keert René Catrijsse, deserteur in een koloniale oorlog, begin jaren zestig terug naar zijn Vlaams geboortedorp. Zijn komst verwekt een reeks mysterieuze incidenten. Twintig jaar later vertelt -Onvoltooid verleden- de broer van René Catrijse, Noël, aan een geheimzinnige ex-politiecommissaris zijn gruwelijk sprookje van schuld en liefde.

Drie jaar nadat René Catrijsse als soldaat uit zijn ouderlijke woning in Alegem vertrokken is, keert hij plotseling terug. Zijn ouders, Dolf en Alma, herkennen hem niet meer als hun zoon.

Dolf is niet blij dat zijn zoon terug is, hij is bang voor hem. René zegt vrijwel niets, slaapt veel en staart apathisch voor zich uit. Niemand mag weten dat hij terug is in het dorp, maar met de klanten die in hun drankwinkel komen is dat onmogelijk. De hond van Félicien merkt als eerste de aanwezigheid van René. René knijpt het beest haast fijn, blaast hem zijn adem toe, maar laat hem toch gaan. Félicien merkt aan zijn hond dat René weer terug is en vertelt dit aan de gasten van café “De Doofpot” (de naam Doofpot is niet zomaar gekozen door de auteur, meer uitleg bij de motieven en symboliek).

Na enkele dagen is heel het dorp op de hoogte van de terugkomst van René (hier benadrukt de auteur die mentaliteit van roddels in dat dorp).

Als Noël terugkomt van zijn werk en ziet dat zijn broer terug is, praat hij honderduit (heel veel praten) tegen hem. René zegt echter niets terug. Als Noël de rug van René ziet, schrikt hij zich dood. De rug zit vol bulten en over die bulten zit een netwerk van ongenezen kerven.

Noël lijdt sinds een fietsongeluk aan concentratie- en geheugenstoornis. Hij is verliefd op Julia Rombouts, ook zij mag hem graag. Haar ouders verbieden haar hem nog te zien, hij is te min voor hun dochter en hun familie.

Diep in de nacht staat René op en loopt naar het Letebos waar hij met Charlie heeft afgesproken. Charlie is een mededeserteur en vriend. Ze zijn van plan naar Oostende te rijden om de Kap te ontmoeten, hun bevelhebber in Kongo, die ook gedeserteerd is.

De eerste dode in het dorp na de komst van René is de hond van Félicien (hij was als het ware besmet door René). Al snel volgen er meer. De tweede is Fernand, de knecht van de school, de derde de postbode. Na hem sterft Lucie. Hubert van Hoof, correspondent van “Het Belang”, is nieuwsgierig en gaat naar het Letebos. Daar ziet hij René die in een jeep ligt te slapen. Dan verschijnt Charlie en doodt Hubert van Hoof met een koekenpan (dit is niet de enige moord op Charlie's geweten!).

In het dorp wordt over niets anders meer gepraat dan over de sterfgevallen, die men typeert als een “blauwe builenpest” (er is opzettelijk geen duidelijkheid over de oorzaak hiervan, om spanning te wekken).

Steeds meer mensen mijden de winkel van Dolf en Alma. Op een morgen is de winkel besmeurd met hakenkruizen. Deze hakenkruizen doen Alma weer denken aan haar oorlogsverleden. Ze is in de oorlog namelijk verpleegster in het Duitse leger geweest. Daar heeft ze een Duitsgezinde Vlaamse arts ontmoet, “Hèm”, met wie zij een korte maar heftige relatie had. Ze is zwanger van hem geworden en heeft een zoon van hem gebaard, René.

E.H. Lamantijn, de pastoor, is er achter gekomen dat René aan een besmettelijke ziekte lijdt. In zijn zondagpreek laat hij dit doorschemeren. Na de preek doet de pastoor een stap naar achteren en valt dood neer.

De situatie voor Alma wordt steeds nijpender. Zij en Dolf hebben geen inkomsten meer. Ten einde raad besluit ze om naar “Hèm” te gaan. Ze vraagt hem zijn invloed uit te oefenen om “de honden”, vooral oud-commissaris Blaute, van René weg te houden.

Julia komt Noël ophalen voor een ritje op haar Vespa. René zegt dat ze als geroepen komt en springt achterop. Ze brengt hem naar meester Arsène met wie hij een gesprek voert. Na dit gesprek vertrekt René. In de berm van het kanaal ontmaagdt René Julia, die de vrijpartij als een romantisch samenzijn ziet (nadruk op naïef gedrag). Ze mag hierover niets zeggen tegen Noël “Wij” horen dat Michel Pessor is overleden, 30 jaar oud. In “De Doofpot” vindt men het een schandaal dat niemand iets tegen de aanstichter van alles onderneemt, niet het gerecht, gouvernement, douane. Er is geen rechtvaardigheid meer in België (verwijzing naar het hoofdthema, zij ondernemen zelf ook niets, kunnen enkel bekritiseren).

Op een dag wordt Adhemar, de knecht van senator De Cantillon, dood aangetroffen temidden van de lijkjes van de nertsen. In het kasteel van De Cantillon wordt een vergadering gehouden waarin wordt besloten dat de bron van het kwaad drooggelegd moest worden. Blaute moet voor de praktische afwerking zorgen.

Op de tiende dag dat René samen met Julia de dag doorbrengt in een hotel in de duinen, ontvangt René een gecodeerde brief van de Kap. In de brief vraagt de Kap om hem te ontmoeten op het schip “Marina” om acht uur om de opbrengsten van de diamanten te verdelen. Tijdens de bijeenkomst vraagt de Kap waarom zijn moeder een brief heeft geschreven naar Henri Spaak, waarin zij schrijft dat haar zoon niets mag overkomen, omdat zij anders “zekere personaliteiten” in het gedrang kan brengen. René antwoordt in alle eerlijkheid niets van de brief te weten. De Kap zegt dat hij gehoord heeft dat René tot alles in staat is omdat hij niet meer wil leven. Dan zegt hij: “Dieu le veut” en snijdt René met een jachtmes de keel af (“dieu le veut” is een typisch motief die Kap beschrijft en ondersteunt, hij denkt zich zo te rechtvaardigen).

Professor Maereback heeft het virus geïdentificeerd en onschadelijk weten te maken. De verschijnselen zijn verdwenen. Het dorp is gered.

In een soort epiloog geven de cafégangers wetenswaardigheden over het leven van enkele personen. Zo is Noël met Alice getrouwd (Alice die de verpersoonlijking uitbeeldde van iemand die zich niet gelukkig voelt. Die denkt dat ze op de tweede plaats komt, na haar zus). Julia is naar Amsterdam verhuisd. Alma moet verhuizen omdat de brouwer de drankenhandel aan zijn neef wil overlaten. In de slotzin richten zij zich tot de lezer: “Weet ge wat, stuur Alma eens een ansichtkaartje. Dat doet altijd plezier”.



Opbouw:

Het verhaal bestaat uit verschillende onderdelen. Het is geen doorlopende tekst. De roman is gebouwd op korte scènes met een wisselend en aan verschillende personages gebonden perspectief. De korte hoofdstukjes krijgen meestal als titel de naam van de persoon uit wiens standpunt alles beschreven wordt. Deze persoon staat dan centraal en maakt de lezer deelgenoot van de gebeurtenissen, gevoelens en herinneringen, zo krijg je verschillende visies en gedachtengangen te lezen, een verschillend beeld op de gebeurtenissen. Ook is er sprake van spiegeling. Er keren gebeurtenissen en personages terug in een andere ruimte, zo creëert Claus een verschillend beeld op de gebeurtenissen. De lezer kan zo nagenoeg toch objectief het verhaal volgen. Het personage “Wij” stelt de klanten voor uit De Doofpot, deze mensen staan voor het volk die algemene,bekrompen en op geruchten gebaseerde commentaar geeft. Ze geven ook op de laatst bladzijdes van het boek het verloop van de levens van de andere personages. Aan het eind van het boek vertellen de cafégangers van de Doofpot in een soort epiloog hoe het verhaal verder is gegaan, zodat je aan het slot geen vragen meer hebt. De slotzin is rechtstreeks tot de lezer gericht.



Tempo of ritme:

Het is een traag tempo, de personages gaan uitvoerig de situaties of personen beschrijven zodat er sprake is van vertraging. Ook het gebruik van flashbacks gaat die richting uit.

Er wordt spanning opgewekt door kennisachterstand. We weten niet wat René heeft meegemaakt en waarom hij hierdoor problemen heeft met de samenleving- zowel zijn familie en vrienden als de politie. Ook weten we niet veel over Charlie, is hij een misdadiger? Want soms lijkt dit erop -zie de vele moorden op zijn naam genoteerd. Ook gaan we ons in de persoon van Alma plaatsen, ze doet zo haar best om een goede moeder en persoon in het algemeen te zijn. Dat is best aangrijpend.



Tijd:

Het verhaal is gesitueerd in de jaren ’60, de precieze tijdsaanduiding ontbreekt, je krijgt wel hints die je op weg moeten helpen (zie: Vespa’s, Solexen, de Koloniale Loterij, Paul Henri Spaak, “Tienerklanken”, “I can’t get no satisfaction”, …), maar de auteur deinst er niet voor terug om verwijzingen naar het den te maken en te wijzen op corruptietoestanden en betrokkenheid van hoge kringen bij hoogst onwelvoeglijke zaken.

Er is ook sprake van sprongen in de tijd, er zijn flashbacks. Het roept spanning op want er is geen duidelijkheid over de periode in Afrika als huurling van René. Waarom heeft Dolf het zo moeilijk met zijn zoon? Waarom wordt René gezocht?



Plaats en ruimte:



Geografische ruimte:

Het verhaal speelt zich af in België, West-Vlaanderen, meer bepaald Alegem (niet ver van Waregem). Alegem is het dorp dat Vlaanderen symboliseert en de inwoners staan voor alle lagen van de bevolking. Dit is ook belangrijk voor het thema, de Belgen, in het bijzonder de Vlamingen, met al hun kritiek. Claus kijkt met nauwelijks verholen spot naar dit landje, de zwakheden met plezier blootlegt en de kleinheid ervan met verve belicht. Zo wordt de politieke situatie meteen duidelijk. De maatschappij wordt verzuurd door de overheid die zijn verplichtingen inzake algemene orde en rechtvaardigheid niet nakomt. Ook gaan zij volgens het “Wij”-personage kwistig en roekeloos om met moordwapens. Kwistig omwille van het vele onnodige geld dat hier naar toe gaat, roekeloos omdat er een hoeveelheid moordwapens geleverd worden terwijl de overheid er niet over nadenkt welke de mogelijke gevolgen zijn aangezien de president een bloedige tiran is (zie bespreking van het “Wij”-personage).



De geruchten leest als de afstandelijke aanwijzing bij een toneeltekst. In enkele snelle strepen wordt een setting getekend: “Dolf Catrijsse staat bij het raam, met zijn rug naar de eetkamer en naar de persoon die in de rieten zetel met de bebloemde kussens zit die sinds jaren aan Dolf is voorbehouden.”



Sociale ruimte:

Het gewone volk wordt geschetst. Mensen die graag na hun werk wat stoom afblazen en een pintje drinken. Iedereen kent iedereen in dit kleine dorp.



Hugo Claus beschrijft zijn boek als een allegorie maar dit vind ik niet terug in zijn ruimtelijke aspecten, eerder de personages zelf.

De link Doofpot en de “Wij”-personage is niet ver te zoeken. Het is een eerder wat mindere subtiele aanpak van Claus, waarschijnlijk opzettelijk. Het café waar de personages tezamen komen om wat bij te praten noemt De Doofpot. Ze gaan als het ware de weetjes over alles en nog wat in een doofpot steken. Persoonlijk vind ik het een ironische naam “iets in de doofpot steken” betekent er niet meer over praten en dat is juist het tegenovergestelde van wat er gebeurt in De Doofpot. Ze gaan geruchten verspreiden, uitvergroten, voldoende herhalen zodat het zeker niet vergeten wordt.



René vind je het meest wezenloos in een zetel ergens in een donkere kamer, hetzij zijn kamer, hetzij de woonkamer. Dit vertelt ons over René dat hij futloos is, hij is uitgeblust na zijn zware inspanningen in Afrika. Ook symboliseert dit de wonden op zijn rug die donker zijn, een donkere plek op zijn lichaam. Zowel mentaal dus als lichamelijk.



Vertelperspectief:

“’t Is all in pieces, all coherence gone. All just supply and all relation.” Met dit citaat van John Donne verwijst Claus onmiddellijk naar de wisselende vertelstandpunten die hij in de roman gebruikt. Er is sprake van een personele vertelsituatie. De personele verteller neemt een subjectief standpunt in met als bijzonderheid dat je elk hoofdstuk door de ogen van steeds een ander persoon ziet. Dit is heel opvallend als de “Wij” aan het woord is. Hier is het telkens een ander personage dat iets meer vertelt over een persoon uit het dorp. Het is me eerlijk gezegd slechts duidelijk geworden toen ik wat opzoekwerk deed voor dit werkje.

Er staat nooit: “…”, zei René of om het eender welk personage, je moet er zelf zien achter te komen wie spreekt. Vaak wordt de lezer wel geholpen met de indeling van de verschillende stukjes die de naam draagt van wie meestal ook het stukje vertelt. Dit is wel mijn persoonlijke mening, Luk de Geyter (recensent) zeg hierover: “Zeer korte hoofdstukjes worden door verscheidene personages becommentarieerd en toch blijft de auteur zelf duidelijk zichtbaar achter deze vertellers.”

Maar deze vertelsituatie moet genuanceerd worden, over het hele verhaal gezien is het Noël die het verhaal brengt, ook al is dit niet echt uit het boek uit af te leiden. Hij vertelt dit verhaal aan een geheimzinnige ex-politiecommissaris.



Personages:

René Catrijsse: zoon van “Hèm” en Alma, broer van Noël, lijkt op zijn moeder.

De René van vroeger, een zenuwpees, een kwaadaardige, gevaarlijke jongen, en tegelijkertijd deze persoon, een verwilderde, uitgebluste man. Hij is een tijdje in militaire dienst geweest in Kongo. Hij is erg gesloten, vooral tegenover zijn familie. Hij zoekt totaal geen contact met zijn ouders en broer. Hij heeft een vriend Charlie, ook een deserteur uit de koloniale oorlog. Hij heeft hiervan nog steeds wonden op zijn rug. Hij is nog steeds zwak. Deze heeft geen goede invloed op hem. Hij is gevlucht na drie jaar en hij brengt nu een infectie (blauw) mee vanuit Afrika, heeft veel onheil aangericht in Alegem. René Catrijsse staat voor de koloniale soldaat die een moord niet schuwde, iets breder opgevat is hij het symbool van ‘het kwaad’.

Vrijt met Julia (ontmaagd haar). Hij evolueert doorheen het verhaal haast niet, misschien tegenover sommige mensen (bijv. Julia) wordt hij wat mondiger. Iedereen van het dorpje ziet in hem onheil, ze wijten de vele dodelijke slachtoffers aan hem hoewel er pas op het laatste van het verhaal duidelijkheid komt van wat de oorzaak was van al die slachtoffers. Hier zie je weer dat het thema plaats vindt, de “Wij” roddelt al vooraleer ze duidelijkheid hebben over de huidige situatie. Hij wordt uiteindelijk vermoord door de Kap.

We komen de meeste informatie te weten via de verteller ofwel de andere personages.

Hij is de verpersoonlijking van het onheil aangericht in de omgeving, de persoon waar de maatschappij over klaagt.



Noël Catrijsse: zoon van zoon van Dolf en Alma, broer van René, lijkt op zijn vader, lijdt sinds een fietsongeluk aan concentratie- en geheugenstoornis, hij is verliefd op Julia en zij mag hem ook graag, hij kan niet zonder haar, werkt bij de firma Bijttebier, bijnaam Zotte Polo (gekregen n.a.v. het fietsongeluk, Noël zat achter op de fiets bij Alma en riep “en de god Apollo daalde over de velden” en Alma begreep hem niet en terwijl ze zich omdraaide haperde de fiets aan een steentje en ze vielen). Hij mag Julia niet meer zien omdat Julia’s ouders hem afkeuren. Hij is te arm en volgens hen deugd die familie niet (ook omwille van René). Het is een rustige, brave jongen. Noël houdt het meest van Julia en zijn broer. Noël is het symbool van ‘de onschuld’. Hij trouwt uiteindelijk met Julia’s zus Alice nadat hij te weten komt dat Julia met René heeft gevrijd en ze samen met Serge naar Amsterdam is vertrokken. Ze vormen samen het zingende duo “The Flamingo’s”. Hierbij geeft hij het commentaar: “liefde verroest niet.”

We komen veel te weten over Noël door de dialogen en de verteller.

Hij is de dupe van zijn broer, van het verhaal. De mensen spreken ook ondanks zijn broer slecht over hem. Ook bij Julia loopt het fout.



“Wij”: algemeen personage in De Doofpot, zien op een bepaald moment René en proberen hem te pakken, maar ze zijn te traag. Zij de vertolking van die maatschappij die klaagt maar zelf niets onderneemt. Een veelzeggend citaat die dit illustreert kan zijn: “Wie heeft er aan de president waarvan iedereen weet dat het een bloedige tiran is duizend matrakken geleverd die elektrische schokken kunnen geven van 150.000 volt op de teelballen van een gevangene?” Ze zijn de vaste klanten in de Doofpot. Ze bouwen hele betogen op, maken zich klaar om tot de actie over te gaan, drinken dan nog een pint en nog een en besluiten dan om de actie tot nader order uit te stellen… Ze gaan ook er ook voor zorgen dat er steeds geruchten blijven bestaan, desnoods verzinnen ze wel iets. Ze zijn eigenlijk nutteloos in het verhaal, maar voor het uiteindelijke thema -kritiek op de huidige samenleving- wel belangrijk. Dit algemeen personage is ook zeer verwarrend, je weet nooit echt wie aan het spreken is, ook halen ze telkens nutteloze personen en gebeurtenissen erbij. Zij sluiten het boek af, het dorp is gered.

Het is sluitend uit dialogen of verhalen van de vertellende “Wij”-persoon dat we deze informatie te weten komen. Het is zij die praten over andere mensen en niet omgekeerd. Dit personage evolueert ook niet, de auteur wil hiermee duidelijk maken dat er altijd zo’n mensen zullen blijven. Mensen die klagen over een situatie maar zelf niet veel beter zijn.



Alma Moens: echtgenote van Dolf, moeder van René en Noël. Ze bloeit open nu René terug is. Tijdens de bezetting was zij een Duitse verpleegster. Alma is hier niet fier op, ze praat er ook niet graag over. Hierdoor krijgt ze ook kritiek van het dorp, de Duitsers waren immers de tegenpartij. Ze heeft een buitenechtelijk kind van Hèm –een Duitse officier – René. Als ze ondervindt dat René problemen heeft met de politie, gaat ze op bezoek bij Hèm en vraagt of hij uitstel kan vragen voor het onderzoek tegen René. Ze vindt het ook vreselijk dat ze niet doordringt bij René, ze wil de moeder zijn die alles oplost. Alma heeft een drankwinkel maar doordat het dorp René afkeurt, winkelen ze nu sinds de terugkeer van René niet meer in haar winkel. Ze moet de winkel uiteindelijk overlaten. Ze is door de hele situatie ziek geworden, ze heeft geen zin meer in het leven. De samenleving heeft wel medelijden met haar, ze komen met haar goed overeen, ze hebben niets tegen haar noch haar man of Noël.



Dolf Catrijsse: echtgenoot van Alma, vader van Noël. Stiefvader van René. Heeft niet zo’n goed contact met zijn zoons ook al wil hij dat misschien. Op een bepaald moment verduidelijkt de verteller: “hij kan het niet helpen, hij kan René niet in de ogen kijken. Nooit goed gekund.”

Dolf ziet zijn vrouw heel graag. Ook met hem heeft het dorp geen probleem: "Wij zien hem gaarne, Dolf”, zo spreken de “Wij”. Hij komt nog nauwelijks onder de mensen, beschaamd. Hij is nog een beschaamd persoon over het algemeen, heeft bijvoorbeeld zijn naam willen veranderen omdat Dolf gelijkt op Adolf, dat de voornaam van Hitler is.



Ik denk dat de auteur met Alma als met Dolf heeft willen aantonen dat geruchten niet zonder gevolg blijven. Mensen die roddels verspreiden zouden eerst moeten nadenken voor ze iets zeggen. Ze hebben het leven van Dolf en Alma verwoest. Ze zijn er allebei ziek door geworden.



Charlie: mededeserteur en vriend van René, houdt van klassieke muziek. Hij wil dat

René naar een specialist gaat om hem te genezen, leeft nu in een bestelwagen in het

Letebos. Hij neemt drugs -speed.

Charlie vermoorde vele mensen, waaronder ook “de Schele”, een vriend van René en hem. Dit wijst erop dat hij voor niets terugdeinst.



De Kap: gedeserteerde bevelhebber van in Kongo, verblijft nu in Oostende. Zijn typische zin om zichzelf als het ware te verantwoorden is: “Dieu le veut”. Hij vermoordt René op het einde van het verhaal.



Charlie vertolkt het slechte samen met de Kap. Het zijn waarschijnlijk die mensen waarover de samenleven het heeft. Mensen die zoveel fout doen en waarop de overheid niet reageert.



Eerwaarde Heer Lamantijn: komt in contact met Charlie, die zijn wagen neemt. Hij vertolkt het goede. Het engeltje op je schouder die zegt wat je beter niet doet, of juist wel. Zegt op een bepaald moment dat je geen geruchten mag verspreiden. Hij preekt over een jongen die zondigt. Hij vertelt hierbij eigenlijk over René. Hij sterft na de preek in de kerk, hij valt achterover.



Thema en motieven:

Volgens Hugo Claus wordt de waarheid altijd op geruchten gebaseerd, als we de waarheid willen zien, zoeken we uit welk gerucht minder leugenachtig is dan de rest. Elk personage heeft wel commentaar over iemand, vooral over René dan met een slechte connotatie.

Dit boek is een aanklacht tegen de Belgische samenleving, waarin veel op zijn beloop wordt gelaten en veel in de doofpot wordt gestopt. De “Wij” vragen zich namelijk voortdurend af waarom er niets tegen René Catrijse wordt gedaan, terwijl ze zelf ook niets anders doen dan nog een pilsje bestellen.

Aanklacht tegen de Belgische justitie die alles op zijn beloop laat gaan, er wordt niets tegen René Catrijsse gedaan, terwijl hij toch al zoveel onheil heeft aangebracht, tegen Charlie, die enkele mensen vermoord…

Via zijn personages laat de auteur nog enkele visies zien. De Eerwaarde zegt op een bepaald ogenblik dat we moeten voorzichtig zijn met geruchten, ze worden zo gauw waarheid, een soort waarheid. Meester Arsène zegt dat elk gerucht een geschiedenis wordt, het gezichtspunt van de geruchten. De definitie die anderen geven aan geruchten: het worden gauw complexe interacties, en woorden doen daar niet veel goeds aan. Het personage “Wij” uit De Doofpot, doet de moeite niet meer om naar de waarheid te zoeken, ze gaan af op geruchten en geven er hun oordeel over.

De algemene definitie van een gerucht:een gerucht is een zich snel verspreidend, onbevestigd verhaal, waarin sensationele of vreemde feiten een grote rol spelen. Het is niet noodzakelijk vals: soms kan de informatie door feiten bevestigd worden en dan wordt een gerucht een feit.

Maar bovenal is het een feit dat een niet bevestigd gerucht zware klappen kan uitdelen aan de betrokken personages.



Enkele bijmotieven: De Doofpot is de naam van het café waar “Wij” tezamen komen, zoals al eerder vermeld is dit niet zomaar gekozen. Ze steken als het ware de verhalen en de geruchten echt in een doofpot. Ze halen de roddels weer op naar believen en vergroten ze nog eens. Er vallen sinds de aankomst van René veel doden. Is het soms een ziekte? Daar lijkt het op. Probeert men daar achter te komen? Een beetje. Men praat daarover in dorpscafé De Doofpot.

Men onderzoekt het niet, men gaat er vanuit dat René een ziekte heeft overgebracht.



De kleur blauw komt ook veel ter sprake, de slachtoffers vertonen blauwe vlekken en hoesten blauw slijm op, het blauw is op geen enkele manier te verwijderen. De kleur kan gezien worden als een schandvlek, een niet te verwijderen bewijs van schuld.



René Catrijsse staat voor de koloniale soldaat die een moord niet schuwde, iets breder opgevat is hij het symbool van ‘het kwaad’ en is Noël het symbool van ‘de onschuld’.



De symboliek in namen van Claus' zijn personages is sterk geaccentueerd; de naam van Alma wijst op de voedende moeder, René wijst op de tweemaal geborene, zoon van Hèm en van Dolf. Noël werd genoemd naar Jezus die op kerstdag geboren werd.



De Oedipusmythe is hier herkenbaar, René keert terug naar het dorp van zijn vader en hij is de aanstichter van een epidemie die pas ophoudt als hij verdwijnt. Het motief van de schuld is hier aanwezig, Alma voelt zich schuldig omdat ze iets gedaan heeft wat ze als een zonde ervaart, ze heeft zich laten nemen door een monster, een Vlaamse arts in het Duitse leger en nu nog ervaart ze alles opnieuw als ze ziet dat René zoveel onheil aanricht. Ze wil de gemeenschap behoeden voor nog meer kwaad, ze geeft haar kind op.



Het noodlotsmotief wordt ook gebruikt, als in een klassieke Griekse tragedie, het verhaal gaat over de ondergang van een tragische held, een antiheld. Opnieuw gebruikt ook Claus vele verwijzingen naar de bijbel en de Griekse mythologie. De personages op een diepere dimensie moeten begrepen worden.



Eigen literaire recensie:

Ik vind het verhaal vrij ingewikkeld van opbouw. Mede omdat je de

verschillende hoofdstukken door de ogen van heel veel personen ziet. Vaak moest ik in het boek terugkijken om te zien wie een persoon ook alweer was. De verschillende personages vertellen steeds informatie over andere personages, zo verkrijg je toch een min of meer objectief beeld van de subjectieve gedachten. Spanning wordt opgewekt door de ontbrekende informatie, vooral omtrent René. Wat is er gebeurd in Afrika als huurling?Is het daarom dat hij nu moeilijkheden ervaart in zijn terugkeer. Ondervindt hij de dagelijkse sleur als vervelend en anticlimax voor zijn spannend avontuur daarginds of ligt het probleem dieper?

Dit zijn een paar van de witte marges in het boek. Er wordt dan ook een soort van anticlimax gecreëerd wanneer de spannende passages gelaten worden zoals het is en gevolgd wordt door een naast de kwestie handelend onderwerp. Wel zijn er enkele flashbacks die onze fantasie beperken en wat meer over René zijn verleden vertelt, gelukkig maar. Het thema sluit goed aan bij de huidige mentaliteit van vele mensen in België. Iedereen ondervindt wel eens dat er over iemand iets geroddeld wordt. Vooral de Vlamingen zijn daar goed in. Ook schept Claus een realistische sfeer omwille van de ruimte die zo nauw aansluit aan mijn woonomgeving. Ook het taalgebruik wordt hierbij aangepast wat soms grappige effecten geeft. Ik denk wel dat het soms moeilijk is om te volgen voor iemand die niet de Vlaamse dialecten beheerst ook al spraken sommige uitdrukkingen voor zich: “Onze alma is van haar melk.”

Ik had eerlijk gezegd wel wat meer verwacht van het boek, de titel sprak me enorm aan maar Claus liet me op mijn honger zitten. Het ging niet om een interessant geheim waarrond mensen over roddelen, proberen te ontmaskeren of proberen te verbergen. Wel moet ik eerlijk toegeven dat het boek me meer beviel naarmate ik deze opdracht maakte. Zo ontdekte ik de prachtige vondst van de naam van het café, De Doofpot. Ik vind die naam vooral ironisch omdat iets in de doofpot steken betekent dat men er niet meer over zal spreken, hier verspreidt men voortdurend geruchten. De identificatie met één van de personages viel me wat moeilijker, misschien is de zus van Julia, Alice, die het moeilijk had met haar tweede plaats tegenover Julia. Mijn zus mag al heel wat meer dan mij, maar dat is toch wel anders daar zij al 18 jaar is. Sympathie voor Alma overkwam me wel. Wat zij allemaal meemaakte, trof me wel. De personages waren over het algemeen geloofwaardig geschetst, wel vond ik het Charlie-karakter ietwat overdreven. Hij vermoordt Hubert van Hoof zomaar en komt er zonder enige berisping vanaf.

Over de brede lijn is De Geruchten een aangenaam, gemakkelijk qua taal te lezen boek, zeker het aanbevelen waard!
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen