Boekverslag : Frederik Van Eeden - De Kleine Johannes
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2014 woorden. |
Leendert de Jong, 4h5 17-03-2002 Frederik van Eeden De kleine Johannes, Manteau, Amsterdam, 1992-15, 151 blz. (eerste druk 1887) Genre: proza, bildungsroman, dichterlijke autobiografie. Eerste reactie. Ik heb dit boek gekozen omdat mijn moeder mij dit boek heeft aangeraden. Ik vind het een boek met veel inhoud. Ik moest veel nadenken bij sommige stukjes zoals het hoofdstuk dat Hein, Pluizer’s ‘vriend’ Johannes meeneemt naar een kerkhof maar dat heb je pas door als ze ondergronds bij een hard houten muur komen; een kist. Je staat in het boek vaak voor een onverwachte verrassing. En het boek blijft interessant omdat je wilt weten wat er met dat sleuteltje gaat gebeuren dat Johannes aan het begin van zijn avontuur van de Elfenkoning heeft gekregen Verdieping. De schrijver begint zijn verhaal als volgt: “Ik zal u iets van de kleine Johannes vertellen. Het heeft veel van een sprookje, maar het is toch alles werkelijk zo gebeurd.” Frederik van Eeden vertelt als het ware zijn verhaal. Halverwege is er een keerpunt in het boek van goede naar slechte dingen die met Johannes gebeuren. Hier zegt de schrijver even dat hij wel zou willen dat het verhaal was afgelopen, maar helaas, die nare dingen gebeuren wel met Johannes. Aan het eind zegt hij nog: “Wellicht vertel ik u eenmaal meer van de kleine Johannes, doch op een sprookje zal het dan niet meer gelijken.” In het hele verhaal komen veel verschillende ‘personages’ voor, slechts enkele zijn zeer belangrijk. Johannes is de hoofdpersoon die leeft in een groot huis waarvan hij zelf niet eens alle kamers gezien heeft. Zijn vader heeft het druk met zijn studie dus veel tijd heeft hij niet voor Johannes. Als Johannes de duinen ingaat om te ontsnappen van zijn saaie kamer, komt hij in zijn bootje een eigenaardig iemand tegen. Het is een waterjuffer die tegen hem spreekt en zegt dat hij Windekind heet. Dit figuur leidt hem naar plekken waar een gewoon kind noot zou komen, bijvoorbeeld een konijnenhol waar een feest gehouden wordt. Windekind heeft een bepaald soort magie om zich heen, positieve magie wel te verstaan. De omkering van goed naar slecht komt door nieuwsgierigheid van Johannes. In het konijnenhol is een Elfenkoning, die geeft Johannes een sleuteltje en vertelt dat deze de weg vrij kan maken waar het moeilijkheden. Johannes ontmoet Wistik (let op de naam: wist ik) Hij heeft boekjes over alle dieren en vertelt die aan de dieren. Hij zegt dat hij alles weet maar als Johannes vraagt over een boekje over de mens dan kan hij hem alleen maar zeggen dat het boekje wel bestaat maar alleen niet weet waar het is. Wistik geeft hem een raadseltje waar je als lezer mee bezig blijft. “Mensen hebben het gouden kistje, elfen hebben de gouden sleutel, elfenvijand vindt het niet, mensenvriend slechts vindt het. Lentenacht is de rechte tijd, en roodborstje weet de weg.” Johannes raakt een beetje geobsedeerd van het boekje. Hij heeft geen contact meer met Windekind die hem gewaarschuwd heeft tegen Wistik, en vindt dan Robinetta en wordt verliefd op haar. Zij is een jaar of vier ouder en heeft een roodborstje. Johannes volgt haar naar haar huis en wordt daar uitgelachen als hij over zijn avontuur vertelt. Huilend rent hij weg n als hij de volgende ochtend wakker wordt is daar Pluizer. Windekind is niet de enige met magie want Pluizer die hem in de tweede helft van het verhaal begeleid, kan ook magische dingen zoals hen beiden verkleinen zodat ze ondergrond kunnen. Helaas is Pluizer’s invloed op Johannes zeer negatief. Hij neemt Johannes mee naar de stad en daar ontmoet hij een ‘vriend’ van Pluizer. De vriend is Hein waar uiteraard de dood mee wordt bedoeld. Johannes wordt naar dokter Cijfer gebracht, hij is een geleerde. Door als maar leren raakt Johannes verduistert en weet zelf niet meer waarnaar hij zoekt. Op een avond gaat Johannes mee met Pluizer, kijken naar een bal (als in dansen). Pluizer zegt dat de mensen ongelukkig zijn maar ze doen als of ze het leuk vinden. Daarna neemt Pluizer hem mee naar een kerkhof en gaan daar de grond in. Johannes ziet daar zijn eigen lichaam liggen. Pluizer zegt dat het zijn lichaam is over vijftig jaar. Johannes droomt een keer over Windekind en hoe fijn het met hem was en verzet zich tegen Pluizer. Na een gevecht verdwijnt Pluizer en de Dood vertelt hem dat hij niet meer terug komt. Johannes gaat met dokter Cijfer me naar een ziekte geval. Hij gaat naar een huis buiten de stad en als hij erover nadenkt is het zijn huis. Hij merkt dat hij gevolgd wordt door een donker figuur. Het is de Dood. Zijn vader is ernstig ziek en sterft. Als hij achter blijft valt hij in slaap en bij het ontwaken ziet hij een schijnsel, “een heerlijk licht.” Hij vliegt naar buiten en bij het strand ziet hij een boot met daarin Windekind en de Dood. Op het strand staat een man die hem vertelt; “Zie! Dat is de weg naar alles wat gij verlangd hebt. Een andere is er niet. Zonder die beiden zult gij het niet vinden. Doe nu uw keuze. Daar is het Grote Licht, daar zult gij zelf zijn wat gij verlangt te kennen. Daar!” en hij wees naar het donkere oosten, “waar de mensheid is en haar weedom, daar is mijn weg. Niet het dwaallicht, dat gij gedoofd hebt, maar ik zal u begeleiden. Zie nu, gij weet het. Doe uw keuze.” Johannes kiest voor de ernstige mens en gaat met hem naar de stad. De man aan het eind is God, al wil Hij niet zo benoemd worden omdat ze met die naam spot drijven. Deze, in het boek de ongenoemde, leidt bij Johannes voor de liefde tot de mens. Thematiek. In het begin, wanneer Johannes omgaat met Windekind, draait het er vooral om dat de mensheid slecht is. Windekind doet een aantal uitspraken waarover je als lezer toch over na moet denken. Als er door een aantal mensen waaronder een dominee, een picknick houden en er rommel achter laten en de bloemen vertappen, vraagt Johannes aan Windekind of alle mensen slecht zijn. Windekind zegt dan; “O! Er zijn nog veel erger en lelijker. Soms razen en tieren zij en vernielen al wat mooi en heerlijk is. Zij hakken bomen om en zetten er plompe, vierkante huizen voor in de plaats. Zij vertrappen de bloemen moedwillig en doden voor vermaak elk die, dat onder hun bereik komt. In hun steden, waar zij opeen kruipen, is alles vuil en zwart en de lucht bedompt en vergiftigt door stank en rook. Zij zijn geheel van de natuur en hun medeschepselen. Daarom maken zij zulk een dwaas en droevig figuur, als zij erin terugkeren.” Van dit soort uitspraken leert Johannes dat hij de mensen moet haten. Wistik maakt hem nieuwsgierig. Dit is opvallend want als je nar de tijdvolgorde kijkt, zie dat het om de groei van Johannes gaat. Eerst de grote fantasie die je kinderen veel tegen komt. Dan de nieuwsgierigheid die pubers ondervinden. En dan de ‘volwassen’ periode die, ook nu nog, op het echte leven lijkt. Johannes raakt verhard en niets boeit hem nog dan leren, wat je vandaag de dag kunt zien als ‘carrière makken’. Later krijgt hij weer zin om naar de duinen te gaan maar dan zit hij vast aan zijn leven. Dat sterk gecontroleerd word door Pluizer. In het laatste hoofdstuk zoekt hij die ene persoon die voor hem uit vliegt dit is het laatste stadium dat in dit boek beschreven staat namelijk de tijd dat hij op zoek is naar het goddelijke. Het thema is dus de ‘symbolische groei van Johannes’. Plaats in de literatuurgeschiedenis. Frederik van Eeden werd geboren te Haarlem op 3 april 1860. Met mede tijd genoten richtte hij in 1885 ‘de Nieuwe Gids’ op. Zijn, door Thoreau en Tolsoj, opgekte interesse in sociale problematiek zette hem in 1898 aan tot het oprichten van Walden, een experiment dat van grote betekenis was voor de ontwikkeling van het socialisme in Nederland. Later volgden voor Van Eeden jaren van ontgoocheling en angst en liet het doodsprobleem hem niet meer los. In 1922 ging hij over tot het Rooms-katholicisme. Op 16 juni 1932 overleed Frederik van Eeden aan een geestesziekte. In de eerste aflevering van het tijdschrift ‘De Nieuwe Gids’, op 1 oktober 1885, werden de eerste hoofdstukken van de kleine Johannes gepubliceerd. Schrijvers uit deze periode worden Tachtigers genoemd. Ze zijn geboeid door de werkelijkheid. Dit komt in de literatuur tot uitdrukking in realistische beschrijvingskunst, naturalistische romans en weergave van de stemmingen die door de natuur in de gevoelige kunstenaar worden gewekt (= impressionisme) De Tachtigers zijn ook zeer individualistisch, dat betekent op zich zelf. Ze voelen zich niet tot de gemeenschap behoren en soms keren schrijvers er zich zelfs tegen. Het lijkt er op dat de schrijver gebeurtenissen uit zijn eigen leven heeft gebruikt. Bijvoorbeeld; Van Eeden is opgegroeid in de prachtige omgeving van bossen en weiden; In het gezin van Van Eeden was er een grote voorliefde voor wetenschap, godsdienst en theologie; als student in medicijnen was hij gevestigd in een sombere buurt. Ook heeft de schrijver invloed gehad van andere literaire werken namelijk; Charles Dickens: A Christmas Carol (de tochten met Pluizer); Multatulie: Woutertje Pieterse (de figuur van Johannes); Wiliam Shakespeare: A Midsummernight’s Dream (de figuur van Oberon); E. TH. A. Hoffmann: Das Fremde Kind (de tochten met Windekind). Beoordeling. Doordat je steeds blijft nadenken in elk stuk van het verhaal, blijf echt aan het lezen. Vooral door het raadseltje dat Johannes van Wistik krijgt. Dat raadseltje zit in je hoofd en je blijft er mee bezig. De uitspraken die Windekind maakt over de mensheid raakte me echt doordat je jezelf er sterk in kunt herkennen. In de tijd dat Johannes mee gaat met Pluizer zie je dingen in de mens waarvan je echt schrikt. Bijvoorbeeld bij het bal en iets later in de grafkist van enkele van die mensen. En je schrikt al helemaal als je er achter komt dat de persoon waar hij op staat in het graf Johannes zelf is. Voor sommige mensen is dit iets negatiefs omdat het wel ver gaat, maar mij is het een choquerend element dat me geboeid houdt. Het is tevens de passage die mij het meest aanspreekt doordat het heel gewaagd is om zoiets te schrijven en dat vind ik bewonderbaar. Doordat Johannes in goed verschillende situaties terechtkomt blijft je interesse erbij. In het begin, met de ruimschootse fantasie van Johannes begin je wel even te denken dat het te ver gezocht is wat betreft het verhaal over de mei kever. De bedoeling van de meikevers leven is dat hij in de haag moet leven en meegenomen moet worden naar binnen, in een huis, waar dan het paradijs zou zijn. Hij vliegt op eigen gelegenheid naar binnen en wordt binnen drie tellen dood geslagen. Dat is een van de verhaaltjes die aan Johannes verteld wordt en dat vind ik toch wel ver gezocht als het erom gaat dat de mens de grote boosdoener is. Het boek is in grote lijnen goed te vergelijken met de groei van een echt kind. Een kind heeft veel fantasie, een puber is nieuwsgierig, een volwassene wil macht, en later wanneer hij iets mist in zijn leven gaat hij op zoek naar het goddelijke. Aangezien dat het thema, de groei van kind tot man, voor iedereen op de wereld een herkenbaar iets is, kan dit boek ook overal gelezen worden, het is een universeel thema. Bijna gelijk te stellen aan ‘het geloof’ of ‘financiën’. Doordat het taalgebruik makkelijk is, misschien soms een beetje oud, is het een makkelijk te lezen boek en dat is fijn want als je naast het thema ook op de zinsbouw of schrijfstijl moet letten, wil je het kunnen lezen, dan word het voor mij en vele andere mensen al gauw te veel. Het is een goed boek mede door het raadseltje en de mysterieuze windekind en ook Pluizer wiens achtergrond nooit echt verteld wordt. Het is een boek dat ik niet snel aan jeugdige lezers zou voorschotelen, maar aan een ouder publiek wel. Ze zullen gechoqueerd worden door Windekind en nadenken bij Pluizer. Met dank voor uw aandacht; Leendert de Jong |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |