Boekverslag : Maarten 't Hart - De Steile Helling
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2798 woorden.

Samenvatting
Maarten 't Hart, De steile helling (1988); roman

Centraal thema: Een studie van het standsverschil en een vleugje
geschiedschrijving van de jaren vijftig.

Inhoud :

Topografische proloog.

9 De stad (Maassluis) is als een paradijs. Er is een dijk, een spoorweg, een
begraafplaats, een zwembad, etc. De stad wordt aan een zijde begrensd door het
Scheur, kortweg de Maas. De dijk verdeelt de stad in twee gedeelten. Onder aan
de dijk wonen de kansarmen boven aan de dijk de beter gesitueerden. De
belangrijkste dijktrap is de Wip. Het gemeentebestuur heeft besloten het gebied
onderaan de dijk te saneren.

Het paradijs.

21 Het was begin jaren vijftig. Wij woonden onder aan de dijk, maar wisten
niet dat wij al van de kaart gestreept waren. De straten hadden allemaal
bijnamen. Er was een lichte haat tussen de rooms-katholieken en de protestanten.
Ik was protestant. We waren verbijsterd toen mijn vader zei dat op een
plattegrond bij de gemeente de hele buurt onder aan de dijk alvast was
doorgestreept. 's Nachts brandden er gaslantaarns op straat. Op Damplein 1
woonde mijn grootvader, hij was dammer. Mijn oom Klaas was ook dammer, hij
woonde in de Damstraat. 's Avonds moest ik altijd de Rotterdammer gaan halen bij
een van mijn ooms. Zo ging een krant soms naar drie of vier gezinnen. In de
Sandelijnstraat werden de eerste bordjes met onbewoonbaar verklaarde woning
opgehangen. De mensen leefden gewoon door. Veel mensen onder aan de dijk hielden
konijnen om ze tegen Kerst te verkopen aan de buitendijkers. Alle jaren van de
Koude Oorlog bleef het plan van de sanering van kracht, gesaneerd werd er niets.
Elders in de stad kreeg men elektrische verlichting tot men in 1963 het plan
maakte om ook onze gaslantaarns te vervangen.
30 's Maandags was het wasdag. Ik moest twee emmers water halen bij de
waterstoker. Op een gegeven moment kwam de eerste wasmachine onder aan de dijk.
Men kon een wasmachine huren bij de kolenhandelaar. De kolenhandelaar kwam
machines tekort, maar de huisvrouwen wilden niet op een andere dag de was doen.
Zelfs in de Sandelijnstraat wilde men huren. Na jaren sparen kochten mijn ouders
een wasmachine. Iedereen kocht een steeds moderner wordende wasmachine. Op
maandag aten we altijd broodpap, om van te kokhalzen. 's Avonds lazen we in de
huiskamer. Dinsdag was de dag dat er gestreken moest worden. 's Avonds was de
Bonte Dinsdagavondtrein op de radio. Op woensdag werden er 's middags boeken
geleend in de Nutsspaarbank en daarna over de buizen gelopen. De polders werden
opgespoten met slib uit de Rotterdamse haven. Op donderdag gebeurde er niets
bijzonders. Op vrijdag kregen de gezinnen de loonzakjes. Op zaterdag moest
iedereen zich wassen in een teil. Later mocht ik met mijn vader mee naar de
brandweerkazerne voor een clandestiene wasbeurt. Op zaterdag aten we tomatensoep
en als hoofdgerecht erwtensoep. Na de maaltijd kregen we een grijpstuiver en
kochten daar snoep van. 's Middags had je veel vrije tijd. Zondag was de drukste
dag van de week. Ontbijten, naar de kerk, visite ontvangen, een rondje naar 't
Hoofd nemen, naar de zondagsschool. 's Middags moest het doodstil zijn want mijn
vader deed dan zijn middagdutje.
43 Op een zaterdagavond ging ik eten naar mijn vader brengen. Het stormde. Het
zou vannacht springtij worden. De vloedplanken en zandzakken werden allemaal
gebruikt. Het water kwam steeds hoger. Het water stroomde uiteindelijk er
overheen. De watersnoodramp was geschied, maar het saneringsgebied bleef
gespaard. Het bovendijkse gedeelte van de stad heeft een meter onder water
gestaan. Broeder Strijbos hield een collecte voor zijn verdronken bijbels. Hij
begreep niet waarom de Heere zijn bijbels niet gespaard had. Hij begon te
twijfelen aan het Woord des Heren. Hij begon naar tegenstrijdigheden in de
bijbel te zoeken. De leden van de bijbelvereniging werden er gek van. Hij werd
er zelf ook gek van en zo een bron van onrust.
57 Veel mensen werd de dreiging van de sanering teveel en gingen emigreren.
Mijn vader maakte ook al plannen om te emigreren, maar deze plannen gingen niet
door. Een van mijn ooms emigreerde wel, naar Canada. Bijna het hele dorp zwaaide
de emigranten uit. Mijn tante die ik na twintig jaar weer zag, was er helemaal
gek geworden. Men mocht oom Henk niet. In Nederland klaagde hij over
aardstralen, later zou dat dood zijn worden beweerde hij. Ik hoorde van nog meer
mensen dat ze er niet konden aarden.

68 Mijn vader was ondertussen doodgraver geworden. 's Avonds, meestal rond de
tijd dat mijn vader uit de bijbel las, kwam Hellenbroek langs om de
begrafenissen door te nemen. Er waren verschillende klassen graven. Op een dag
kwam hij er achter dat er iemand aan zijn graf gezeten had. Later herhaalde dit
zich. Het gebeurde altijd als Hellenbroek de mensen bediend had. Op een dag zag
ik hem met een koekblik, zo een als die mijn vader gebruikte. Hellenbroek werd
gearresteerd. Hij stal de kleren van degenen die hij bediend had als aandenken.
80 Er kwamen immigranten in onze stad. Een van de immigranten was op zoek naar
oude meubeltjes en kocht die op. Smytegelt kwam ook bij ons om te proberen onze
commode te kopen. Het eerste bod was vijftig gulden. Uiteindelijk verkocht mijn
vader hem voor tweehonderd gulden. Dit was een loon van drie weken. Enkele jaren
later zag ik de commode te koop staan voor tweeduizend gulden.
85 Het was de tijd dat veel mensen op afbetaling gingen kopen en daardoor in
moeilijkheden kwamen. De Reus van Rotterdam kwam af en toe langs op zijn
speciale fiets. Hij leek altijd op de heenweg. Alles leek nietig als hij voorbij
kwam. Ik was bang voor de sanering. Rijmpjes hielpen er soms tegen. Rondom de
verkiezingen hingen er platen van Drees op de muren. Vooral de ouderen stemden
op Drees, omdat hij de AOW wilde regelen. De eerste die AOW in de stad kreeg was
Pleun Onderwater. Hij verdiende zwart al genoeg, maar kreeg nu nog meer geld.
Zijn eerste vrouw was gestorven en hij was nu een tweede getrouwd. Hij haatte
haar. De oudjes konden zich nu meer veroorloven. Kleren werden gestoomd, huisjes
werden opgeknapt en zondagmorgen kreeg ik van een van die oudjes altijd een
pepermuntje. Het saneringsgevaar verminderde.
96 Rond Kerstmis kochten veel bovendijkers dieren van de mensen onderaan de
dijk. Mijn vader slachtte deze dieren vaak. De burgemeester had een reusachtige
haan gekocht. Mijn vader zou hem slachten. In de kamer van de familie Onderwater
zat een meisje dat ik vaak op het Marktplein had zien tollen. De vrouw des
huizes zat achter de naaimachine(zie DE TOL). Ik moest de haan pakken. De dieren
werden geslacht. Ik moest het pluimvee plukken. Als door een impuls verwisselde
ik de haan met een overjarige soepkip. De volgende dag hielp ik de bakker. Op
eerste Kerstdag zag ik de burgemeester en wist ik waarom ik het gedaan had: hij
wilde de saneringsbuurt afbreken.
101 In het saneringsgebied woonde een oud vrouwtje, Huibje Koppenol, waarvan
beweerd werd dat ze de dood kon voorspellen. Als ze bij je aanbelde kon je er
van op aan dat je zou sterven. Niet altijd had ze het goed. Een klein groepje
langdurig zieken bezocht ze niet. Onder hen behoorde Siem Vastenau. Zijn broer
vroeg iedereen die langs kwam om hem te bezoeken. Op weg naar school had ik hem
vroeger ook al een aantal keer bezocht. Hij werd na vele jaren weer beter. Toen
het oude vrouwtje op bezoek kwam stierf zijn broer.
109 Op de nieuwjaarsbijeenkomst van de brandweer werd er een aansteekploeg
gekozen. Deze moest brandjes stichten als de brandweer te weinig te doen had. Op
een dag in winter toen het erg hard vroor, was er een brand. Met veel moeite
kreeg men water. Toen men bluste bevroor het water nog op het dak. De brand was
in de bakkerij van een van de drie leden van de aansteekploeg (Jan Hollaar). Hij
kreeg veel geld van de verzekering terug. In de zomer was er weer brand. Een
vrachtwagen met hooi stond in brand. Het vuur bleef dagen branden. De wagen
stond voor het huis van een van de aanstekers (Cor Breevaart). Een paar maanden
later was het zover. De winkel van het laatste lid van de aansteekploeg (Niek
Colenbrander) stond in brand. Bij de volgende bijeenkomst werd van de gewoonte
van een aansteekploeg afgezien. De angst voor de sanering bleef.

De tol.

123 Ze woonde in de Sandelijnstraat, een van de ergste achterbuurten van de
stad. Ien Onderwater ging niet met haar klasgenoten om. Omdat ze zo alleen was
tolde ze alle dagen op de Markt. Ze was de beste van de klas. Ze wilde
doorleren, maar dat was niet vanzelfsprekend. Ze deed het wel. Ze zou de tweede
en de derde klas samen met een paar andere keien in ‚‚n jaar doen. Maar het brak
haar op dat ze in een klein huis woonde en daardoor onmogelijk haar huiswerk kon
maken. Ook de Colenbranders, die hun afgebrande winkel opbouwden, stoorden haar.
Ze werd overspannen, wilde weer terug naar de ULO, maar haar vader hield haar
tegen. Ze werd caissiŠre in een kleine winkel van Leen Strijbos. Daar ontmoette
ze Piet Hummelman. Ze kregen verkering. Ze gingen als oppas werken bovenaan de
dijk. Daar leerde Piet voor zijn middenstandsdiploma en zij maakte haar Franse
leerboek uit. Daarna begon ze aan de studie van Piet. Met haar
middenstandsdiploma begonnen ze een kruidenierswinkel. Ze trouwden, maar kregen
geen kinderen. Ze liet zich onderzoeken door een gynaecoloog in Vlaardingen. Ze
ging zich als de vrouwen in Vlaardingen gedragen, kocht make-up enz.
Piet nam een meisje aan om in de winkel te helpen. Op een zaterdagmiddag ging ze
naar Rotterdam, de Stad. Ze werd een ander mens. In de Stad kwam ze de
overbuurman tegen. Ze werd niet herkend. Ze zag hem altijd in de keuken. Hij
woonde boven aan de dijk. Ze keek een maand lang elke avond naar hem. Piet werd
diaken. Op een avond ging de overbuurman naar buiten, zij ging ook. Ze kreeg een
migraineaanval. Na een paar weken trok ze bij hem in. Ze wilde scheiden en met
Jan Kleywegt trouwen. De dominees van beide kerken bezochten haar en zeiden dat
ze terug moest. Jan Kleywegt was onderwijzer. Ze kreeg een kind. Ze doopte het
met Piet, maar ging weer terug naar Jan. Met de vrouw van de nieuwe dominee,
Maud, werd ze bevriend.
148 Met Maud wilde ze op avontuur. De dominee heette Teun. Ze vertelden elkaar
hoe ze getrouwd waren geraakt. Ze besloten de wandeling van Ien nog eens over te
doen. Ze liepen weer over de Coolsingel. Maud vertelde over de achterbuurt die
ze gezien had. Ien vertelde dat ze ook uit zo'n achterbuurt kwam. Maud had een
plan. Ze wilde samen met Ien een winkeltje beginnen. Een winkeltje voor kleding
en make-up. Ze waren ook nog naar de film geweest.
161 Jan en Ien verhuisden om hun zoontje David de ruimte te geven. Ze wilde
Piet eigenlijk elke dag even zien om zich ervan te overtuigen dat alles goed
ging. Ze keek elke avond naar buiten en zag de trein en de schepen. David hield
een aquarium met beestjes uit de sloot. Ze wilde iets doen dat haar op proef zou
stellen.
168 Ze ging samen met Maud naar Parijs. In Parijs zag ze veel arme vrouwen. Ze
vond de Sandelijnstraat in verhouding tot dit nog een fatsoenlijke straat. Ze
voelde zich vreemd in deze wereld. De volgende dag gingen ze lunchen. In een
tweedehands winkel kochten ze allebei een pakje. Aan het einde van de middag was
ze een Fran‡aise geworden. Nu bleek dat Maud alles had gedaan om ‚‚n keertje als
hoer te spelen. Ien vond dat elke stad in twee‰n gedeeld kon worden. Maud ging
alleen weg. Ien vond de weg terug naar het hotel. Ze droomde van de
Sandelijnstraat en dat ze een keer aangesproken werd door een agent, omdat ze zo
lang tolde. Van Maud hoorde ze de vader van Maud vroeger ook wel eens met een
hoer meeging. Dat was de reden van Maud.
184 Ze waren vier dagen weggeweest. Ien ging naar haar ouders. Haar moeder zou
het Chanel pakje namaken. Na deze kreeg ze er nog een. Ze solliciteerde naar een
secretaressebaan bij Key & Kramer. Ze kreeg de baan. Maud was sinds Parijs
ernstig ziek. De nieuwe dominee beval haar terug naar Piet te gaan. Ze deed het
natuurlijk niet.
192 Ien en Maud gingen naar de ouders van Ien. Ze wilden de moeder van Ien
overhalen om kleding voor hen te naaien. Haar vader vertelde Maud wat hij op
zijn hart had. Toen Maud over geld begon als vergoeding voor haar moeder,
stribbelde ze tegen. Ze gingen weg. Ien zou er later zelf nog wel eens op terug
komen.
200 Na het bezoek van Maud aan de Sandelijnstraat keerde Maud en haar man Jan
zich innerlijk van haar af. Ien zag tegen het etentje van die avond op. Na het
etentje gingen Jan en Maud afwassen. Van Teun hoorde ze dat Maud en Jan elke
zondag in Vlaardingen tennisten. Ook vertelde hij dat ze wel eens samen gingen
dansen. Ze hoorde Jan en Maud lol met elkaar maken. Ze was erg verbaasd.
206 Ze vond het vernederend dat alles achter haar rug om gegaan was. Jan en
Maud zouden binnenkort naar Rotterdam verhuizen. Ze liep naar het havenhoofd.
Een oude politieagent vertelde dat hij haar vroeger eens gezegd had te stoppen
met tollen en naar huis te gaan. Bij Piet ging ze haar tol halen. Piet wilde nu
wel scheiden. Ien kwam tot de conclusie dat het verschil tussen onderaan en
bovenaan de dijk niet als probleem werd gezien. Als je onderaan de dijk geboren
bent zal je altijd minder blijven. Het was onmogelijk om een bovendijker te
worden.

Topografisch epiloog.

217 Het paradijs is niet meer. Wegen zijn geasfalteerd en bomen zijn gekapt.
Huizen zijn afgebroken en parken verdwenen. De buizen vervoerden vervuild
baggerspecie. De saneringsbuurt werd afgebroken en men vond Pleun Onderwater, de
vader van Ien. Personen:

Een onbekende willekeurige doorsnee familie in het eerste deel van het boek.
Leen Strijbos : Hij had een winkel waar Ien en Piet werkten. Bij de
watersnoodramp waren zijn bijbels verdronken.
oom Henk : Hij en zijn vrouw emigreerden naar Canada. Zij werd gek. Hij
klaagde bij een bezoek in Nederland over aardstralen.
Hellenbroek : Hij nam de begrafenissen met mijn vader door. Hij stal de
kleren van degenen die hij bediend had ter herinnering.
Smytegelt : Een immigrant die antieke meubels opkocht en er zo veel geld
mee verdiende.
Huibje Koppenol : Oud vrouwtje waarvan beweerd werd dat ze de dood kon
voorspellen.
Siem Vastenau : Jarenlang ernstig ziek.
Hugo Vastenau : Zijn broer. Hij was een beetje gek. Hij vroeg mensen zijn
broer te bezoeken. Hij stierf terwijl Siem beter werd.
Jan Hollaar : Lid van de aansteekploeg. Stak zijn bakkerij in brand midden
in de winter.
Cor Breevaart : Ook lid. Voor zijn deur stond een vrachtwagen met smeulend
hooi.
Niek Colenbrander : Ook lid. Stak zijn winkel in brand.
Klazien Onderwater: Ook wel Ien. Dochter van een heel arm gezin. Kon goed leren.
Wilde hogerop, maar kon niet aarden.
Piet Hummelman : De man van Ien Onderwater. Fluisterde alleen maar. Begon
later een eigen zaak. Ze wilde later van hem scheiden.
Jan Kleywegt : Onderwijzer. Ien ging met hem samenwonen. Hij verliet Ien en
ging er van door met Maud.
Maud : De vrouw van Teun. Ze ging graag met Ien om. Ze kwam uit een
goed milieu.
Teun : De man van Maud. Hij is dominee.
David : De zoon van Jan en Ien.

Het boek is erg re‰el. De schrijver wil een periode beschrijven waar weinig over
geschreven wordt.
Er zijn citaten uit de bijbel en namen zijn vaak letterlijk. Ook zijn er zinnen
met woorden die elkaars tegengestelde zijn of een verschillende betekenissen
hebben.
Het eerste deel van het boek is geschreven in de ik-vorm.


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen