![]() |
|
Boekverslag : Hugo Claus - De Hondsdagen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 5400 woorden. |
De Beschrijving Auteur: Hugo Claus Titel: De hondsdagen Motto: Oh, oh, some black snake ’s been Suckin’ my rider’s tongue En is afkomstig uit de blues Black snake moan (`Klacht over een zwarte slang’) van de Amerikaanse zanger Blind Lemon Jefferson (1897-1929) Jaar van uitgave: 1952 Aantal bladzijden: 173 Uitgelezen op: 17-11-2004 Verantwoording van de keuze Voordat ik dit boek koos wist ik absoluut niet wat voor een boek ik wilde lezen voor mijn boekverslag. Daarom ben ik dus naar de mediatheek gegaan en heb ik een beetje gezocht naar een boek van een beetje bekende schrijver. Toen kwam ik uit op Hugo Claus. Ik had van hem wel eens gehoord en daarom heb ik besloten om een boek van hem te lezen omdat ik ook nog nooit iets van hem gelezen had. Ik heb voor de hondsdagen gekozen nadat ik een stukje uit het boek had gelezen. Het leek me wel interessant om het verhaal verder te lezen. Verwachtingen vooraf Vooraf verwachtte ik vrij weinig, ik wist namelijk nog niet waar het boek over ging. Ik had wel een klein stukje uit het boek gelezen, maar dat weinig perspectief voor de toekomst. Ook omdat het boek geen flaptekst heeft, krijg je niet echt een eerste indruk van het verhaal. Dus eigenlijk hoopte ik meer op een leuk verhaal, dan dat ik ook echt wist of het leuk zou worden. Eerste reactie achteraf Ik vond het een vrij moeilijk verhaal. Dat komt voornamelijk doordat er twee verhaallijnen voortdurend door elkaar lopen. Je hebt namelijk in het boek het hoofdverhaal, maar het hoofdstuk erna is dan weer een flashback. Dus soms is het moeilijk te begrijpen in welke verhaallijn je nu zit en is het moeilijk om dan een verband te leggen tussen het verleden en het heden. Ook vond ik de zinsbouw erg moeilijk. De zinnen zijn soms erg lang en omslachtig en soms ben je aan het lezen en komt er opeens een zin die weinig of niets te maken heeft met het geheel. En ook komt er veel beeldspraak voor in het verhaal. Ook lijkt het soms of de schrijver een aantal losse woorden zo achter elkaar heeft gezet, die eigenlijk geen zin vormen. Ook vond ik het verhaal op zich niet zo heel leuk, want het hoofdverhaal is eigenlijk de zoektocht naar Bea, maar de zoektocht stelt weinig, het gaat eigenlijk vooral om de hoofdpersoon en de dingen eromheen. Ik vind dit werk: Niet Een beetje Erg spannend * meeslepend * ontroerend * grappig * realistisch * fantasierijk * interessant * origineel * goed te begrijpen * Een kort overzicht van de inhoud van De hondsdagen Bij het samenvatten van de inhoud van De hondsdagen kan men het beste een onderscheid maken van het hoofdverhaal, de zoektocht naar het meisje Bea, en de flash-backs die tot doel hebben het heden van de hoofdfiguur Philip de Vogel te verklaren. I Hoofdverhaal: in het eerste hoofdstuk arriveert Philip liftend uit Brugge, waar hij samenwoont met zijn zwangere vriendin Lou, om kwart voor vier in de ochtend in de stad Gent om te zoeken naar Bea, een jong meisje dat weggelopen is uit de kostschool. De koetsier Zotte April brengt hem naar het hotel Shamrock, waar zijn vriend Tsjecho hem opwacht. II Flash-back: drie jaar geleden woonde Philip in hotel Shamrock, waarvan Druon, de avontuurlijk ingestelde oom van Tsjecho, eigenaar is. Met de schilders André d'Haen en Isenborn probeert hij 's nachts Nadia, Isenborns vrouw, op overspel te betrappen. Tevergeefs. III Hoofdverhaal: Tsjecho vertelt Philip dat Bea haar kostschool ontvlucht is met hulp van de kunstverzamelaar en schilder Hensen. Zij willen eerst wat slapen om dan naar het huis van deze Hensen te gaan. Philip heeft een nachtmerrie over Lou (die er in het tweede deel van de droom uitziet als een monsterlijk wezen), Madame Micky, die op valse toon beweert dat Philip bang is voor de meisjes van haar café-bordeel Titanic, in deze droom Hanny en Monique. Bij het ontbijt vertelt Druon van de film The Sundowners, een western. IV Flash-back: in hotel Shamrock is de oude hertogin ontsnapt uit haar kamer. Druon houdt haar gevangen omdat zij de huur niet meer betaalt. De zoon van de hertogin vertelt, dat zijn moeder zich verdrongen voelde toen hij haar een foto liet zien van zijn verloofde. Philip identificeert de hertogin met de Moeder Overste van zijn kostschool (die aangeduid wordt als `Ma chère mère'). V Flash-back: In de zomer aan zee met zijn vriendin Lou. Philip vraagt zich af of hij haar zwanger gemaakt heeft. Zij had (volgens hem!) nog twee minnaars. VI Hoofdverhaal: Philip en Tsjecho komen bij het huis van Hensen. Zij worden opgedaan door Helene, een vrouw van wie zij niet weten of het nu zijn moeder, zuster of geliefde is. Hensen heeft prachtige schilderijen en op een tafel liggen kunsttijdschriften. Hij is niet thuis, zegt Helene. Bea en Hensen zijn 's ochtends weggegaan. Philip en Tsjecho gaan naar boven, waar zij ontdekken dat Hensen zich soms verkleedt als vrouw. Philip belt de zwangere Lou op om haar te vertellen van de ontsnapping van Bea. VII Hoofdverhaal: in Titanic praten Philip en Tsjecho over Bea en Hensen. Hensen blijkt wel in de Titanic te komen, maar naar de meisjes te kijken als ware hij zelf een vrouw. Toevallig laat Philip de naam vallen van een vroegere klant, een zekere Mijnheer Oscar, een gepensioneerde ambtenaar. Daar schrikken de meisjes erg van en zij wijzen Philip erop, dat zij afgesproken hadden `daar nooit meer over te spreken'. VIII Flash-back: Het is de eerste zondag in juli als Mijnheer Oscar, Madame Micky, Philip, Tsjecho, Hanny en Hilda in de gele DKW van Mr. Oscar naar `de boerenbuiten' gaan, in de buurt van Gent. Ze bezoeken cafés, gedragen zich bij het zien van schutters met pijl en boog als cowboys en Philip en Tsjecho bezoeken het graf van de schilder Gust. De Smet (1877-1943), waarvoor (Constant) Permeke een grafbeeld gemaakt heeft. Het gezelschap wordt door stieren achterna gezeten, waardoor Mr. Oscar uitgeput raakt: `zwaar pompte zijn borst op en neer met een knorrend, dierlijk geluid’. 's Avonds sterft hij, bij café De Sterre. IX Hoofdverhaal: Philip en Tsjecho lopen radeloos door de stad. Zij krijgen Brand, de advocaat en een goede vriend van Hensen, aan de telefoon; deze vertelt hun, dat Hensen `de voordracht in de Cercle Artistique et Littéraire zou bijwonen.' Op het moment dat zij besluiten erheen te gaan, komt, zonder dat zij het weten, Druon om als deel van de tribune van circus Grunewald instort. Het laatste woord van Druon is `Wichita' (dit blijkt later de hoofdfiguur uit de film The Sundowners te zijn). X Flash-back: Philip woont met de moederlijke Lou samen in hotel Shamrock. Zij leven er op gespannen voet, ook al omdat zij geen geld hebben en Lou zwanger is. Ze geven elkaar de schuld van de zwangerschap: `Je hebt het gewild, toen, wáár of niet?' `Jij vond het ook leuk.' Dan brengt Tsjecho Bea, die van de kostschool is weggelopen. Philip wil haar opnemen in huis. Lou is jaloers en belt, terwijl Bea en Philip nog slapen, naar Titanic. Madame Micky voert Bea terug naar de kostschool. XI Flash-back: Als vierjarig jongetje wordt Philip door zijn ouders op een kostschool gedaan, waar de gevreesde Zuster Aniceta scherp let op zondige gedragingen. Philip sluit in het zesde studiejaar vriendschap met Broeck, met wie hij ook zijn eerste seksuele ervaringen heeft. Broeck en Philip willen samen de in het Slot verborgen blinde Overste bevrijden. Dat mislukt, want zuster Aniceta wijkt van de gebruikelijke gang van zaken af, omdat de Duitsers Polen zijn binnengevallen. Ondersteund door twee zusters spreekt de blinde Overste de leerlingen toe. Broeck, de initiatiefnemer tot de bevrijding van de Overste, wordt van school verwijderd. XII Hoofdverhaal: In de Cercle Artistique en Littéraire deelt de advocaat Brand Philip en Tsjecho mee, dat zijn vriend Hensen niet zal komen. Hij wijst hun op de mogelijkheid dat Hensen in Boxhall Francis is, omdat hij verliefd is op de bokser Kid Duncan. Maar ook daar vinden zij Hensen niet. XIII Flash-back: Philip en Lou verblijven aan de kust en uit geldnood slapen zij in een bunker. De volgende dag is er een strandwedstrijd voor kinderen. Philip ergert zich aan Lous opmerkingen over haar zwangerschap. XIV Hoofdverhaal: Brand onthult dat hij Philip en Tsjecho voorgelogen heeft: hij wist wel degelijk waar Hensen was, namelijk in Brands villa in St. Martens Leerne. Zij besluiten naar de villa toe te gaan. XV Hoofdverhaal: Philip droomt tijdens de rit naar Brands villa. Lou en hij rijden over een dijk bij de zee; zij wisselen geen woord met elkaar. Hun auto wordt door drie mannen tegengehouden. Philip wordt neergeslagen. Op de grond liggend ziet hij hoe een van de drie Lou verkracht. Philip verhindert dat niet, integendeel, hij lijkt de verkrachter te bewonderen. In een nachtelijke trein ziet Philip zijn moeder zitten. Hij wuift naar haar, maar zij beantwoordt zijn groet niet. Philip heeft vervolgens het gevoel Lou te zien zoals zij werkelijk is. XVI Hoofdverhaal: De auto nadert Brands villa. Zij stappen uit. In de villa zitten Bea en Hensen vredig en onschuldig bij elkaar. Bea gaat mee, maar verklaart dat zij nooit meer terug wil naar de kostschool. Hensen lijkt zich niet schuldig te voelen. Hij blijft in de villa achter. XVII Hoofdverhaal: Philip en Tsjecho worden afgezet bij Shamrock, waar zij de opgebaarde Druon aantreffen. Philip is door de gebeurtenissen danig in de war en vertelt Tsjecho, in een emotionele monoloog, dat zijn liefde voor Bea onmogelijk is, een illusie is. Daarna belt hij Lou, die hem meedeelt dat de dokter haar niet wil aborteren. Hij vertelt haar van Druons dood en vertelt haar van Wichita, de hoofdfiguur uit The Sundowners, wiens naam Druon in de ambulance geroepen had. Lou begrijpt hem niet. XVIII Flash-back: Tijdens de rit van Brands villa in St. Martens Leerne naar Gent zit Philip met Bea op de achterbank. Zij verklaart Philip haar liefde. Hoewel hij hier erg verheugd over is, houdt hij afstand. Bea blijkt ingestudeerde zinnen te zeggen (en dus `film te spelen’, net als Lou). XIX Hoofdverhaal: Na te zijn ontwaakt, gaat Philip niet meer naar Titanic, maar naar het station en neemt de trein naar Brugge, naar Lou. In de trein hallucineert hij. Hij hoort Tsjecho de naam van Bea stotteren. Zij zou uit de derde verdieping van Titanic gesprongen zijn. Na een poosje krijgt hij zichzelf weer onder controle. Zo’n samenvatting geeft niet meer dan een indruk van het verhaal. En dat geldt zeker voor een roman van Claus, waarin tussen en onder de regels veel meer gebeurt. Verdieping Opdracht 43, biografie. Zijn biografie neem ik als opdracht om zo wat meer over hem te weten te komen. Biografische gegevens Hugo Claus Eig. Hugo Maurice Julien; Vlaams dichter, prozaschrijver, toneelschrijver, regisseur en schilder (Brugge, 5 april 1929) Hugo Claus is geboren als oudste zoon van de drukker Jozef Claus en Germaine Vanderlinden. Hij groeit op in verschillende pensionaten, en woont van 1940 tot 1946 thuis. In die tijd volgt hij de lagere cyclus van de Grieks-Latijnse humaniora. In 1946 verlaat hij definitief het ouderlijke huis om zijn eigen weg als schrijver en schilder te gaan. In 1947, het jaar waarin hij debuteert met de bundel experimentele poëzie Kleine reeks, werkt hij als seizoenarbeider in een Suikerfabriek in Noord-Frankrijk. In 1949 vervult hij zijn dienstplicht, deels als redacteur van het tijdschrift Soldatenpost. Intussen heeft hij samen met enkele gelijkgezinden het avant-gardetijdschrift Tijd en Mens gesticht. Van 1950 tot 1953 woont hij in Parijs waar hij in contact komt met het surrealisme, het existentialisme en het Cobramodernisme. Hij ontmoet er kort Antonin Artaud, die hij als een tweede vader beschouwt. Aansluitend woont hij twee jaar in Rome waar hij contacten heeft met het filmmilieu. Van 1955 tot 1965 woont hij samen met zijn eerste vrouw, de filmactrice Elly Overzier, in Gent, waar hij aan de Academie voor Beeldende Kunsten en de Toneelschool studeert. Tussendoor maakt hij reizen naar o.a. Italië, Griekenland, Spanje, Turkije, de Verenigde Staten, Mexico en Cuba. Na een paar jaar in de Vlaamse Ardennen te hebben gewoond, verhuist hij in 1970 naar Amsterdam waar hij samenwoont met de actrice Kitty Courbois. Van 1973 tot 1978 is Claus weer in Parijs, dit keer samen met de actrice Sylvia Kristel. Uiteindelijk verhuist hij weer naar Gent, waar hij in 1993 trouwt met Veerle De Wit. In al die jaren groeit Claus uit tot een openbare figuur, wiens leven met grotere en kleinere schandalen is gestoffeerd. Net als zijn levensstijl is ook Claus’ artistieke productie gevarieerd en grillig. Sinds 1947 werkt hij aan een groot en eigenzinnig oeuvre: hij schrijft gedichten, verhalen, romans, toneelstukken, operalibretto’s en scenario’s voor film, televisie en stripverhaal. Hij vertaalt, schildert en regisseert. Hij is redacteur van Randstad, De Gids en het Nieuw Vlaams Tijdschrift en medewerker van Arsenaal, Avenue, Blurb, Braak, Cobra, Podium en De Vlaamse Gids. Hij is één van de belangrijkste en productiefste na-oorlogse kunstenaars: in ruim een halve eeuw publiceert hij meer dan 150 afzonderlijke titels. Er verschijnen van zijn werk meer dan honderd vertalingen in een twintigtal talen. De waardering voor zijn werk is enorm. Hij geldt als vormvernieuwer en krijgt meer dan 40 literaire prijzen, waaronder zeven Belgische of Vlaamse staatsprijzen, diverse Nederlandse bekroningen en de Belgisch-Nederlandse Prijs der Nederlandse Letteren (1986), de hoogste onderscheiding voor een Nederlandstalig auteur. Claus is Ridder in de Orde van Leopold II en geldt als een gedoodverfde winnaar van de Nobelprijs voor literatuur. Hugo Claus Bibliografie: Poëzie Registreren (1948) Zonder vorm van proces (1950) Tancredo infrasonic (1952) Een huis dat tussen nacht en morgen staat (1953) De Oostakkerse gedichten (1955) Paal en perk (1955) Een geverfde ruiter (1961) Oog om oog (1964) Gedichten 1948-1963 (1965) Het Everzwijn (1970) Van horen zeggen (1970) Dag, jij (1971) Figuratief (1973) Het Jansenisme (1976) Het Graf van Pernath (1978) De Wangebeden (1978) Gedichten 1969-1978 (1979) Almanak (1982) Alibi (1985) Mijn honderd gedichten (1986) Sonnetten (1988) De Sporen (1993) Gedichten 1948-1993 (1994) Proza De Metsiers (1950) De hondsdagen (1952) Natuurgetrouw (1954) De koele minnaar (1956) De zwarte keizer (1958) De verwondering (1962) Omtrent Deedee (1963) De vijanden (1967) Natuurgetrouwer (1969) Schaamte (1972) Het jaar van de kreeft (1972) Jessica! (1977) Het verlangen (1978) De Verzoeking (1981) Het verdriet van België (1983) De mensen hiernaast (1985) Een zachte vernieling (1988) De zwaardvis (1989) Het spiegelpaleis van Hugo Claus (1991) Belladonna. Scènes uit het leven in de provincie (1994) De geruchten (1996) Onvoltooid verleden (1998) Verhalen (1999) Een andere keer, de andere verhalen (2000) Een slaapwandeling (2000) Toneel Een bruid in de morgen (1955) Het lied van de moordenaar (1957) Suiker (1958) Mama, kijk, zonder handen! (1959) De dans van de reiger (1962) Tijl Uilenspiegel (1965) Thyestes (1966) Acht toneelstukken (1966) Het Goudland (1967) Morituri (1968) Masscheroen (1968) Vrijdag (1969) De spaanse hoer (1970) Tand om tand (1970) Het leven en de werken van Leopold II (1970) Oedipus (1971) Interieur (1971) De vossejacht (1972) Pas de deux (1973) Blauw blauw (1973) Thuis (1975) Orestes (1976) Het huis van Labdakos (1977) Phaedra (1980) Het haar van de hond (1982) Serenade (1984) Blindeman (1985) Georg Faust (1985) In Kolonos (1986) Het schommelpaard (1988) Toneel I (1988) Gilles en de nacht (1989) Toneel II (1989) Toneel III (1991) Onder de torens (1993) Toneel IV (1993) De eieren van de kaaiman (1995) De verlossing (1996) Visite; Winteravond (1996) De Komedianten (Pas de deux II) (1997) Opdracht 52, literaire stroming van de schrijver: Stroming Experimenteel proza In de breedste zin van het begrip gaat het over literatuur die zich afzet tegen heersende conventies en nieuwe mogelijkheden van literatuurbeleving/creatie wil scheppen. Deze nieuwe mogelijkheden spelen zich vooral af op het gebied van de taal, meer bepaald op het spel met taal. Door met taal te gaan experimenteren wil men ‘de grenzen van het zegbare verleggen en nieuwe betekenislagen aanboren. In de Franse literatuur kwam dit spel tot uiting in de nouveau roman van Alain Robbe-Grillet. Experimenteel proza in de Nederlandse letterkunde Na de Tweede Wereldoorlog lijkt het of er, afgezien van de Vijftigers, geen echte groepen auteurs meer bestaan die onder die onder verschillende noemers gegroepeerd kunnen worden. In tegenstelling tot de poëzie van de Vijftigers is er enkel sprake van vernieuwingen in het proza van een enkele schrijver of in slechts een werk uit zijn hele oeuvre. Bovendien zijn vernieuwingen in de roman veel minder opvallend dan vernieuwingen in het gedicht. De roman had tijdens het interbellum al een aantal radicale vernieuwingen gekend, zoals de stream of consciousness, waardoor vernieuwend proza minder in het oog sprong dan vernieuwende poëzie. Romans die wel opvallen zijn De God Denkbaar, Denkbaar de God (1956) van W.F. Hermans, Het boek Alfa (1963) van Ivo Michiels, Het boek ik (1951) van Bert Schierbeek en Mijn kleine oorlog (1946) van Louis Paul Boon en Breekwater (1963) van Sybren Polet. Wanneer men de Nederlandstalige roman echter gaat vergelijken met wat er op internationaal vlak aan het gebeuren is, blijkt dat er in de jaren zeventig wel experimenterende auteurs als aparte groep belicht kunnen worden. Vooral het tijdschrift Raster dat in zijn beginjaren (1967-1973) aandacht besteedt aan nieuwe ontwikkelingen op artistiek gebied speelt een belangrijke rol op het groepsvormingsproces. In dat tijdschrift probeert men in 1970 een profiel te schetsen van het experimentele proza dat zich volgens hen vooral zou bezighouden met taalbewerkingen. Het schrijfproces zelf wordt onderwerp van de literatuur. De rol van de schrijver verschuift daarbij van schepper van een fictieve werkelijkheid naar die van ‘operator’ die de taal in al haar vormen bewerkt en herwerkt tot ze een nieuwe tekst vormt. Men is niet echt geïnteresseerd in de compositorische opbouw van het verhaal dan wel in het betekenisproces ervan. Het experiment toont zich o.a. in de personages, men werkt niet langer met mooie afgeronde karakters, maar met steeds variërende en ‘verhakkelde’ figuren en soms zelfs met alleen maar stemmen. Daarvoor maken schrijvers soms gebruik van manieren van spreken die toneelmatig worden uitgebeeld. Niet alleen de personages worden anders beschreven, ook plaatsen en handelingen uit het verhaal worden aan het experiment onderworpen. Dat alles moet in taal worden uitgedrukt en het spreekt voor zich dat taal een belangrijk aspect was van het experimentele schrijven. Men speelt met klank en ritmiek, bedenkt nieuwe woorden door reeds bestaande woorden samen te nemen of in stukken te breken. Vaak hebben die woorden niet langer een vaste plaats op het witte blad, maar geven ze een ‘vrije’ indruk. Die nieuwe, vrije beleving van tijd en ruimte en de plaats van de mens daarin brengen de beoefenaars van het experimentele proza terug op de ontwikkelingen in de steden. Daarnaast heeft het toenemende belang van nieuwe media als film en televisie de rol van literatuur als verteller gedeeltelijk overgenomen en moet die een nieuwe functie krijgen. Wanneer het tijdschrift 4 jaar later in boekvorm verschijnt, besteedt men nog meer aandacht aan experimenteel proza uit binnen- en buitenland en probeert men het experimentele karakter van de besproken werken te omschrijven. Voorbeelden van kenmerken uit het werk: - bladzijde 30: “Er was iets gebeurd, want hij schreeuwde niet, zie niet hatelijk: ‘wel luiaards, waarom antwoord ge niet als ik roep?’, maar zei zacht: ‘Komt vlug, alle twee, de hertogin is ontsnapt.’ Zijn gezicht met de lichte snor, wenkbrauwen en wimpers, de spleetoogjes met tientallen rimpeltjes in de hoeken, een fijngebouwd gezicht, dat nu uit de voegen gelicht was, leek bleker dan anders, het fluisterde: ‘Kom, haast u wat.’ ‘Haha’, deed Tshecho en sprong op, maakte worstelbewegingen, onregelmatige gedrongen greepjes in de lucht. Druon liep onzeker binnen, zijn jasje schuurde langs het tafeltje met het glazen palet en de minieme torentjes gedroogde verf. - Bladzijde 15: een metaalachtige drinkstem - Bladzijde 128: wij rijden op de weg in vierkante tegeltjes, waar ’s zomers de kinderen rolschaatsen, tussen de huizen en de rand van de dijk, die afgezet is met gelijke betonnen palen. Ernaast ligt onder een paars vlak, dat niet eindigt, het strand en de zee in vlokken. De radio speelt, de speaker zegt ontroerd zachte, onbegrijpelijke woordjes tussen de vreemdgekozen fonoplaten, jazz en liederlijke, Weense chansons. Lou aan het stuur, haar Egyptisch profiel met de sensueel vooruitgeschoven mond, die aan haar gezicht een dierlijke, alhoewel niet aan een bepaald dier herinnerende vorming geeft, naar de weg toegewend, die elk ogenblik opensplijt, schuift haar tong tussen de lippen. - Bladzijde 161: zij was mooi, gedoken in haar jasje. ‘In het daglicht is zij niet mooi. Haar ogen zijn ongelijk, haar mond iets te breed, te oud, te gevormd. Het gezicht zal later lang en benig worden, dat merkt men nu aan de kaaksbeenderen.’ Haar helder gezicht zat in twee omlijstingen, de wollen, blauwe kraag, die tot boven haar oren reikte en haar zwart, nog steeds kortgeknipte haar, waarvan de sliertjes, als zovele zwarte tandjes, in haar matte huid sloegen. De vorm van haar wangen en kin had iets aarzelends. ‘Als de lijn, die ik zou tekenen met grove houtskool op nat papier.’ Zij fluisterde: ‘Hoor je de honden?’ De Literaire Recensie Recensie 1, Hugo Claus – De Hondsdagen Schrijver: Hugo Claus Titel: De Hondsdagen, De Roman Jaar van uitgave: 1952 Bron: De Standaard Publicatiedatum: 15-01-04 Recensent: Marc Reynebeau Recensietitel: Hugo Claus in 14 1/2 romans(2). Zonder capriolen Ter gelegenheid van Hugo Claus' 75ste verjaardag verschijnt in maart een cassette met veertien Clausromans. In de reeks `Hugo Claus in 14 1/2 romans' belicht Marc Reynebeau er elke week een van. In deze aflevering: De [hondsdagen]. Louis Paul Boon vond De [hondsdagen], de eind 1952 verschenen tweede roman van Hugo Claus, meer het werk van een acrobaat dan van een kunstenaar. Te veel trucjes, te weinig inhoud. Het is maar wat je van een roman verwacht. Claus was 23 en volgens Boon ,,nog steeds te jong om een boek te schrijven dat ons door elkaar kan schudden''. ( - Emotivistisch argument) Ook hun gemeenschappelijke vriend en mentor Jan Walravens betreurde het dat Claus' schriftuur leidde tot een ,,versmoring in het schone bad der poëzie van essentiële problemen''. De [hondsdagen] oogt vooral ingewikkeld door zijn allerminst rechtlijnige tijdsstructuur. Nochtans zijn de hoofdstukken die zich in het verleden afspelen goed en functioneel onderscheiden van de andere, doordat ze in de ik-vorm zijn geschreven. In de hoofdstukken over het heden hanteert de auteur de hij-vorm. (+ en – structureel argument) Claus verdedigde zich achteraf tegen Boons suggestie als zou hij, uit zucht naar nieuwlichterij, de roman nodeloos gekunsteld hebben opgebouwd door de chronologie door elkaar te husselen en voortdurend van vertelperspectief te wisselen. Hij stelde dat het verhaal zich in deze vorm aan hem had opgedrongen. De roman getuigt van de preoccupaties van de jongvolwassen Claus en bevat voorts nogal wat autobiografische elementen. Zelf vond de auteur niets ingewikkelds aan het boek. Toen hij het aan het schrijven was, noteerde hij in een brief: ,,In plaats van het complexe dikke ding wordt het (toch) een tamelijk eenvoudig verhaal zonder capriolen.'' De essentie van dat verhaal staat in de slotregel: ,,Mijn jeugd is over.'' Bij de tweede druk van de roman in 1959 schrapte Claus die zin (wat Walravens hem al in 1952 had aangeraden) wegens te expliciet en dus overbodig. De roman vertelt het relaas van de zoektocht van de jongeman Philip de Vogel naar het meisje Bea, dat uit de kostschool is weggelopen. Bea staat symbool voor jeugd, vrijheid en zuiverheid. Philip zal haar echter uitleveren aan ,,de hondse wereld, de dag en de mensen'' en terugkeren naar zijn zwangere vriendin Lou. Zo schikt hij zich deemoedig in zijn onoverkomelijke onvrijheid, die van het volwassen bestaan. Zo beslist de tijd, dat is zijn lot. ,,Je moet je aan de zaken houden, zoals zij zijn,'' zegt een nevenpersonage. Seks is de motor van het verhaal. Tegelijk aantrekkelijk en afschrikwekkend is het de hoofdbekommernis van elke adolescent. De [hondsdagen] wemelt van de onconventionele seks, zoals homoseksualiteit, travestie, verkrachting, castratie, voyeurisme en prostitutie, varianten die een gevaarlijke vrijheid suggereren. De maagdelijke Bea verschijnt als een efebe-achtige figuur, haast een jongen. Die ambivalentie vormt haar grote aantrekkingskracht voor Philip. Zij is nog onbepaald en ongerept. Lou is daarentegen definitief op weg naar het moederschap, in een duidelijk gedetermineerde, volgens Claus verdrukkende en liefdeloze rol. (+ structureel argument) Claus had aanvankelijk andere titels in gedachten voor zijn roman: Beatrice (door Walravens afgeraden, wegens te pretentieus) en Op zoek naar Beatrix . De allusie is duidelijk: Claus refereert aan Dantes Divina commedia, al beperkt Philips zoektocht naar de geïdealiseerde geliefde zich tot een helletocht, die eindigt wanneer hij Bea verraadt en verliest. Er volgt geen bevrijding in het paradijs. Het slot van De [hondsdagen] bevestigt Philips onvrijheid. Dit is lang niet de enige intertekstuele referentie in het boek. Even duidelijk zijn de verwijzingen naar het Oedipusverhaal of naar andere antieke mythen, waarvoor de befaamde studie The Golden Bough (1922) van James George Frazer de informatie leverde. Het hele oeuvre van Claus berust op culturele referenties, zowel artistieke als religieus-historische. In De [hondsdagen] en zijn andere werk uit de vroege jaren vijftig bevestigt Claus zijn schatplichtigheid aan die culturele erfenis. Tegelijk gebruikt hij ze creatief, als stramien en sjabloon waarmee hij een alternatief uitwerkt voor de onvrijheid: de vrijheid van de kunstenaar. De [hondsdagen] is geen grote roman, maar hij bevestigt wel de doorbraak van dit inzicht. (+ intentioneel argument) Recensie 2, Hugo Claus – De Hondsdagen Schrijver: Hugo Claus Titel: De Hondsdagen, De Roman Jaar van uitgave: 1952 Bron: Algemeen Handelsblad Publicatiedatum: 10-01-1953 Recensent: J. Van Nijlen Recensietitel: Na lezing van De [Hondsdagen] van Hugo Claus (De Bezige Bij, 1952) vraag ik mij af of dit boek eenmaal niet als een der meest typische uitingen zal worden aangezien van de Vlaamse jeugd van deze tijd. Dit is vooreerst nog niet uit te maken, omdat die jeugd pas aan het woord komt en de schrijver zelf - hij is nog geen drie en twintig jaar - heel zeker nog zal evolueren. Het is een feit dat de Vlaamse lite jeugd niet reageerde op de eerste wereldoorlog - de reactie van Paul van Ostayen was uitsluitend aesthetisch - en dat er te dien tijde in Vlaanderen geen enkel boek verschenen is dat zou kunnen vergeleken worden met Le Diable au Corps van Radiguet, dit zo karakteristieke boek voor de mentaliteit van de toenmalige Franse jeugd. Er is echter sedertdien heel wat veranderd in de Vlaamse letteren en die verandering treedt pas in de laatste jaren aan het licht. Men moet constateren dat de jonge Vlaamse schrijvers voor de eerste maal een duidelijke invloed ondergaan van de tijdgeest en niet meer, zoals dit vroeger meestal het geval was, van auteurs van vorige generaties. Daarvan is de roman van Hugo Claus een typisch voorbeeld, ten eerste door de wanhoop die het deel is van de tegenwoordige jeugd, ten tweede door het cynisme waarmede die jeugd tegen die wanhoop reageert. Het onderwerp van De [Hondsdagen] is de jacht naar het onbereikbaar geluk. Dit is te allen tijde een der meest geliefkoosde onderwerpen van jonge schrijvers geweest. Bij de hedendaagse auteurs heeft die jacht niets poëtisch meer, evenmin als het milieu waarin het verhaal zich afspeelt en als de personen die er in voorkomen. (+ structureel en intentioneel argument) Ingewikkeld is het onderwerp van De [Hondsdagen] geenszins. Bea, een minderjarig meisje is verdwenen uit de kostschool waar zij geplaatst werd door de waardin van een verdachte kroeg. Zij werd blijkbaar ontvoerd door een geestelijk en sexueel onevenwichtige dilettant. De jonge Philip gaat, in gezelschap van een vriend op zoek naar het meisje. Hij vindt Bea inderdaad terug, maar de dood zal hen weer scheiden. Een dergelijk, weinig origineel onderwerp had aanleiding kunnen geven tot om het even welk product: een realistische tekening van het milieu van bars en serveuses, een sentimentele liefdesgeschiedenis, een banaal detective-verhaal. Door het ongewone talent van de schrijver werd het een wonderbaar geschrift, dat misschien niet een voorbeeld van goede roman te noemen is, maar door tal van eigenschappen bekoort, in de eerste plaats door de eigenaardige atmosfeer. Men stapt van de meest gore werkelijkheid in een droomwereld, waar de lucht nog beklemmender is dan in het absurde leven van elke dag. (Vernieuwing en intentioneel argument) Af en toe een intermezzo, zoals het hoofdstuk gewijd aan Philip's herinneringen aan zijn kostschooljaren en dat op zichzelf een indrukwekkend verhaal is. Maar de sfeer van droom en nachtmerrie blijft toch over het hele boek vrij constant. De invloed van Kafka, aan wie men misschien zou geneigd zijn te denken is het echter niet die ons treft, veeleer die van sommige jonge Fransen, met wier cynisme Claus een zeker verwantschap heeft. Dat het cynisme van een groot deel der Franse jeugd niet geheel vrij is van een zekere mode, ik wil het wel toegeven. Maar dat de levenshouding van een generatie uitsluitend door het woord mode zou te verklaren zijn, kan ik niet aannemen. Is in het geval van Claus dit cynisme te beschouwen als het beproefde wapen der sentimentelen, als de uiting van de geest van opstand die door de tijdgeest wordt aangewakkerd? Dit zal zijn verder werk ons leren. Uit De [Hondsdagen] blijkt, dat die jonge man zich niet aan het schrijven zet, als hij niets te zeggen heeft. De Persoonlijke Beoordeling Het Onderwerp Ik vond het een redelijk interessant onderwerp, want ook al werd het onderwerp niet zo heel duidelijk omschreven, ik vond het wel interessant omdat een zoektocht naar een jong meisje toch best spannend is. Het onderwerp vond ik niet herkenbaar in me eigen leefwereld. Ik had zelf nog niet nagedacht over het onderwerp, want het is niet iets waar je over nadenkt. En ik ben ook niet door het verhaal aan het denken gezet. Ik vond dat het onderwerp oppervlakkig werd behandeld doordat er veel flashbacks in het verhaal zitten waardoor je eigenlijk meer te weten krijgt over de personen en hun vroegere gebeurtenissen, dus eigenlijk meer hun achtergrond. Ik zou een betere structuur hebben toegevoegd, dus tussen de flashbacks en het heden. De Gebeurtenissen Het belangrijkste in het boek waren toch wel de gebeurtenissen, maar de gevoelens en gedachten van de personen spelen ook wel een belangrijke rol bij de gebeurtenissen. Het verhaal gaat eigenlijk om één gebeurtenis: de ontvoering van Bea. Maar omdat verschillende mensen verschillende gevoelens en gedachten hebben bij Bea krijgt het verhaal vorm, dat is ook te zien aan de vele flashbacks die in het verhaal zitten. Er kwamen niet zo heel veel gebeurtenissen in voor, het hoofdverhaal gaat eigenlijk meer om één gebeurtenis, het terugvinden van Bea, maar in het hoofdverhaal en in de flashback zitten ook nog verschillende gebeurtenissen. De gebeurtenissen waren niet altijd even spannend en leuk, maar de meeste gebeurtenissen waren wel geloofwaardig. Er vonden wel een paar schokkende gebeurtenissen plaats, zoals de dood van Druon en de verkrachting van Lou. De afloop heb ik wel goed ervaren, omdat het verhaal dan toch wel goed afloopt, want Bea wordt gevonden. De Personen De hoofdpersoon kwam voor mijn gevoel wel levensecht over, omdat de gebeurtenissen en gevoelens wel levensecht lijken, maar doordat het verhaal moeilijk te begrijpen is door de moeilijke structuur, weet je soms niet of het verhaal op dat punt wel levensecht is. Ik kon me niet inleven in de hoofdpersoon, omdat de hoofdpersoon leeft in een andere tijd en ook in een andere situatie. Ik ben niet door de hoofdpersoon beïnvloed en ik herken ook geen personen in me eigen leefwereld. Als ik de auteur zou zijn geweest zou ik de hoofdpersoon niet anders laten handelen, omdat ik niet weet wat ik moet veranderen. De Opbouw Ik vond het verhaal vrij moeilijk opgebouwd en dat komt door de vele wisseling van tijd. In het boek zitten veel flashbacks en het is moeilijk om dan het verhaal nog goed te kunnen volgen. Ook was het moeilijk om te beoordelen tot hoe ver terug de flashbacks gingen. Er zaten niet echt delen in het boek die ik niet kon lezen, maar soms moet je een stukje nog even overlezen om voor jezelf even alles op een rijtje te zetten, over wie gaat het, is het een flashback, waar gaat het over. Ik vond de gebeurtenissen wel het spannends en die kwamen wel op een goed moment. De afloop vond ik gewoon een mooie afsluiting van het verhaal, want Bea wordt gevonden en Philip kan de zoektocht beëindigen en terug keren naar Lou. Het Taalgebruik Ik vond het taalgebruik vrij moeilijk, omdat er soms moeilijke woorden in het verhaal zaten en de zinnen zijn soms erg lang en omslachtig en soms ben je aan het lezen en komt er opeens een zin die weinig of niets te maken heeft met het geheel. En ook komt er veel beeldspraak voor in het verhaal. De gebeurtenissen werden wel op een vrij heldere manier beschreven, het was niet zo dat je helemaal geen voorstelling kon maken van een gebeurtenis. Er kwamen niet zo heel veel dialogen voor, soms tussen Philip en Lou en tussen Philip en Tsjecho, maar die werden wel op een natuurlijke wijze weergegeven. |
|
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |