| 
 Boudewijn Büch, Het dolhuis
 
 
 
 
 
 Veertiende druk, 1992 
 
 
 
 Hoofdpersonen: 
 
 
 
 Winkler Brockhaus: Toen, een jongetje van 10 jaar, die door zijn ouders naar een
 gesticht Huize Kindervrede werd gestuurd in Brabant. Hij was een klein ventje
 
 met te korte benen. Soms praatte hij rap, maar doordat hij stotterde kon hij meestal zijn
 
 gedachten niet snel genoeg verwoorden. Hij was daardoor een vlotte denker geworden die
 
 alles in een dagboek opschreef. Hij was een nieuwsgierig jongetje dat graag achter alles
 
 het waarom wilde weten, een klein wijsneusje. Hij was een beetje brutaal en
 
 had overal wel wat op te zeggen. De zusters in Huize Kindervrede maakten daar
 
 snel een eind aan. Ze straften zijn brutaliteit af met strenge straffen.
 
 
 
 
 Het gezin waar Winkler uit komt bestaat uit een vader, moeder en nog drie broers. De
 oudste heet Brit en dan nog twee jongere: Meyer en Laroux. Er woont ook nog een oudere
 
 dame bij hen in huis, mevrouw Sprong.
 
 
 
 
 Ze woonden met zijn allen in een klein dorpje dichtbij Den Haag gelegen. De vader-zoon
 relatie tussen Winkler en zijn vader was geen gewone, de relatie was incestueus. Maar daar
 
 kom ik later in het verslag op terug.
 
 
 
 
 Nu bijna 30 jaar later is Winkler geoloog. Hij houdt van reizen, schrijven, drinken en
 seks. Hij probeert altijd zijn romans te slijten bij een uitgever, deze heeft daar echter
 
 geen interesse in. Dat maakt Winkler wel eens moedeloos, vooral als hij toch al niet in
 
 een goed humeur is.
 
 
 
 
 Gefrustreerd door zijn trieste jeugd is hij altijd somber. Zijn mislukte relatie met
 Solange zit hem dwars, hij denkt aan haar als hij toch al in een dipje zit. Hij wordt
 
 dagelijks achtervolgd door treurigheid. Hij drinkt te veel in de bar bij Göttge, waar hij
 
 geen vaste relatie mee heeft, maar wel seks. Hij scheldt haar vaak uit en behandelt haar
 
 een beetje als een stukje vuil.
 
 
 
 
 Veel vragen over vroeger spoken door zijn hoofd. In hoeverre was hij eigenlijk gek
 geweest? En wat was er nu precies tussen hem en zijn vader voor gevallen? Welke rol had
 
 mevrouw Sprong in hun gezin gespeeld? En waarom was zijn moeder nooit bij zijn vader
 
 weggegaan als deze haar het leven echt zo zuur maakte? Zal hij op deze vragen ooit
 
 antwoord krijgen?
 
 
 
 
 Winkler is een round character, je komt gedurende het verhaal steeds meer over hem te
 weten.
 
 
 
 
 Vader van Winkler: Een man die veel macht wil hebben. Hij is gefrustreerd door de
 oorlog en draagt dit met zich mee. Hij wil veel macht hebben, dat is een soort kick voor
 
 hem. Hij wil dat mensen hem aardig behandelen, maar zelf kwetst hij mensen.
 
 
 
 
 Hij gaat altijd met Winkler naar de duinen en daar misbruikt hij hem. Winkler ziet dat
 niet zo, hij houdt van zijn vader. Hij heeft ook een relatie met mevrouw Sprong gehad.
 
 
 
 
 Hij behandelt de moeder van Winkler oneerlijk en doet haar veel pijn. 
 
 Dit weet hij en daarom gaat hij er juist mee door. Voor zijn kinderen is hij wel aardig.
 
 
 
 
  Hij laat mensen graag zien dat ze afhankelijk van hem zijn en hij niet van hen.
 Hij is sadistisch en maakt mensen graag kapot ( van binnen).
 
 
 
 
 Winkler is 22 als zijn vader overlijdt. 
 
 
 
 De vader van Winkler is ook een round character, je komt steeds meer over hem te weten,
 hij ontwikkeld zich echt.
 
 
 
 
 Moeder van Winkler: Een zorgzame en volgzame vrouw. Ze weet waar haar man mee bezig is,
 maar doet er niks aan. Ze blijft bij hem en doet net of er niets aan de hand is.
 
 
 
 
 Ze is trouw en een beetje naïef. Ze wil niks aan anderen laten blijken, maar van
 binnen maakt haar man haar echt helemaal kapot. Ze wil de waarheid ook niet onder ogen
 
 zien, zelfs als Winkler daar op latere leeftijd naar vraagt.
 
 
 
 
 De moeder van Winkler is ook een round character. Vooral op het einde kom je veel meer
 over haar en haar gevoelens te weten.
 
 
 
 
  Inhoud: 
 
 
 
 Winkler wordt door mevrouw Sprong naar een vakantie oord gebracht, zo wordt
 hem tenminste verteld. Hij gaat echter naar Huize Kindervrede, een huis voor gekke,
 
 gestoorde kinderen. Winkler weet niet waarom hij daar zit en vindt het helemaal niet leuk.
 
 De zusters zijn gemeen en je mag nooit iets doen of zeggen wat je wilt. De zusters bepalen
 
 alles, wat zij zeggen is waar en ze hebben altijd gelijk, ook al is het niet zo of is
 
 Winkler het er niet mee eens. Ze zeggen altijd dat de kinderen gek zijn en dat ze, als ze
 
 goed naar de zusters luisteren misschien ooit nog goed terecht kunnen komen. Als je iets
 
 verkeerd doet of niet luistert wordt dat gemeen en streng afgestraft. Zo worden de
 
 kinderen geslagen en moeten ze naakt in de ijskoude badkamer staan. Kinderen kunnen zich
 
 daar niet goed ontwikkelen en worden daar vanzelf wel echt gek, of houden er traumatische
 
 ervaringen aan over. Zo valt Tommy in een kokend hete pan als hij en Winkler aan het
 
 aardappels schillen zijn voor straf. De zusters geven Winkler de schuld van Tommy zijn
 
 dood, maar het is zijn schuld niet. Het trappetje waar Tommy op moest klimmen om de
 
 aardappels in de pan te gooien was gewoon gammel en veel te glad.
 
 
 
 
 Winkler schrijft wel veel naar huis, hij krijgt echter nooit antwoord. De zusters lazen
 eerst de brieven en wat ze niet goed vinden moest Winkler dan uitknippen en de rest mocht
 
 hij een brief van maken. Later blijkt echter dat deze brieven nooit verstuurd zijn, maar
 
 gewoon daar bewaard werden. Door een soort psychiater in dat tehuis, waar de kinderen veel
 
 heen moeten, om hun geest op te ruimen.
 
 
 
 
 Na een jaar mag Winkler weer naar huis. 
 
 
 
 Zijn vrijheid is gek voor hem. Zo merkt hij als hij op het station staat dat niemand op
 hem let en gaat hij keihard gillen. Als niemand hem raar aankijkt of er iets van zegt
 
 stopt hij er maar mee en gaat weer verder, al genietend van zijn vrijheid. Thuis blijkt er
 
 dan wel veel veranderd te zijn. Zijn familie doet anders tegen hem en de mensen uit het
 
 dorp ook. Winkler weet niet waarom.
 
 
 
 
 Nu 30 jaar later beheerst zijn trieste jeugd en alle herinneringen en vragen nog steeds
 zijn leven. Hij wil bepaalde dingen weten en dezelfde vragen spoken steeds door zijn
 
 hoofd. Zelfs als hij seks heeft denkt hij nog terug aan zijn treurige jeugd en gekkenhuis,
 
 zoals hij dat noemt. Hij wil het gewoon weten. Als zijn vader is overleden dan gaat hij
 
 naar mevrouw Sprong toe. Zij vertelt hem alles.
 
 
 
 
 Dat hij niet naar het gekkenhuis was gestuurd omdat hij echt gek was, maar om hem bij
 zijn vader weg te halen. Zijn vader wilde zijn moeder kapot maken en daarvoor gebruikte
 
 hij Winkler, om hem vervolgens ook kapot te maken. Hij misbruikte Winkler en zijn moeder
 
 en het hele dorp wisten ervan. Dat kon allemaal niet en daarom werd Winkler weggestuurd om
 
 hem ver bij zijn vader vandaan te houden.
 
 
 
 
 Tussen zijn vader en hem was de relatie dus incestueus.  
 
 
 
 Mevrouw Sprong woonde bij hen in, maar had ook een relatie met zijn vader gehad, zijn
 moedre wist hiervan. Winkler zijn vader woonde vroeger, voordat hij trouwde bij mevrouw
 
 Sprong in en had toen al een relatie met haar. Het was vanzelfsprekend dat ze ook later
 
 gewoon bij hen zou blijven wonen.
 
 
 
 
 Zijn moeder was nooit bij zijn vader weggegaan omdat ze bang voor hem was en hem toch
 op de een of andere manier nodig had. Winkler krijgt dus op al zijn vragen antwoord. Je
 
 zou denken dat het hem oplucht en hij het nu kan verwerken, maar niets is minder waar.
 
 
 
 
 Hij gaat ook nog naar zijn moeder. Eerst wil deze niet praten, uit schaamte en
 schuldgevoel, maar ze doet dat later toch. Winkler doet heel vijandig tegen haar, alsof
 
 hij haar alles verwijt. Maar dat zou hij juist zijn vader moeten verwijten, maar over de
 
 doden niks slechts
 
 
 
 
 Zijn moeder vertelt ook dat ze, toen zijn vader nog bij mevrouw Sprong woonde als hoer
 had gewerkt. Zijn vader had haar daar uit gehaald. Dat was ook de reden waarom ze niet bij
 
 hem weg kon gaan. Als ze dat zou doen dan zou hij het hele dorp vertellen dat zij een
 
 grote hoer was, en dat wilde ze niet
 
 
 
 
 Toen Winkler naar het gekkenhuis ging wilde zijn vader hem ook liever niet meer
 terugzien. Voor hem was hij op, gebruikt, een beetje dood zelfs.
 
 
 
 
 Winkler zet het daarna weer op een drinken in het Drinkpaleis bij Göttge en hij wil
 dood, zegt hij. Maar dit wilde hij al zo vaak. Solange die ook met hem in het café zit
 
 zegt dan ook Jezus, wat zal die verzekeringsmaatschappij van jou blij zijn dat je
 
 maar één keertje kan overlijden. Die firma zou van jou over de kop zijn gegaan.
 
 
 
 
 Thema en motieven: 
 
 
 
 Vader-zoon relatie. De relatie tussen Winkler en zijn vader is incestueus dit komt
 steeds weer naar voren in het verhaal. Winkler is weg gestuurd voor zijn vader. Zijn
 
 moeder die eraan kapot gaat. Alles verwijst terug naar die relatie.
 
 
 
 
 Angst is een van de motieven. Winkler heeft wel een zekere angst voor zijn vader en de
 relatie berust ook op seks (incest). Winkler is ook onzeker, dat is een ander motief
 
 hierbij. Doordat hij onzejer is stelt hij zich kwetsbaar en als een makkelijke prooi op.
 
 
 
 
 De natuur is een motief, hij en zijn vader gaan vissen in de natuur en dat maakt hun
 band zo sterk, dat komt omdat dat het moment is waarop zijn vader met hem kan doen wat hij
 
 wilt.
 
 
 
 
 Eenzaamheid. Toen hij klein was was Winkler al eenzaam. Omdat hij anders was dan andere
 kinderen van zijn leeftijd. In het gekkenhuis is hij helemaal eenzaam en zo voelt hij zich
 
 ook. In de steek gelaten door alles en iedereen.
 
 
 
 
 In zijn latere leven is hij ook erg eenzaam en kan hij de draai in zijn leven niet echt
 goed vinden.
 
 
 
 
 Eenzaamheid loopt als een rode draad door zijn leven. 
 
 
 
 Relatie problemen. De relatie tussen zijn vader en moeder die niet goed is. Hij gaat
 voortdurend vreemd en houdt veel te veel van seks met wie dan ook, kleine meisjes,
 
 jongetjes oude vrouwen en ga zo maar door.
 
 
 
 
 Winkler zijn mislukte relaties die veel problemen met zich meebrachten. Alle relaties
 die in het boek voorkomen zijn slecht, worden slecht of zijn al kapot.
 
 
 
 
 Een ondersteunend motief is angst, hij heeft een soort bindingsangst. Seks is een ander
 motief. Hij vindt seks heel belangrijk in zijn relaties.
 
 
 
 
 Dood. De dood komt veelvuldig voor. Tommy die in de kokend hete pan valt, zijn vader
 die overlijdt als Winkler 22 is en mevrouw Sprong die ook overlijdt.
 
 
 
 
 Zelf wil Winkler ook vaak dood. De dood trekt zijn aandacht, intrigeert hem. 
 
 
 
 Angst is een motief hierbij. De angst voor de dood en dan soms weer de drang om te
 willen weten hoe het is om dood te zijn.
 
 
 
 
 Natuur. Wijnkleur houdt van de natuur. Hij hield er vroeger al van om naar het strand
 te gaan, te gaan vissen en gewoon buiten te zijn. Hij is ook geoloog geworden. Hij houdt
 
 van reizen om de natuur en cultuur elders te bekijken.
 
 
 
 
 Titelverklaring: 
 
 
 
 Het dolhuis staat voor het huis waar Winkler op 10 jarige leeftijd naar toe moest,
 Huize Kindervrede. Hij draagt dat altijd met zich mee in zijn gedachten, dat maakt hem
 
 dol. Ze maakten de kinderen daar ook wel dol. Ze werden zo kort gehouden en streng
 
 behandelt, onmenselijk gewoon. Wie wordt daar nou niet dol. Vandaar de titel Het Dolhuis.
 
 
 
 
 Stijl: 
 
 
 
 Boudewijn Büch schrijft autobiografisch, makkelijk leesbaar proza. Hij overdrijft veel
 om medegevoel op te wekken. In dit boek wordt veel gescholden, ik weet niet of hij dat in
 
 al zijn boeken doet. Er wordt verdriet en humor tegelijk in het verhaal verwerkt. De
 
 opbouw is wel wat rommelig, het heden en verleden door elkaar.
 
 
 
 
 Tijd: 
 
 
 
 Het verhaal is niet chronologisch verteld. Het verleden en heden wisselen elkaar
 voortdurend af. Het onderscheid is wel duidelijk. Tussen elk verschil zitten wit regels.
 
 
 
 
  Einde: 
 
 
 
 Het einde is wel gesloten vind ik. Winkler heeft op al zijn vragen antwoord gekregen.
 Hij weet precies wat er in zijn jeugd gebeurd is en dat wilde hij de hele tijd weten.
 
 
 
 
 En de laatste zin sluit het heel mooi af: Winkler Brockhaus en de nacht. 
 
 
 
  Eigen mening: 
 
 
 
 Ik vond het een goed boek. Ik heb het tot het eind toe geboeid gelezen en vond het niet
 saai. Op sommige stukken wel wat langdradig, maar dat hoeft niet saai te zijn. Omdat ik
 
 wilde weten hoe alles verder zou gaan las ik zelfs de langdradige stukken met plezier.
 
 Soms was het wat overdreven, maar dat is zijn manier van schrijven. Je leeft wel met
 
 Winkler mee, vooral toen hij in dat tehuis zat. Soms vond ik het zo zielig en was ik wel
 
 ontroerd. Hoe hij zich overal door heel sloeg als kind vond ik knap. Een leuk boek om te
 
 lezen vond ik.
 
 
 
 
 Informatie over de auteur: 
 
 
 
 Boudewijn Büch werd in 1948 geboren in Den Haag. Hij had een Poolse vader en een
 Italiaanse moeder. Hoewel zijn ouders Joods waren werd hij katholiek opgevoed.
 
 
 
 
 In zijn jeugd heeft hij veel te lijden gehad onder her oorlogstrauma van zijn vader die
 talloze woede-uitbarstingen kende en daardoor erg hardhandig met zijn zoons omging. Als
 
 hij niet onder zijn depressies leed was hij heel lief voor Boudewijn. De relatie werd
 
 zelfs incestueus. Dit maakte Boudewijn onzeker en nerveus. Als kind stotterde hij daardoor
 
 vreselijk.
 
 
 
 
 Hij werd een jaar in een psychiatrische inrichting geplaatst. Na de middelbare school
 ging hij studeren in Leiden en werkte als freelance journalist.
 
 
 
 
 Hij kreeg een relatie met zijn oud lerares Frans, waaruit een zoontje werd geboren,
 Mickey. Mickey overleed toen hij zes was aan een hersentumor.
 
 
 
 
 Büch raakte aan de drank en ging met van alles expirimenteren, ook met seks. Daarnaast
 stortte hij zich op zijn werk.
 
 
 
 
 Toen hij voor de televisie werkte ging hij zelf schrijven en werd zijn leven iets
 rustiger. Hij lijdt nog wel aan depressie.
 
 
 
 
 Relatie schrijver en boek: 
 
 
 
 Het boek is duidelijk autobiografisch geschreven. De vader van Bò ch had ook een
 oorlogtrauma en reageerde dat af op de buitenwereld. Bò ch zelf stotterde vroeger zelf
 
 ook heel erg en was erg onzeker. Zijn vader kende vele woede uitbarstingen en de
 
 vader-zoon relatie was ook incestueus. Boudewijn werd door zijn gedrag, wat hij aan zijn
 
 vader te danken had, ook een paar jaar in een inrichting geplaatst.
 
 
 
 
 Vrijwel alles wat in het boek beschreven wordt heeft Boudewijn zelf ook meegemaakt, al
 word er in het boek soms wel wat overdreven.
 |