Boekverslag :  - Vergillius
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 9665 woorden.


Zang I


Aanhef


 


Ik bezing de wapenfeiten
van een man die, voortvluchtig door zijn lot, van de Troiaanse kust naar Italia en meer bepaald de
Lavinische stranden kwam; hij werd heen en weer geslingerd tussen het land en
de zee door de kracht van de goden en de niet aflatende woede van de woeste Juno.  Hij kreeg
ook veel te verduren door de oorlog tot hij zijn stad in Latium zou stichten
waarin hij zijn goden zou brengen (~ laten wonen) en waardoor het Latijnse
volk, de Albaanse voorvaderen en de wallen van het oude Rome ontstaan zijn.


De wrok van Juno


Muze, breng mij de
oorzaken in herinnering door welke goddelijke wil gekrenkt en waarom treurende
de koningin van de goden (Juno

) een uitzonderlijk vroom man heeft aangezet tot het
doorworstelen van lotgevallen en het trotseren van problemen.  Is er
zoveel wrok bij de hemelingen? (A.v.Wilderode: Is
er zoveel rancune in de hemel?
). Recht tegenover  Italia en de
Tiberhaven (en -delta) (maar er ver vandaan) lag Carthago, een oude stad, bezet
door kolonisten van Tyrus (-> Fenicië), rijk aan hulpbronnen maar heftig
door honger naar oorlog.  Men vertelt dat Juno deze stad als enige meer vereert dan alle
andere, zelfs meer dan Samos.  Deze stad had haar wapenarsenaal en
strijdwagen.  De godin spande er zich voor in en
verlangde vurig dat dit het koninkrijk der volkeren zou zijn, als het lot het
op de één of andere manier zou dulden.  Maar ze had gehoord dat er een
afstammeling  uit Trojaans bloed geboren zou worden die ooit de Tyrische
burcht (=Carthago) zou verwoesten. Hieruit zou een volk groeien van heersers
over de wereld; machtige soldaten die Libya (= Noord-Afrika) ten gronde zouden
richten: Zo hadden de Parcen het voorgeweven.

Dit vrezend en de lange oorlog om Troje, waar ze in de eerste gelederen haar
geliefde Grieken (=Argis) had verdedigd, indachtig (want nog steeds niet waren
de redenen van haar boosheid en de grimmige pijn verdwenen uit haar hart:
immers het oordeel van Paris stond diep in haar hart gegrifd en het onrecht dat
haar miskende schoonheid was aangedaan en het gehate geslacht en de eer bewezen
aan de geroofde Ganymedes), die dingen vuurden haar ook nog aan, hield de
dochter van Saturnus Juno) de Trojanen, of wat ervan overbleef na de
slachtingen door de Grieken en de genadeloze Achilles, over de wijde zee heen
en weer zwalpend, ver van Latium.  Nu zwierven ze al vele jaren over al de
zeeën, opgejaagd door het lot.  Zo lastig was het om het Romeinse volk te
stichten.

Nauwelijks verdwenen uit het zicht van Sicilië voeren zij met volle zeilen blij
in de zee en zij omwoelden de schuimende baren van de zee met hun koperen boeg,
toen zei Juno, die een eeuwige wonde in haar hart koesterde, bij zichzelf de
volgende zaken: "Is dit nu niet erg dat ik het onderspit heb moeten delven
en mijn plan niet kan uitvoeren en dat ik de koning der Trojanen van Italië
niet kan afwenden; natuurlijk, ik werd gehinderd door het lot! Kon Pallas de
Griekse vloot dan niet verwoesten en hen zelf laten verdrinken in zee? en dit wegens het misdrijf en de waanzin van 1 persoon:
Ajax, zoon van Oileus. En zijzelf wierp vanuit de wolken de flitsende bliksem
van Juppiter en dreef de schepen uiteen en omwoelde de zee met winden, en
terwijl hij (Ajax) vlammen braakte vanuit zijn doorboorde hart werd hij
gegrepen en vastgepind op een scherpe klip; maar ik, die voortschrijd als
koningin der goden, zowel zus als echtgenote van Juppiter, voer al jaren lang
oorlogen met één volk. En wie aanbidt in de toekomst Juno nog, of wie zal als
smekeling nog een offer brengen op mijn altaren?"

Terwijl de godin
dergelijke zaken bij zichzelf overwoog, kwam ze aan in het vaderland der
stormen, een plaats rijk aan gierende stormwinden. Hier in de onmetelijke grot
probeert koning Aeolus de tegenstribbelende winden en de gierende stormen te
beheersen en hij probeert hen te beteugelen met boeien en een kerker. En deze,
verontwaardigd, gieren met luid gemor rond de bergwanden; Aeolus woont in een
hoge burcht en zwaait er de scepter en hij probeert de geesten te verzachten en
de woede te temperen. Indien hij dit niet zou doen, zouden zij de zee, de aarde
en de hoge hemel met zich meeslepen door de lucht. Maar de almachtige vader
verbergt ze in donkere grotten, het vorige vrezende plaatste hij een zware last
namelijk hoge bergen erop en gaf hen een leider die in staat was hen te onderdrukken en de teugels te vieren op bevel van
Juppiter, volgens een vaste overeenkomst. Ze sprak tot hem als smekeling de
volgende woorden: "Aeolus, de vader der goden en koning der mensen gaf jou
alleen de bevoegdheid om de golven te bedaren en ze op te zwepen met winden.
Een volk, vijandig voor mij, bevaart de kalme Thyrreense zee, ze dragen Troje
binnen in Italië en hun overwonnen beschermgoden: zet de winden kracht bij en bedelf hun gezonken achtersteven
zinken, of drijf ze uiteen en strooi hun lichamen over de zee. Ik heb 14 nimfen
met een zeer mooi lichaam, waarvan ik Deiopeia van wie de vormen volmaakt zijn,
met jou zal verbinden in een duurzaam huwelijk en ik zal haar jou toewijzen in
blijvend bezit, opdat zij de rest van haar leven met jouw zou doorbrengen, voor
zo' n verdienste, en opdat zij jou vader zou maken van veel mooie kinderen."


Aeolus antwoordde hierop : "Jij, koningin, het is jouw taak uit te zoeken
wat je wil ;het is mij
toegelaten taken op mij te nemen. Jij geeft mij mijn bevoegdheid, hoe groot of
hoe klein die ook mag zijn, jij beveelt mij aan bij Juppiter, jij zorgt er voor
dat ik mag aanliggen bij het gastmaal van de goden en dat ik heer en meester
mag zijn van de wolken en stormwinden."


De Storm


Wanneer dit gezegd was,
prikte hij met de omgekeerde lans de holle berg in de
zij: en de winden, alsof ze in gelederen vastzaten,
ontsnapten langsdaar langswaar een opening gemaakt was en ze bliezen over de
aarde met wervelwinden. Zij stortten zich op de zee en tegelijkertijd omwoelden
de Eurus (zuidoostenwind), de Notus (zuidenwind) en de Africus (zuidwestenwind)
de ganse zee tot aan de diepste diepten en grote golven deden ze naar de kusten
rollen. Onmiddellijk daarop volgde het geroep van mannen en het gezwiep van
scheepstouwen. Plots onttrokken de wolken het daglicht en de hemel aan de ogen
van de Trojanen ;een zwarte
nacht bedekte de zee. De hemel liet een gedonder horen en de hemel flikkerde
veelvuldig met vuur, alles toonde dreigend de aanwezige dood aan de mannen.
Dadelijk verstijfden de ledematen van Aeneas door een koude rilling; en terwijl
hij zijn handen tot de lucht richtte en zuchtte, zei
hij het volgende: "Ik prijs ze 3 en 4 maal gelukkig, zij die het te beurt
viel te sneuvelen voor de ogen van de vaderen en onder de hoge muren van Troje!
O Diomedes, dapperste uit het Griekse geslacht, waarom kon ik niet sterven in
de vlakte van Troje en kon ik mijn geest niet uitgieten door jouw rechter hand, daar waar de woeste Hector ligt met Achilles'
speer in hem, waar de reusachtige Sarpedon ligt, waar de Simoïs zo veel
schilden en helmen en sterke lichamen van mannen meesleept in haar stroom en
meevoert!" Terwijl hij zulke dingen zegt slaat een gierende storm slaat
recht in het zeil vanuit het noorden en zwiept de golven op tot aan de sterren.
De riemen breken, dan wendt de voorkant zich af en geeft de zijkant prijs aan
de golven, dadelijk daarna volgde een steile berg door een opeenhoping van
water. De enen hingen boven in de golf, voor de anderen opent het splijtende
water de bodem tussen de golven; beneden wordt de aarde omgewoeld. De
zuidenwind drijft drie schepen op de verborgen rotsen (de Italiërs noemden deze
rotsen midden in de golven Altaren, als een enorme rug), de oostenwind dringt
vanuit de volle zee drie schepen naar de ondiepten en zandbanken,
verschrikkelijk om te zien, duwt ze in de wadden en bouwt er een wal zand
omheen. Een stortzee stort zich op de achtersteven van een schip, dat de
Lyciërs en de trouwe Orentes vervoert, de stuurman slaat hals over kop over
boord en tuimelt het water in; een golf die driemaal op dezelfde plaats draait,
slingert het schip weg en een draaikolk slokt het gretig de zee in. Slechts
enkele zwemmenden verschijnen in de woeste maalstroom. Wapens van mannen en
schatten van Troje zwerven in het water. Het schip van Iliopeses was reeds door
de golven overmand, dat van de dappere Achetes, het schip dat Abas meevoerde en
dat van de bejaarde Aletes worden overwonnen door de storm: nadat de binten van
het schip gelost zijn, krijgen ze het vijandelijke water binnen en de schepen
vallen uiteen.


Neptunus Stilt De Storm


Intussen merkte Neptunus
dat de zee veranderd was in een kolkende massa, dat er een storm was
losgebroken en dat het altijd stille water van de diepten terug naar boven
stroomde; zeer kwaad, de zee overschouwend, stak hij zijn eerbiedwaardige hoofd
uit het water. Hij zag dat de vloot van Aeneas over het hele zeeoppervlak was
uiteengedreven en dat de Trojanen bedreigd werden door de golven en de
wolkbreuk. En de pijn en de woede van Juno bleven niet voor haar broer
verborgen.


Hij roept meteen Eurus en
Zephyrus bij zich, waarna hij het volgende zegt: "Houdt zo’n grote dunk
over jullie afkomst jullie in zijn greep, winden, dat jullie hemel en aarde
zonder mijn goddelijke toestemming durven dooreen te woelen en zo’n grote
watermassa op te tillen? Ik zal jullie … ! Maar het is
beter om de bewegingen van de golven tot bedaren te brengen; een andere keer
zullen jullie voor mij boeten met een niet gelijke straf. Scheer je weg en zeg
het volgende aan jullie koning: niet aan hem, maar aan mij zijn het oppergezag
over de zee en de woeste drietand gegeven door het lot. Achter de immense
rotsen is jullie thuis, Eurus: dat hij de scepter zwaait in zijn paleis en dat
hij regeert over de winden achter gesloten deuren.


Zo sprak hij en nog
sneller dan zijn woorden brengt hij de gezwollen zee tot bedaren, verdrijft de
opeengestapelde wolken en brengt de zon terug. Cymothoë en tegelijk ook Triton
duwen de schepen los van de vlijmscherpe rotspiek, door ertegen te duwen;
hijzelf licht zijn drietand op, opent de uitgestrekte zandbanken, kalmeert de
zee en rijdt op zijn snelle wagen over de toppen van de golven. Net zoals een
zeer grote massa volk in opstand komt en het gewone gepeupel woedt in de
gemoederen, wanneer de stenen en fakkels al vliegen (woede verschaft wapens),
wanneer zij dan de één of andere man zien, gewichtig door zijn vroomheid en
verdienste, verstommen ze en luisteren met gespitste oren: deze richt door zijn
woorden de gemoederen en verzacht de woede. Zo verkalmt ook de zee vanaf het
ogenblik dat de god de zee overschouwend onder de hemel rijdt, zijn paarden
ment en snellend met zijn volgzame wagen de teugels viert.


Juppiter voorspelt de
grootheid van Rome.


A. Van Aeneas tot Romulus


De vader van mensen en
goden glimlachte met zijn gelaat, waardoor de hemel en de stormen opklaarden,
en hij kuste zijn dochter zachtjes op de lippen, en van toen af zei hij die dingen :"Spaar je vrees Cytherea, het lot van jou en
van de uwen blijft onbewogen, je zal een stad en de beloofde wallen van
Lavinium zien, jij zal de groothartige Aeneas naar de sterren van de hemel
dragen, mijn mening is niet verandert.

Deze zal (ik zal het immers maar zeggen, aangezien de zorg je kwelt, ik zal
alsof ik een boekrol afrol, de geheimen van het lot onthullen) een zeer grote
oorlog voeren en in Italië wilde volkeren vernietigen, en beschaving stichten
en wallen oprichten. De derde zomer zal hem zien regeren, totdat telkens drie winters
zullen voorbijgaan, en de Rutuliërs overwonnen waren.

Maar de jongen Ascanius, aan wie de bjinaam Julus gegeven was (Hij heette
Julus, zolang de Trojaanse staat machtig was), vulde 30 kringen van
voortwendelende maanden met zijn gezag, en de heerschappij werd van de plaats
van Lavinium overgebracht, en met veel kracht versterkte hij Alba Longa.

Hier zal gedurende driehonderd jaar geregeerd worden onder het geslacht van
Hector, totdat een koninklijke priesteres, zwaar zwanger van Mars, een tweeling
ter wereld brengt.

Daarna zal Romulus, getooid onder de glanzende huid van een wolvin, wallen en
het volk van Mars stichten, en hij zal het Romeinse volk naar zijn naam noemen.


B. De macht van Rome


Ik zal noch paal noch perk
stellen aan de macht, ik geef het rijk geen einde. Wat nog meer is, de bittere
Juno, die land, zee en hemel vermoeit met vrees, zal haar plan verbeteren, en
met mij de Romeinen, heersers van de wereld, het volk in toga, koesteren. Zo
heeft het lot besloten. Er zal een perioden van vijf jaar voorbijglijden, hij
zal komen en heersen in slavernij nadat de Grieken overwonnen zijn.

Octavianus zal geboren worden van mooie afkomst , die
zijn heerschappij beëindigt met de Oceanen en zijn roem met de sterren. Het is
Julius, een naam afkomstig van de grote Julus. Jij zal ooit zonder zorgen van
hem in de hemel de buit van het oosten ontvangen. Deze zal worden aanroepen met
gebeden. De ruwe eeuwen zullen verzachten omdat de oorlogen zijn beëindigd. De
eerbiedwaardige trouw en en Vesta, zal met Romulus, het
broer van Remus wetten geven. De onheilspellende poorten van de oorlog zullen
met nauwsluitende ijzeren scharnieren gesloten worden. De goddeloze waanzin
daarbinnen zal zittend op haar wrede wapens en geboeid met honderd bronzen
boeien op haar rug, zal vreselijk brullen met bebloed gezicht.


r.180.


Aeneas heeft intussen een
klip beklommen en hij zocht een plaats van waaruit hij wijd en zijd over de zee
zag, in de hoop dat hij Antheus, voortgedreven door de wind, zou zien, de
Phrygische schepen of Capys of hoog op de achtersteven de schilden van Caicus.
Een   schip kreeg hij niet in het oog, maar hij zag wel vlakbij op de kust
drie herten lopen; een hele kudde volgde achter hen en in de valleien graasde
een lange stoet.


Toen bleef hij staan en
pakte met de hand een boog en snelle pijlen, wapens die die
trouwe Achates placht te dragen, en hij velde eerst de drie leiders zelve, die
het hoofd hoog opgericht hielden, met een vertakt gewei, en bracht vervolgens
lacht makend op hen de meelopers  in verwarring en de hele massa onder de
loofrijke bomen; en hij hield niet op voordat hij
zeven enorme lichamen op de gronde legde als overwinnaar en er voor elk schip
één had; vervolgens ging hij terug naar de haven en
verdeelde de herten onder zijn kameraden;


Hij  verdeelde
vervolgens de wijn, die de heldhaftige goede Acestes had ingeladen in kruiken
op de kust van Sicilië en die hij aan hen gegeven had toen ze weggingen en hij
probeerde zijn kameraden die terneergeslagen waren te troosten met de volgende
woorden: "O kameraden (wij hebben tot nu toe immers heel wat meegemaakt),
jullie  die erger geleden hebben, de godheid zal een einde geven ook aan
deze dingen. Jullie zijn naar de razende Scylla en de tot in de diepte
weerklinkende klippen gegaan en jullie hebben de rotsen van de cyclopen
ondervonden: roept de animo terug en laat jullie droefheid en angst varen;
misschien zal het zich later dit herinneren plezier doen.''


402-706


Zo sprak zij en terwijl
zij zich afwendde straalde zij met jaar rozerode nek

en haar goddelijke lokken geurden een goddelijk parfum,

vanaf haar kruin; haar kleed golfde neer tot op haar enkels;

en door haar manier van lopen bleek zij echt de godin te zijn. zodra hij zijn moeder

had herkend, volgde hij haar, terwijl zij vluchtte, met zodanige woorden:

"Waarom bespot jij je zoon zo vaak, wreedaard ook jij, met

drogbeelden, waarom wordt niet de gelegenheid gegeven om jouw rechterhand

te drukken en waarachtige woorden te horen en te antwoorden?"

Met zodanige bittere woorden beschuldigde hij haar en richtte zijn schreden
naar de stadsmuren.
maar Venus beschermde hen terwijl zij gingen met een
donkere nevel

en de godin omhulde hen met een dicht kleed van een mist,

opdat niemand hen kon zien en opdat niemand hen kon aanraken

of oponthoud kon veroorzaken of redenen van hun komst eisen.
zijzelf verdween in de hoogte naar Paphus en bezocht
opnieuw haar eigen

woonplaats opgewekt, waar haar tempel stond en honderd altaren Sabaeïsche

wierook brandden en geurden van verse bloemkransen.


Ondertussen legden zij de
weg snel af, waarlangs het pad hen wees.
en reeds waren zij bezig de heuvel te beklimmen, die
de stad in zijn volle lengte

beheerst en van boven af uitkijkt op de tegenover elkaar liggende burchten.

Aeneas bewonderde het bouwwerk, eens hutten,

hij bewonderde de poorten en het gedruis op de geplaveide wegen.
de Tyriërs spanden zich in, blakend van ijver: een deel bouwde muren

en zwoegde aan de burcht en rolde met de blote handen rotsblokken naar boven,

een ander deel koos een plaats voor een gebouw en sloot die in met een vore.
zij kozen rechters en magistraten en zij stichtten een
eerbiedwaardige senaat.
hier groeven sommigen havens uit; daar
legden anderen diepe fundamenten

voor een theater en hakten ontzaglijke zuilen

uit de rotsen, hoge versieringen voor de toekomstige toneelgebouwen.
zodanig als het zware werk de bijen afmat in het begin
van de zomer

over de bloeiende velden onder de zon wanneer zij de volwassen poppen van

het bijenvolk naar buiten brengen of wanneer zij de vloeibare honing

samenpersen en de cellen tot barstens toe vullen met zoete nectar,

of lasten overnemen van degenen die komen of wanneer zij een colonne hebben
gevormd

het nutteloze volkje namelijk de darren afweren van de cellen;
het gonst van het werk en de geurende honing ruikt
naar tijm.


"O begenadigden, van
wie de muren al verreizen."
zei Aeneas en keek omhoog naar de gevelspitsen van de
stad.
hij begaf zich, omringd door de nevel (het is
wonderbaarlijk om te zeggen)

door het midden van de mannen en mengde zich onder hen en werd door niemand
waargenomen.


Er was een bos in het
midden van de stad, zeer rijk aan schaduw,

op de plaats waar de Puniërs in het begin heen en weer geslingerd door de
golven en een wervelwind

een beeld hebben opgegraven, dat de koninklijke Juno

hen had getoond en als voorteken had gegeven, het hoofd van een vurig paard:
immers zo uitstekend in de oorlog

en zo rijk aan levensonderhoud zou het volk gedurende de eeuwen zijn.
hier was Dido de Sidonische bezig een geweldige tempel
voor Juno

te stichten, rijk aan geschenken en machtig door de godheid van de godin,

waarvan de bronzen drempels oprezen uit de traptreden en balken

rustend op brons, waarvan de as knarste van de bronzen deurvleugels.
in dit bos heeft een onverwachte zaak die zich
voordeed zijn vrees

verminderd, hier voor het eerst heeft Aeneas het gewaagd te hopen op

welzijn en beter te vertrouwen in zijn wanhopige toestand.
terwijl hij namelijk aan de voet van de geweldige
tempel de details in ogenschouw nam

terwijl hij op de koningin stond te wachten, terwijl hij bewonderend keek,
welke rijkdom de stad bezat,

en naar het handwerk van de kunstenaars die met elkaar wedijverden en de
inspanning

van de bouwwerken, zag hij de gevechten bij Troje op de rij af

en de oorlog die reeds door het gerucht over de hele wereld bekend gemaakt was,

de Atriden en Priamus en Achilles verbitterd jegens beiden.
hij bleef staan, en tranen vergietend zei hij
"Achates, welke plaats, welke

landstreek op aarde is nu niet vervuld van onze ellende?
kijk Priamus. ook hier zijn
passende beloningen voor lofwaardige daden,

hier vergiet men tranen om de lotgevallen van stervelingen en die beroeren hun
geest.
laat je vrees varen; dit
gerucht zal jou enige redding brengen."
zo zei hij en verzadigde zijn geest met het ijdele
schilderij

veel zuchtend, en hij bevochtigde zijn gelaat met een overvloed van tranen.
hij zag immers ook, hoe de Grieken vluchtten aan deze
kant

terwijl zij streden rondom Pergama, hoe de Trojaanse jongemannen hen in het
nauw brachten,

aan de andere kant de Frigiërs en hoe Achilles met zijn helmbos op zijn wagen
hen op de hielen zat.
en niet ver hiervandaan herkende hij de tenten van
Rhesus

met hun sneeuwwitte zeilen tranen vergietend, die de bloedige zoon van Tydeus

met veel bloedvergieten bezig was te verwoesten, verrast in het begin van hun
slaap,

en joeg de vurige paarden weg naar zijn kamp, voordat

zij het gras van Troje hadden geproefd en uit de Xanthus gedronken hadden.

aan de andere kant Troilus, op de vlucht, nadat hij zijn wapenrusting had
verloren,

de ongelukkige jongen en slaags geraakt met Achilles, maar niet tegen hem op
gewassen:


hij werd meegesleept door de paarden en bleef
achterover steken in de lege wagen,

terwijl hij toch de teugels vasthield; voor deze
werden nek en haren over de grond

gesleurd, en met zijn gevelde speer werd een streep getrokken in het stof.
intussen gingen de Trojaanse vrouwen naar de tempel
van de ongunstig gezinde Pallas

met losse haren en droegen een peplus,

als smekelingen bedroefd en zich op de borsten slaande met hun handen:
de godin hield haar ogen strak gericht op de grond,
afgewend.
driemaal had Achilles Hector rondom de Trojaanse muren
gesleurd

en was bezig zijn ontzielde lichaam voor goud te verkopen.
toen eerst recht slaakte hij een geweldige zucht uit
het diepst van zijn borst,

zodra hij de wapenrusting, zodra hij de wagen, en zodra hij het lijk zelf van
zijn vriend zag

en dat Priamus zijn ongewapende handen uitstrekte.
ook zichzelf herkende hij gemengd onder de voornaamste
Grieken

en slagorden van Eos en de wapenrusting van de zwarte Memnon.
de razende Penthesilea voerde de scharen der Amazonen
aan met hun halvemaanvormige

schilden en streed vurig temidden der duizenden,

terwijl zij haar gouden gordel vastgespte onder haar ontblote borst,

een strijdster, en zij, een maagd, waagde het de strijd aan te binden met
mannen.


Terwijl deze zaken de
Dardaanse Aeneas bewonderenswaardig voorkwamen,

terwijl hij versteld stond en aan de grond genageld bleef staan in aanschouwing
van die ene

schreed de koningin naar de tempel, de beeldschone Dido,

terwijl een grote stoet jongemannen haar omstuwde.


zodanig als op de oevers van de Eurotas of op de
bergruggen van de Cynthus

Diana haar reien oefent, die duizend Oreaden volgen

en aan weerszijden omringen; zij draagt haar pijlkoker

op haar schouder en schrijdend steekt zij boven alle godinnen uit

(vreugde doortrilt het zwijgende hart van Latona):
zodanig was Dido, zodanig begaf zij zich vrolijk

door hun midden, leiding gevend aan het werk en het toekomstige rijk.
toen ging zij door de toegangsdeuren van de godin, in
het middenschip van de tempel,

omringd door gewapenden, en ging zitten hoog op de troon gezeteld.
zij sprak recht en gaf wetten aan de mannen, en het
werk aan de gebouwen

verdeelde zij in gelijke delen of trok het lot,

toen plotseling Aeneas temidden van een grote oploop

Antheus en Segestus zag naderen en de dappere Cloanthus

en anderen der Teucriërs, die de donkere storm op het zeevlak

had weggedreven en ver weg naar de andere kusten had gewend.
tegelijk verstijfde hijzelf en tegelijk werd Achates
geschokt

door blijdschap en door vrees; zij brandden van
verlangen

om hen de hand te drukken, maar de onbekende oorzaak verwarde hun gemoed.
zij deden alsof zij niets merkten en gehuld in het
kleed van de wolk trachtten zij te

raden wat het lot van de mannen was, op welke kust zij de vloot achterlieten

en waarom zij kwamen; want gekozen uit alle schepen
kwamen zij

om genade te smeken en zij richtten hen schreden onder geschreeuw naar de
tempel.


Nadat zij binnengegaan
waren en hun de gelegenheid was gegeven persoonlijk te
spreken

begon Ilioneus, de oudste, met kalm gemoed aldus:
"O koningin, aan wie Jupiter gegeven heeft een nieuwe
stad te stichten

en met rechtvaardigheid trotse stammen te beteugelen,

u smeken zij ongelukkige Trojanen, door de winden over alle zeeën gevaren:


Weer het afschuwelijke
vuur af van onze schepen,

spaar ons vrome geslacht en beshouw onze toestand van dichterbij.
wij zijn niet gekomen om of met het zwaard uw Libische
huizen

te plunderen, of geroofde buit naar het strand te slepen;
zodanig geweld kent onze geest niet, noch kennen
overwonnenen zo’n grote overmoed.
er is een plaats, Hesperia noemen de Grieken het met
een bijnaam,

een oud land, machtig door wapens en door de vruchtbaarheid van de aardkluit;

Oinotrische mannen hebben het bewerkt; nu gaat het gerucht dat jongeren

het land Italië hebben genoemd naar de naam van hun aanvoerder:

dit was onze koers,

toen plotseling de buienrijke Orion oprijzend met de golven ons

naar onzichtbare ondiepten heeft gebracht en ver weg door middel van doldrieste
zuiden winden

en over de golven, terwijl de deining boven ons uitrees en over onbegaanbare
rotsen

uiteengedreven heeft: hierheen zijn wij met weinigen op uw kusten aangespoeld.
wat is dit voor een geslacht van mensen en welk
barbaars vaderland

staat deze gewoonte toe? Ons wordt de gastvrijheid van het strand ontzegd;

zij veroorzaken oorlogen en zij verbieden voet aan wal te zetten op het eerste
het beste land.
als u het menselijke geslacht en sterfelijke wapen veracht,

verwacht dan de wraak van de goden volgens goddelijk recht geoorloofd of
ongeoorloofd.
wij hadden als koning Aeneas, geen ander is
rechtvaardiger geweest dan deze

door zij plichtsgetrouwheid, noch groter in de gewapende strijd.
als de lotsbeschikkingen nu deze held redden, als hij
de lucht van de ether inademt

en hij nog niet bezwijkt voor de wrede schimmen,

kennen wij geen vrees; het zal u wel niet berouwen,
dat u als eerste in plichtsbetrachting

hebt gewedijverd: ook zijn er steden in de landstreken
van Sicilië

en wapens en de beroemde Acestes van Trojaans bloed.
moge het geoorloofd zijn de door de winden zwaar
gehavende vloot op het strand te trekken

en in de bossen balken te kappen en riemen te schaven,

als het ons vergund wordt, ons te richten naar Italië, nadat wij onze makkers
en onze koning hebben

teruggekregen om opgewekt koers te zetten naar Italië en Latium;

maar als zijn redding weggenomen is en u, beste vader der Trojanen,

de zee van Libië heeft verzwolgen en er geen hoop meer op Iulus over is,

maar mogen wij dan koers zetten naar de zee-engten van Sicilië, tenminste en
naar de voor ons voorbereide


woonplaatsen,


waarvandaan wij hierheen zijn gevaren en naar koning
Acestes."
met dergelijke woorden richtte Ilioneus zich tot haar;
alle Trojanen mompelden

instemmend.


Toen sprak Dido in het
openbaar kort, met terneergeslagen ogen:

"bevrijd uw hart van vrees, Trojanen, bevrijd u van zorgen.
de moeilijke toestand en mijn nieuwe koninkrijk
dwingen mij zodanige inspanningen

te getroosten en wijd en zijd mijn grenzen met bewaking te beschermen.
wie zal niet het geslacht van de Eneaden kennen, wie
niet de stad Troja

en de dappere daden van de helden of de brand van zo’n grote oorlog?
niet zo afgestompt dragen wij Puniërs onze harten net
zo ver afgewend van de stad Tyrus, spant de Zon zijn paarden in.


hetzij u het groot Hesperia verkiest en de Saturnische
akkers

hetzij het gebied van Erics en koning Acestes,

ik zal u veilig laten gaan met hulp en u helpen met hulpgoederen.
wilt u op voet van gelijkheid met zij u vestigen in
dit koninkrijk:
die stad die ik sticht is de uwe, trekt uw schepen op
het strand;

Trojaan en Tyriër zullen door mij zonder enig onderscheid behandeld worden.
en was uw koning zelf gedreven door de zuidenwind maar

aanwezig, Aeneas! Ik persoonlijk zal langs de kust betrouwbare personen

uitzenden en ik zal bevelen de uiterste einden van Libië te doorzoeken,

voor het geval dat hij rondzwerft in enige bossen of stede, nadat hij aan land
gespoeld is."


Door deze woorden
bemoedigd, brandden zowel de dappere Achates

als de vader Aeneas al lang van verlangen om

uit te breken. als eerste sprak Achates Aeneas aan.

"O, godinnenzoon, welk besluit komt nu in uw geest op?
u ziet dat alles veilig is en dat uw vloot en uw
makkers teruggevonden zijn.
één ontbreekt, van wie wij zelf gezien hebben dat hij
midden in de golven

verdronken is; het overige beantwoordt aan de woorden
van uw moeder."
nauwelijks had hij dat gezegd of de wolk

die hen omhuld had barstte open en loste op in de open hemel.

Aeneas bleef staan en hij straalde in het heldere licht

in gelaat en schouders gelijk aan een god; immers zijn moeder zelf schonk

een prachtige pruik aan haar zoon en de gloed van de

jeugd en de vrolijke schittering voor zijn ogen:

zodanige schoonheid als de handen van een kunstenaar toevoegen aan ivoor, of
waar zilver

of Parisch marmer bedekt wordt met goudgeel goud.


Toen sprak hij aldus tot
de koningin en plotseling onverwacht

tot allen zei hij: "in eigen persoon ben ik aanwezig, degenene die u
zoekt,

de Trojaan Aeneas, ontrukt uit de Libische golven.
o u die als enige het onzegbare leed van Troje hebt
beklaagd,

die ons, overblijfselen van de Grieken, uitgeput reeds

door alle mogelijke lotgevallen te land en ter zee, alles ontberend

laat deelnemen in uw stad en in uw huis, op waardige wijze dank te betuigen

ligt niet in onze macht, Dido, noch van wat er overal ook maar is

van het Trojaanse volk, dat verstrooid is over de grote aarde.

moge de goden u, als enige godheden zich bekommeren om de vromen, als er ergens

iets van rechtvaardigheid is en als er een geest bestaat die zich bewust is van
het recht,

waardige beloningen brengen. welke zo gelukkige
generaties hebben u

voortgebracht welke zo machtige ouders hebben zo’n dochter voortgebracht?
zolang als rivieren naar zee-engten zullen stromen,
zolang de schaduwen de holle dalen

in de bergen zullen doorkruisen, zolang de hemelpool de sterren hun gloed zal
verlenen,

zullen altijd uw eer en uw naam en uw lofprijzingen blijven,

welke landen mij ook roepen." nadat hij zo
gesproken had, ging hij

naar zijn vriend Ilioneus aan zijn rechterhand en aan zijn linker Serestus,

daarna ging hij naar de anderen zowel de dappere Gyos als de dappere Cloanthus.


Eerst stond de Sidonische
Dido versteld van zijn aanblik,

vervolgens door het zo zware lot van de held en aldus sprak zij:

"welk lot achtervolgt u, godinnenzoon, door zo grote

gevaren? welke macht doe u landen op onherbergzame
kusten?
bent u die beroemde Aeneas, die de zegenrijke Venus

gebaard heeft voor de Trojaan Anchises bij het water van de Frigische Simoeis?
en ik persoonlijk herinner mij dat Teucer naar Sidon
kwam

nadat hij verdreven was uit het gebied van zijn vader, terwijl hij een nieuw
koninkrijk zocht

met de hulp van Belus. toen was zijn vader Belus bezig

het machtige Syprus te verwoesten en hij behield het als overwinnaar onder zijn
zeggenschap.
reeds vanaf die tijd is mij het lot van de Trojaanse
stad

bekend en uw naam en de Pelasgische vorsten.
zelfs hij als vijand prees de Trojanen met
buitengewone lof,

en hij beweerde dat hij afkomstig was van de oude stam van de Trojanen.
daarom vooruit, jongemannen, komt binnen in ons
paleis.
ook mij heeft een gelijksoortig lot willen vestigen

eindelijk in dit land, nadat ik geteisterd was door vele inspanningen:
ik heb geleerd ongelukkigen te hulp te snellen omdat
ik het ongeluk maar al te goed ken."
zo sprak zij; tegelijk leidde
zij Aeneas naar het koninklijk

paleis, tegelijk kondigde zij een offer aan voor de tempels van de goden.
evengoed zond zij intussen naar de kust voor zijn
makkers

twintig stieren, honderd grote zwijnen

met borstelige ruggen, honderd vette lammeren met hun moeders,

geschenken om uiting te geven aan de vreugde van de dag.
en de binnenkant van het schitterende huis werd
voorzien van

koninklijke weelde en midden in het huis bereidden zij een groot feestmaal
voor:
kunstig bewerkte gewaden en geverfd met het trotse
purper,

geweldig zilverwerk op de tafels en in goud gedreven

de dappere daden van de voorvaderen, een zeer lange reeks van daden,

afgeleid door zoveel helden van de oorsprong van het oude volk af.


Aeneas (immers zijn
vaderliefde stond niet toe dat zijn geest

tot rust kwam) zond Achates snel naar de schepen,

opdat hij deze zaken naar Ascanius bracht en om hem zelf naar de stad te
brengen;

alle zorg van zijn liefhebbende vader is gericht op Ascanius.
bovendien beval hij geschenken te brengen ontroofd

aan de Trojaanse ruïnes, een palla, stijf staande van met goud geborduurde
figuren

en een sluier omzoomd met saffraangele acanthus,

een pronkgewaad van de Griekse Helena, dat zij uit Misene

had meegenomen toen zij op reis ging naar Troje en het ongeoorloofde

huwelijk, een wonderbaarlijk geschenk van haar moeder Leda:
bovendien een scepter, die Ililione ooit had gedragen,

de oudste van de dochters van Priamus, en voor haar hals een ketting

met parels en een dubbele kroon, bezet met juwelen en goud.
om deze dingen snel uit te kunnen voeren, richtte
Achates zijn schreden naar de schepen.


Maar de godin van Cythera
overwoog een nieuw plan

in haar borst, opdat Cupido veranderd van uiterlijk en gezicht

zou komen in plaats van de lieve Ascanius en de koning in vuur en vlam

zou zetten met zijn geschenken en opdat hij haar gebeente met het liefdesvuur
zou vervullen.
immers zij vreesde het twijfelachtige huis van de
Tyriërs met dubbele tong.;

de gedachte aan de onverzoenlijke Juno kwelde haar en kwam voor de nacht
telkens terug

dus sprak zij met de volgende woorden tot de vleugeldragende Amor:

"zoon, mijn macht, mijn grote invloed ben jij alleen,

zoon, ben jij die de wapens heeft buitgemaakt op de Typhoeis van jouw opperste
vader veracht,

ik neem mijn toevlucht tot jou en eis als smekeling jouw goddelijke macht.
hoe jouw broer op zee heen en weer geslingerd wordt

rond alle kusten, door de bittere haargevoelens van Juno,

die dingen zijn aan jou bekend en jij hebt vaak geleden met ons leed.
nu houdt de Phoenissche Dido hem tegen met vlijende

woorden, en ik vrees, waarheen de gastvrijheid van Juno

zich wendt; absoluut niet zal hij ophouden op zo’n
belangrijk tijdsgewricht.
daarom ben ik van plan haar voor te zijn met listen en
de koningin te omsingelen

met liefdesvuur, opdat zij niet van houding verandert door een of andere
godheid,

maar samen met mij vastgehouden wordt door een grote liefde voor Aeneas.
op welke manier je dat kunt doen, verneem nu ons plan:
de koninginnenzoon is van plan ontboden door zijn
liefhebbende vader

naar de Sidonische stad te gaan, hij mijn grootste zorg,

om geschenken te brengen die over zijn uit de zeeën en de vlammen van Troje:
deze zal ik nadat hij bedwelmd is door de slaap boven
op het hoge Cythera

verbergen of boven op de Idalium op een gewijde plaats,

opdat hij niet listen kan weten, of dwarsbomen.

jij moet zijn uiterlijk niet langer dan één nacht

bedrieglijk nabootsen en als jongen de bekende
gelaatstrekken van de jongen aannemen,

opdat jij wanneer de dolblije Dido jou op schoot zal nemen

temidden van de koninklijke tafels en het gebruik van Bacchus’ vloeistof,

wanneer zij jou zal omhelzen en zoete kussen op jouw mond zal drukken,

haar het verborgen vuur inblaast en haar bedriegt met het vergif."

Amor gehoorzaamde aan de woorden van zijn dierbare moeder en legde

zijn vleugels af en schreed zich verheugend over de gang van Iulus.
maar Venus goot Ascanius kalme rust over zijn

ledematen en de godin hief hem die zij gekoesterd had op haar schoot

op de heilige wouden van de hoge Idalia, waar de malse marjolijn

hem met haar bloemen toe blies en met de aangename schaduw omhelsde.


747-765


De Tyriërs
applaudisseerden stormachtig en de Trojanen volgden. De ongelukkige Dido rekte
de nacht door een gevarieerd gesprek en ze donk de liefde lang door veel over
Priamus te vragen en veel over Hector; nu eens vroeg ze met welke
wapenuitrusting de zoon van de Dageraad gekomen was en dan weer vroeg ze naar
de aard van de paarden van Diomedis en e vroeg ook over Achilles.
"Gastvriend, vertel ons lieven van in het begin over het ontstaan van de
hinderlagen en over jouw lotgevallen bij de Grieken en over jouw zwerven, want
het zevende jaar draagt jou reeds dolende over alle landen en zeeën."


Zang II


1-66


Alle aanwezigen zijn stil
geworden en zij hielden vol spanning hun blik op hem gericht; en vervolgens
begon vader Aeneas vanaf zijn hoge aanligbed als volgt te vertellen: "U
beveelt, koningin, de onuitsprekelijkelijke ellende te hernieuwen. Hoe nl. de
Grieken de Trojaanse rijkdom, nl. het beklagenswaardige koninkrijk, omver
hebben geworpen, en dat is het verschrikkelijkste wat ik ooit gezien heb en
daarvan was ik een groot deel-wie van de Myrmidonen of van de Dolopen of welke
soldaat van de grimmige Ulixes zou zich kunnen weerhouden van tranen bij het
vertellen van zulke dingen? En de dauwrijke nacht haast zich al langs de hemel
naar beneden en de dalende sterren noden tot slaap. Maar als er zo groot
verlangen is onze lotgevallen te leren kennen en in het kort de doodsstrijd van
Troje te vernemen, zal ik, hoewel ik huiver het me te herinneren en wegvlucht
van de ellende, toch beginnen. De leiders van de Danaï, gebroken door de oorlog
en door de beschikkingen teleurgesteld, na vele jaren van verderf, bouwden een
paard, zo groot als een berg, door de goddelijke kunst van Pallas en ze
timmerden de zijden dicht met dennehout dat daartoe gekapt was; ze veinsden een
wijgeschenk voor een behouden terugkeer naar
Griekenland; dat gerucht ging rond. Hierin sloten zij
heimelijk geselecteerde soldaten, door het lot 20 aangewezen,
onzichtbaar op in de flank en zij stopten de enorme buikholte helemaal vol met
gewapende soldaten. Er ligt aan de gezichtseinder Tenedos, een zeer beroemd
eiland door zijn naam, rijk aan machtsmiddelen zolang als het koninklijk van
Priamos bestond, nu nog slechts een baai en een ankerplaats voor schepen die
slecht betrouwbaar is gebleken; hierheen voeren zij en ze verscholen zich op de
verlaten kust. Wij hebben gemeend dat ze vertrokken waren en voor de wind koers
hadden gezet naar Mycaene. Derhalve maakte heel Troje zich los na een lange
periode van ellende: de poorten werden wijd geopend; we hadden er plezier in
naar het kamp van de Grieken te gaan, en te kijken naar de plaatsen waar nu
niemand meer was en het nu eenzaam achtergelaten strand. Hier was de groep van
de Dolopen, hier was de ligplaats voor de vloot, daar waren ze gewend te
vechten in slagorde. Een deel keek verbaasd naar het onheilspellende geschenk
aan de ongehuwde Minerva en ze verwonderden zich over de omvang van het paard,
en Tymoethes als eerste spoorde aan het binnen de stadsmuren te halen en het op
de burcht te plaatsen, hetzij door een list, hetzij dat de beschikkingen het nu
eindelijk zo voor Troje brachten. Maar Capys en diegenen, die een stuk
verstandiger waren, bevalen ofwel om het geschenk van de Grieken waar weinig
goeds van te verwachten was, een hinderlaag misschien wel, de zee in te gooien
of om er een vuur onder te leggen en het te verbranden ofwel om de holle ruimte
van de buik van het paard te doorboren en te kijken of het misschien een
schuilplaats was. En het volk werd uiteengescheurd tot uiteenlopende meningen
zodat er onzekerheid ontstond. Toen kwam als eerste voor alle anderen vergezeld
van een grote menigte, Laocoon laaiend van het hoogste punt van de burcht naar
beneden gerend en hij schreeuwde al van verre: "O, ongelukkige burgers,
wat is dat voor een dwaasheid?! Geloven jullie nu
werkelijk dat die vijanden weg zijn gevaren, of menen jullie nu werkelijk dat
enig geschenk van de Grieken verstoken is van listen?
Kennen jullie Ulixes zo slecht? Ofwel er verbergen zich Grieken ingesloten in
dit houten bouwsel, ofwel is dit bouwsel gemaakt met vijandige bedoelingen
tegen onze muren, nl. om onze huizen te bespieden en van bovenaf in de stad te
komen ofwel er gaat een andere list achter schuil. Vertrouwt dat paard niet
Teucri! Wat het ook is, ik vrees de Grieken, zelfs als ze geschenken
brengen." Na zo gesproken te hebben heeft hij met een enorme kracht een
geweldige speer in de zijkant, en wel in de bolgetimmerde buik van het ondier
geslingerd. Trillend bleef zij steken en toen die buik getroffen was weergalmde
de grote holle ruimte en kraakte de bolle wand, en, als de beschikkingen van de
goden, als de mentaliteit van de mensen niet ongunstig zou zijn geweest, dan
zou hij beslist met de speer het volk ertoe hebben gebracht de schuilplaats van
de Grieken aan het licht te brengen, en dan zou Troje nu nog bestaan en dan zou
jij, hoge burcht van Priamos, nog bestaan. Kijk, intussen sleuren Dardaanse
herders onder luid geschreeuw een jongeman, die zich uit eigen beweging had
aangeboden 60 aan de herders toen zij bij hem in de buurt kwamen als
onbekende, met de handen op de rug geboeid naar de koning; om juist dit voor
elkaar proberen te krijgen, nl. om Troje te openen voor de Grieken, vol
zelfvertrouwen en tot elk van beide bereid, nl. ofwel zijn list ui te voeren
ofwel een zekere dood te sterven. De Trojaanse jeugd snelde van alle kanten uit
verlangen te gaan kijken er naar toe en omringde hem en wedijverden met elkaar
in het bespotten van de gevangene. Verneem nu de list van de Grieken en leer
van de misdaad van één allen kennen.


2. Sinon vraagt genade


A. Sinon trekt de aandacht


Kijk, de herders van de
Trojanen trekken een jongeman, met de handen op de rug gebonden met veel lawaai
naar de koning. Die heeft zich als onbekende uit eigen beweging aan degenen die
op hem afkwamen aangeboden, om listen te beramen en Troje open te stellen voor
de Grieken. Vol zelfvertrouwen en voorbereid op beide gevallen, ofwel door
listen te beramen ofwel door een gewisse dood tegemoet te gaan. Van alle kanten
kwam de Trojaanse jeugd samen in een kring uit sensatiezucht, en vechtten om te
spotten met de gevangene. Verneem nu de hinderlaag van de Grieken en leer uit
de misdaad van een persoon ze allemaal kennen. Want hij stond verward in het
midden voor de kijklustigen, ongewapend, en bekeek met de ogen de slaglinie van
de Trojanen. Ach, welk land of welke zee, zei hij, kan mij ontvangen. Of wat
blijft er tenslotte voor mij, ongelukkige, over, voor wie er bij de Grieken nog
nergens plaats is en van wie de Trojanen zelf straffen met bloed eisen. Door
dit geklaag keerden de gemoederen om en werden alle aanslagen tegengehouden.
Wij vragen hem met aandrang te vertellen uit welk bloed hij voortspruit, of wat
hij aanbrengt en hij moet in herinnering brengen welk
vertrouwen een gevangene kan genieten.


B. Vriend van Palamedes en
slachtoffer van Odysseus


Deze overwon de vrees en
sprak tenslotte:"Ik ,van mijn kant, zal u, koning,
alles naar waarheid bekennen, ik zal niet ontkennen dat ik van Griekse afkomst
ben, dat eerst, en indien de Fortuin Sinon tot een zielepoot maakt, zal het lot
niet tot een leugenaar of boosaardig maken.

Indien de naam, wijdbekend door roem, van een zekere Belides of Palamedes u
toevallig ter ore zou gekomen zijn, die onder valse beschuldigingen van verraad
van de Grieken, onschuldig, met de afschuwelijke beschuldiging dat hij de
oorlog zou afgeraden hebben, ter dood is gebracht, en nu rouwen ze over hem,
beroofd van het licht :mijn
arme pa nam mij als reisgezel en naaste bloedverwant mee in het leger en
plaatste me daar reeds in het begin van mijn jaren.

Zolang als de konig ongedeerd zijn macht behield, en zolang de heerschappij
krachtig was door raad, konden wij bogen op zekere naam en eer. Nadat hij
weggegaan was uit de bovenwereld door de jaloezie van de sluwe Ulixes (ik
spreek helemaal niet over onbekende dingen) en ik mijzelf teneergeslagen in
mijn leven in duisternis en rouw voortsleepte, was ik verontwaardigd over de
dood van mijn onschuldige vriend. Ik zweeg niet, dwaas, en indien een of ander
lot de gelegenheid zou bieden en indien ik zou terugkeren als overwinnaar van
de Grieken, beloofde ik dat ik wreker zou zijn, en door die woorden wekte ik
bittere haat op. Daaruit kwam de eerste oorzaak van mijn ondergang, van toen af
schrikte Odyseus me niet meer af, en zocht hij doelbewust middelen om mij te
treffen.

Hij heeft immers niet gerust totdat hij met de hulp van Calchas...

Maar waarom kom ik steeds terug op ondankbare herinneringen. Maar waarom draal ik ? Indien jullie alle Grieken op één lijn stellen, dan is
het genoeg om dat te horen, straf mij dan: dat zou die van Ithaca wel willen en
die van Atridae zeer op prijs stellen.


C. Offer voor een voorspoedige
afvaart


Toen brandden wij waarlijk
om hem te ondervragen en te vragen naar de oorzaken, niet op de hoogte van
zulke grote misdaden van de Grieken. Hij ging bevend verder en sprak met
geveinsd gemoed:"Dikwijls begeerden de Grieken een vlucht te beramen uit
het verlaten Troje, en vermoeid door de lange oorlog
zich te verwijderen. Hadden ze dat maar gedaan. Dikwijls sloot de harde winter
hen de brug af en maakte de zuidenwinden hen bang toen
ze trachtten weg te gaan. Vooral toen hier reeds een paard stond, aaneengeweven
goor ahornhouten planken, weerklonken de winden in gans de lucht.

Wij zonden gespannen Eurypilum naar het orakel van Phoebi om te gaan
ondervragen, en deze bracht van de tempel deze trieste woorden
terug:"Jullie behaagden de winden met bloed en door het offer van een jong
meisje, toen jullie gekomen waren naar de kusten van Ilië, Grieken, de
terugtocht moet met bloed afgesmeekt worden, door een Grieks leven te offeren.
Toen dit bericht het volk ter ore kwam, waren de gemoederen verstomd, een
ijskoude rilling liep door merg en been.... en we
vroegen ons af voor wie het lot de dood voorbereidt, wie Appollo eist.

Nu sleurde die van Itaca de ziener Calchas met veel tumult naar het midden en
eiste dat hij zou uitleggen wat de tekenen van de goden betekenen. En velen
voorspelden de wreedaardige misdaden van die bedriegers en zagen al zwijgend
wat zou komen. Hij zweeg twee keer vijf dagen, en weigerde heimelijk met zijn
stem iemand te verraden of te confronteren met de dood. Eindelijk dan toch,
gedreven door het grote geroep van die van Itacus, brak hij zoals afgesproken
zijn stem en bestemde mij voor het altaar.


D. De vluchteling wekt
medelijden


Allen stemden in , en wat eenieder bij z'n eigen vreesde, verdroegen ze
gericht op de ondergang van één man. De ongeluksdag was reeds aangebroken, het
offer en de gezouten vruchten en de offerband rond de slapen werden voor mij
klaargemaakt. Ik ben ontsnapt aan de dood, geef ik toe, en ik heb de boeien
gebroken, ik heb gedurende de nacht mij heimelijk in een slijkerig meer in het
riet verborgen, in de afwachting dat de Grieken uitzeilden, indien ze toevallig
zouden uitzeilen.


199 t/m 249 De dood van
Laocoon


Toen deed zich iets anders
belangrijkers en veel vreeswekkenders voor aan de arme stakkers en bracht onze
argeloze harten in verwarring. Laocoon, door het lot tot priester voor Neptunus
gekozen, offerde een enorme stier op het gebruikelijke altaar. Maar kijk, van
Tenedos woelden over een kalme zee, twee slangen (ik huiver terwijl ik het
vertel) met enorme kronkels voort door de zee en begaven zich naast elkaar naar
de kust; en hun borsten omhoog gericht tussen de golven en hun bloedrode kammen
staken boven de golven uit; de rest van het lichaam streek van achteren over de
zee en de rug oprollend met enorme kronkels.  Er ontstond gebruis omdat de
zee schuimde; en ze gingen al aan land en zij, de brandende ogen doorlopen door
bloed en vuur, likten hun sissende bekken met snel heen en weer bewegende
tongen. Bij de aanblik vluchtten wij bleek uiteen. Zij gingen regelrecht op
Laocoon af. En eerst omstrengelde elk van beide slangen nadat hij ze vastgepakt
had, de kleine lichamen van zijn twee zonen en beet met geknauw de arme
ledematen af.  Daarna grepen zij hemzelf terwijl hij te hulp snelde en
wapens bij zich droeg en zij omwonden hem met enorme kronkelingen en nadat zij
al tweemaal zijn lichaam omstrengeld hadden en tweemaal hun geschubde ruggen om
zijn nek hadden gelegd, staken ze nog boven hem uit met hun kop en lange
nekken.  Niet alleen spande hij zich in om de knopen los te rukken met
zijn handen terwijl hij wat zijn offerbanden betreft besmeurd werd met zwadder
en zwart gif, en ook verhief hij huiveringwekkende kreten naar de hemel; zulke
kreten als het gebrul is wanneer een gewonde stier het altaar ontvlucht en de
slecht gerichte bijl van zijn nek schudt.  Maar de twee slangen vluchtten
door voort te glijden naar de op een hoogte gelegen tempel en begaven zich naar
het heiligdom van de wrede Pallas en verborgen zich zowel onder de voeten van
de godin als onder het dak van haar schild.  Toen sloop bij allen
werkelijk een nieuwe angst binnen in de sidderende harten en men zei dat
Laocoon voor zijn misdaad gestraft werd omdat hij dat verdiende, omdat hij met
zijn speer het heilige houten paard schond en zijn misdadige speer in de rug
spiesde.  Zij schreeuwden dat het beeld naar de tempel gebracht moest
worden en dat de bescherming van de godin afgesmeekt moest worden. Wij braken
door muren en baanden ons een weg door de muren van de stad. Allen maakten zich
klaar voor het werk en plaatsten rijdende wielen onder de voeten en spanden
touwen van hennep om de nek. Het verderfelijke bouwwerk, zwanger van wapens,
klom over onze muren. Er omheen zongen jongens en ongetrouwde meisjes heiligen
liederen en waren blij om het touw met hun hand aan te raken.  Het
voertuig ging omhoog en gleed dreigend tot het midden van de stad. O vaderstad,
o huis der goden, Troje, o door de oorlog beroemde
muren der Trojanen! Viermaal bleef het juist op de drempel van de poort staan
en viermaal gaven de wapens in de buik geluid; maar wij bleven gedachteloos
bezig en plaatsten, blind door enthousiasme, het ongelukbrengende monster op de
heilige burcht.  Ook toen opende Cassandra, die op bevel van de god
(Apollo) nooit door de Trojanen geloofd is, haar mond om de toekomst te
voorspellen. Wij arme stakkers, voor wie die dag de laatste was, versierden
door de hele stad de heiligdommen van de goden met feestelijke kransen.


De hemel wentelde
ondertussen verder en de nacht kwam over de oceaan, de aarde, de hemel en de
listen van de Grieken in diepe duisternis hullend; verspreid over de gebouwen
van de stad zijn de Teucri stil geworden; een diepe slaap omarmde hun vermoeide
ledematen.


En het Griekse leger,
opgesteld op de schepen, was al op weg van Tenedos naar de bekende kust,
begunstigd door de stilte van de geluidloze maannacht, nadat het admiraalsschip
het (afgesproken) vuursignaal had gegeven, en Sinon maakte de grendels van
pijnboomhout heimelijk los, verdedigd door de onrechtvaardige beschikkingen van
de   goden, en bevrijdde de Grieken die ingesloten waren in de buik. En
opengemaakt deed het paard hen tevoorschijn komen en zij kwamen blij
tevoorschijn uit de houten holte, de aanvoerders Thessandrus en Sthenelus, de
grimmige Ulixes, neerglijdend langs een neergelaten touw, Acamas, Thoas, en de
kleinzoon van Peleus, Neoptelemus en als eerste Machaon, Menelaos en Epeos, de
vervaardiger van de list zelf.


Zij gingen de stad, die
haar roes lag uit te slapen, binnen; de wachten werden afgeslacht, en ze lieten
al hun kameraden door de wijdopenstaande poorten binnen en ze verbonden zich
met de troepen, die al op de hoogte waren van de list.


268 t/m 314 De
verschijning van Hector


Het was het moment waarop
voor de vermoeide stervelingen de eerste slaap begon en door het geschenk van
de goden als een zeer aangename hen bekroop. En zie, in mijn slaap, scheen mij
,voor mijn ogen, een zeer bedroefde Hector aanwezig te zijn en veel tranen te
vergieten zoals hij eens was toen hij door een tweespan meegesleurd was zowel
zwart van het bebloede stof als de riemen die door zijn gezwollen voeten
gehaald waren.  Wee mij, wat zag hij er uit! Hoe
anders dan die Hector die terugkeerde nadat hij de wapenuitrusting van Achilles
aangetrokken had of de Trojaanse fakkels naar de schepen van de Grieken
geworpen had! Met vuile baard en door bloed samengeplakte haren en die wonden
die hij in zeer grote getalen rond de muren van zijn vaderstad heeft opgelopen.
Het leek mij, huilend, goed, de man eerst aan te spreken en droevige geluiden
uit te stoten:   'Oh redder van Troje, zeer
betrouwbare hoop der Trojanen, welk zo'n groot oponthoud hield jou vast? Van
welke streken kom je, Hector, lang verwachte. Hoe zien wij, ontredderd na de
vele begrafenissen van de jouwen, na de veelsoortige ellende, zowel van de
mensen als van de stad, jou terug? Welke onwaardige reden schond jouw serene
gezicht? Waarom zie ik deze wonden?'  Hij antwoordde niet en sloeg geen
acht op mij, die zinloze vragen stelde. Maar zei, terwijl hij uit de grond van
zijn hart diep zuchtte: 'Ach! Vlucht, zoon van een
godin, en bevrijdt jezelf uit deze vlammen. De vijand heeft de muren in handen;
Troje stort geheel en al vanaf het hoogste punt in. Er is genoeg gegeven aan
het vaderland en aan Priamus: als Troje door een mensenhand verdedigd
kon worden zou het zeker door de mijne verdedigd zijn geweest. Troje vertrouwt
jou haar heilige voorwerpen en Penaten toe; neem deze mee als metgezellen van
jouw noodlot, zoek voor hen een stad, een grote, die jij tenslotte zult
stichten na een zwerftocht over zee.'  Zo sprak hij en eigenhandig bracht
hij de banden, de machtige Vesta en het eeuwige vuur uit het binnenste
heiligdom naar buiten.  Intussen raakte de stad vervuld van allerlei
kreten ellende en de geluiden werden, hoewel het huis van vader Anchises
afgezonderd en beschut door bomen aan de buitenkant lag, meer en meer duidelijk
en groeide huiveringwekkend wapengekletter aan. Ik schrik op uit mijn slaap en
ik klim tot op de hoogste nok van het dak en ik sta daar met gespitste oren:
zoals wanneer vuur zich stort op gewas dat op het veld staat, aangewakkerd door
laaiende Zuidenwinden, en  zoals wanneer een onstuimige beek, zoals een
rivier in de bergen, akkers overspoeld, het weelderige gewas en het door de
ossen bewerkte land en ontwortelde bossen meesleurt; niet begrijpend staat een
herder verbaast te kijken, terwijl hij het lawaai opvangt vanaf de top van een
rots. Toen pas werd de betrouwbaarheid van de Grieken duidelijk, en kwam de
list van de Danaers aan het licht. Het grote huis van Deiphobus lag al in puin
terwijl er vuur boven uitstak, het dichtst bij brandde het huis van Ucalegon
al; kaap Sigeus lichtte wijd en zijd op door vuur. Het geschreeuw van mannen,
het geschetter van trompetten klonk op


778-804


Ik heb het zelfs gewaagd
om woorden te schreeuwen door de duisternis, ik heb de straten volgeschreeuwd
en bedroefd heb ik "Creüsa" geroepen, telkens en telkens weer
herhalend, maar tevergeefs. En terwijl ik rondzocht en onafgebroken tussen de
huizen door van de stad rende verscheen mij duidelijk voor ogen een ongelukkig
voorteken en wel de schim van Creüsa zelve, een beeld groter dan die die ik van haar kende. Ik verstarde van angst, mijn
haren stonden recht overeind en mijn stem stokte in mijn keel. Toen sprak zij
als volgt toe en ontnam mij de zorgen met de volgende woorden: "Wat heeft
het nou voor zin jezelf zozeer over te geven aan onbeheerst verdriet, o lieve
echtgenoot? Deze dingen gebeuren niet zonder de instemming van de goden, niet
immers is het geoorloofd dat je Creüsa als metgezellin hiervandaan meeneemt en
niet staat de heerser die staat op de top van de Olympus dit toe.


Jij moet een lange
ballingschap doormaken en jij moet de uitgestrekte zee bevaren en je zult het
avondland bereiken, waar de Lydische Tiber stroomt met trage stroming tussen de
vruchtbare akkers van de mensen. Daar is voor jou door het lot bestemd
voorspoed, een koninkrijk en een koninklijke echtgenote: onderdruk de tranen om
je geliefde Creüsa. Ik zal de trotse verblijfplaatsen van de Myrmidonen en de Dolopen
niet zien, of ik zal ook niet dienstbaar zijn aan de Griekse moeders, ik, een
Dardaanse prinses, de schoondochter van de godin Venus, maar de grote moeder
van de goden houdt me vast in deze kustgebieden. Een laatste vaarwel nu en
houdt de liefde voor ons beider zoon in ere."


Zodra ze deze dingen
gezegd heeft ze mij terwijl ik huilde en nog vele dingen wilde zeggen verlaten
en is opgegaan in ijle lucht. Tot drie keer toe heb ik geprobeerd mijn armen om
haar hals te slaan, tot drie keer toe ontglipte het beeld, dat ik vergeefs
probeerde te omarmen, aan mijn handen, precies zoals bij ijle nevels en precies
zoals bij vluchtige droombeelden. Toen pas, de nacht was voorbij, zocht ik mijn
kameraden op, en vond ik dat er een enorm aantal van nieuwe kameraden
bijeengestroomd was, tot mijn verbazing, moeders en mannen, jonge mensen,
bijeengekomen om in ballingschap te gaan, een beklagenswaardige troep. Zij
waren van alle kanten bijeengekomen met 800 hart en ziel bereid mij te
volgen naar welk gebied van de aarde ik hen ook zou willen leiden over zee. En
reeds rees de Morgenster op boven de hoogste Kammen van de Ida en was bezig dag
te brengen, de Danaï waren meester van Troje en hielden de toegangspoorten
bezet en er werd geen enkele hoop op ondersteuning meer geboden: ik ben toen
weggegaan en ik heb me begeven naar de bergen, nadat ik mijn vader opgenomen
had.


Zang IV


De triomf van de liefde,
Gewond door de Liefde 4.1-89


Maar de koningin, al lang
gewond door een hevige liefde, voedt de wond in haar en wordt verteerd door een
onzichtbaar vuur. Veelvuldig komen de kwaliteiten van de man en de roem van
zijn geslacht haar weer voor de geest; in haar hart gegrift blijven zijn
gelaatstrekken en zijn woorden en haar liefde gunt haar leden geen vredige
rust.


De volgende Dageraad trok
met Phoebus' fakkel over de landen en had de vochtige duisternis van de hemel
verdreven, wanneer zij buiten zinnen haar eensgezinde zuster aldus toespreekt:
'Anna, mijn zuster, wat een droombeelden brengen mij in angstige spanning! Wat
een buitengewone gast heeft hier onze woonplaats betreden, hoe voortreffelijk
van uiterlijk (als wat voor iemand zich presenterend met zijn uiterlijk), hoe
dapper van hart en krijgsdaden (met wat een dapper hart en wapens)! Ik voor mij
geloof, en dat geloof is met ongegrond, dat hij een afstammeling van goden is.
Vrees verraadt geesten van lage afkomst. Ach, door wat een lotsbeschikkingen
[is] hij heen en weer geslingerd! Wat een doorstane oorlogen bezong hij!


Als het voor mij in mijn
gemoed niet zeker en onwrikbaar vaststond dat ik me met niemand door een
huwelijksband wilde verbinden, nadat mijn eerste liefde [mij], bedrogene, door
de d6od is ontvallen (ontgaan); als ik geen afkeer had gehad van bruidsvertrek
(slaapkamer) en huwelijksfakkel, zou ik misschien voor deze ene misstap
(schuld) kunnen bezwijken. Want, Anna, ik zal het bekennen, na de dood van mijn
ongelukkige man Sychaeus en na het bespatten van de huisgoden door de moord,
door mijn broer gepleegd, heeft alleen deze mijn gevoelens omgebogen en mijn geest
aan het wankelen gebracht. Ik herken de sporen van het oude vuur. Maar ik zou
wensen dat eerder de aarde tot in het diepst voor mij opensplijt of dat de
oppermachtige vader mij met zijn bliksem naar het schimmenrijk jaagt, naar de
bleke schimmen in de Erebus en naar de diepe nacht, voordat ik U, kuisheid
schendt of uw regels breek.


Hij die als eerste mij aan
zich verbond, heeft mijn liefde meegenomen; moge hij [die] bij zich houden en
in het graf bewaren.' Na zo gesproken te hebben vulde zij de plooien van haar
kleed met' opgewelde tranen. Anna zegt: '0 [jij], door je zuster meer bemind
dan hei [levenslicht, zul jij eenzaam heel je jeugd door droefheid (treurend)
verteerd worden en geen lieve kinderen en geen beloningen van Venus kennen?
Denk jij dat de as of de begraven doden zich daarom bekommeren? Het zij zo:
geen huwelijkskandidaten hebben jouw vroeger, bedroefd als je was, [kunnen]
vermurwen, niet in Libye, niet daarv66r in Tyrrus; Afgewezen
is Iarbas en de andere vorsten, die het Afrikaanse land, rijk aan triomfen,
voedt: zul je ook strijden tegen een liefde die je
bevalt? En komt het [je] niet in gedachten in wier land je je hebt gevestigd?


Aan de ene kant omringen
[ons] de Gaetulische steden, een ras onoverwinnelijk in de oorlog, en de
teugelloze Numidieers en de ongastvrije Syrte; aan de andere kant een door
droogte verlaten streek en de wijd en zijd te keer gaande Barcaei. Waarom moet
ik [nog] de oorlogen die dreigen (opkomen) uit Tyrrus noemen en de dreiging van
je broer? Ik voor mij geloof dat de schepen uit Ilium onder leiding van de
goden en met de gunst van Juno door de wind deze koers gehouden hebben. Wat een
stad, zuster, zul je door zo'n huwelijk hier zien
verrijzen, wat een rijk! Als de wapens der Teucri ons begeleiden, door wat een grote prestaties zal de Punische roem zich dan


verheffen! Vraag jij alleen maar toestemming aan de goden en
wend je, wanneer je met gunstig resultaat hebt geofferd, aan gastvrijheid en
vlecht redenen om te blijven aan elkaar, zolang de winter en de regenrijke Orion
te keer gaan op zee en de schepen gehavend [zijn] [en] zolang het weer
onhandelbaar [is].'


Door deze woorden deed zij
haar gemoed in heftige liefde ontbranden en gaf zij hoop aan haar twijfelende
geest en maakte zij een einde aan haar terughoudendheid (schaamte). Om te
beginnen gaan ze naar de tempels en vragen langs de altaren [gaande] de gunst
der goden; ze slachten volgens de regel uitgelezen offerschapen voor de
wetgevende Ceres, voor Phoebus en vader Lyaeus, v66r allen voor luno, die de
huwelijksbanden tot zorg [zijn]. De zeer mooie Dido giet zelf, in haar
rechterhand de offerschaal houdend, [de wijn] midden tussen de hoorns van een
witte koe of zij wandelt op en neer voor de gezichten der goden naar de vette
altaren en hernieuwt de dag met gaven en met open mond starend naar de
opengelegde buiken van de offerdieren raadpleegt ze de dampende ingewanden.


Ach, onwetende geesten der
offerzieners! Wat baten geloften, wat tempels de
buiten zichzelf zijnde [vrouw]?


Al die tijd verteert een
vuur haar weke merg en een stille wond leeft diep (onder) in haar hart. De
ongelukkige Dido staat in brand en zwerft buiten zichzelf door de hele stad,
zoals na het afschieten van een pijl een hinde, die een herder jagend met
pijlen temidden van de wouden van Kreta uit de verte, zonder dat zij erop
verdacht was, heeft getroffen, en hij heeft het vliegende ijzer achtergelaten,
zonder het te weten: zij zwerft op de vlucht door de bossen en bergwouden van
de Dicte; het dodelijke riet zit vast in haar flank.


Nu eens voert ze Aeneas
met zich mee midden door de stad en toont hem uitgebreid de Sidonische schatten
en de [voor hem] gereedstaande stad, ze begint zich uit t~ spreken en bluft
midden in haar woorden steken; dan weer, bij~ het verstrijken van de dag, zoekt
ze een zelfde maaltijd en verlangt buiten zinnen opnieuw het lijden van Ilium
te horen en hangt opnieuw aan de lippen van de verteller. Later, wanneer zij
uit elkaar [zijn] gegaan en de maan verblekend op haar beurt haar licht doet
verflauwen (onderdrukt) en de ondergaande sterren uitnodigen (aanraden) tot de
slaap, treurt ze eenzaam in het lege paleis en ligt ze op het verlaten
aanligbed. Al is ze niet bij hem, ze hoort en ziet hem, die er niet is, of ze
houdt, door de gelijkenis met zijn vader gegrepen, Ascanius op schoot, in de
hoop dat ze haar onuitsprekelijke liefde kan sussen (misleiden). De begonnen
torens rijzen niet [verder] omhoog




Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen