Boekverslag : Tessa De Loo - De Meisjes Van De Suikerwerkfabriek
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1830 woorden.

Inhoudsopgave:



- inhoudopgave

- evaluatie

- over de schrijfster

- samenvatting



Evaluatie:



Dit boek leek me wel leuk om te lezen voor een verslag, waarschijnlijk zou ik het nooit gewoon hebben gelezen als leuk boek voor het slapen. Maar net als haar boek Het rookoffer heeft dit boek wel indruk op me gemaakt.

De verhalen zijn erg makkelijk om te lezen, en het boek bevat een eenvoudig taalgebruik. Ik vind het prettig om verhalen te lezen die verzonnen, maar toch heel realistisch zijn. Niet alle verhalen vond ik even mooi. Het verhaal "mottenballen en parfum" vond ik het minst mooi, het is een beetje een opvulverhaal.

Het heeft voor mij niet echt een betekenis. Ik denk omdat het ik me niet zo goed kon inleven en er ook niet zoveel bijzonders/ spectaculairs in gebeurde. Er was niet één moment dat dan direct vanaf daar in je geheugen zit gegrift. Soms zijn dat momenten in een boek waarop er iets gebeurt wat je aanspreekt of juist afschrikt. Dat was in dit verhaal niet zo.

Het verhaal dat mij het meeste aansprak was “op hoge hakken“ waarschijnlijk omdat ik me daar het beste bij kan inleven, maar ook omdat het van uit een persoon wordt beschreven waar ik in het normale leven een hekel aan zou hebben. “ de meisjes van de suikerwerkfabriek vond ik een erg onlogisch verhaal ik kan me niet voorstellen dat iemand echt zo zou reageren.



Over de schrijfster:



Tessa de Loo is een pseudoniem voor Tineke Duyvené de Wit. Ze werd geboren op 15 oktober 1946 in Bussum. Haar vader was chemicus bij een farmaceutisch bedrijf en in zijn vrije tijd amateur-cellobouwer. Haar moeder was huisvrouw. Het gezin bleef enige tijd in 'het Gooi' wonen, verhuisde toen naar Amsterdam en vervolgens naar Oss. Daar werden tevens haar broer en zus geboren. In Brabant ging Tineke ook naar school: eerst naar het gymnasium en daarna naar de HBS. Op beide scholen haalde zij echter zulke slechte cijfers, dat zij tenslotte naar een derde school, het Maaslandcollege, werd gestuurd. Daar haalde zij in 1965 haar MMS-diploma.

Na school ging Tineke Nederlands studeren in Utrecht. Eigenlijk wilde ze naar de kunstacademie, maar haar ouders vonden dat geen goed idee: als kunstenaar zou zij een onzeker en armoedig bestaan tegemoet gaan. Tijdens haar studie trouwde zij met een bouwkundige, van wie zij later nog zou scheiden, en in 1971 werd haar zoon geboren. Tineke stond nog enige tijd voor de klas als docente Nederlands en schreef tussendoor verhalen. Tijdens haar leven verhuisde Tineke erg vaak: na Utrecht woonde ze in de Achterhoek, op Texel, in het Groningse Pieterburen, en in Amsterdam. Tegenwoordig woont ze Coïmbra, Portugal.



Haar eerste twee verhalen publiceerde zij, onder haar eigen naam, in 1979 in Vrij Nederland en in Opzij. Daarna publiceerde zij onder het pseudoniem Tessa de Loo; Tessa is afgeleid van Texel, waar zij heeft gewoond, en haar grootmoeder heette van Loo.

In januari 1983 verscheen haar verhaal "De muziekles" in het literaire tijdschrift Maatstaf, waarin maanden later ook het verhaal "De meisjes van de suikerwerkfabriek" verscheen.

In november 1983 verscheen haar debuutbundel: "De meisjes van de suikerwerkfabriek". Haar tweede boek, de roman "Meander" verscheen in 1987. De roman beschrijft de ondergang van een alternatieve gemeenschap onder leiding van een valse profeet in Zeeland. In 1987 mocht "de Loo" het boekenweekgeschenk schrijven. Het werd "Het rookoffer", een novelle over de onmogelijke liefde tussen een docente Frans en haar achttien jaar jongere leerling. Twee jaar later verscheen "Isabelle", een thrillerachtige roman over een ontvoeringszaak, waarin de tegenstellingen tussen mooi en lelijk, macht en onmacht de twee thema's zijn. In 1993 verscheen de Loo's buitengewone succesvolle roman "De tweeling". Deze roman, waarin de lotgevallen van twee zussen tijdens de 2e wereldoorlog worden beschreven, werd bekroond met de Trouw publieksprijs is 1994 en de Duitse Otto vor der Gablenzprijs. De roman is inmiddels al vele malen herdrukt. De Loo's laatste boek, "Alle verhalen tot morgen", verscheen in 1995.

Ik denk dus niet dat ze biografisch schrijft maar wel ervaringen van haarzelf in haar verhalen verwerkt. Zoals de slechte cijfers en het niet begrepen worden door je ouders. Dit komt vooral naar voren in “muziekles” en “motten ballen en parfum” bij allebij zie je de druk van ouders en hoe moeilijk kinderen het daarmee kunnen hebben.



Samenvatting:



Het boek bevat zes losse verhalen.



Verhaal 1: "Muziekles"

De blokfluit van Tom is stukgemaakt door een aantal jongens toen hij terug kwam van zijn muziekexamen. Van zijn vader, Johan, moet hij maar eens een echt instrument gaan bespelen. Tom stelt verschillende instrumenten voor maar niets wordt door zijn ouders goed gekeurd. Op een dag ziet Johan zijn zoon playbacken. Met de gitaar van zijn vader imiteert Tom Chuck Berry. Op dat moment beslist vader dat zijn zoon op gitaarles gaat. Johan projecteert al zijn onvervulde verlangens op Tom. Er wordt een gitaar gekocht en Tom krijgt al snel lessen. Wanneer de officiële lessen niet snel genoeg gaan, gaat Johan zijn zoon zelf les in rock- en bluesschema's geven. Tom is het zo zat, dat hij echter op een gegeven moment liever gaat voetballen met de jongens die zijn blokfluit hebben stukgemaakt dan zich nog langer te laten op jutten door zijn vader.



Verhaal 2: "De meisjes van de suikerwerkfabriek"

Vier vrouwen, Cora, Lien, Trix en de ik-figuur reizen op maandag naar hun werk. Alle vier werken ze in de suikerwerkfabriek. Het zijn vier verschillende vrouwen, die één ding gemeen hebben. Ze hebben allemaal een probleem met mannen. Cora's echtgenoot, die de ziekte van parkinson heeft, moet constant verzorgd worden. Trix' echtgenoot heeft haar mishandeld en verkracht. Lien moet haar man steeds in de gaten houden en daarom moet ze overal mee heen, en ook de ik-persoon heeft geen prettige ervaringen met mannen. Ze wordt doodmoe van haar belerende vader die haar moeder volkomen onder de duim houdt. Daar komt ook eens bij dat ze ook haar 'eerste keer' als slecht ervaren heeft. De vier vrouwen hebben zich, omdat ze al zolang met deze trein reizen, een eigen coupé toegekend. Op een dag komt er een nieuwe conducteur de kaartjes controleren. De ik-persoon heeft haar maandkaart nog niet verlengd en dit wordt -anders dan de vrouwen gewend zijn niet door de vingers gezien. Hij eist de aanschaf van een nieuwe maandkaart en schrijft bovendien nog een boete uit. De vrouwen worden woedend. Ze pakken zijn pet af en kleden hem vervolgens uit. Wanneer hij helemaal naakt is veranderd het gevoel van de vrouwen van wraak in liefkozing. Vervolgens houdt de conducteur op zich te verzetten. En begint te huilen. Geschrokken laten de vrouwen hem gaan. Verward loopt de naakte man het perron op.



Verhaal 3: "Roze met bizarre stukjes geel ertussen"

De kater, Parel, van de ik-figuur is al een tijdje weg. De vader van de ik-figuur trekt het zich niet zo aan. Hij houdt zich meer bezig met zijn carrière. Op een avond vinden de ouders Parel in een greppel met een steen naast zijn kop. Vader begraaft de kater snel in de tuin. Vroeg in de ochtend daarna, wanneer de lucht er "roze (van de opkomende zon) met bizarre stukjes geel" eruit ziet, begraaft de ik-figuur samen met haar broertje en zusje de kater opnieuw maar dan plechtig. Later op de dag komt een concurrent van haar vader, de Gaai, met zijn vrouw op bezoek. Als hij even met haar komt praten zegt ze tegen hem dat hij vast wel van dieren houdt omdat hij (heeft ze haar ouders horen zeggen) graag 'met andermans veren pronkt'. Het meisje denkt dat ze iets vreselijks heeft gezegd als ze merkt dat hij zo schrikt. Later blijken haar woorden toch weinig te weeg hebben gebracht. Ze is opgelucht, maar toch ook boos op haar vader. Ze begrijpt niet waarom hij slijmt bij de Gaai en niet gewoon ontslag neemt.



Verhaal 4: "De grote moeder"

Wanneer haar ouders hun vakantie doorbrengen in Parijs, is Lise door hen op padvinderskamp gestuurd. Ze vindt het vreselijk, ze voelt zich op gesloten in een vreemde vijandige wereld. De kampleidster, Guido Ravenhorst is een vreselijk mens.

Ze moet van haar allemaal stomme opdrachten doen. Lise is in de puberteit en komt in het kamp op allerlei manieren in aanraking met seksualiteit. Ze vertrouwt alleen Maritha, het hulpje van Ravenhorst. Dit vertrouwen blijkt misplaatst als ze Maritha mee ziet doen aan een luguber nachtelijk offerritueel, waarbij de meisjes bloed moeten drinken (later blijkt dit ranja met zout te zijn).

Tijdens een 'bisonjacht' verdwaalt Lise en komt ze terecht in een jongenskamp. Wanneer ze de volgende morgen wordt teruggebracht is Ravenhorst woedend en draagt de uitgeputte Lise op om het ontbijt te verzorgen, als straf. De ellende is helemaal compleet als ze op het einde een kaart krijgt van haar ouders waarop staat dat ze het heel erg naar hun zin hebben in Parijs.



Verhaal 5: "Op hoge hakken"

Richard en Berber zijn op vakantie naar het Griekse eiland Korfoe. Berber is een meisje dat voortdurend met haar uiterlijk bezig is en zich afvraagt of ze wel aantrekkelijk genoeg is. Ze blijkt een gigantisch zelfcomplex te hebben. Op een dag gaan ze een uitstapje maken naar het ongerepte eilandje Paxos. Berber heeft heel mooie kleren aangetrokken, een witte jurk, met hoge hakken. Dit had ze beter niet kunnen doen want door het wandelen over de rotsen krijgt ze al snel blaren. Ze missen hierdoor de boot en hebben niet genoeg geld bij zich om in een hotel te kunnen overnachten. In een bar heeft Richard een jongen ontmoet die denkt dat hij wel een slaapplaats weet maar na een flinke wandeling mogen ze daar niet blijven. Uiteindelijk gaan ze slapen op een kiezelstrandje. Berber geeft zichzelf er de schuld van. De volgende ochtend wordt ze echter wakker met frisse moed. Opgewekt springt ze op de boot en alles is weer goed, want Richard heeft tegen haar gezegd dat hij haar heel mooi vindt. De schoenen die het symbool zijn geworden van alle ellende laat Berber achter op de steiger.



Verhaal 6: "Mottenballen en parfum"

De ik-figuur, een middelbaar schoolmeisje, heeft een heel erg slecht rapport. Ze durft het niet aan haar ouders te laten zien. Ze vraagt zich af of ze dan nog wel van haar houden.

Ze wacht op een geschikt moment. Haar moeder heeft bezoek van mevrouw Leifbrand, die klaagt over een man die haar steeds lastig valt, maar met wie ze later, toch maar al te graag het bed in duikt. Haar moeder vraagt haar om bij mevrouw Leifbrand te gaan logeren. Als ze daar eenmaal is merkt ze dat het huis en de kamers stinken naar een mengsel van mottenballen en parfum. ‘s Avonds als haar ouders in de tuin zitten laat ze haar rapport zien waar haar ouders erg teleurgesteld over zijn, maar dan komt plotseling de buurvrouw naar hen toe om te vertellen dat de man weer bij mevrouw Leifbrand is. Dit vindt ze een mooi excuus om de aandacht af te leiden, en ze gaat er meteen naartoe.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen