Boekverslag : Marga Minco - Storing
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 352 woorden.

Uitgave

In september 2004 publiceerde De Bezige Bij te Amsterdam de nieuwe verhalenbundel van Marga Minco. De gebonden uitgave met een bruine papieren omslag telt 142 pagina’s en bestaat uit twaalf verhalen. Met deze bundel waagde ze nog op hoge leeftijd de overstap naar een nieuwe uitgever, terwijl al haar vorige werk verscheen bij Bert Bakker. De bundel is opgedragen aan Bettie en Jessica: de twee dochters uit haar huwelijk met de dichter Bert Voeten, die twaalf jaar geleden in 1992 overleed.

Het is knap dat een 84-jarige vrouw nog in staat is om een dergelijk literair werk te produceren en in een interview met Elsbeth Betty in NRC van 27 augustus 2004 onder de titel “Niemand dankbaar” kondigt ze aan dat er zeker nog een werk zal verschijnen. “Gaat het in deze bundel voornamelijk over mijn zusje, in mijn volgende werk zal mijn broer een rol spelen.”



Eerder werk van Marga Minco

Evenals al haar vorige literaire werken staat Storing in het teken van de verwerking van de oorlog. Marga Minco werd beroemd door één van de meest verkochte (400.000 exemplaren) en meest gelezen boekjes voor de literatuurlijst, Het bittere kruid. (1957) Andere romans van haar zijn: Een leeg huis (1967), De val (1983) De glazen brug (1986 boekenweekgeschenk) Nagelaten dagen (1996) Ze schreef al eerder een verhalenbundel (“De andere kant”) waarin de bekende verhalen Het adres en “Iets anders” zijn opgenomen. Wie in 47 jaar tijd slechts zeven overwegend dunne boeken schrijft, kan moeilijk een productief schrijver worden genoemd. Maar de woorden die ze kiest, lijken ook doelbewust gekozen. Het schrijftempo zal daarom aanmerkelijk lager liggen dan bijvoorbeeld van een veelschrijfster als Renate Dorrestein die in 21 jaar 18 romans produceerde en in interviews aangeeft minder op de stijl te letten. Zo’n opmerking is uit de mond van Marga Minco ondenkbaar..



Opbouw van de bundel

Niet voor niets heet de bundel verhalen “Storing”. In de bundel is dit namelijk een van de beste verhalen. Andere verhalen die boven het gemiddelde uitsteken zijn : “Door het land”, “De bol en de bolero”, “Omtrent Helena”,“Achter het schot” en “De driesprong.”

Een vreemde eend in de bijt is : het zijn twaalf korte fragmenten van dromen van de hoofdfiguur, die in eerste instantie weinig met de rest van de verhalen te maken lijken te hebben. Drie verhalen: “De tuin”, “De dorpsoudste en “Een ogenblik” hebben qua inhoud weinig om het lijf



Perspectief

Alle verhalen hebben een ik-verteller. De keuze voor dat perspectief is altijd al haar handelskenmerk geweest. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de ik-verteller altijd Marga Minco zelf is. Wel heeft de hoofdfiguur in enkele verhalen dezelfde naam, Selia. Marga Minco ontkent in interviews niet dat haar werk autobiografische elementen bevat, maar ze legt toch meer de nadruk op het feit dat zij “een werk van de verbeelding levert. Het schrijven in de ikvorm is een literair procédé.”

De gebruiksaanwijzing voor hoe een lezer met dit soort verhalen om moet gaan, voegt ze er meteen aan toe. In het verhaal uit de bundel “Door het land” schrijft ze: ´Aangezien een groot deel van mijn werk in de ikvorm is geschreven, wordt bij menig lezer de suggestie gewekt dat de schrijver en de ikfiguur een en dezelfde persoon zijn. Behalve in een zuivere autobiografie, is het maar zeer ten dele waar.` ´Het is dikwijls onvermijdelijk dat bepaalde eigenschappen van jezelf op je personages overgaan.` ´Maar men moet de schrijver nooit vereenzelvigen met zijn romanfiguren.` Met een knipoog laat Minco haar lezer deelnemen aan voordrachten over het schrijven van boeken, die de ikfiguur in Door het land, evenals Minco een schrijfster van joodse afkomst, geregeld houdt.



Thematiek

Marga Minco schrijft niet graag over de oorlog, zegt ze zelf. Toch schemeren de herinneringen aan dit grauwe verleden in haar verhalen telkens door. Minco, van joodse afkomst, was net twintig toen de Duitsers Nederland bezetten.'Ik kom altijd weer op die periode '40-'45 terug, ik wil het vaak niet, maar die jaren hebben mij het hevigst aangegrepen' .. Het onvermogen om je eigen geschiedenis los te laten, dat is en blijft het grote thema in het werk van Marga Minco, een gegeven dat ze bijvoorbeeld deelt met de door haar geliefde auteur Patrick Modiano. Storing is een indrukwekkende verzameling verhalen over noodlot en herinnering van een van onze belangrijkste schrijvers.



Het antisemitisme trekt als een rode lijn door de bundel. Toch fluistert Minco het alleen. Alsof het hardop spreken van woorden als jood, jodenhaat en nazi een nieuw onheil zou kunnen ontketenen. De holocaust noemt ze ´de catastrofe`, Davidsterren zijn ´de tekens op onze jassen`, Joden omschrijft ze als ´diegenen die in deze tijd vervolgd werden`, en personages heten ´Selia` of ´Goldberg`. Slechts in één verhaal, namelijk in Door het land, gebruikt Minco het woord ´jood`, en dat doet ze dan ook meteen in drie verschillende talen. Jood. Juif. Juden. Het spaarzame gebruik van woorden als deze heeft tot gevolg dat ze, als ze een keer wel volop worden uitgesproken, een overdonderend effect hebben. .

In de bundel komen ook verhalen voor , waarin mensen zomaar ineens kunnen verdwijnen: dat is tenslotte ook met veel Joden in de oorlog gebeurd. Het motief komt terug in de verhalen “Omtrent Helena” (Helena verdwijnt spoorloos) “De driesprong” (de kinderen Goldberg zijn na de oorlog verdwenen) “Achter het schot” (het meisje voor wie ze een onderduikkamer hebben gemaakt, komt ineens niet meer voorbij ) en in “Door het land is haar impresario plots naar Nieuw- Zeeland vertrokken. De algemene thematiek in de bundel blijft dus opnieuw de verwerking van de oorlog.



Titelverklaring

De titel van de gehele bundel wijst naar het verhaal met dezelfde naam. In dit verhaal kan storing op een aantal manieren worden verklaard. Het interview dat wordt afgenomen, wordt door een overkomende straaljager verstoord, het gesprek blijkt tot twee keer toe niet op de band te staan en de verhouding tussen de onderduikster en de vrouw die haar in de oorlog heeft verborgen, is ook verstoord. Wanneer we de titel derhalve iets breder opvatten in de betekenis van (ver) storing, dan wordt dit element in meer verhalen zichtbaar.

In December Blues is de relatie tussen de vertelster en haar vriend John tijdelijk verstoord, omdat hij tijdens de oorlog in december een kortstondige relatie aangaat met een andere vrouw.

In Omtrent Helena wordt de relatie tussen de ikvertelster en de paranormale genezeres Helena verstoord, omdat de laatste plotseling verdwenen is. Datzelfde gebeurt in het verhaal Door het land waarin de impresario van de schrijfster ineens verdwijnt naar Nieuw-Zeeland. In hetzelfde verhaal kan het ook nog wijzen op de storing tussen de schrijfster en de manier waarop de overwegend christelijke plattelandsvrouwen vragen stellen over haar jood-zijn en haar onderduiken. In Een brief posten stoort de vertelster zich aan de Duitsers als ze voor de eerste keer na de oorlog het land bezoekt en in een flash back denkt ze terug aan de vrouw die haar en haar zusje had gestoord bij het posten van een brief. De laatste brief van haar zusje voor ze op transport werd gesteld , was ook nooit aangekomen. Die zending had ook een (ver) storing opgelopen. In Achter het schot wordt het idee dat vier vriendinnen hebben om een Joods meisje onderdak te verlenen verstoord, omdat een van de vier het daadwerkelijk verzoek nooit heeft gedaa: ze had zich gestoord aan de arrogante houding van dat joodse meisje. Met andere woorden: Marga Minco heeft heel goed nagedacht over de titel van de bundel en de titel (ver) storing is op heel wat verhalen in de bundel van toepassing.



Stijl van de schrijfster

In Storing wordt vaak teruggegaan naar een plaats waar de dramatische gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, preciezer gezegd: naar het decor van een gelukkige jeugd die door de oorlog ruw werd verstoord. Of men komt figuren uit het verleden tegen; of men praat met vrienden over de oorlog en merkt dat alles anders in elkaar stak dan men dacht. De dramatiek wordt vaak niet bij naam genoemd, zodat je er snel overheen leest. Minco heeft geen gruwelijke details nodig om de beklemmende sfeer van de oorlog voelbaar te maken. De duisternis zit in haar beschrijvingen van kleinigheden. Van gebeurtenissen die op zich onschuldig lijken, maar discriminerend werken wanneer ze herhaaldelijk optreden. In Een brief posten is het een Duitse vrouw in uniform die het zusje van het joodse hoofdpersonage opzettelijk voor een brievenbus laat wachten. ´Ze sprong van haar fiets, liep ermee de stoep op, duwde mijn zusje opzij, zette de fiets tegen de brievenbus, ging er wijdbeens voor staan, gespte de riem los waarmee haar tas op de bagagedrager zat vastgebonden, nam de tas eraf en maakte die open. Ze deed het langzaam, op haar gemak, met trage gebaren, of het haar moeite kostte de brieven, die ze een voor een uit de tas haalde om ze in de gleuf te werpen.

Helder en zonder franje legt Minco haar observaties van alledaagse gebeurtenissen vast. ´De sneeuw was blijven liggen en kraakte onder mijn schoenen. Het was een opgewekt geknisper dat me de hele weg vergezelde, me verlokte door te blijven lopen, als was ik benieuwd of het geluid dat ik met mijn voetstappen veroorzaakte, ook in de volgende straten zou opklinken.` Via de associatie wordt de flashback gestart naar het verleden , zoals in het verhaal “De bol en de bolero”, waarin de ik-verteller door het horen van Ravels Bolero op haar naoorlogse radio terugdenkt aan de gebeurtenis in de oorlog toen ze met haar zusje tijdens het spelen van de Bolero strengen wol moest draaien tot een bol.

Minco beschrijft niet alleen wat ze ziet, hoort en ruikt, maar ook de associaties die de waarnemingen in haar oproepen. Daardoor maakt ze de dingen tastbaar en slaagt ze erin de lezer bij haar verhalen te betrekken. Bekijk de wereld nou eens door mijn ogen, schijnt Minco te zeggen. Duik in mijn duistere wereld van toen. Het schrijftempo waarbij ze nadenkt over elk woord, moet derhalve wel laag liggen. Minco doet gemiddeld acht jaar over een nieuw boek. Ondanks haar hoge leeftijd heeft ze aangekondigd nog minimaal een boek te produceren, waarin haar broer een centrale plaats zal innemen.



Te raadplegen bronnen en recensies

- Interview met Elsbeth Etty over de bundel in NRC van 27 augustus 2004 onder de titel “Niemand dankbaar”. Een belangrijke bron.

- Recensie van Pieter Steinz in NRC van 3 september 2004 onder de titel “Pijn moet je koesteren”.

- Voor scholieren: de recensie van Pieter Steinz in NRC van 6 september 2004 onder de titel “Nieuw boek van Marga Minco”

- Recensie van Tom van Deel in Trouw van 18 september 2004 onder de titel “Ik ben niet de ik-figuur”.

- Een recensie van Edwin Fagel op de site van www. recensentprintservice. “De waan dat ze dood is”.

- De literaire site van Dossier Lezen waarop verdiepingsopdrachten voor de bundel “Storing” staan.





Samenvatting van de belangrijkste verhalen



titelverhaal Storing

In een radiostudio van een regionale omroep, 25 jaar na de oorlog , spreekt de ik-verteller een schrijfster met degene die haar onderdak heeft verleend tijdens de oorlog. Terwijl de radioreporter zijn apparatuur in orde brengt, verwijt de vrouw de schrijfster dat ze nooit meer iets van zich heeft laten horen. Van een andere onderduiker had ze zelfs een gouden armband gekregen. De vrouw wordt als een heldin voorgesteld door de verslaggever, maar dat is zeker niet terecht. Het interview zelf verloopt ook niet vlekkeloos: er moet worden gestopt voor een overkomende straaljager en na de eerste keer blijkt er niets op de band te staan. De ik-verteller herinnert zich tijdens die pauze dat ze eigenlijk maar een naaisloofje en een handige hulp in de huishouding voor de vrouw was en zich bovendien allerlei seksuele intimidatie door haar man moest laten welgevallen. Ze wil dan ook zeker geen gevoelens van dankbaarheid tonen. De vrouw verwijt haar bovendien dat het hele dorp weet dat het tijdens de oorlog bij haar zo toeging, omdat de schrijfster dat in haar roman “De grijze rietlanden” had opgeschreven. Ook na de tweede keer blijkt er niets op de band te staan. De interviewer wil graag een afspraak maken voor een volgende opname. Ik zie wel, antwoordt de schrijfster. Maar terugkomen zal ze niet. Op de haar eigen onderkoelde, schijnbaar emotieloze manier stelt Minco hiermee een groot taboe aan de orde. In het interview met Elsbeth Etty in NRC stelt ze: “Al zijn het niet exact mijn eigen ervaringen, ze zijn niet verzonnen. Het is gebeurd, ik heb daar genoeg over gehoord. Misbruik van onderduikers kwam voor en nog wel erger dan in dit verhaal. Het waren niet allemaal lieverdjes, de mensen die joden in huis namen. Overigens is de opmerking van mijn personage, `Ik ben niemand dankbaar', wél op mijzelf van toepassing.” Voor wie Minco's werk en geschiedenis kent, is dat geen verrassing, ze heeft niet veel reden tot dankbaarheid.



De bol en de bolero

Van het geld dat ze via een oorlogsschaderegeling heeft gekregen, koopt de ik-verteller een hele dure radio (140 gulden). Juist omdat ze muziek in de onderduiktijd heel erg gemist heeft. Ze luistert dan ook naar alle soorten muziek: van klassiek tot lichte muziek. Als ze de Bolero van Ravel hoort, denkt ze terug aan de oorlogstijd toen ze een streng wol met haar zusje moest oprollen, een vervelend karweitje. Maar op een keer was dat gebeurd met de muziek van Ravel en ze waren steeds sneller om de stoel heen gelopen.



Door het land

In dit verhaal is de ik-verteller een schrijfster die na de oorlog in het gehele land lezingen uit haar werk verzorgt en daarvoor steeds de opdracht krijgt van een vrouwelijke impresario Anki K. die ze nooit te zien heeft gekregen. Ze ergert zich voornamelijk aan de vragen die de plattelandsvrouwen stellen . Marga Minco hierover in het interview met Elsbeth Betty: “Ik werd geconfronteerd met vragen als: `Hoe voelt u zich in een christelijk gezelschap?', `Schrijft u voor een goed doel?', `Had u voor de oorlog ook Nederlandse vrienden?', `Heeft u er spijt van dat u als jodin geboren bent?', `Hoe is het eigenlijk met uw familie gegaan? Leven ze nog?'

De schrijfster, die in Het bittere kruid indringend het tragische lot van haar ouders, zusje en broer had beschreven, kreeg dit soort botte vragen vooral in kleine plaatsen in de provincie voorgeschoteld. ,,Het publiek daar bleek volkomen vreemd te staan tegenover iemand die volgens hen zo anders was: een joodse vrouw, een jodin! Zoals er nu mensen zijn die vreemd aankijken tegen islamitische vrouwen. In mijn eigen omgeving in Amsterdam heb ik daar nooit last van gehad. Natuurlijk was ik verbijsterd over zulke opmerkingen, maar ik liet nooit iets merken. Ik gaf gewoon uitleg, probeerde duidelijk te maken dat ik ook maar een gewoon mens ben. Het was geen antisemitisme, denk ik, ze vonden me gewoon vreemd, terwijl ik toch het idee had dat ik heel normaal overkwam. Vooral op bijeenkomsten van de Vereniging van plattelandsvrouwen merkte ik dat ze niets gewend waren en nauwelijks iets gelezen hadden, zelfs geen kranten. Die vragen getuigden van een verschrikkelijk onbegrip, maar ik was gehard, 't kaatste op mijn huid af.''

In het verhaal stelt de ik-verteller zich ook de filosofische vraag dat sommige dingen in een leven heel anders hadden kunnen verlopen als iemand bijvoorbeeld de trein mist of ergens te laat komt. Zo’n gegeven kan in feite beslissen over leven en dood. Ook verbaast ze zich over een collega die geen jood was maar een neuscorrectie had ondergaan nog voor de oorlog, omdat hij bang was anders voor een Jood aangezien te worden. Zo had zij tijdens de oorlog haar zwarte haren blond geverfd: een hele gebeurtenis voor het gezin waar ze toen ondergedoken zat. Aan het einde van het verhaal hoort ze ineens niets meer van Anki. K. Ze zal haar redenen wel gehad hebben om naar Nieuw-Zeeland te emigreren.



December blues

Jaren na de oorlog komt de ik-verteller Selia met haar partner John in de stad een echtpaar tegen met wie ze in de oorlog een relatie hadden. De vrouw had het tijdens een visite aangepapt met John. Terwijl ze aan het dansen waren, stelde de man pogingen in het werk om Selia te versieren. Selia was weggevlucht en in de sneeuw gaan lopen. “Herkende je ze niet?”, vraagt ze aan John, “Je hebt toch wat met haar gehad, die hele decembermaand”

Hij zegt dat hij het al vergeten was. “Jij toch ook ?”



Achter het schot

Vier vriendinnen willen tijdens de oorlog een ruimte die ze over hebben, inrichten voor een joods meisje dat ze Garbo noemen. Ze maken het hok heel gezellig en er is voldoende plaats.

Een van de meisjes moet haar gaan uitnodigen , maar beweert bij thuiskomst dat ze haar niet heeft aangetroffen. Na de oorlog wanneer de vier vriendinnen weer bij elkaar zitten, vragen ze aan deze Bo, of ze het toen daadwerkelijk gevraagd heeft. Bo antwoordt dat ze het wel had gewild, maar Garbo was zo hooghartig langs haar heen gelopen dat ze had gedacht “bekijk het maar “. Ze drinken die avond veel te veel en de ikvertelster overnacht die dag in het onderduikkamertje.



Omtrent Helena

Na de oorlog probeert de ik-verteller Selia Steller contact te krijgen met de plotseling verdwenen paranormale genezeres Helena. Om haar oorlogstrauma kwijt te raken was ze eerst bij een psychotherapeut geweest, maar ze had het na een paar behandelingen opgegeven. Op een dag is Helena echter verdwenen en niemand weet waar ze is gebleven: ze is vertrokken uit haar huisje in de duinen.

Een jaar later komt ze de kunstenaar Arend tegen die ze in contact met Helena had gebracht. “Ze komt wel weer terug??”zegt hij. Hij vertelt een anekdote dat ze hem eens had opgebeld met het verzoek onmiddellijk naar haar toe te komen. Ze waren naar een huis gegaan en ze had gezegd dat het haar huis was; binnen hing een schilderij met een afbeelding die op Helena leek. Toen hij met de bewoners van het huis had gesproken, waren ze geschrokken omdat Helena zo leek op hun verongelukte dochter Bella. De ikvertelster gaat nog een keer naar Helena om te vertellen dat ze geen sessies meer wil. Ze doet nog wat voorspellingen over hoe het in de toekomst zou gaan met Arend en met Selia. In veel voorbijgangers denkt Selia Helena te herkennen, maar Helena wordt in het verhaal niet teruggevonden.



De Driesprong

Na de oorlog gaat de ikvertelster met drie vrienden terug naar de stad waar ze is opgegroeid.

Als ze het huis van haar jeugd opzoekt, herinnert ze zich dat ze enige tijd geleden opgebeld is door een vroegere vriendin die nu in Italië woont en haar wilde bezoeken. Ze vertellen elkaar over de kinderen Goldberg. De Italiaanse vriendin heeft de beschikking over de ansichtkaarten die ze altijd aan de kinderen Goldberg hadden gestuurd. Een ervan was van de Driesprong, een plek waar ze als tieners op een bekende zanger hadden staan wachten. Ze had voor de meisjes een ansicht gekocht van het Drielandenpunt: zo waren ze in drie landen tegelijk. Ook herinnert ze zich dat ze al heel jong een verhaal aan het schrijven was, dat ze voorlas aan de kinderen Goldberg. Het ging over een jongen die de wijde wereld in was getrokken. “Hij moet terugkomen” zeiden de meisjes. De jongen in het verhaal keerde terug. De kinderen Goldberg niet. Op de terugweg met haar vrienden realiseert ze zich dat ze de De Driesprong gemist had.



De zon is maar een zeepbel

Dit zijn twaalf korte fragmenten die blijkbaar uit dromen van de ikfiguur bestaan. Het gaat bijna allemaal over irreële angsten en pijnen: de zon die als een zeepbel uit elkaar spat (zoals het leven van de schrijfster in de oorlog als haar familieleden worden opgepakt) In deze miniaturen (soms korter dan een bladzijde) treedt de familie van de ikfiguur op de voorgrond, maar dat het enkel in de droom van de ikfiguur gebeurt, maakt alles nog wel beklemmender. Er wordt duidelijk gemaakt wat de gruwel van de oorlog ook na zestig jaar nog is. “Hoe is het toch mogelijk”’, schrijft ze over haar in de oorlog omgebrachte zus ”dat ik altijd in de waan verkeer dat ze dood is “ (blz. 110)

Op de internetsite bij de methode “Dossier lezen” wordt over deze miniaturen een verdiepingsopdracht gegeven. Ik zal er twee van bespreken.

In het eerste fragment maakt de ikfiguur een bergtocht met B. (haar echtgenoot Bert Voeten) en de kinderen een bergtocht. Bij de bergwand aangekomen ziet ze een dal dat vol water staat. Haar aandacht wordt getrokken door de bleekgele bol die van achter de bergen opdoemt. Die bol begint op een bepaald moment weer te dalen en als hij het water in het dal raakt, spat hij als een zeepbel uit elkaar. Het is duister geworden. In het besef dat de zon nooit meer zal schijnen, trekken ze met hun vieren verder naar de berghut. Daar aangekomen zijn er veel mensen die hun toevlucht in de hut hebben gezocht. Zodra de “ik”op een bank heeft plaatsgenomen, schuiven de mensen op in haar richting. Ze raakt bekneld en kan zich niet meer verroeren. Ze kan alleen nog maar naar beneden staren zien dat haar schoenen bekleed zijn met ijs.

De interpretatie van deze droom is niet zo moeilijk: ze is met haar familie op weg: eerst schijnt de zon in het leven, maar in het leven van de mensen komen donkere momenten voor: geluk kan zo weer weg zijn. (de zon/geluk is een broze zeepbel) Het vluchten naar een beschermde plek (een onderduikadres) kan heel beknellend zijn. De kou overheerst (omdat de warmte/ de zon ) verdwenen is.



In het tweede fragment heeft de vader van de ikfiguur een biezen mandje op zijn schoot. Hij is van plan het kistje open te doen. Aan de voet van een heuveltje staan allemaal lekkere dingen, maar in het heuveltje is ook het graf van haar grootvader. Tegelijkertijd ligt hij ook in het biezen mandje. Waarom kijkt haar vader in het biezen mandje: hij weet toch dat opa dood is?. Maar opa is gekrompen zoals een baby en hij is ook een mummie. We weten het, mijn vader en mijn moeder. Ze kijkt toch nieuwsgierig naar het kistje.

Het biezen mandje is een rechtstreekse verwijzing naar de Bijbelse passage van Mozes in het

biezen mandje. Het verhaal komt uit het bijbelboek Exodus, net als de titel Het bittere kruid. Exodus betekent “uittocht”. Het is dus een indirecte verwijzing naar de jodenvervolging. Net als in het einde van Het bittere kruid, waarin de oom steeds op de bushalte wacht om te kijken of er van de familie nog overlevenden van de holocaust zijn, kijken de vader en de moeder in het kleine doodskistje: tegen beter weten in om te kijken of opa toch nog leeft / of de vermoedelijk dode joden toch nog terugkomen.



Een brief posten

Een heel kort verhaal over discriminatie. De ik-verteller herinnert zich op weg naar Kopenhagen en voor het eerst na de oorlog weer eens in Duitsland een situatie dat ze met haar zusje naar de brievenbus was gelopen. Ze maakten plaats voor een grote struise vrouw die was voor gepiept en tergend langzaam de brieven een voor een in de gleuf liet glijden. Haar zusje had netjes gewacht voordat ze de brief in de bus deed. Aangekomen in een Duits restaurant, voelt de vertelster zich niet op haar gemak. Ze voelt zich bekeken en enigszins paranoia. De slotzinnen van het verhaal en de bundel luiden: “De laatste kaart van mijn zusje, waarop ze met haastig neergekrabbelde woorden schreef dat ze het goed maakte , heeft ze niet kunnen posten. Ze moet de kaart nog voor de grens uit de trein hebben geworpen, toen ze werd weggevoerd.”

In dit ogenschijnlijk nuchtere verhaal van de ikvertelster die voor de eerste keer door Duitsland reist, schuilt in deze laatste zinnen de grote tragiek van het schrijversschap van Marga Minco. Wie dat zo kan neerschrijven, moet heel wat met een pen (of computer ) kunnen.



Niet samengevat zijn de heel korte verhalen: “De tuin” (over een tuin die men steeds wil opknappen, maar een woestenij blijft) “De dorpsoudste“ (een verhaal over een eenzaam levende vrouw in een dorp) “Een ogenblik“(over een op straat lopend echtpaar met een kind).

Eigenlijk zijn ze met die ene zin juist wel samengevat.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen