Boekverslag : Anoniem, - Beatrijs
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2483 woorden.

1. Zakelijke gegevens



Auteur: onbekende schrijver

Titel: Beatrijs

Vertaald Middelnederlands

Eerste druk: ± 1375

Derde druk: 1988 Taal & Teken, Leeuwarden





2. Eerste reactie



a. keuze


Ik heb dit werk niet gekozen. We hebben het klassikaal gelezen, dus meneer heeft het

uitgekozen voor ons.

b. inhoud

Mijn eerste reactie op de inhoud van het verhaal is een beetje moeilijk te zeggen. Bij het lezen heb ik namelijk heel erg gelet op de vertaling van de woorden en dan ga je minder op de inhoud letten. Ik weet wel dat ik het wel een apart verhaal vond, want ik ben nog nooit eerder in een verhaal tegengekomen dat het over een non ging die wegvluchte uit het klooster. Dat vond ik dus wel leuk aan dit verhaal, het is een keer wat anders.





3. Verdieping



a. Samenvatting




De onbekende dichter van de legende van de non Beatrijs vertelt in het begin van zijn gedicht, dat hij de stof daarvan ontleend heeft aan een verhaal van een zekere broeder Gijsbrecht en dat hij het op schrift zal stellen uit eerbied voor Maria, al zal hij met deze zware arbeid weinig verdienen.



Beatrijs is deugdzaam, knap en vlijtig. Zij Iuidt de kerktijden, verzorgt de kaarsen en de kerkelijke ornamenten en zij wekt de kloosterlingen. Maar zij kent de liefde en als de duivel die aanwakkert, kan geen mens daaraan weerstaan. Onder zijn invloed schrijft Beatrijs een brief aan haar geliefde, die zij sinds haar twaalfde jaar kent. Als deze jongeling bij het klooster gekomen is, spreken zij af, dat zij samen in de wereld het geluk zullen beproeven. Beatrijs zal acht dagen onder de egelantier op hem wachten.



Op een vastgestelde avond doet Beatrijs voor het Iaatst de ronde en bekent daarna in een gebed tot God, dat zij tevergeefs getracht heeft haar begeerte naar liefde te bedwingen. Vervolgens gaat zij naar het Maria-beeld, waarvoor zij haar kloostereed aflegt en de sleutels ophangt, zó dat iedereen ze dadelijk zal opmerken.



Buiten staat de jongeling te wachten met kledingstukken en sieraden, die hij voor haar in de stad gekocht heeft. Hij is verrukt, wanneer ze haar goed blijken te staan. Hij neemt haar voor zich op het paard en heimelijk verlaten zij de plek van samenkomst. Spoedig voelt Beatrijs zich schuldig en onzeker, maar haar geliefde wijst elke aarzeling af en zweert haar eeuwige trouw. Hij heeft zoveel geld, dat zij minstens zeven jaren zonder zorgen zullen kunnen leven. Hoewel enigszins gerustgesteld, wijst Beatrijs toch verontwaardigd het voorstel van de jonge man af, buiten in het bos het spel der liefde te spelen.



In de stad waar zij komen, wonen zij zeven jaren zorgeloos; Beatrijs krijgt twee kinderen. Na die zeven jaren ontstaat er echter een verwijdering tussen man en vrouw: het geld is op en alle bezittingen zijn ingeruild. Voor de man is dit een reden om het huis te verlaten en Beatrijs met de twee kinderen aan hun lot over te laten. Zij is niet tot werken in staat en daarom kiest zij het zondige leven om aldus haar kinderen te onderhouden. Zij blijft echter dagelijks tot Maria bidden om uitkomst. Trekkend van stad tot stad komt zij wederom na zeven jaren in de buurt van het oude klooster. In het gesprek met een weduwe, bij wie ze blijft overnachten, vraagt Beatrijs hoe het is met de kosteres die veertien jaar geleden het klooster ontvluchtte. Verontwaardigd antwoordt de vrouw, dat er geen betere non is dan de kosteres, daarmee inderdaad doelend op Beatrijs. ‘s Nachts hoort zij een stem die haar beveelt naar het klooster terug te keren. Eerst meent Beatrijs, dat de duivel haar weer wil misleiden, maar wanneer in drie opeenvolgende nachten hetzelfde bevel wordt gegeven, begrijpt zij, dat zij op Maria mag vertrouwen en zij gaat. In het klooster vindt zij alles terug, zoals zij het veertien jaar gelden heeft achtergelaten; geen van de kloosterlingen heeft haar gemist, want Maria heeft gedurende die tijd haar taak waargenomen.



In feite is het verhaal hier afgelopen; de kleine tweehonderd verzen die nog volgen, zijn dan ook wel door sommigen geleerden aan een andere dichter dan die van het voorafgaande gedeelte -achthonderdvierenzestig verzen - toegeschreven, mede op grond van het feit dat het slot sterket theologisch gekleurd is. Allereerst vernemen wij, hoe het met de kinderen van Beatrijs afloopt: zij worden door de weduwe verzorgd op advies van de abdis van het klooster, die de vergoeding op zich neemt. Beatrijs zelf leeft in berouw. Zij weet dan ook niet wat zij doen zal, wanneer de abt zijn jaarlijks bezoek aan het klooster brengt. In het gebed ziet zij een in het wit geklede jongeling voorbijgaan, die in zijn arm een kind draagt waarvan zij meent, dat het dood is. De jongeling echter gooit een appel omhoog en vangt die weer op, een spel waarmee hij het kind tracht te vermaken. Op een vraag van Beatrijs geeft hij toe, dat het kind dood is en niets hoort noch ziet. Op eendere wijze weet God niets van Beatrijs’ bidden en vasten, omdat zij haar zonden nog niet heeft opgebiecht. Dit visioen doet haar besluiten naar de abt te gaan. Deze verleent haar absolutie en zegt haar, dat hij het wonder overal zal vertellen, maar zó, dat niemand weten zal, dat Beatrijs de non is die in zonden heeft geleefd. Haar beide kinderen zal hij verder verzorgen.





b. De ruimte

Het verhaal speelt zich in verschillende ruimtes af. Maar van alle ruimtes is niet bekend waar ze precies liggen en in welk land.

Het verhaal begint in een klooster. Daarna woont ze samen met haar geliefde, maar waar is verder niet bekend. Dan wordt ze prostitueé in een veld, daarna gaat ze zwerven door het land en komt ze uiteindelijk bij een weduwe in huis. Helemaal op het eind gaat ze toch weer toch naar het klooster.

verhaalfiguren

Beatrijs: Ze is kosteres in een klooster en ze doet haar werk met veel toewijding. Ze is zeer vriendelijk. Als ze het klooster verlaat om met haar jeugdliefde verder te leven, blijft ze bidden tot Maria. Verder vind haar jeugdliefde haar mooi, maar dat is maar zijn mening.

Haar jeugdliefde: Zijn naam kom je niet te weten in het boek, maar waarschijnlijk is hij van hoge afkomst. Verder is hij erg romantisch en belooft Beatrijs eeuwige trouw. Maar als ze arm worden, gaat hij er toch vandoor. Hij is dus niet erg betrouwbaar.

vertelwijze

Het verhaal wordt verteld vanuit een auctoriale verteller. Hij vertelt het op zijn eigen manier. Het is in een dichtvorm geschreven, want zo konden de vertellers van dit verhaal, het verhaal beter onthouden. Sommige stukken worden heel uitgebreid besproken en andere stukken juist helemaal niet.





c. Thematiek

Voor wie de inhoud van Beatrijs goed bestudeerd heeft, zal het niet moeilijk zijn op te merken, dat deze Maria-legende op een tweedelig thema is gebouwd, n.l. op een aards bestaan: een kloosterzuster geeft aan haar wereldse Iiefde gehoor, vlucht, leeft veertien jaar in de wereld en keert dan naar het klooster terug, en op een bovenaards gebeuren:

het ingrijpen van de hemel in de figuur van Maria, die Beatrijs’ dienst in het klooster waarneemt, waardoor haar afwezigheid niet wordt opgemerkt. Beatrijs wordt door dit ingrijpen van de Maria voor geestelijke ondergang behoed en ten slotte uit haar zondige leven gered. Het opvallende is nu, dat deze beide elementen volkomen harmoniëren. Hierdoor is een volmaakte legende ontstaan, die door de eeuwen heen velen tot bewerking heeft geïnspireerd.





Motieven

Drie vormen van liefde spelen een rol in haar leven. De zinnelijke liefde, die haar het klooster doet verlaten en haar tot zonde brengt. De moederliefde, die haar - uit edele beweegredenen - tot een nieuwe zonde leidt. En haar liefde tot God en Maria, die de zonde opheft. Ontrouw (van de mensen), trouw (van God en Maria), berouw, Gods genade en - vooral - de wonderbaarlijke ontferming van Maria zijn de voornaaamste motieven van dit verhaal.





Titelverklaring

De titel is Beatrijs. Dit is echter niet zo moeilijk om te verklaren, want de hoofdpersoon heet Beatrijs. Het hele boek draait om haar.

Maar er zit nog meer achter de titel. Beatrijs betekent namelijk in het Latijn ‘gelukshebber’ en dat is ze ook. Nadat ze uit het klooster gevlucht is, wil ze haar geluk in wereldse begeerten zoeken. Naar zeven jaar in rijkdom en geluk met haar man geleefd te hebben verlaat haar man haar en moet ze haar geld verdienen als hoer. Ze ontdekt dan pas dat het echte geluk alleen bij God te vinden is, en dat de wereldse liefde geen echte liefde is. Ze denkt dat ze niet meer terug naar het klooster kan, maar ze vergeet dat er bij God altijd een weg terug is. Zo vindt ze haar echte geluk in het klooster.



d. Plaats in de literatuurgeschiedenis



De Mariaverering bestaat al vanaf de vierde eeuw, maar vindt haar hoogtepunt in de twaalfde en dertiende eeuw.



In de volledige katholieke middeleeuwse maatschappij ontstaat - zeker bij de leek - een behoefte aan concretisering van het geloof. De grote kathedralen, de muurschilderingen, de

(Maria-)beelden, de liturgische en kerkelijke toneelspelen, de tot de verbeelding sprekende apocriefe boeken maken het geloof - anders dan de abstacte mystiek - tastbaar. Christus staat als opperste rechter ver boven de mensen, Maria (die Hem de borst gaf) is als moeder menselijk en daardoor bereikbaar. Haar rol wordt die van bemiddelares tussen God en de mensen. Wie zou ontvankelijker zijn voor menselijk leed dan een moeder en wie zou meer van God gedaan kunnen krijgen dan Zijn moeder? Maria wordt het toevluchtsoord voor de mens in nood, het symbool van de barmhartigheid. Al het goede wordt op haar geprojecteerd.



De middeleeuwse Maria-literatuur is zeer uitgebreid. MariaOmirakelen werden in kloosters voorgelezen (legenda = wat gelezen moet worden), priesters gebruikten ze als exempelen

(= stichtelijke voorbeelden) bij de preek. De Beatrijs-Iegende moet gezien worden tegen deze achtergrond.



Het eigenlijke verhaal - de non die op drift raakt, maar door Maria weer in veilige haven geloodst wordt - komt in vele, onderling verschillende, versies voor in de Westeuropese literatuur. Hoewel ons verhaal veel overeenkomsten vertoont met het Latijnse prozaverhaal van Caesarius van Heisterbach uit 1237 (de latere versie van Beatrijs Custode van dezelfde Cisterciënser prior), mag niet zonder meer worden aangenomen dat deze tekst voor de schrijver van Beatrijs de - of zelfs een - bron is geweest.



Over de oorspronkelijkheid van het slot van de Beatrijs-legende (vers 865 en volgende) bestaan twijfels. De versregels 855 t/m 864 lijken een afsluiting te vormen. Een tweede dichter zou dan het verhaal uitgebreid hebben om de lezer verder te informeren over het lot van de kinderen en om de biecht te benadrukken. Zekerheid hierover bestaat er niet. Zekerheid is er evenmin over het auteurschap. De naam van Diederic van Assenede, de schrijver van Floris ende Blacefloer, wordt in dit verband wel genoemd, maar veel bewijs is voor deze veronderstelling niet geleverd.





4. Beoordeling



1. Welke verhaalelementen hebben voor jou een positieve werking?

Het stukje dat Beatrijs wegvlucht uit het klooster, vind ik wel zo’n verhaalelement. Ze hield van haar werk in het klooster, maar toch vluchtte ze weg. Om met haar jeugdliefde een nieuw leven op te bouwen. Ze laat haar liefde voor haar werk gaan. Haar liefde voor die man is sterker dan haar liefde voor haar werk. Zelf zou ik ook alles overhebben voor mijn vriend. Dus ik denk dat dit verhaalelement een positieve werking op mij heeft, omdat ik hetzelfde zou doen. Ik heb er ook al wel eens over na gedacht, wat ik zou doen als ik in deze situatie zou komen. Maar ik had, denk ik, precies hetzelfde gedaan. Ik herken dit verhaalelement dus eigenlijk in mijn eigen leven.

2. Welke passage spreekt je het sterkst aan en waarom?

De passage dat haar jeugdliefde Beatrijs in de steek laat. Hij had haar eeuwige trouw beloofd, maar als het moeilijk wordt, vlucht hij weg. Ik werd gewoon kwaad op hem. In moeilijke tijden moet je juist niet weglopen, je moet haar dan beschermen. Als mij dit zou gebeuren, zou ik heel kwaad op hem worden. Deze passage viel mij heel erg op, omdat ik gewoon vind dat je zoiets niet kan doen. Het is asociaal om weg te lopen op zo’n moment, vooral als je eeuwige trouw hebt beloofd.

3. Kun je dit boek met andere boeken of met een film vergelijken?

Ik kan dit boek niet vergelijken met andere boeken die ik gelezen heb, of met films die ik gezien heb. Ik heb nog niets gelezen of gezien waarin Maria zo’n grote rol speelt als ze in dit boek doet.

4. Wat is je oordeel over het thema van het boek?

Ik vind het thema in ieder geval niet herkenbaar, omdat ik nog nooit zoiets bovenaards mee heb gemaakt. Dat de hemel ingrijpt in de figuur van Maria. Ik vind het wel een zinvolle oplossing, vooral als je kijkt naar de tijd waarin dit geschreven is. Toen waren God en de hemel heel belangrijk in het leven van de mensen. Als er dan zo’n verhaal verteld wordt, blijven de mensen wel geloven in iets bovenaards. Ze blijven in ieder geval hopen dat er ook zoiets bij hen gebeurt, als ze maar netjes genoeg leven.

5. Wat vind je van het taalgebruik?

Daar kan ik maar een ding één ding over zeggen: moeilijk. Het is in het oud Nederlands geschreven en dat vind ik behoorlijk moeilijk. Zelfs met een paar woordjes vertaald er naast, snapte ik er nog niet altijd evenveel van.

6. Hoe luidt je eindoordeel over het werk?

Ik hou niet van boeken die zo over het bovenaardse gaan. In dit boek speelde dat een hele belangrijke rol en dat vond ik er niet zo leuk aan. Het maakt het verhaal ongelovig. Ik geloof wel in iets bovenaards, maar dit vind ik iets te ver gaan.

Ik hou wel van boeken die over liefde gaan. Ik dit boek speelt liefde ook een grote rol, want anders was Beatrijs nooit uit het klooster gevlucht. Dat vond ik wel weer leuk. Ze ging voor de onzekerheid, maar dan wel met haar jeugdliefde. En ze ging niet voor de zekerheid in het klooster, zonder haar liefde. Dat vond ik dus wel leuk aan het verhaal.

Ik vond het wel leuk om het boek te lezen, maar ik hoef het niet nog een keer te lezen, want daar vind ik het niet leuk genoeg voor.

7. Zou je een ander aanraden om dit boek ook te lezen? Waarom?

Ligt eraan waarom ze een boek willen gaan lezen. Als ze voor de lijst van nederlands een boek moeten lezen van voor 1800, zou ik ze dit boek wel aanraden, want het is een bekend verhaal. En het geeft goed weer hoe de mensen in die tijd dachten.

Maar als ze gewoon een boek willen lezen voor hun plezier, zou ik ze dit boek sterk afraden. Ten eerste omdat het niet makkelijk wegleest, omdat het in het oud Nederlands geschreven is. En als je het voor je plezier leest, is het wel fijn als je een boek hebt, dat makkelijk wegleest.

Ten tweede omdat ik het over het algemeen niet zo’n leuk verhaal vond om te lezen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen