Boekverslag : Yvonne Keuls - Jan Rap En Z'n Maat
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3168 woorden. |
Literaire werk · Auteur: Yvonne Keuls · Titel: Jan Rap en z’n maat · Uitgeverij: Ambo · Plaats van uitgave: Baarn · Jaartal van uitgave: 1977 · Serie: Amboboeken · Gebruikte druk: Tweeëntwintigste druk Samenvatting ‘Jan Rap en z’n maat’, gaat over een opvanghuis die is opgericht voor jongeren die tijdelijk onderdak nodig hebben. Jongeren met zwaar psychische problemen zouden niet opgenomen worden. Het huis bood plaats aan twintig jongeren, deze konden uit zichzelf komen en weer weggaan, of door andere instanties zijn doorverwezen. De sociale dienst betaalt per cliënt voor een bepaalde periode en dus moeten de jongeren binnen twee weken uit het opvangtehuis zijn, anders kan de leiding hun verzorging niet meer betalen. Maar veel cliënten hebben zulke problemen dat ze veel langer dan twee weken moeten en meestal willen blijven. Doordat de stafleden de jongeren goed opvangen, proberen te helpen, niet doorsturen of afschepen, met ze praten en warmte geven, ontstaat er een huiselijke sfeer. De meeste jongeren hebben dat weinig of niet meegemaakt en hechten daar aan. Dit levert dus geldproblemen op want de sociale dienst stopt de betaling na twee weken. Een ander probleem is het rooster. Als er iemand uitvalt dan moeten anderen dubbele diensten gaan draaien waardoor ook die te moe worden en velen het niet meer aan kunnen. De spanning en werkdruk neemt steeds meer toe onder de leiding en de problemen nemen steeds grotere vormen aan. Doordat het huis kort en klein wordt geslagen, te veel stafleden ziek zijn en cliënten nooit meer weggaan, besluiten ze na vijftien weken het huis voor tenminste een week te sluiten om doelstellingen te formuleren en daarna weer opnieuw te beginnen als Opvang en niet als Behandeling of Crisisinterventie. Gestructureerd ervaringsverslag Wie is de hoofdpersoon, door wiens ogen volg ik het verhaal en is de tijd belangrijk in het verhaal? De hoofdpersoon is Yvonne. Yvonne is representatief en innemend . Ze is een van de dertien hulpverleners en samen met de andere twaalf, richt zij het opvangtehuis op in Den Haag. Zij vertelt in dit boek precies wat zij beleeft en ervaart in de vorm van een dagboek. Het verhaal speelt van 1 december, de dag dat het opvangcentrum opent, tot 18 maart, de dag dat het opvangcentrum sluit.De gebeurtenissen die de hoofdpersoon Yvonne meemaakt in dit boek, zijn geschreven op basis van waar gebeurde verhalen. Het zijn Yvonne Keuls eigen ervaringen die ze in de hulpverlening aan opvangtehuizen opdeed. In de andere personen van het boek ligt veel van haarzelf. Deze mensen personifiëren haar verzet, haar woede en haar gevoeligheid voor onrecht. Wat houdt de titel in? Met ‘Jan Rap en z’n maat’, wordt over het algemeen het mindere volk bedoeld, tuig, of het is een uitdrukking waarbij men gewoon het volk bedoelt, iedereen. Veel mensen zullen de kinderen over wie het verhaal gaat inderdaad tuig noemen, waar ze niets mee te maken willen hebben. In het boek zelf komt de titel voor als Gemma de vraag krijgt: "Door wie bent u opgevoed?", waarna ze invult : "Door Jan Rap en z'n maat". Oftewel door allerlei personen. Wat is de genre? Maatschappijkritische roman Wat voor mensen zijn het in mijn ogen? De jongeren die in het boek naar het opvangcentrum gaan, worden door de maatschappij als probleemkinderen gezien. Ze willen niks met hen te maken hebben en ze denken dat het enige wat deze kinderen kunnen doen is problemen veroorzaken. Hiermee ben ik het gedeeltelijk eens, want per slot van rekening is een van de redenen dat het opvangcentrum sluit, het feit dat het hele huis kort en klein wordt geslagen door Louis (een van de cliënten). Veel van deze jongeren hebben de kans niet gekregen om zich behoorlijk te ontwikkelen, want voor ze het weten worden ze in een of ander tehuis gestopt, waar ze niemand kennen en waar ze leven zonder geliefd te worden. Ik heb dit zelf nog nooit meegemaakt, maar bij het idee om door je eigen ouders ergens achter gelaten te worden bij allemaal vreemdelingen, lijkt me vreselijk. Ik denk dat deze jongeren een beetje verdwaald zijn, omdat ze niet hun plek weten te vinden op de wereld. Door een opvoeding zonder liefde van de ouders, hebben ze niet de waarde van objecten leren kennen en ook niet goed geleerd hoe ze met henzelf en anderen moeten omgaan, waardoor vaak botsingen ontstaan tussen hen en degene die dat wel hebben gehad. Ik denk dat de meeste kinderen die in het opvangcentrum terecht komen, vooral een tekort aan aandacht en liefde hebben gehad. Zij zullen stap voor stap moeten leren met hun gevoelens en hun omgeving om te gaan en dan zal de maatschappij zien dat deze ‘probleemkinderen’ net zo zijn als hun eigen pubers thuis. Hoe zou ik hun problemen aanpakken? Als ik in een opvangcentrum zou werken en jongeren zou moeten helpen met hun problemen, dan zou ik eerst met ze gaan praten. In dit gesprek zou ik hen vragen: · Waarom ze hier naar toe zijn gekomen. · Waar ze vandaan komen. · En of ze al eerder hulp hebben gezocht. · Of ze problemen hebben met familie, vrienden, vriendje/vriendinnetje of school. · Wat vinden ze dat er zal moeten veranderen om het probleem op te lossen. · Wat ze bereid zijn te doen qua inspanning om hun probleem op te lossen. · Wat ze hopen dat anderen zullen doen qua veranderingen in hun houding en gedrag. Nadat ik deze informatie zou hebben ontvangen, zou ik hen helpen en proberen een oplossing met hen te vinden. Bijvoorbeeld, door met hun ouders te gaan praten en hun kant van het verhaal aanhoren, of als ze nooit contact hebben gehad met hun ouders of hun nooit meer terug willen zien, een kamer en een baan(tje) vinden, zodat zij zelfstandig verder met hun leven zullen kunnen gaan. Wil de schrijver iets bij de lezer bereiken? Ja, Yvonne Keuls wil iets met dit verhaal bereiken. Zij hoopt dat de lezer zichzelf zal herkennen in ieder kind, dat hij zal zeggen: ‘dat ben ik’, of: ‘dat had ik kunnen zijn als mijn omstandigheden ook zo waren.’ Kinderen die dit boek lezen, weten hierdoor dat ze niet de enigen met problemen zijn en zo zullen ze er eerder voor durven uit te komen. Pas dan zal Yvonne Keuls kunnen bereiken wat zij beoogt: aandacht, liefde en zorg voor alle kinderen die zich in deze maatschappij verloren voelen. Essayistisch ervaringsverslag Wat mij het meest is bijgebleven bij het lezen van Jan Rap en z’n maat, is de manier waarop sommige jongeren in het opvangtehuis tegen de onbekende hulpverleners durven te praten, wanneer ze de hen net kennen of niet kennen. Ze komen het huis binnen alsof ze alles zijn en dat iedereen maar is even fijn moet gaan luisteren naar wat zij te vertellen hebben. Het lijkt alsof ze totaal geen respect hebben voor mensen, ook niet voor degenen die hen gratis hulp en onderdak aanbieden. Ze zijn asociaal en alles wat in het huis ligt, beschouwen ze als hun bezit. Doordat ze brutaal, lawaaierig en spullen kapot maken die niet van hen zijn, vallen ze erg op en wordt er extra veel aandacht aan hen besteed door de hulpverleners. Dit is volgens mij ook de reden waarom ze het doen, door een gebrek aan aandacht en liefde. Voorbeelden van de jongeren in het opvangcentrum die ik me nog goed kan herinneren, zijn Janneke, Gemma, Lenny, Cor en Louis. Door hun opvallende gedrag is dit ook niet raar. Enkele voorbeelden hiervan zijn: - Yvonne (hulpverlener) vraagt: “Hebben ze je niet gezegd, wie wij zijn?” Janneke (cliënt): “Ja, stelletje idioten. Als je maar niet denkt dat ik hier blijf.” - Gemma (cliënt) tegen Yvonne: “Wat een klote thee, zeg, muf en mierezoet, daar zou ik nog niet eens vergif mee willen innemen.” - Gemma tegen Yvonne: “Verdomme, wat zie je d’r uitgepoept uit, ik zou maar gauw gaan pitten als ik jou was.” - Gemma tegen Chiel (hulpverlener): “Ach, geile piklikker, jij gunt die arme jongen niet eens een handdoek voor z’n eige…” - Cor (cliënt) tegen Yvonne: “Als je dan goddomme geen pleeggezin voor me kan vinden, la-me dan in jezusnaam maar naar die therapie toe gaan.” - Gemma tegen Yvonne: “Godverdomme,” zei Gemma, “ook een klotestreek van jou, zeg, dat je d’r niet was op Ouwejaar.” Als ik ergens kom waar ik nog nooit geweest ben, dan ben ik beleefd en bescheiden. Ik doe mijn best om door de onbekende mensen in mijn omgeving aardig gevonden te worden en ik ben hen dankbaar als ze iets voor mij doen. Omdat de manier waarop de jongeren in het opvangcentrum omgaan met mensen zo verschilt met mijn manier van doen, denk ik dat het me zo is opgevallen en bijgebleven. Waarschijnlijk denken ik en die jongeren hetzelfde over de gebeurtenissen, maar het verschil is, dat ik het alleen denk en zij zeggen het zo hard mogelijk. Verwerkingsopdracht 35 Zoek informatie over de biografie van de auteur en geef aan wat volgens jou de relatie tussen zijn biografie en het gelezen werk is. Overzicht van het werk van Yvonne Keuls, geboren in 1931. Proza 1975 De toestand bij ons thuis 1975 Groetjes van huis tot huis 1976 Van huis uit 1977 Jan Rap en z’n maat 1979 Keuls potje 1980 De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 1980 Keulsiefjes 1982 Het verrotte leven van Floortje Bloem 1983 Negenennegentig keer Yvonne Keuls: verhalen 1983 Achtennegentig keer Yvonne Keuls 1983 Waar is mijn toddeltje (kinderboek) 1984 De hangmat van Miepie Papoen (kinderboek) 1985 Het welles nietes boek (kinderboek) 1985 Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel 1986 De arrogantie van de macht Toneel 1965 Kleine muizen 1965 Foei toch, Frances 1965 Niemand de deur uit 1968 Thee voor belabberden 1968 Kattenstad 1968 Strategisch goed 1968 De spullen van de Turkse staat 1970 Stippen 1970 Over lijken 1970 Jam 1977 Jan Rap en z’n maat 1981 Vertel me eens iets nieuws over de regenwormen 1986 De moeder van David S., geb. 3 juli 1959 Televisie 1966 Kleine muizen 1967 Onbegonnen werk 1968 Vertel me iets nieuws over de regenwormen 1969 De kleine zielen 1975 Klaaglied om Agnes (Marnix Gijsen) 1975 De koperen tuin (Simon Vestdijk) 1982 De moeder van David S. Landelijke bekendheid kreeg ze toen ze voor de NCRV het tv-scenario schreef (10 afleveringen van 70 minuten, de lengte van 8 speelfilms) van ‘De boeken der kleine zielen’ van Louis Couperus, dat in 69/70 met groot succes werd uitgezonden. Voor dezelfde omroep bewerkte ze ook Simon Vestdijks ‘De koperen tuin’ en ‘Klaaglied om Agnes’ van Marnix Gijsen. Het gevolg hiervan was dat ze door veel middelbare scholen werd uitgenodigd lezingen over deze schrijvers te komen houden. ‘Ik kwam vertellen over een wereld die zij niet kenden, maar ik kende hun wereld niet.’ Ook nu was haar contact met de schooljeugd ongedwongen, meer een groepsgebeuren, waarbij ze de kinderen betrok en vele jongeren kwamen na afloop naar haar toe om over zichzelf dingen te vertellen en dat waren niet vaak zeer ernstige persoonlijke moeilijkheden. Daar kwam bij dat ze ook thuis, via haar kinderen, die hun vrienden en vriendinnen mee naar huis namen, vaak in aanraking kwam met jongeren in de problemen, die ze probeerde te helpen en als ze van huis waren weggelopen zelfs onderdak verschafte. Zo kwam ze ook voor het eerst in aanraking met drugs. Zoveel kinderen in ernstige moeilijkheden, ze trok het zich zeer aan. Langzaam besefte ze, dat ze ver weg van de wereld, toch bezig was met ‘papieren mensen’. De èchte mensen, besefte ze, zitten niet in boeken, die lopen op straat. ‘Ik was algemeen geaccepteerd op mijn eigen kwaliteiten, ik had bewezen dat ik goed tv-series aan kon, ik kreeg banen aangeboden, alles ging geweldig goed en juist op dat moment kwam de onvrede. Ik vond dat ik niet goed bezig was. Had het gevoel dat ik één grote door mij zelf geschapen papieren muts aan het worden was. Ik was 41, had succes en bevond mij in een totale crisis. Ik ben met alles wat ik deed van het ene ogenblik op het andere opgehouden, en heb 2,5 jaar niet meer geschreven. Ik wilde niet van papier worden. Door al die ellende die ik van de kinderen had gehoord, wilde ik de praktijk in.’ Ze heeft toen mee geholpen met het oprichten van een opvangcentrum voor jongeren in Den Haag. ‘Toen is er iets met me gebeurd, waardoor ik alle ervaringen met schrijven kon gaan gebruiken in mijn strijd tegen onrecht. Het heeft een volstrekte omslag in mijn leven betekend.’ Op basis van haar dagelijkse aantekeningen over wat in dat tehuis gebeurde (het bleken bijna 1100 pagina’s te zijn), schreef ze het boek ‘Jan Rap en z’n maat’, dat in 1977 verscheen, de eerste roman in de serie over zogeheten ‘probleemjeugd’. Het opvangcentrum werd opgeheven wegens financiële moeilijkheden, maar sommige van de jongeren die ze er had leren kennen, bleven haar opzoeken. Velen waren aan drugs verslaafd. Via deze kinderen kwam ze in aanraking met hun ouders en zo zag ze de slechte invloed, die een aan drugs verslaafd kind in een gezin kan uitoefenen. Zo kwam ze tot oprichting van een praatgroep voor ouders van drugsverslaafde kinderen, die ze jaren heeft geleid. Het was zwaar werk, een verschrikkelijke belasting en ze heeft in die jaren ’70 wel een paar stelregels voor zichzelf opgesteld. De eerste was: met zomin mogelijk inspanning van mezelf ànderen tot de grootst mogelijke inspanning voor zichzelf brengen. Die ánder moet de instanties af, niet ik. Door schade en schande wijs geworden, werd haar tweede stelregel: alles terugbrengen tot mezelf. ‘Ik vraag me dan af: wat voel ik, wat wil ik, wat kan ik. Ik was zo langzamerhand niet meer van mijn stuk te krijgen’, zegt ze, ‘al gebeurden de ergste dingen. Als ik het niet aan kon, hield ik er mee op. Gezond egoïsme, daar houdt een mens het leven bij.’ Uit haar ervaringen in die oudergroep ontstond ‘De moeder van David S.’ Ook in de serie over jeugd-in-de-problemen ontstond ook ‘Het verrotte leven van Floortje Bloem’ en ‘Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel.’ De relatie tussen de biografie van Yvonne Keuls en ‘Jan Rap en z’n maat’, is dat het Yvonne Keuls’ eigen ervaringen zijn die in het boek beschreven zijn. Doordat ze veel van het onderwerp afweet, niet alleen over het oprichten van zo’n tehuis, maar ook hoe de jongeren er aan toe zijn, krijg je een goed beeld van degenen die daar binnen komen lopen na een dag zwerven op straat. ‘Vaak kwam Yvonne Keuls in aanraking met jongeren in de problemen, die ze probeerde te helpen en als ze van huis waren weggelopen zelfs onderdak verschafte.’ De hulpverleners in het boek doen precies hetzelfde, jongeren in de problemen proberen ze te helpen en een slaapplaats aan te bieden. “Door al die ellende die ik van de kinderen had gehoord, wilde ik de praktijk in,”zegt Yvonne Keuls. De hulpverleners van het opvangcentrum, hadden deze gedachte waarschijnlijk ook voordat ze het opvangcentrum gingen oprichten. Ook zegt Yvonne Keuls: “Ik was zo langzamerhand niet meer van mijn stuk te krijgen, al gebeurden de ergste dingen.” Deze houding hadden de hulpverleners in het boek ook. Een goed voorbeeld hiervan is, wanneer Lenny, een cliënt in het opvangcentrum, een nagelschaartje uit haar zak haalt, in haar pols begint te knippen en het gaat bloeden. In plaats van dat de hulpverleners haar meteen tegen houden en zeggen dat ze dat nooit meer moet doen, tekenen ze een lijn met pen over haar pols en zeggen haar dat als ze het goed wil doen, ze daar moet gaan knippen. Op deze reactie is Lenny totaal niet voorbereid en gooit zich huilend in hun armen. Dit zijn allemaal overeenkomsten tussen Yvonne Keuls en ‘Jan Rap en z’n maat’, die een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan van het boek. Yvonne’s ervaring in de praktijk heeft dus een grote invloed gehad op het boek en het verloop van haar carrière als schrijfster. Verwerkingsopdracht 3 Zoek een gedicht (of schrijf het zelf) bij de thematiek van het boek en bespreek de essentiële overeenkomsten en verschillen. Gekozen gedicht: Opgenomen Zo woest als de zee met koppen van schuim, Zo voel ik mij van binnen in mijn lijf. Ik wil de draad weer oppakken, maar ik weet nog niet hoe, Het doet zo zeer alles te verliezen wat je dierbaar was, Nu zit ik in een opvangtehuis, ik kan niet met mijn gevoelens overweg. Ik ben mijzelf kwijt en weet geen weg terug, Er is een muur, daar sta ik tegen aan met mijn rug. Soms pak ik die uitgestoken hand, Maar ik blijf staan op die rand. Is er wel iemand die mij begrijpt en weet wat ik voel, Ik droom `s nachts van mijn vader, mijn hoofd is dan klam en koel. Zijn stem beheerst mij, hij roept mij toe, Sluit toch die kist, wij zijn van jou zo moe. Maar toch was er iets waar ik naar verlangde in mijn jeugd, Een beetje liefde of begrip, maar dat is nu stuk en te laat, Ik neem afscheid van mijn ouders, al zijn deze nog op de aard. Zij noemen mij toch maar een bastaard. Het thema van ‘Jan Rap en z’n maat’, is: Probleemkinderen in een opvanghuis die hun proberen leven weer op te bouwen. De gebeurtenissen hebben veel met elkaar te maken en gaan vooral over het vertrouwen en wantrouwen van de hulpverleners en het proces van het weder opbouwen van het leven van de jongeren na de nare, soms traumatische gebeurtenissen. De overeenkomsten tussen het boek en het gedicht. - De ik-persoon in het gedicht, net als de jongeren in het boek, is terecht gekomen in een opvangtehuis. - De ik-persooon heeft zelf gekozen om opgenomen te worden, net als de jongeren in het boek, die ongedwongen binnen komen net zo als ze weggaan. - In het boek hebben de jongeren een gebrek aan liefde en aandacht en voelen zich verloren. Dit ervaart de ik-persoon in het gedicht ook, wat blijkt uit de regels: “Maar toch was er iets waar ik naar verlangde in mijn jeugd, Een beetje liefde of begrip, maar dat is nu stuk en te laat,” en “Ik ben mijzelf kwijt en weet geen weg terug.” - Veel ouders in het boek willen hun kinderen nooit meer terug zien om verschillende redenen, zoals geen geld om het kind op te voeden, geen tijd, geen zin of omdat hun kinderen hen zoveel problemen en frustratie hebben veroorzaakt, dat ze het hen niet kunnen vergeven. De ouders van de ik-persoon in het gedicht, willen hun kind ook nooit meer terugzien (“Sluit toch die kist, wij zijn van jou zo moe” ) en vinden hun kind een bastaard (“Zij noemen mij toch maar een bastaard”). - In het gedicht als in het boek praten de jongeren over hun gevoelens en dat is vaak voor hen het grootste probleem, omdat ze die juist altijd onderdrukken door middel van het gebruik van alcohol en drugs. Het verschil tussen het boek en het gedicht. - Het boek beschrijft de hele geschiedenis van de jongeren en het proces waaraan ze niet lijken te kunnen ontsnappen en in het gedicht wordt alleen een impressie gegeven van de gevoelens van één persoon. Je weet niet in het gedicht wat de oorzaak is dat de ik-pesoon in een opvangtehuis is terechtgekomen. Het zou drugs en alcohol kunnen zijn, maar ook mishandeling of incest. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |