Boekverslag : Paul Thies - Les Douze Mois Du Ramoneur
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 932 woorden.

Samenvatting.

Januari: De eerste nacht van het jaar. N is een ziek maar rijk ventje, C is schoorsteenveger. Hij zit op het dak in de kou te huilen, hij ziet een raam openstaan dus klimt naar binnen. N geeft hem sokken en wat te eten en verteld hem van het monster uit zijn nachtmerries. Ze gaan samen het dak op en treffen daar het monster (vrl) aan, het is een of ander klein diertje. Het monster is gezegd van kinderen de 1e nacht te willen verpesten. C jaagt hem weg, wat N blij maakt. Hij denkt de volgende ochtend dat hij gedroomd heeft.

Februari: De wolf met de groene tanden. Het is de 30e, de nacht die niet bestaat. C & N gaan naar buiten en komen via een tunnel bij een kathedraal, die heeft een mooie grote klok en is omringd door een magisch bos vol met dieren. Ze komen de enge zwarte wolf tegen. N heeft een idee: ze maken een salade in de hoge hoed van C als aas. De reden dat de wolf groene tanden heeft is omdat hij vegetariër is.

Maart: Carnaval van de schoorsteenvegers. C & N gaan naar een verlaten wijk. Uit de schoorsteen van het huis daar komt bruine rook. C springt erin, dan volgt N. Het is het huis van een heks, aan de muur hangen maskers van dieren. De heks haat kinderen en carnaval. De maskers maakt ze om dan te verspreiden in de straten. Dan zullen kinderen ze opzetten en in het dier van het masker veranderen. C valt aan, heks krijgt per ongeluk een masker op en verandert in een muis. C zet een kattenmasker op en wordt een kat. Hij jaagt op de heks maar vangt haar niet. N verandert C met een toverdrankje weer terug. Hij is naakt op zijn hoge hoed na. Ventjes gaan dan weer carnaval vieren.

April: Festijn van de klokken. C heeft honger, N niet omdat hij ziek is. Dus vertelt C het verhaal van de klokken van de kathedraal van Strasburg, die worden tijdens de goede week koekjes t/m donderdag van Pasen. De nacht van 2e paasdag worden die van kruidkoek. Ze gaan en treffen allerlei soorten smaken aan, en ze gaan ervan eten. C is vergeten dan de waterspuwers dan levend worden, zij houden niet van kinderen, wel van die klokken, en ze haten mensen die er zomaar, ongevraagd van gaan eten. Ze gaan vechten, waterspuwers krijgen hoofdpijn en trekken terug. Dit is waarom de klokken pas weer halverwege de ochtend van Pasen luiden.

Mei: Het mysterie van de ooievaars. Er wordt van ooievaars gezegd dat ze geluk brengen, dus de jongens gaan ernaar op zoek. Er zijn de laatste tijd steeds minder. Ze treffen ene mevrouw Furibonde. Zij haat geluk en vangt de ooievaars die ze verbergt in de oude fabriek. Klok moet om een of andere reden 13 keer slaan bij middernacht, C zorgt daarvoor en de ooievaars ontsnappen. Hij hoopt dus ooit geluk te hebben, dat hij familie krijgt en dan N weer beter wordt.

Juni: De katten van Saint-Jean. < is de kortste nacht van het jaar. C vindt een fluit in de Rijn, door erop te spelen komen er katten naar hem toe. Zijn hoed is die nacht magisch. C springt erin en komt even later terug met een zak vol eten, die geeft hij aan de katten. Hij gooit de fluit terug in de Rijn zodat volgend jaar hetzelfde gebeurt maar dan met een andere ramoneur.

Juli: De schoonmaak van de regenboog. De zomer maakt N steeds zieker, hij en C gaan richting regenboog. Ze komen bij de rivier, er zijn 7 meisjes, ieder in een kleur van de regenboog. Ze zeggen waternimfen te zijn, nichtjes van de verschrikkelijke Lorelei. Ze pakken het goud van onder de regenboog, maar de zon verzwakt en de regenboog verdwijnt. Al het goud verandert in bloemen. C zegt tegen N: ‘Geef die aan je moeder’.

Augustus: Nacht van de uil. N leert C schrijven, maar het wil maar niet lukken. Ze gaan op zoek naar een tovenaar en komen in een kathedraal terecht met allemaal boeken. Er is een boek dat over magie gaat, ze maken die open en er komt een uil uit vliegen. Hij geeft C een veer en wauw! Hij kan schrijven. De uil verteld N dat hij beter wordt en C dat hij iets met zijn leven moet doen.

September: Het blad van de herfst. C gaat N’s schoorsteen schoonmaken, en ontmoet dus zijn ouders. C is zwak. N wil iets voor hem doen, maar durft hem geen geld te geven dus geeft hij hem een herfstblad, meteen voelt C zich al warmer.

Oktober: De eerste sneeuw. De jongens maken een sneeuwpop, N leert C hoe. De pop krijgt C zijn hoed, een wortelneus van een eekhoorntje en een bezem. Die bezem wijst richting Afrika voor de ooievaars.

November: Het spook van de mist. C is ziek, er is een vent: Claquedents-le-Doublecroche. Hij is vijand van zieke kinderen. Hij valt van het dak [op een kerkhof] en N grijpt hem. De vent geeft N makers waarmee N en C van plaats kunnen ruilen. Dat doen ze. N gaat werken, C zal beter worden. Als ze elkaar weer zien wil C niet terug veranderen, hij vindt dit fijn; hij heeft een familie. Even later wisselen ze toch terug.

December: De jongen van kerst. N is de jongen van kerst, hij helpt met het rondbrengen van cadeaus. C staat bij hem aan de deur. N verteld hem dat hij zijn ouders alles heeft verteld. Zijn ouders houden ook van C en willen hem adopteren. C en N zijn nu broers!
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen