Boekverslag : Renate Dorrestein - Noorderzon
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3209 woorden.

Bibliografische gegevens:



Auteur: Renate Dorrestein

Titel: Noorderzon

Plaats: Arnhem

Jaar: 1986

Pagina’s: 238

Opdracht: Voor Hannemieke, mijn petemoei

Motto: ‘Begin bij het begin,’ zei de koning ernstig, ‘en ga net zo lang door tot je aan het slot bent. Houd dan op.’ Lewis Carroll, Alice in Wonderland



Samenvatting:



Topaas, een jonge vrouw, heeft een ernstig ongeluk meegemaakt. Ze zat zelf dronken op de fiets, maar een nuchtere automobiliste moest haar ontwijken en reed een winkel in. Topaas komt er zonder schrammetje van af, maar de vrouw, Lin Anemoon Savitra, in de auto overlijd ter plekke.

Achtervolgd door schuldgevoel vertrekt Topaas zonder iets van zich te laten horen naar een onbekende plaats in het zuiden. Ze komt ergens aan waar ze bevriend raakt met een man. De man heeft drie ganzen, en als Topaas op een ochtend de winkel van de man uitloopt, schrikt de jongste eend, Ich-ich-ich, zo van haar, dat hij op de weg springt en overgereden wordt door een auto. Topaas voelt zich zo schuldig dat ze verder reist.

Ze gaat naar een eilandje in het noorden, Dun-I genaamd, waar de man van de winkel zo vaak over vertelde. Er gaat maar één keer in de week een veerpont naar het eilandje, en ze pakt de eerst volgende. Eenmaal aangekomen wordt ze door een man, Spider genaamd, meegenomen naar zijn jachthuis, waar ze onderdak en eten kan krijgen, voor de tijd dat ze op het eiland verblijft. Spider heeft een zus, Andrena. Andrena heeft een zoon, Wants, die niet kan spreken en de mensen denken dat hij doofstom is.

Topaas is naar dit onherbergzame eiland gekomen, om verlost te worden van het schuldgevoel dat ze met zich meedraagt, maar nadat ze op de eerste dag op het eiland een konijntje heeft overgereden, denkt ze dat ze het Boze Oog heeft, waardoor mensen en dieren om haar heen sterven. Ze gaat daarom naar de abdij van Dun-I, maar de abt waarbij ze haar verhaal kwijt wil en om verlossing wil vragen van haar schuldgevoel, is moe van de whisky en valt in slaap. De stoker van het eiland, Carebara heeft de rol van de abt overgenomen en Topaas vlucht naar het Jachthuis.

Topaas zet al haar gebeurtenissen tijdens de reis op de bandrecorder en stuurt die bandjes me de pont naar Justine, een collega van haar die in het huis van Topaas logeert. Daarmee houdt ze haar en Julius, Topaas’ minnaar, op de hoogte van haar belevenissen, maar doordat er maar één veer per week gaat, komen de bandjes een paar weken na de feitelijke gebeurtenissen aan.

Bij het Jachthuis op Dun-I zit een oranjerie, waar Wants altijd zit te fluiten en te spelen. Topaas voelt zich niet welkom bij Andrena, en brengt de meeste tijd door met Wants in de kas. Doordat ze geen hulp heeft kunnen vinden bij de abt besluit ze om het doel van het verkeersslachtoffer voort te zetten. Lin Anemoon Savitra was lid van een sekte. Ze gaf les aan doofstomme kinderen en na een hectische les reed ze door rood en te hard en moest ze Topaas ontwijken. Topaas bedenkt dat als ze Wants leert praten, ze Lin’s doel bereikt en daarmee haar schuldgevoel aflost. Maar ze wordt gek van het gedrag van de jongen en ze wordt kwaad op hem, omdat ze denkt dat hij haar begrijpt, maar niet wil praten. Verblind door woede duwt ze hem in het ravijn. Het Boze Oog heeft weer toegeslagen.

Ze scheert haar hoofd kaal en wil vertrekken van het eiland. Terwijl ze op de pont wacht ontdekt ze het geheim van de eilandbewoners. Zij doven het licht van de vuurtoren tijdens een storm waardoor schepen zinken, en zij de schatten aan boord kunnen ophalen. Omdat ze bang is om vermoord te worden nu ze dit weet, vlucht ze naar de andere kant van het eiland. Daar brengt ze een tijd door in de hut van de vorige eilandgast die gevlucht is.

Ondertussen hebben Justine en Julius besloten om naar Dun-I te komen om Topaas te bevrijden van dit eiland en terwijl zij aankomen op het eiland, wil Topaas net vertrekken. Sinds de dood van Wants heeft Topaas niet meer kunnen spreken. Ze draagt ook alleen maar vodden en daardoor herkennen Justine en Julius haar niet. Ze geeft de moed op om hun duidelijk te maken dat zij Topaas is en ze vertrekt met de veer waarmee Julius en Justine aankomen. Daarmee eindigt het boek.



Vertelinstanties:



De vertelinstantie in dit verhaal is de auctoriale verteller. Het verhaal wordt verteld door iemand die van bovenaf tegen de gebeurtenissen aankijkt. Maar deze auctoriale verteller weet niet hoe het verhaal zal aflopen. Hij weet wel wat alle personages denken en voelen in het boek. Ik heb de volgende tekstbewijzen daarvoor gevonden:



‘ O, maar ik wel,’ zei Justine. Ze vroeg zich af hoe Julius zou reageren op de man die naar de zee verlangde.’ (p.16)

Bij dit bewijs zie je dat van boven af gekeken wordt wat iemand zegt, en de gevoelens en gedachtes van iemand worden blootgesteld. Dit bewijst dat de auctoriale verteller de gedachtes van de personages weet.



‘Ze durfde niet stil te staan bij wat haar bezielde. Er was tenslotte niets gebeurd. Spider leunde tegen haar schouder. ‘Ik schrok me rot,’ zei hij.’ (p.66)

Je ziet heel duidelijk dat in dit citaat de gevoelens van iemand duidelijk worden weergegeven. Ook wordt er via een persoon die buiten het verhaal staat vertelt wat de personages zeggen of doen.



‘Ik moet zeggen dat het een stuk simpeler lijkt als je onder die plant zit,’ zei ze. Ze zette zich over haar twijfels heen. Aan zijn mouw trok ze hem de oranjerie uit.’ (p.100)

Je ziet dat ook de belevenissen van de hoofdrolspeelster verteld worden via de auctoriale verteller.



Af en toe vindt er een perspectiefwisseling plaats in het boek. De auctoriale verteller verdwijnt en er komt een belevende-ik-verteller voor in de plaats.

De hoofdrolspeelster vertelt het verhaal dan via haar blik, en je kan het einde van het verhaal of de gedachtes van de andere personages niet meer weten.



‘Meteen veerde Wants overeind. Met opengesperde ogen volgde hij de rook die ik uitblies. Ik had hem nog nooit zo geïnteresseerd gezien. Om hem te amuseren blies ik fraaie kringetjes.’ (p.130)

Je ziet dat er een ik-verteller in het verhaal is die zelf een handelende rol in het verhaal heeft.. Het is de hoofdrolspeelster die het verhaal nu vertelt.



‘ Ga toch zitten,’ zei Andrena. Ik verstond ze amper. Het gebrul om bloed deed mijn hoofd zowat splijten, ofschoon de opgetuigde eilanders me woordeloos aangaapten.’ (p.165)

Hier zie je dat er via de ik-persoon verteld wordt en dat haar gevoelens zichtbaar zijn.

De gedachtes en gevoelens van de andere personages niet.



‘ ”Wants kan horen, Wants kan horen,” schreeuwde ik tegen de stukgeregende oesterplanten en het neergeslagen gras, en ik voelde hoe Lin Anemoon Savitra’s tentakels bij ieder woord verder verslapte.’ (p.160)



Als er door de auctoriale verteller wordt verteld dan neemt dat een beetje de spanning weg want je weet alles van iedereen, maar het zorgt wel voor objectiviteit wat zorgt voor een helder en duidelijk verhaal. Als de ik-persoon vertelt wordt het erg subjectief, wat ook leuk is om te lezen, maar het kan ook voor misleiding zorgen.



Personages:



De hoofdpersoon in dit boek is Topaas, een jonge vrouw, die hoorspelen schrijft en speelt voor de radio. Topaas heeft een minnaar, Julius, waarmee ze een vage relatie heeft. Ze is over de dertig, maar niet ouder dan veertig, want er wordt gezegd dat ze een jonge vrouw is. Ze heeft onregelmatige tanden en lichte sproetjes. Verder wordt er niet veel over haar uiterlijk gezegd. Ze heeft een hoge baan als chef van de Dramaturgie bij de radio en doet de hele dag niks meer dan een paar opmerkingen maken en haar technici en regisseurs het werk laten doen. Ze is een levendige vrouw die veel praat en lacht.

Ondanks dat ze de hoofdrolspeelster is is ze meer een flat dan een round character. Er worden maar een paar kenmerken van haar beschreven en die staan allemaal in de eerste paar bladzijdes van het boek. Twee karakterveranderingen die ze ondergaat zorgen er voor dat ze toch een beetje round is. Na het ongeluk drinkt ze niet meer en heeft ze het gevoel dat ze de plaats van Lin Anemoon Savitra in moet nemen. Haar tweede karakterverandering is dat ze er achter komt dat ze nooit verlost kan worden van het achtervolgende schuldgevoel en dat op Dun-I dat gevoel alleen maar versterkt kan worden.



Citaten:

‘Topaas van heel dichtbij bezien zodat de sproeten op haar neus waarneembaar waren en het te zien was dat haar gebit onregelmatig was. Die laatste mentale foto was Justine’s favoriet, Je kon er duidelijk op zien dat Topaas haar dertigste verjaardag achter zich had laten liggen.’ (p.8)



‘Ook was het tot Justine doorgedrongen dat ze massa’s technici en regisseurs tot haar beschikking had die het eigenlijke werk deden. Het enige dat zij zelf deed was eindeloos confereren en zeggen: ‘De werkelijkheid? Houd toch op. Vertel me liever een goed verhaal.’ (p.9)



‘Je zou haast veronderstellen dat deze brief in dronkenschap tot stand was gekomen – als je niet wist dat Topaas sinds haar ongeluk geen druppel alcohol meer aanraakte.’ (p.21)



De andere personage die ik beschrijf is Justine. Justine is een minderjarige secretaresse bij hetzelfde radiostation waar Topaas werkt. Ze moet de gesprekken van Topaas stenograferen. De relatie tussen haar en Topaas is een beetje vaag. Justine was het huis uitgezet en Topaas nodigde haar uit om bij haar te blijven totdat ze een andere woning had gevonden. Ze kenden elkaar toen pas drie weken. Justine is een jonge meid met rechte tanden, een witte huid en witblond krullend haar. Ze wordt vaak als een schattig meisje beschouwd. Ze is jaloers op Topaas omdat die alles heeft wat Justine wil. Een goede baan, een minnaar en veel vrienden. Vooral Topaas’ minnaar vindt ze erg leuk.

Justine is een flat character. Er wordt weinig over haar beschreven, van haar uiterlijk en haar innerlijk, en wat er staat beschreven staat op één bladzijde, dus niet verspreid. Ze maakt ook geen echte karakter verandering door. Ze doet alleen net alsof ze het erg vind dat Topaas weg is door medelijden te uiten voor Julius, want ze wil hem graag impalmen



Citaten:

‘Ze snoof. Zelf had ze rechte parelmoeren tandjes, een blanke huid en witblond engelenhaar dat rond haar gezicht krulde, wat maakte dat ze vaak als lief en weerloos werd beschouwd. Ze moest nog meerderjarig worden.’ (p.8)



‘De feiten waren simpel. Topaas was een paar weken geleden van de aardbodem verdwenen, zomaar ineens. Ditmaal zou Justine graag zien dat de feiten ongewijzigd zouden blijven.’ (p.9) Hieruit blijkt dat Justine Topaas niet aardig vind.

‘Alles was van Topaas. Zelfs de man met wie ze nu sprak. Dat was tenminste zijn persoonlijke overtuiging. …. Dat waren nou dingen die Justine het gevoel bezorgden dat er geen rechtvaardigheid bestond. Zij zou haar smaakpapillen geven voor zo’n aanbidder. (p.15)

Uit dit citaat blijkt dat Justine jaloers is op Topaas, want zij wil ook graag een minnaar.



Ruimte:



?De fysische ruimte:

Het verhaal speelt zich grotendeels af op het eiland Dun-I. Hier zijn verschillende plaatsen waar Topaas zich wel eens bevind. In het jachthuis van Andrena en Spider is ze het meest. Dat is een oud pand met aan de achterkant een oranjerie. Topaas’ kamer zit op de bovenverdieping en staat vol met houten meubelen, aansluitend aan de kamer zit een badkamer. Verder is er op het eiland een abdij met aansluitend een stokerij. Ook is er een café en een vuurtoren. Ergens anders bevind Topaas zich niet.

‘Mijn kamer bleek zo elegant als een boudoir, met mahoniehouten meubilair en roze gordijnen. …. De aangrenzende badkamer bevatte een kuip op gekrulde poten.’ (p.47)



De psychische ruimte:

Op het eiland regent en waait het vaak maar meestal heeft dit niets met de gemoedstoestand van Topaas of andere personages te maken.

Maar als Topaas gedeprimeerd op de badkamer zit van het jachthuis, stormt het buiten, wat het treurige gevoel van Topaas versterkt (p.181). Voor de rest zijn er geen echte versterkende of contrasterende weersomstandigheden in samenhang met de gemoedstoestand.



Motieven en thema:



Het eerste motief wat ik gevonden heb is het motief van het Boze Oog. Dit is een leidmotief.

Het Boze Oog komt steeds in het verhaal naar voren als er een dier of persoon is gestorven in Topaas’ omgeving. Topaas denkt dat zij het Boze Oog met zich meedraagt en daarmee dieren of mensen vermoord. Topaas vindt zichzelf de schuldige van alle slechte gebeurtenissen om haar heen en verklaart dat door te zeggen dat zij het boze oog met zich meedraagt. Voor dit motief heb ik de volgende tekstbewijzen:



‘Hij keek op, zonder een spoor van verwijt in zijn vriendelijke ogen. Ik moest de mijne neerslaan. Ik moest mijn Boze Oog afwenden.’ (p.14)

Dit kwam nadat de gans Ich-ich-ich zo van Topaas geschrokken was dat hij op de weg sprong en overgereden werd door een passerende auto. Topaas dacht dat overal waar zij kwam, zij dood en verderf met zich meebracht. Hier zie je dat ze haar ‘Boze Oog’ af wil wenden, want ze wil niet meer terreur verspreiden.



‘En net als die keer met de kleine Ich-ich-ich, zei Topaas, kreeg ik het gevoel dat dit een teken was. Het is verdomme toch zeker geen toeval dat er overal waar ik mij vertoon ongelukken gebeuren? Het lijkt wel alsof ik met iets besmet ben. Iets wat aan mij kleeft en zich niet laat afschudden. …. Ik had mijn hoofd wel onder Spider’s jasje willen stoppen om mijn Boze Oog te verbergen.’ (p. 39-40)

Dit kwam nadat Spider op het eiland een konijn overreed. Topaas zat ook in de auto en weer dacht ze dat dit kwam door het toedoen va haar Boze Oog. Nu is ze er sterk van overtuigd dat ze dit kwaad met zich meedraagt en dat ze daar verlost van moet worden.



‘Ze aarzelde weer. Tijdens mijn reis werd het alleen maar erger met me. Het leek wel – het lijkt wel alsof ik het Boze Oog heb, sinds ik Lin Anemoon Savitra’s leven gestolen heb. Overal waar ik kom gebeuren er ongelukken. Vooral als ik mezelf vergeet en me prettig voel. Dat is mijn straf: Ik moet mezelf aangename dingen onthouden en ik mag nooit meer van mensen houden, want ik breng andere in gevaar.’ (p.81)

Dit zegt Topaas tegen de slapende abt, om te biechten voor verlossing van haar schuldgevoel. Dit schuldgevoel wordt veroorzaakt door het kwaad wat ze mensen en dieren aandoet door haar Boze Oog.



Mijn tweede motief is ook een leidmotief. Het is het motief van Pontius Pilatus. Dit is de man die Jezus veroordeelde. Hij zoekt naar vergeving van zijn zonden en herstel van de fouten van de mensheid. Daartoe zou hij opdracht hebben gegeven de abdij op Dun-I te herbouwen. Op die abdij mediteerden vroeger heilige mannen over zin en plan van dingen.

Topaas kreeg dit verhaal te horen van de eigenaar van de gans Ich-ich-ich en ging daarom naar het eiland. Hier wou zij net als Pontius Pilatus verlost worden van haar schuldgevoel en haar fouten herstellen.



‘Rond de eeuwwisseling kreeg een zendeling een visioen: niemand minder dan Pontius Pilatus verscheen handenwringend aan hem, en smeekte hem de abdij te herbouwen om alle fouten uit de geschiedenis van de mensheid te herstellen en alle zonden te verzoenen.’

(p. 26)

Hier zie je dat Pontius verlossing wil vragen door de abdij te laten herbouwen. Toen het hem niet lukte om de mensen te overtuigen dat ze de abdij opnieuw moesten opbouwen, liet hij een wolkbreuk los, en pas toen de mensen Pontius hun woord gaven, stopte de storm.

De terugkeer van Pontius Pilatus in dit verhaal duidt erop dat mensen iets ernstig hebben begaan en dat ze daarna, door een opdracht te vervullen, verlost willen worden van hun schuldgevoel. Topaas denkt dat zij verlost zal worden door de doofstomme eilandjongen Wants te leren praten.



‘De wet van Pontius Pilatus was weer eens bewezen. Het kon haast niet anders of het collectieve schuldgevoel had haar naar deze plek gezogen. De last van de eilanders was oneindig veel zwaarder dan de hare.’ (p.110)

De wet van Pontius Pilatus betekent dat je een opdracht of taak moet vervullen waardoor je zonden worden vergeven. Topaas is naar Dun-I gekomen, omdat zij hier haar opdracht kan vervullen, hier kan zij Wants leren praten.



Het derde motief dat ik heb gevonden is het motief van schuld en boete. Dit is een verhaalmotief. Het verhaal draait om dit motief, haast elke personage in het verhaal heeft een schuld begaan of denkt dat hij dat heeft en moet daarvoor boeten.

Deze situatie komt overal in het boek voor en in feite gaat het boek van het begin af aan daarover. Vooral de schuld van Topaas, de hoofdpersonage, is belangrijk. Zij heeft daarvoor veel reizen gemaakt om te zoeken naar de verlossing van haar schuldgevoel, en is gestrand op het eiland Dun-I waar ze haar doel probeert te bereiken.



‘Door mijn schuld is er iemand dood.’ Ze haperde. Ze zei: ‘Verstandelijk weet ik dat ik schuldloos ben, maar het lukt me niet om me onschuldig te voelen. Louter doordat ik op een zeker moment ergens was, is er een fataal ongeluk gebeurt.’ (p.79)

Hier zie je dat Topaas schuld heeft aan de dood van iemand anders. Ondanks dat ze weet dat zij niks aan het ongeluk kon doen, draagt ze toch een schuldgevoel met zich mee, wat ze verder in het verhaal door een opdracht te vervullen af probeert te lossen.



‘Het was als een bliksemslag in het duister en dit werd helder in zijn onnoemelijke luister: Ze was niet voor niets naar het eiland gekomen. Hier kon ze het leven dat ze zich had toegeëigend inlossen. Door het af te maken. Door Lin Anemoon Savitra’s opdracht alsnog voor haar te vervullen, zou ze haar in zekere zin aan de dood ontrukken.’ (p.90)

Hier heeft Topaas het over de opdracht die zij moet vervullen. Door een doofstomme te leren praten, wat Lin Anemoon Savitra’s taak ook was, zou ze in zekere zin verlost worden voor haar schuldgevoel. Want hiermee had zij het levensdoel van het verkeersslachtoffer vervuld.



Het thema dat ik heb gevonden is ‘Niets is wat het lijkt.’ Hiermee doel ik op veel gebeurtenissen in het verhaal. Er worden in het verhaal steeds voorbeelden geven die dit thema benadrukken. Topaas’ werk is het bedenken van hoorspelen. Hiermee geeft ze de luisteraars de gedachte van iets wat niet bestaat. Topaas’ haar schuldgevoel is zelfbedacht. Ze weet dat het niet terecht is maar ze kan het niet vermijden. Topaas zegt zelf dat de werkelijkheid het altijd verliest van dat wat je gelooft. Het leven wordt bepaald door dromen, angsten, gevoelens en gedachtes, in plaats van datgene wat er voor je neus afspeelt (p.8).

De eilandbewoners bedenken zelf spannende verhalen over bezoekers van Dun-I die op mysterieuze manieren verdwijnen. Terwijl in het echt het de eilandbewoners zelf zijn die alle bezoekers die iets te veel weten van de gebeurtenissen op het eiland verdrijven. Het motto van het boek is een passage uit Alice in Wonderland, een boek waarin niets is wat het lijkt.

De motieven hebben allemaal met het schuldgevoel van Topaas te maken, terwijl dat schuldgevoel eigenlijk niet bestaat. Topaas denkt alleen maar dat zij een schuldgevoel heeft omdat ze daardoor een reden heeft om te vluchten uit de werkelijkheid en vanzelfsprekendheid.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen