![]() |
Boekverslag : Dirk Ayelt Kooiman - De Grote Stilte
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3816 woorden. |
Gebruikte editie De roman verscheen in oktober 1975. De tweede druk in juni 1977. De roman was toen net bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 1977. De kleine roman telt slechts 91 bladzijden. De roman verscheen bij de uitgeverij De Harmonie te Amsterdam. Genre “De grote stilte” is een kleine, psychologische roman. Verhaalopbouw en perspectief Er zijn zeven niet genummerde en niet getitelde hoofdstukken. Er zijn twee verhaallijnen. Er is een lijn met een ik-verteller die thuisgekomen is na een reis in het buitenland en zich vervreemd van zijn eigen huis en wezen voelt. Deze ikverteller (die zich één keer Kooiman noemt) vertelt in de vier korte hoofdstukken 1, 3, 5 en 7 wat hij in Amsterdam ervaart. In hoofdstuk 2, 4 en 6 is sprake van een personale verteller, die zich enkele keren Johan noemt. Dit personage onderweg van een congres gestrand in een Oost-Europees (?) stadje Tiimoka,waar hij twintig jaar geleden met zijn moeder en tante enige tijd heeft doorgebracht. In dit deel komen dan ook de herinneringen aan die tijd naar boven. Titelverklaring en verwijzing De titel van de roman is te verklaren door een relatie te leggen met de film waarop de roman gebaseerd lijkt. Als de hij-figuur na 20 jaar terugkeert in een onbekend land in het Oostblok, logeert hij in een hotel dat tegenover een bioscoop ligt. Daar draait op dat moment de film “Ot ridet telgis”(1962) (blz. 19). Als je de inhoud van de film kent, kun je met omzetting van de letters van de titel in een gesuggereerde Oost-Europese taal “De grote stilte” vormen. Er ontbreekt in dat geval in het anagram slechts een “e”. Dit is een film van de bekende Zweedse cineast Ingmar Bergman die qua inhoud aangeeft wat een jongetje Johan op 10-jarige leeftijd in Tiimoka heeft meegemaakt. De oorspronkelijke titel van de film is “Tystnaden” en die werd gemaakt in 1962. Een jongetje van 10 jaar is met zijn moeder en haar zus in een vreemd Oost-Europees land, waarvan ze de taal niet machtig zijn. Hij is er getuige van dat zijn moeder een seksuele relatie aangaat met vreemde mannen. Het is voor hem de beleving van de oerscène, nl. de eerste keer dat een kind wordt geconfronteerd met een seksuele ervaring van zijn ouders en niet weet wat hij daarmee aanmoet. De zussen (nota bene Anna en Esther genoemd, namen die ook in de roman voorkomen) krijgen ruzie; Esther is bovendien ziek (ze heeft tuberculose) en terwijl de tanks door de straten rollen (dus misschien Hongarije?-1956 ) verlaten Johan en zijn moeder Anna het stadje. Esther blijft achter en zal overlijden in het vreemde land. In de roman wordt de hij-figuur Johan genoemd (blz.16) en hij is een “Sweski”(Zweed). In de roman gaat Johan naar de film, maar vreemd genoeg valt hij tijdens de film in slaap om vervolgens te dromen over de gebeurtenissen van twintig jaar ervoor. In de film van Bergman is dat nu juist de scène waar het om draait. Een aardige vondst van de schrijver, maar er wordt dan wel voorkennis van de Zweedse film verondersteld..Wie de film echter niet kent, ontgaat de bedoeling van de auteur. Los van de verwijzing naar de film, komen er in de roman ook enkele stiltes voor. Zo is er bijvoorbeeld een telefoongesprek in de ik-lijn waarin de ikverteller een retirade afsteekt tegen iemand aan de andere kant van de lijn die helemaal niet op zijn woorden reageert. Het gebrek aan communicatie met de medemens is dan ook een thema van de auteur. Tijd en decor Het valt niet uit de tekst op te maken wanneer de roman precies speelt. Waarschijnlijk aan het einde van de zestiger of het begin van de zeventiger jaren. De ik-lijn van de roman speelt zich af in Amsterdam, waar Kooiman ook heeft gewoond. De hij-lijn van het verhaal speelt zich af in een Tiimoka, waarschijnlijk in een Oostblokland. Zoeken op Google levert geen resultaten op, zodat het aannemelijk is dat Tiimoka een verzonnen naam van Kooiman is. Aangezien er in de film en in de roman tanks door de straten rollen, zou men kunnen denken aan het Hongarije van de opstand tegen de Russen. Deze brak in oktober 1956 uit. De film van Bergman komt uit in 1962. Wanneer Johan 20 jaar na de opstand terugkeert in Tiimoka, zou dat dus kunnen wijzen op 1976. De roman verschijnt in 1975. Maar, op blz. 67 van de roman vraagt Johan aan Anna of het in 1962 was dat de tanks door de straten rolden. Er komt geen antwoord op die vraag. In dat geval zou de roman dus twintig jaar later spelen, nl. in 1982. Dat is dus zeven jaar nadat het boek verschenen is. Thematiek in relatie tot de structuur Er zijn twee verklaringen mogelijk voor de twee verhaallijnen: De meest voor de hand liggende verklaring is dat de ikfiguur van de eerste verhaallijn de schrijver is van de tweede verhaallijn met de personale verteller. De ikfiguur noemt zich namelijk Kooiman (een alter ego van de auteur) en in het tweede verhaal wordt duidelijk enkele keren de naam Johan genoemd. Verder is de verhaallijn die van de film van Ingmar Bergman, met dit verschil dat de roman de draad na 20 jaar weer oppakt. Een tweede mogelijkheid is dat de ikfiguur en de hij-figuur samenvallen. De ikfiguur zou dan thuiskomen van zijn reis naar het vreemde land en zich in woonplaats een vreemde voelen. Hoewel de beide personages overeenkomsten vertonen (het zijn beiden bijvoorbeeld dertigers- Johan keert 20 jaar na zijn jeugd terug in Tiimoka) en zich beiden vervreemd in hun omgeving voelen, is de eerste verklaring toch logischer. Het lijkt erop alsof Kooiman een vervolg op de film heeft willen schrijven en dat hij wil laten zien welke invloed het verleden heeft op het verdere leven van een mens. Aangezien hij redacteur is geweest van het Amsterdamse tijdschrift Revisor, is dat geen vreemde gedachte. De meeste schrijvers die bij dit literaire tijdschrift zijn aangesloten, willen de idee van het verleden dat een rol speelt in iemands verdere leven uitdragen, terwijl ze in de structuur dan vaak de techniek van de niet-chronologische volgorde toepassen. Het thema voor de roman is het gebrek aan communicatie tussen mensen. Niet voor niets wordt daarom de film van Ingmar Bergman gebruikt als basis voor de vertelling. In de film geeft Bergman ook het gebrek aan menselijke communicatie weer. Zijn film die deel van een drieluik uitmaakt, gaat ook over de afwezigheid van God in de wereld. In de roman zijn er geen wezenlijke contacten tussen de mensen. In de ik-lijn van het verhaal voelt Kooiman zich vervreemd van het leven, van het verleden en dus van zichzelf. Hij is teruggekeerd van een reis en kan zich niet meer vinden in zijn eigen huis. Hij heeft geen wezenlijke contacten: met een kennis neemt hij wat roddelpraat door die voorgevallen is tijdens zijn afwezigheid. Hij belt zijn moeder, maar die neemt de telefoon niet op. Hij krijgt ruzie met de mensen in het café waar hij zijn geluk zoekt. In het tweede deel wordt hij een aantal keer opgebeld door iemand, maar er ontstaat geen gesprek, wel valt er een grote stilte. In het derde deel (hoofdstuk 5) gaat hij met een oude vriendin mee, maar die verwijt hem dat hij zo onpersoonlijk is. In het laatste hoofdstuk ervaart hij door de sensatie van de muziek weer iets van zichzelf. Hij ontmoet een Amerikaanse vrouw die jarig is en die troost hij dan op haar zolderkamer. Aan het einde heeft hij weer wat hoop gekregen: symbolisch daarvoor is de gedachte bij het openmaken van het blikje frisdrank. Ook in de hij-lijn komen er geen wezenlijke contacten tot stand. In het verleden hebben zijn moeder en tante Esther ruzie gekregen om de seksuele escapades van de moeder. Die heeft seks gezocht in het vreemde land met een nare man: er is geen sprake van een existentieel contact. Johan denkt aan de ruzies die de beide zussen daarna gehad hebben. Symbolisch voor het gebrek aan communicatie is natuurlijk ook dat ze de taal van het land niet spreken. Het jongetje Johan ervaart voor de eerste keer wat het betekent dat je ouders een seksueel contact hebben dat je zelf nog niet kan bevatten. In het hotel hangt een afbeelding van een vrouw die seksueel contact heeft met een bebaarde sater, maar haar hoofd afwendt, alsof het hebben van intimiteit haar niet raakt. Twintig jaar daarna voelt Johan zich opnieuw vervreemd in het Oostblokland. Hij herkent de kelner met wie zijn moeder gevreeën heeft. Na de reis heeft hij het contact met zijn moeder verbroken en hij wordt door zijn grootmoeder opgevoed. Als hij later nog eens een afspraak heeft met zijn moeder, blijft de conversatie tussen hen ook op algemeenheden stuiten. Johan raakt in contact met het jonge meisje Anna dat weliswaar Engels studeert, maar de taal met niemand kan delen. (communicatie!) Ze gaat met hem mee naar zijn kamer, maar de seks die ze waarschijnlijk hebben, levert weinig op. Eigenlijk neemt Johan op dat moment wraak op de seks die zijn moeder twintig jaar daarvoor met de kelner had. Ook het meisje ervaart dat zo en zonder afscheid te nemen heeft ze hem die nacht verlaten. Hij ziet haar niet meer terug. Alle gebeurtenissen in de twee verhaallijnen wijzen op een gebrek aan onderlinge menselijke communicatie en niet in de laatste plaats gebruikt Dirk Ayelt Kooiman daarom de film van Ingmar Bergman als symbolisch decor. Literair-historische motieven die Kooiman in zijn roman gebruikt om het thema te ondersteunen, zijn: eenzaamheid, seksualiteit, moeder-zoonverhouding, wraak, alcoholgebruik. Samenvatting van de roman De samenvatting van de inhoud wordt hieronder per verhaallijn weergegeven. Er zijn zoals uit het bovenstaande blijkt twee verhaallijnen in de roman. Er is een korte verhaallijn met een ikfiguur, die terugkeert van een reis. Er is een verhaallijn met een personale verteller. I. Aangezien de gebeurtenissen van de hij-figuur eerder in de verhaaltijd hebben plaatsgevonden dan de belevenissen van de ik-verteller wordt in dit boekverslag begonnen met de hij-lijn. Dat zijn de gebeurtenissen in hoofdstuk 2, 4 en 6 van de roman. HOOFDSTUK 2: blz. 14-36 Johan, een dertiger, komt min of meer bij toeval terecht in het stadje Tiimoka. Hij heeft een congres bezocht en zijn trein mag op een bepaalde dag om onbekende redenen niet verder rijden. Hij weet zich nog de naam van een hotel in het stadje te herinneren en hij laat zich daar met een taxi naar toe vervoeren. Twintig jaar geleden is hij met zijn moeder en zijn tante Esther in dit land op vakantie geweest en er zijn toen enkele nare dingen gebeurd. De receptionist van het hotel vraagt zijn paspoort en daaruit blijkt dat hij een “Sweski” (Zweed) is. Hij volgt de man naar zijn kamer en ze passeren een schilderij waarop een sater een vrouw erotisch prikkelt, zonder dat ze daaraan zelf enige aandacht besteedt. Hij herkent het schilderij van vroeger. Aan de overkant van het hotel is een bioscoop, waar de film “Ot ridet telgis” draait. De herinneringen aan wat er twintig jaar geleden is gebeurd, komen weer bij de hij-figuur boven. Het waren zaken voor grote mensen, zo had hij dat toen ervaren. Ze hadden zijn leven daarna voor een groot deel bepaald. Hij had toen een dubbele kamer gedeeld met zijn moeder en tante. Allerlei herinneringen, dromen en flarden van wat hij tijdens het congres heeft meegemaakt, schieten door zijn hoofd. Hij denkt aan de kelner die hen toen bediend had, aan de tanks die destijds door de straten rolden en aan zijn tante Esther die onophoudelijk hoestaanvallen had gehad. Hij gaat daarna in bar ‘Amerikan’ wat drinken. Daar schrijft hij een ansichtkaart aan zijn moeder met de mededeling ‘Niets verandert er in Tiimoka, Johan’ . Zijn moeder is onlangs voor de vierde keer getrouwd. Hij weet dat hij de kaart zoals gewoonlijk niet naar haar zal sturen. Hij zal hem later weer op een bepaalde plek tegenkomen en verscheuren. Opnieuw komt er een flashback in de roman voor: zijn relatie met zijn moeder wordt voor de lezer uit de doeken gedaan. Na de reis was hij opgevoed door zijn grootmoeder. Op zich had die dat goed gedaan, maar hij had zijn moeder, een warmbloedig wezen uit zijn jeugd, toch heel erg gemist. Op zijn 21e had hij via zijn voogd een afspraak gemaakt met zijn moeder, maar de ontmoeting was behoorlijk tegengevallen. Ze hadden enkele stereotiepe opmerkingen tegen elkaar gemaakt en het afscheid was hem niet moeilijk gevallen. Hij rekent af en ziet de ober nogal opvallend naar hem kijken. Daarna gaat hij naar de bioscoop om de film te zien, maar hij valt tijdens de voorstelling in slaap. Hij droomt zich als 10-jarig jongetje en zijn moeder (sexy gekleed) gaat met een man (de ober van het hotel) een kamer binnen. Hij luistert naar de geluiden die van achter de deur tot hem komen. Hij hoort zijn moeder vreemd lachen en rent in verwarring het hotel uit de duisternis in. Daarna wordt hij wakker en merkt hij dat de voorstelling is afgelopen. Hij loopt via de uitgang naar buiten en ziet dat het donker geworden is. HOOFDSTUK 4 blz. 43-55 Johan bezoekt de volgende dag het café dat tegenover het hotel ligt. En hij denkt na over zijn leven. Hij neemt zich voor om dronken te worden. Hij bekijkt de kelner, de onsympathieke man met wie zijn moeder het twintig jaar geleden heeft aangelegd. Hij stelt zich voor hoe dat toen gegaan was. Voordat hij op reis was gegaan, had zijn moeder hem gevraagd of hij alleen ging, of hij nooit een vriendinnetje had of hij nooit met meisjes sliep. Het gevraag had tot een uitbarsting geleid met zijn moeder. Uit zijn agenda trekt hij een vergeeld papiertje, waarop zijn tante Esther destijds een paar woorden uit de taal van het vreemde land had geschreven. Toen ze in de trein zaten, had zijn moeder het van hem afgepakt, maar ze had het weer teruggeven. Er stonden twee woorden op hadjer (geest) en magrov (angst). Omdat hij de woorden altijd als een relikwie bewaard had, vermoedt hij dat er nu iets bijzonders gaat gebeuren. Er gebeurt niets, maar dan valt zijn glas drank op de bar om. Iemand heeft hem aangestoten. HOOFDSTUK 6 blz. 62-84 Het blijkt dat een jonge vrouw die glazen spoelt achter de bar, hem heeft aangestoten. Ze vraagt hem of hij Engels spreekt. Deze Anna studeert Engels, maar krijgt niet vaak de kans om de taal te spreken. De bewuste kelner heeft haar op hem gewezen. Ze is achttien jaar. Hij vertelt haar dat hij hier eerder geweest is en dat zijn tante in het land overleden is. Ze leed aan tuberculose en hij weet niet eens waar ze begraven. Anna vraagt of hij van haar hield. “Meer dan van een moeder, misschien”. Johan neemt Anna mee naar zijn hotelkamer. Hij vraagt aan haar om het gesprek op gang te houden of zij de roman 1982 van George Orwell kent. Nee, die kent ze niet. (Het is natuurlijk de roman 1984- samensteller van het boekverslag) Daarna vraagt hij of ze een vriendje heeft. Het is kort ervoor uitgegaan, zegt Anna. Hij vertelt aan haar dat hij eigenlijk door zijn grootmoeder is opgevoed. Dan krijgt hij een beeld alsof in de kamer waar ze nu zijn, zijn moeder zich heeft laten nemen door de kelner. Hij wordt weer boos. Er komen rare gedachten in hem op. Misschien is tante Esther helemaal niet dood, misschien is Anna wel een dochter van haar. Dan vraagt hij waarom de kelner haar op hem gewezen heeft. Heeft hij soms met je geneukt? Anna antwoordt met schaamte, dat de kelner het met iedereen doet. Die opmerking wekt de woede van Johan: hij slaat Anna in haar gezicht. Daarna bezeert hij zich door met zijn knokkels op de rand van het bed te slaan. Hij dwingt haar zich uit te kleden. Haar borsten doen hem denken aan zacht moskovisch gebak. De volgende dag wordt hij pas na het middaguur wakker. Anna heeft hem in de vroege ochtend verlaten. Ze zullen wel seks met elkaar gehad hebben, al wordt het niet expliciet in de roman vermeld. Hij vindt nog wat sporen van haar: make-up, haren in de wasbak. Dan spoedt hij zich naar het station. Hij treft er zijn medereizigers aan. Tijdens de treinreis denkt hij dat er iets fundamenteels veranderd is in zijn leven. Als hij in zijn eigen straat aankomt, is alles hetzelfde gebleven. Hij voelt zich alleen vermoeider dan hij zich herinnert ooit geweest te zijn. II. De ik-lijn van de roman wordt verteld in de korte hoofdstukken 1, 3, 5, 7. Hoofdstuk 1 (blz. 5-13) De ikverteller voelt zich een vreemde in zijn eigen huis: hij is net teruggekeerd van een reis van ongeveer twee weken. Hij kijkt naar zijn post: vooral rekeningen en een boodschap dat hij iemand na zijn thuiskomst moet bellen. Uit het verhaal wordt duidelijk dat hij het beroep van schrijver heeft. Wanneer de ikverteller naar buiten gaat, komt hij een kennis tegen die hem allerlei nieuws over mensen uit zijn omgeving vertelt. Eigenlijk interesseert het hem niet. Hij realiseert zich dat hij een paar uur eerder nog in een trein gezeten heeft. Hij wil zijn moeder bellen, maar er wordt niet opgenomen. Van ellende gaat hij naar een café en knoopt een vrij zinloos gesprek aan met een collega-schrijver. Later op de avond krijgt hij ruzie met een ander cafébezoeker. Op aanraden van omstanders gaat hij naar huis. Daar opent hij een map met een manuscript. Hij vindt er een aantekening in: “Bij aankomst vindt hij ansichtkaart in binnenzak!” Daarna verscheurt hij boos de notitie, waarop deze zin staat. Hoofdstuk 3( blz. 37- 42) In de dagen die erop volgen, voelt Kooiman (de naam wordt in dit hoofdstuk genoemd) zich steeds benauwder. Hij zit urenlang achter zijn bureau en doet niets anders dan op de klok te kijken. Hij wordt in die dagen een aantal keren opgebeld door iemand die zich niet bekend maakt. Een keer gaat hij aan die onbekende vragen stellen over de gemoedstoestand van hem zelf. De onbekende laat een grote stilte vallen, voordat hij niets gezegd hebbend ophangt. Kooiman doet werkelijk niets: er is een verleden waarvan hij zich vervreemd voelt. Maar stelt hij zich de vraag:ben je dan ook niet van jezelf vervreemd? Hoofdstuk 5 (blz. 56- 61 ) De ikverteller beseft dat hij zo niet langer kan doorgaan: hij ontvlucht zijn huis en drinkt veel. Op een avond gaat hij met een oude vriendin mee. Als ze willen gaan vrijen, huilt ze dat ze hem zo onpersoonlijk vindt. Hij gaat weer naar huis en denkt aan situaties uit zijn jeugd: uitgelachen worden op school vanwege een verkeerd uitgesproken Frans woord, het verwijt krijgen dat hij altijd zo’n slap handje geeft. Ook bezoekt hij een oud studiegenoot van hem: die heeft het zich erg huiselijk gemaakt en in wanhoop vraagt hij “hoe de man dit klaarspeelt”. Hoofdstuk 7 (blz. 85-91) Precies een week later bezoekt de ikverteller een concert: hij ervaart weer iets van een sensatie. Later op de avond ontmoet hij een Amerikaanse vrouw, die tien minuten later jarig zal zijn. Ze wordt 34 jaar. Maar ze is alleen: haar man en kinderen zijn thuis in Amerika. De verteller biedt zich aan als verjaardagscadeau. Hij gaat met haar mee naar een kolossaal huis, waar ze tijdelijk verblijft. De ik-verteller maakt haar wat complimenten en ze gaan op de zolder met elkaar naar bed. Midden in de nacht staat hij op, omdat hij niet in de ochtend afscheid van haar wil nemen. Onderweg koopt hij een blikje limonade, maar hij trekt het lipje kapot. Thuis kan hij het pas met een blikopener openen. Hij is tevreden over die vindingrijkheid. Tevreden over een dorst die pas gelest wordt op het hoogste punt van ondraaglijkheid. (slotzin) Waardering De roman werd bekroond met de toenmalige debutantenprijs in 1977. In de recensies die via Literom nog te raadplegen zijn, wordt heel verschillend over de roman geoordeeld. Er zijn uiterst negatieve kritieken die de roman gekunsteld vinden (een verwijt dat Revisor-auteurs wel vaker treft) en er zijn heel positieve recensies. Over de twee verhaallijnen wordt heel verschillend gedacht. Er is een groep recensenten die van mening is dat het hij-verhaal geschreven is door de auteur van het ik-verhaal. Een andere groep beoordelaars denkt dat de hijfiguur en de ikfiguur dezelfde persoon zijn. Wie m.i. de roman goed leest, moet tot de conclusie komen, dat dit eigenlijk niet het geval kan zijn. Een aantal recensenten heeft de link met de film van Ingmar Bergman niet gevonden, maar aangezien de naamgeving in de film (Johan, Anna en Esther) identiek is als die in de roman, moet het duidelijk zijn dat Kooiman de film als basis voor zijn roman heeft gebruikt. Het anagram “Ot riged telgis”met de aanduiding 1962 mag in dit opzicht zeker als bewijs gelden. Aanrader/afrader De roman is niet al te lastig te lezen. Er zijn wel twee afzonderlijke verhaaldraden met een verschillend perspectief. Maar dat wordt de lezer al snel duidelijk. Er gebeurt echter niet zo veel. De vertelde tijd omvat een periode van twintig jaar. De verteltijd is echter kort. Met een behoorlijke leesvaardigheid kan de kleine roman in ruim een uur tijd worden gelezen. Voor het goede begrip van de roman is het aan te bevelen de film van Ingmar Bergman uit 1962 te zien. Deze beroemde cultfilm kwam in oktober 2004 op DVD uit. Hij is echter heel moeilijk te verkrijgen in de gewone videotheek en kan alleen via winkels en /of internet besteld worden. De roman lijkt me geschikt voor eindexamenkandidaten havo en vwo. Over de schrijver Dirk Ayelt kooiman werd in 1946 in Amsterdam geboren. Kooimans vader was hoogleraar kerkgeschiedenis. Als 'zoon van de professor' waren de verwachtingen van zijn ouders hooggespannen. In een interview met Vrij Nederland zegt hij daarover: 'Tot mijn 18e ben ik zo'n beetje bezig geweest met aan die druk van mijn milieu te onttrekken.' Kooiman studeerde geschiedenis en filosofie in Amsterdam. De thematiek in Kooimans boeken is dan ook niet van een filosofische inslag ontbloot. In de boeken van Kooiman spelen verbeelding - werkelijkheid, vervreemding en identiteitsproblemen een grote rol. Ook kunst, literatuur en muziek staan vaak centraal. Kooiman werd tot schrijven aangezet door de kunstschilder Wim de Haan. In 1971 debuteerde hij met de verhalenbundel Manipulaties. De grote stilte (1975) werd bekroond met de Van der Hoogtprijs 1977. Kooimans grote doorbraak kwam in 1982 met de roman Montyn, het levensverhaal van de schilder Jan Montyn die in de oorlog collaboreerde. Kooiman maakte opnamen van gesprekken met Jan Montyn en reconstrueerde zo zijn leven. In 1974 richtte Kooiman samen met Thomas Graftdijk het literaire tijdschrift De Revisor op. Met onder meer Doeschka Meijsing, Nicolaas Matsier en Frans Kellendonk behoorde Kooiman tot de zogenaamde Revisor-groep, ook wel aangeduid als de Academisten. Ze zetten zich af tegen realistische, anekdotische literatuur. Kooiman schreef een aantal filmscenario’s, onder andere voor 'Prettig weekend, meneer Meijer' van Orlow Seunke en 'De Dream' van Pieter Verhoeff. Dirk Ayelt Kooiman woont en werkt in Amsterdam. Romans van de schrijver Een romance, 1973 De theorie, 1974 De grote stilte, 1975 De vertellingen van een verloren dag, 1980 Montyn, 1982 De Vluchtweg, 1986 De afwezige, 1990 De terugkeer, 1996 Victorie, 2001 |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |