Boekverslag : Jan Wolkers - Alle Verhalen Van Jan Wolkers : Vivisectie
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 682 woorden.

De bange dood


"Vivisectie", van Jan Wolkers

Het verhaal "Vivisectie" van Jan Wolkers is een wonderlijk verhaal over een jongen die zijn broer de oorlog in ziet gaan en al weet, deze nooit meer terug te zullen zien. Het is een verhaal vol, soms lastige, leidmotieven. Volgens sommigen is het bedoeld voor volwassenen, maar ik denk dat het voor iedereen is die er in is geïnteresseerd. En hoewel het geen makkelijk verhaal is, is het zeker de moeite waard om te lezen.

Jan Wolkers heeft met Vivisectie een interessant verhaal op papier gezet, vooral als je kijkt naar de leidmotieven die in het verhaal een hele grote rol spelen. In het verhaal kom je leidmotieven tegen, veelal alledaagse dingen, waar je soms even naar moet kijken, voordat je begrijpt wat Wolkers ermee bedoelt.
"Ik denk er ineens aan dat hij nu pas op zijn Latijnse naam lijkt, zoals hij daar ligt, breekbaar en een beetje ingedeukt: Anguis Fragilis. Alle dieren krijgen hun Latijnse naam als ze dood zijn, denk ik. Een duizendpoot wordt een Polydemus, een fuut een Podiceps Cristatus. Wat is de Latijnse naam van mijn
broer, een mens. Homo Sapiëns. Een naam die naar vochtige turfmolm en oude vlieren ruikt."
Als de hoofdpersoon naar de dode hazelworm kijkt dan bedenkt hij opeens dat die nu pas op zijn Latijnse naam lijkt. Dan herinnert hij zich de Latijnse naam van zijn broer. Dit wijst erop dat hij denkt dat deze ook dood is, net als de hazelworm. Waarom de hoofdpersoon dit denkt is onduidelijk, maar deze gedachte wordt wel steeds versterkt, omdat hij in het hele verhaal de dood telkens in verband brengt met zijn broer.
Als de hoofdpersoon op een gegeven moment ziet hoe de eerste doden worden geborgen, dan weet hij opeens heel zeker dat zijn broer echt dood is en loopt weg, omdat hij zijn broer niet dood wil zien. Hierdoor blijft het voor de lezer onduidelijk of zijn broer ook werkelijk dood is, want de hoofdpersoon denkt het alleen maar.
De hoofdpersoon wordt in het verhaal neergezet als een beetje een rare jongen; hij ziet overal de dood in. Ook doet hij soms erg raar, dit is bijvoorbeeld het geval als hij terugdenkt aan de zomervakantie dat hij bij dokter Van Stroom in het laboratorium werkte: "Verleden jaar in de zomervakantie liep ik hier dagelijks. Ik mocht toen een week lang de witte muizen voeren. Die afschuwelijke beesten. Als er één een kleine verwonding had kwamen de anderen meteen op de geur van het bloed af. Levend werd hij opgegeten. (…) Toen hij helemaal opgegeten was, deed ik alle muizen die zich aan kannibalisme schuldig hadden gemaakt in een grote pan, stak er het gasslangetje in en zette het deksel erop. (…) Daarna zette ik de gaskraan open. Even gebeurde er niets, maar dan hoorde ik doffe plofjes tegen het deksel. Ze sprongen als razenden omhoog in een wild ritme. Na verloop van tijd werd het zwakker en toen hoorde ik niets meer. Ik draaide de gaskraan dicht en trok het slangetje uit de pan. Voorzichtig tilde ik het deksel op."
Als je dit leest dan denk je dat deze jongen niet helemaal normaal is. Maar ik denk dat Jan Wolkers de jongen dit karakter heeft gegeven om de voor ons rare gedachte, namelijk dat zijn broer dood is, normaler te laten lijken. Want als Jan Wolkers niet alle gruwelijkheden zou hebben beschreven en de jongen als gewoon zou hebben neergezet, dan zou je deze gedachte heel raar vinden. Maar, doordat de jongen het hele verhaal een beetje als raar wordt afgeschilderd past deze gedachte juist wel bij hem en wordt deze zo een beetje genormaliseerd.

"Zouden mijn vader en moeder al weten dat mijn broer dood is? Ik durf het ze niet te vertellen." Nu moet hij het slechte nieuws aan zijn ouders gaan vertellen. Hij voelt zich als een boodschapper van de dood, nee eigenlijk als de dood zelf, alleen dan wel een bange…
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen