Boekverslag : J. Slauerhoff - De Zee Een Lied
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 5191 woorden.

Wij komen nooit meer saam:

De wereld drong zich tusschenbeide.

Soms staan wij beiden ’s nachts aan ’t raam,

Maar andre sterren zien we in andre tijden.



Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:

Van licht tot verste duisternis – dat ik

Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,

U zou begroeten met mijn stervenssnik.



Maar als het waar is dat door groote droomen

Het zwaarst verlangen over wordt gebracht

Tot op de verste ster: dan zal ik komen,

Dan zal ik komen, iedren nacht.



Eerste reactie

Ik moet eerlijk zeggen dat ik van dit gedicht de eerste keer niet kapot was. Het is eigenlijk het standaardgedicht van een dichter: Hij vindt een mooie vrouw en beschrijft haar niet letterlijk, maar zegt wel dat hij alles voor haar over zou hebben. Toen ik echter een verhaal over Slauerhoff’s leven hoorde, dacht ik dat dit gedicht toch speciaal moest zijn voor hem en ben ik het nog een keer gaan lezen. Toen kwam ik erachter dat dit voor Slauerhoff een speciaal gedicht moet zijn over een vrouw waar hij wel degelijk van hield en waar hij zich wel thuis voelde. Verder leest het gedicht wel makkelijk. Er zit een lekker zwevend ritme in, maar daarover later meer.



Onderzoek



Eerste verdieping

“De wereld drong zich tusschenbeide” lijkt mij een zeer belangrijke zin. Hij is verliefd op een vrouw, maar de liefde was blijkbaar niet mogelijk. Misschien moest Slauerhoff weer ergens anders naar toe, misschien waren de verschillen in klasse te groot. Met de zin “maar andre sterren zien we in andre tijden”, waarin Slauerhoff dus twee keer in één klein zinnetje het woord ‘andre’ gebruikt, lijkt mij dé zin waarin Slauerhoff wil aangeven dat hun liefde niet mogelijk is en nooit mogelijk zal zijn. In de zinnen daarna zegt Slauerhoff alleen nog maar dat hij er alles aan zou doen om bij zijn prinses te komen. De titel gaat over de vrouw waarvoor hij bereidt is alles op te geven; “De Verre Prinses” en dat is tegelijkertijd ook het onderwerp van dit gedicht.



Regel voor regel gedicht nalezen

In dit gedicht staan een aantal tegenstellingen. De duidelijkste daarvan is natuurlijk “Van licht tot verste duisternis”. Slauerhoff wil daarmee het de afstand aangeven tussen de wereld van een prinses en van een zeeman, maar ook de geografische afstand. Slauerhoff reist de hele wereld rond en zit inmiddels aan de ander kant van de wereld in vergelijking met de prinses. Het gedicht heet ook niet voor niets “Voor de Verre Prinses”. Ook “andre sterren zien we in andre tijden” is een voorbeeld van een tegenstelling. Deze is wel een beetje overdreven door het dubbele gebruik van andre, maar dat zal ook de bedoeling van Slauerhoff zijn geweest. In de eerste strofe van dit gedicht beschrijft Slauerhoff als het ware hetgene dat gebeurd is en begint hij al met het tonen van zijn verdrietigheid door de laatste twee zinnen. In de tweede strofe van het gedicht is Slauerhoff zeer verdrietig en ziet hij geen uitweg meer. Hij zou zelfs sterven voor ‘De Verre Prinses’ als hij haar nog maar één keer zou mogen zien. In de allerlaatste strofe zegt Slauerhoff dat hij alles voor ‘De Verre Prinses’ zou overhebben. Het lijkt alsof hij de zaken al weer positief inziet.



Vormaspecten

In dit gedicht is voortdurend volrijm te vinden: saam-raam, tusschenbeide-tijden. Er zit echter ook één keer halfrijm in namelijk assonantie. Dat bevindt zich in de tweede strofe en dat is verwijderd-reizend. Er is wel dezelfde klank, maar de twee zinnen rijmen niet geheel.



Er is duidelijk eindrijm aanwezig in dit gedicht. Het rijmschema is dan ook:

ABAB

CDCD

EFEF

Er is hier dus sprake van gekruist rijm.



In dit gedicht bevinden zich drie strofes van elk vier regels oftewel 3 kwatrijnen.



Volgens mij zit er in de eerste strofe van dit gedicht een duidelijk metrum. De eerste beklemtoonde lettergreep is ‘ko’ uit ‘Wij komen nooit meer saam’. Bij de eerste regel van de tweede strofe ga ik echter twijfelen of het metrum zich doorzet, maar na die eerste regel zet het metrum zich toch gewoon door. Die eerste regel van de tweede strofe is volgens mij ook de enige regel waarin Slauerhoff niet helemaal wegdroomt. In deze zin staat gewoon wat er aan de hand is; er zit een grote afstand tussen de twee geliefden. In de andere regels zijn de zinnen altijd een beetje dromerig en het metrum draagt daar dus aan bij. Mijn conclusie is dan ook dat de eerste regel van de tweede strofe antimetrie is om te bereiken dat de lezer even uit de droom wordt gehaald (de eerste regel van de tweede strofe is ook het enige voorbeeld van halfrijm dat aanwezig is in dit gedicht; de dichter wijkt in deze regel dus op twee manieren af van de rest van het gedicht)



In de eerste strofe gebruikt Slauerhoff alleen de meervoudsvorm. “Wij komen nooit meer saam.” Ook gebruikt hij het woord beiden. In de laatste twee strofes gebruikt Slauerhoff die meervoudsvorm niet meer en gaat hij over tot het gebruik van het woord ik en u en maakt hij dus een scheiding tussen de twee geliefden. Ook is er een tegenstelling tussen de tweede en de derde strofe, duidelijk gemaakt door het woord maar. In strofe twee is Slauerhoff zeer verdrietig; in de derde strofe zijn er weer tekenen van leven en ziet hij het weer wat zonniger in.

In de vierde regel is het dubbel gebruik van andre aanwezig om het verschil in afstand en klassenverschil extra duidelijk te maken. “Dan zal ik komen” staat aan het eind van de elfde zin en aan het begin van de laatste zin. Hiermee wil Slauerhoff duidelijk maken dat hij werkelijk alles over heeft voor zijn ‘Verre Prinses’.

In ‘Voor de Verre Prinses’ zijn een aantal hyperbolen te vinden. De allereerste is verste duisternis. Een duidelijk voorbeeld van overdrijven. Ook groote dromen, het zwaarst verlangen en de verste ster zijn voorbeelden van hyperbolen. Allemaal zijn ze bedoeld om aan te geven dat Slauerhoff echt alles over heeft voor zijn geliefde.



Thematiek

Het thema van dit gedicht is duidelijk een onbereikbare liefde hebben. Slauerhoff is verliefd op een vrouw die hij eens heeft gezien (hoe vaak is niet duidelijk) en dus niet echt goed kent. Haar uiterlijk was echter genoeg voor hem. Hij wil haar namelijk nog één keer zien voordat hij sterft (dat ik … U zou begroeten met mijn stervenssnik). Deze ‘Verre Prinses’ heeft zoveel losgemaakt in de dichter dat die alles over heeft om haar te zien en natuurlijk het liefst te blijven zien.



Eindoordeel

Dit gedicht vind ik nu nog steeds gewoon leuk om te lezen. Mijn mening is niet drastisch veranderd nadat ik geprobeerd heb het gedicht te verklaren. Het enige dat veranderd is, is dat ik veel meer respect voor dichters gekregen heb. Om al die vormaspecten in je gedicht te verwerken en dan ook nog je thema duidelijk te maken en dat alles in slechts 12 regels dwingt wel respect af. Het gedicht roept verder geen duidelijke gevoelens bij mij op; zoals ik al eerder zei, vind ik het gewoon een leuk gedicht om te lezen. Het gedicht zet me tenslotte ook niet aan het denken.



***



Vroeger toen ‘k woonde diep in het land,

Vrat mij onstilbaar wee;

Zooals een gier de lever, want

Ik wist: geen streek geeft mij bestand,

En ‘k zocht het ver op zee.



Maar nu ik ver gevaren heb

En lag op den oceaan alleen,

Waar zelfs Da Cunha en Sint-Heleen

Niet boren door de kimmen heen,

Voel ik het trekken als een eb



Naar ’t verre, vaste, bruine land…

Nu weet ik: nergens vind ik vree,

Op aarde niet en niet op zee,

Pas aan die laatste smalle ree

Van hout in zand.



Eerste reactie

In tegenstelling tot het eerste gedicht had ik bij dit gedicht wel meteen een goed gevoel. Vanaf het eerste tot en met het laatste woord snapte ik dit gedicht. De thematiek die erachter zat snapte ik ook meteen en ik wist toen al van Slauerhoff’s leven. Dit is ook duidelijk een voorbeeld van een gedicht dat het leven van Slauerhoff weerspiegelt. Verder vind ik de rijmvorm ook zeer leuk om te lezen; elke strofe drie en twee zinnen die op elkaar rijmen. Er valt ook zeer makkelijk door dit gedicht heen te lezen.



Onderzoek



Eerste verdieping

De twee zinnen die mij zeer belangrijk lijken zijn “En ‘k zocht het ver op zee.” en “Voel ik het trekken als een eb.” In deze zinnen geeft Slauerhoff meteen de doelloosheid van zijn leven aan; waar hij ook heen gaat, in water of op het vaste land wat toch elkanders tegenpolen zijn, nergens voelt hij zich thuis en op zijn gemak. De conclusie die Slauerhoff dan ook op het einde trekt is dat hij pas rust en vrede (vree) vindt als hij dood is en in zijn doodskist ligt. Ook bij dit gedicht heeft de titel veel te maken met het onderwerp. ‘Het Einde’ gaat natuurlijk over de dood en het onderwerp van dit gedicht is iemand die zich nergens thuis zal voelen en kan nestelen, totdat die persoon in zijn doodskist ligt.



Regel voor regel gedicht nalezen

De titel betekent heel simpelweg gewoon het einde van het leven. Dat is dan ook precies waar dit gedicht over gaat. Aan het woord is Jan Jacob Slauerhoff zelf. Hij is de persoon die zich op zee niet geheel thuis voelde en zich op het land niet vestigen kon. Hij is de ikpersoon die gedurende het gedicht aan het woord is. Hij zal pas ‘vree’ vinden als hij dood is en in zijn kist ligt. De kernregel in dit gedicht is duidelijk: “Nu weet ik: nergens vind ik vree”. Het is eigenlijk de conclusie die getrokken word naar aanleiding van de voorgaande twee strofen. Ook zijn de twee laatste zinnen enigszins belangrijk. Zij bevestigen de conclusie getrokken in de voorafgaande zin; nergens vind ik vrede hier op aarde. Vrede zal ik dus pas vinden als ik nergens meer iets van merk en dus dood ben. Het enige verband dat ik heb kunnen ontdekken in dit gedicht is te vinden in de twaalfde regel. “Op aarde niet en niet op zee”. Wat opvalt aan die regel is namelijk het dubbele gebruik van het woordje niet. Slauerhoff had ook gewoon “niet op aarde of zee” kunnen schrijven wat op hetzelfde neerkomt en het rijmt nog steeds op de regel ervoor en de regel erna. Ik denk dat Slauerhoff niet dubbel gebruikt heeft om aan te geven dat de ikpersoon echt nergens vrede vinden kan; niet op het land en niet op de zee.



Vormaspecten

In dit gedicht is alleen volrijm aanwezig. In geen van de drie strofen is er ook maar één woord dat niet geheel rijmt op een ander woord in dezelfde strofe. In tegenstelling tot het vorige gedicht is er hier dus ook geen sprake van assonantie. Dat maakt het eigenlijk knapper om dit gedicht te maken dan het vorige.



Ook in dit gedicht is er voortdurend sprake van eindrijm. Daarom is er ook een rijmschema op te stellen en wel het volgende:

ABAAB

CDDDC

ABBBA

Voor deze rijmvorm is geen naam bekend.



In dit gedicht bevinden zich drie strofes van elk vijf regels. Dit gedicht bestaat dus uit drie kwintetten.



Ook in dit gedicht is er wederom duidelijk sprake van een metrum. Uit de eerste zin blijkt dat niet omdat die een antimetrum bevat. Uit regel twee blijkt dat echter wel. De nadruk ligt in die zin op mij, stil en op wee. Dat metrum zet zich dan door tot en met regel zes. In regel zeven en acht zit namelijk wederom een antimetrum. Na die regels is er dan wel weer sprake van een metrum. Het antimetrum in regel één valt af te leiden uit het woord woonde. Op vroe en toen’k ligt namelijk nadruk en de volgende lettergreep waarop de nadruk dan zou moeten liggen, is de uit woonde. In regel zeven is dat het geval bij het woord oceaan. Alleen als je het uitspreekt als ‘osjaan’ zet het metrum zich door, maar er staat duidelijk een e in oceaan. In regel acht is er een metrum tot en met Da Cunha, maar dat stopt na die woorden abrupt door het woordje en. De reden voor die antimetrums zijn denk ik om weer iets te benadrukken. De woorden waarin zo’n antimetrum zit, zijn namelijk tegenstellingen. Woonde als wonen op het land en het tegenovergestelde van het land is de zee en de oceaan.



Dit gedicht heeft duidelijk een expressieve functie. Slauerhoff wil zich namelijk uitdrukken door dit gedicht; hij wil graag uitdrukken dat hij zich nergens thuis voelt. Dat hij pas tevreden kan zijn als hij dood is. Verder is dit gehele gedicht een tegenstelling. In de eerste strofe vertelt Slauerhoff dat hij zich op het land niet thuis voelt, in de tweede strofe vertelt Slauerhoff dat hij ook op zee niet thuis hoort. In de laatste strofe zegt hij dat als conclusie dat hij pas vrede zal hebben als hij dood is en zich dan dus pas ergens thuis voelt. Ook is er in dit gedicht sprake van beeldend taalgebruik. Dat blijkt al uit regel twee en drie. “Vrat mij onstilbaar wee; zooals een gier de lever”. Hij vergelijkt de pijn die aan hem vreet en die hij kreeg door het wonen op het land als het vreten van een lever door een gier.



Er is een duidelijke tegenstelling tussen leven en dood in dit gedicht. In de eerste twee alinea’s die gaan over het leven valt geen positief woord of een positieve zin te ontdekken. Pas in de laatste alinea als Slauerhoff het gaat hebben over de dood, is er een positief woord (vree). Nergens vindt hij vree totdat hij dood is. Deze tegenstelling uit zich ook door het feit dat de eerste twee strofen vroeger waren en de laatste strofe nu is. Er is ook een overeenkomst tussen de eerste twee strofen. Diep in het land wonen en ver gevaren hebben. Die woorden ver en diep geven aan dat Slauerhoff echt alles geprobeerd heeft om een plaatse te vinden om zich te vestigen. Hij is ver gegaan over de zee en hij heeft in het binnenste gedeelte van het binnenland gewoond. Het woordje ver komt dan ook drie keer voor in dit gedicht. Ook zit er een opsomming in dit gedicht (een erg korte weliswaar). Da Cunha en Sint-Heleen. Zij waren twee grote ontdekkingsreizigers die dus ook erg ver gevaren hebben. Slauerhoff doet ook dit om te benadrukken dat hij echt alles geprobeerd heeft en overal gezocht heeft. Ik denk dat “en lag op den oceaan alleen” een voorbeeld is van een hyperbool. Het is nooit zo dat je in je eentje op zoiets groots als een oceaan bent. Hij zegt dat echter om de lezer een gevoel te geven, dat hij echt alleen was en nog niets gevonden heeft voor hem alleen (een leuke plaats om te wonen bijvoorbeeld). Het stervensproces wordt in dit gedicht wel erg mooi omschreven. “Die laatste smalle ree van hout in zand.” Dit is dus een duidelijk voorbeeld van eufemisme; Slauerhoff probeert de lezer te vertellen dat hij het best af is als hij dood is, maar probeert dat niet te schokkend te brengen.



Thematiek

Wat mij inmiddels wel duidelijk is geworden na het onderzoeksproces, is dat het thema van dit gedicht je nergens thuis kunnen voelen is. Nergens voelt Slauerhoff zich thuis; niet op het land, niet op de zee. Pas als Slauerhoff niets meer voelt (dood is), voelt hij zich ergens thuis en kan hij vrede hebben. Voor altijd zal Slauerhoff blijven zwerven over de aardbol op zoek naar een plek om te wonen en te leven. Dan komt Slauerhoff er echter achter dat hij nergens kan leven en het beste af is als hij dood is. Dat is het moment dat zijn zoektocht ophoudt en hij net zo goed dood kan zijn; hij heeft niets meer om voor te leven, zelfs zijn zwerftochten niet meer.



Eindoordeel

Hetgeen dat dit gedicht mij vertelt, is dat wij eigenlijk allemaal zijn zoals Slauerhoff. Allemaal zijn we op zoek naar een mooie plaats om te leven (bijvoorbeeld tijdens een vakantie waar je een mooi gebied ontdekt en vaststelt dat je daar je laatste levensjaren slijten wilt) en op het moment dat wij erachter komen dat het niet meer mooier kan (je hebt alles al wat je wilt hebben) dan ben je meestal dicht bij je dood. Ik voel dus ook geen medelijden met Slauerhoff; ik kan hem makkelijk begrijpen aangezien dat wat Slauerhoff beschrijft ook in de 21e eeuw nog voorkomt.



***



In Nederland wil ik niet leven,

Men moet er steeds zijn lusten reven,

Ter wille van de goede buren,

Die gretig door elk gaatje gluren.

‘k Ga liever leven in de steppen,

Waar men geen last heeft van zijn naasten:

Om ’t krijschen van mijn lust zal zich geen reiger reppen,

Geen vos zijn tred verhaasten.



In Nederland wil ik niet sterven,

En in de natte grond bederven,

Waarop men nimmer heeft geleefd.

Dan blijf ik liever hunkrend zwerven

En kom terecht bij de nomaden.

Mijn landgenooten smaden mij: ‘Hij is mislukt.’

Ja, dat ik hen niet meer kon schaden,

Heeft mij in vrijheid nog te vaak bedrukt.



In Nederland wil ik niet leven,

Men moet er altijd naar iets streven,

Om ’t welzijn van zijn medemenschen denken.

In het geniep slechts mag krenken,

Maar niet een facie ranslen dat het knalt,

Alleen omdat die trek mij niet bevalt.

Iemand mishandlen zonder reden

Getuigt van tuchtelooze zeden.



Ik wil niet in die smalle huizen wonen,

Die Leelijkheid in steden en dorpen

Bij duizendtallen heeft geworpen…

Daar loopen allen met een stijve boord

- Uit stijlgevoel niet, om te toonen

Dat men wel weet hoe het behoort –

Des Zondags om elkaar te groeten

De straten door in zwarte stoeten.



In Nederland wil ik niet blijven,

Ik zou dichtgroeien en verstijven.

Het gaat mij daar te kalm, te deftig,

Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,

En danst nooit op het slappe koord.

Wel worden weerlozen gekweld,

Nooit wordt zoo’n plompe boerenkop gesneld,

En nooit, neen nooit gebeurt een mooie passiemoord.



Eerste reactie

De reden dat ik dit gedicht heb uitgekozen voor mijn leesdossier is dat ik bij het zien van de eerste zin al verkocht was. Slauerhoff heeft het in ‘In Nederland’ over allerlei negatieve aspecten van dit land in de tijd dat hij leefde. Eigenlijk is er nog steeds weinig veranderd als ik kijk naar de tekst in het gedicht en hoe het er nu in Nederland aan toe gaat. Ikzelf vind Nederland een prachtig land om in te wonen. Maar toch zijn er een aantal mensen die de mening van Slauerhoff delen; het is er te saai. De reden dat ik dit gedicht dus ook leuk vind, is dat ik het Nederland van toen, dat ik niet ken, kan vergelijken met het Nederland van nu, dat ik wel ken. Het gedicht spreekt mij daarom dus ook erg aan.



Onderzoek



Eerste verdieping

De eerste regel van elke strofe is in dit gedicht duidelijk het meest van belang. Slauerhoff vertelt in die regels namelijk dat hij niet in Nederland wil leven, sterven, wonen en blijven. Samengevat heeft Slauerhoff dus gewoon een hekel aan Nederland. Aan de bodem van Nederland, maar ook aan de inwoners van Nederland. Slauerhoff wil vrij zijn, “leven op de steppen”. In Nederland is dat allemaal niet mogelijk (natuurlijk ook omdat we hier geen steppen hebben), omdat er hier van die kleine gedragsregeltjes gelden. Het onderwerp van dit gedicht is dus Nederland en al wat er mee te maken heeft.



Regel voor regel gedicht nalezen

Het eerste verband dat natuurlijk duidelijk naar voren komt, zit hem in de eerste regel van elke strofe. Daarin vertelt Slauerhoff waar het op neer komt; namelijk dat hij niets met Nederland te maken wil hebben. Elke strofe begint met die regel en in de zinnen erna is Slauerhoff bezig met uitleggen waarom hij niet in Nederland wonen, leven, sterven en blijven wil. In de eerste strofe zit al een duidelijke tegenstelling. Slauerhoff zegt dat hij niet in Nederland wil leven, hij zou liever in de steppen (bijna het tegenovergestelde van dit drukke Nederland) gaan wonen. In de laatste strofe wordt het woordje ‘nooit’ enige malen herhaald. Vijf keer gebruikt Slauerhoff hier ‘nooit’. Hij wil daarmee aangeven dat er in Nederland echt nooit iets gebeurt wat niet hoort; dat Nederland gewoon een enorm saai land is. De titel valt erg makkelijk te verklaren. “In Nederland…” is namelijk de titel en tegelijkertijd ook het onderwerp van dit gedicht. Tenslotte valt onder dit kopje te vermelden dat gedurende het gehele gedicht, net zoals in de twee voorgaande gedichten, Jan Jacob Slauerhoff aan het woord is.



Vormaspecten

De rijmvorm is in dit gedicht erg simpel. Er is gewoonweg sprake van eindrijm en van volrijm. Geen enkel moment wijkt Slauerhoff hiervan af.

Daarom is er ook het volgende rijmschema vast te stellen:

AABBCDCD

EEFEGHGH

AAIIJJKK

LMMNLNOO

PPQQRSSR

Er is dus sprake van meerdere soorten rijm. Allereerst is er de kruisrijm die te vinden valt op het einde van strofe één en van strofe twee. Gepaard rijm is nog vaker te vinden: de eerste vier regels van strofe één, drie en vijf en ook nog aan het einde van strofe drie en tenslotte is er in één geval ook nog sprake van omarmende rijm en wel helemaal op het eind; de laatste vier regels van strofe vijf.



In dit gedicht zijn alleen maar octaven te vinden. Van strofe één tot en met strofe vijf is daar namelijk sprake van.



Ook in dit gedicht is er een metrum te bespeuren. De eerste twee strofen zet dat metrum zich voortdurend voort. In de zevende regel van de derde strofe komt er echter een einde aan dat metrum. Er is dan sprake van antimetrie. Het woord ‘mishandlen’ zorgt voor dat abrupte einde aan het metrum. Even later in de tweede regel van de vijfde strofe is er weer sprake van antimetrie. De nadruk in dichtgroeien ligt normaal gesproken op dicht; om het metrum hier echter te voltooien zou de nadruk op groei moeten liggen. Deze twee woorden zou ik willen omschrijven als keihard. Deze twee woorden geven aan dat leven in Nederland alles behalve een pretje is. Mishandelen en dichtgroeien zijn twee woorden die je behalve uit het ritme van het lezen halen, je ook uit de dromerige zinnen en woorden (bijvoorbeeld “Nooit wordt zoo’n plompe boerenkop gesneld of het woord facie) haalt. Slauerhoff heeft dit dus gedaan om je als lezer even wakker te schudden.



In dit gedicht komt de literaire functie niet echt naar voren zoals in de vorige twee gedichten. Wel zijn er verscheidene herhalingen en tegenstellingen te vinden, maar daarover later meer. Wel heeft ook dit gedicht een expressieve functie. Slauerhoff wil graag kenbaar maken dat hij een hekel heeft aan het leven in Nederland. Ook zit er een persuasief tintje in dit gedicht. Ik denk dat Slauerhoff andere mensen (voornamelijk Nederlanders) ervan wil overtuigen dat Nederland helemaal niet zo’n perfect land is als soms verondersteld word.



De eerste tegenstelling die opvalt is het verschil tussen de eerste regel van de eerste strofe en de eerste regel van de tweede strofe. “In Nederland wil ik niet leven” en “In Nederland wil ik niet sterven”. Twee van zulke tegengestelde begrippen die Slauerhoff hier eigenlijk gelijk stelt aan elkaar. Niet sterven en niet leven in Nederland komt voor Slauerhoff op hetzelfde neer. Ook is er een voorbeeld in strofe drie. “In het geniep slechts mag men krenken, Maar niet een facie ranslen dat het knalt”. Hiermee wil Slauerhoff aangeven dat de er in Nederland een rotvolk leeft. Alleen in het geniep mag men kwaad doen, maar als je een keer zegt waar het op staat, dan mag het niet. Iemand in zijn gezicht slaan vanwege wangedrag is tegen alle regels in. Voor de rest zijn de alinea’s eigenlijk gelijk aan elkaar. In al die alinea’s vertelt Slauerhoff namelijk wat hij tegen Nederland heeft en waarom hij er ook niet wil wonen. “In Nederland” wordt sowieso een aantal keren herhaald in de tekst. In elke eerste regel van elke strofe staat “In Nederland”. Behalve in de vierde strofe. Die strofe springt er ook een beetje uit. Behalve dat die alinea niet begint met “In Nederland”, is strofe vier ook de enige strofe waar Slauerhoff het heeft over tastbare dingen. In deze alinea zegt hij dat onze huizen er lelijk uitzien en onze steden en dorpen zijn ook niet om aan te zien. In de andere alinea’s heeft Slauerhoff het alleen maar over gedachten en gebeurtenissen. Het woordje nooit wordt in de laatste strofe ook enkele malen herhaald, maar dat heb ik eerder al geprobeerd uit te leggen. De eerste twee regels van de eerste strofe lijken ook verdacht veel op de eerste twee regels van strofe drie. De eerste zin is precies gelijk en in de zin eronder zit hem het verschil in de laatste vier woorden: “steeds zijn lusten reven” en “altijd naar iets streven”. Slauerhoff bedoelt ze geen van tweeën positief. Een mooie passiemoord lijkt mij wel een voorbeeld van een paradox. Het is een mooie afsluiting van een gedicht; nog snel even een paradox erin gooien. Eigenlijk zitten in al de strofen opsommingen. In de eerste regel geeft Slauerhoff een stelling waar hij achter staat, in de regels erna geeft Slauerhoff een aantal motivaties voor zijn mening. Tuchtelooze zeden is een duidelijk voorbeeld van een pleonasme. Het is dubbelop om te zeggen dat zeden tuchteloos zijn. Het is de alinea waarin aangeeft hoe achterbaks men in Nederland is en deze laatste regel benadrukt dat feit erg sterk.



In dit gedicht is ook een ‘vergelijking zonder als’ te bekennen namelijk “’k Ga liever leven in de steppen, Waar men geen last heeft van zijn naasten: Om ’t krijschen van mijn lust zak zich geen reiger reppen, Geen vos zijn tred verhaasten.” Er staat geen als in deze regels, maar toch is er sprake van een vergelijking. Slauerhoff vergelijkt het niet last hebben van je naasten met het niet reppen van een reiger en het niet verhaasten van de tred van een vos om het krijsen van lust. Dat is waarschijnlijk gedaan om het niet in Nederland leven zwevend te maken. De gebeurtenissen in Nederland worden zeer letterlijk beschreven, terwijl dit een beetje dromerig klinkt. Dat om de tegenstelling tussen Nederland en het land dat niet Nederland is te benadrukken.



Thematiek

Het thema van dit gedicht is eigenlijk hetzelfde als het thema bij het vorige gedicht. Het gaat over iemand die zich tussen ‘beschaafde’ mensen niet thuis voelt. Het gaat wederom over de zoektocht naar een bestaan dat compleet van jezelf is. Slauerhoff voelde zich in het echt ook nergens thuis en de personages in zijn gedichten hebben dat ook. Het niet thuis voelen heeft zich in dit gedicht toegespitst tot Nederland en niet meer tot de hele wereld. In Nederland voelt de auteur zich niet thuis, terwijl ik inmiddels weet dat het niet aan Nederland ligt, maar aan Slauerhoff zelf, die zich nergens thuis voelt.



Eindoordeel

Tijdens dit gedicht heb ik bijna gelachen. Tegenwoordig bestaan er namelijk nog steeds mensen zoals Slauerhoff die, waar ze ook komen, het toch nergens goed genoeg vinden. Dit gedicht deed mij denken aan Dhr. Pim Fortuijn die tegenwoordig de persoon is die Nederland een land vindt waar nog zoveel te verbeteren valt. Natuurlijk valt er ook veel te verbeteren, maar mensen moeten zich gaan realiseren dat wij blij moeten zijn dat we in Nederland geboren zijn en de laatste vijftig jaar geen enkel groot probleem tegengekomen zijn. Ook vind ik de woorden die Slauerhoff gebruikt in dit gedicht erg goed. “In de natte grond bederven” bijvoorbeeld of “nooit wordt zoo’n plompe boerenkop gesneld”. Het zijn allemaal woorden die de vooroordelen over Nederland bevestigen. Natte grond en de bevolking bestaat grotendeels uit boeren. Die regels roepen gewoon een gevoel van plezier bij mij op.



Stroming/Periode

Jan Jacob Slauerhoff, de auteur van alledrie de gedichten is geboren in 1898 en gestorven in 1936. Het is moeilijk om de werken van Slauerhoff bij één bepaalde stroming onder te brengen. Op internet heb ik een aantal treffers gevonden voor Slauerhoff en literaire stroming. De meningen over de stroming waar Slauerhoff bij hoort zijn verdeeld. Allereerst iemand die zegt dat Slauerhoff net zoals Martinus Nijhoff behoort bij het modernisme. De volgende treffer zegt dat Slauerhoff behoort tot de classicisten. De treffer die ikzelf het meest treffend vind, is van de persoon die zegt dat Slauerhoff bij de neoromantiek hoort. Daar kan ik het ook mee eens zijn. De twee kenmerken van deze stroming zijn de volgende: Voorrang van droom boven werkelijkheid, vaak met vage tijd- en plaatsaanduidingen, en “vlucht” in fantasie, gevoel en verleden. Het tweede kenmerk is: Terugkeer van de historische roman, maar soms met wreedheid en bloeddorstigheid, en steeds zonder idealisering van het verleden, zoals in de romantiek. Tenslotte kijk ik dan nog of deze twee kenmerken terug te vinden zijn in de drie door mij gelezen gedichten van Jan Jacob Slauerhoff. Vage tijd- en plaatsaanduidingen zal ik het eerst behandelen. Ik denk dat dit ook erg duidelijk het geval is bij mijn drie gedichten. Nergens staat een tijdaanduiding en ook plaatsaanduidingen zijn niet te vinden. Het enige dat duidelijk wordt, is dat de persoon in “Het Einde” ver gevaren heeft en diep in het land gewoond heeft. Het woord ver keert in dat gedicht ook vaak terug en valt ook te vinden in “Voor de Verre Prinses”. De vlucht in fantasie, gevoel en verleden is iets minder duidelijk, maar toch zeker aanwezig. Vooral de vlucht in gevoel is erg duidelijk aanwezig. Slauerhoff beschrijft in elk van zijn gedichten zijn gevoelens en gedachten. Ik vraag mijzelf ook af of de Verre Prinses ook echt bestaat en of ze elkaar ook echt kennen of dat het een verzinsel is van Slauerhoff en zijn droomvrouw voor moet stellen. De wreedheid en bloeddorstigheid komt vooral naar voren in “In Nederland”. Slauerhoff heeft het hier over iemand in het gezicht slaan, iemand mishandelen, moord op een plompe boer en een mooie passiemoord. Dat er geen idealisering van het verleden is, blijkt vooral uit “Het Einde”. In het verleden was Slauerhoff naïef; hij was op zoek naar de perfecte plaats om te leven. In het heden heeft Slauerhoff ervaring opgedaan en is hij er niet meer naar op zoek. Hij realiseert zich nu dat hij zich pas ergens thuis voelt als hij dood is.



Na het verslag van de 3 gedichten

De duidelijkste vorm van samenhang zit hem tussen de gedichten “Het Einde” en “In Nederland”. Bij allebei de gedichten gaat het namelijk om een zoektocht naar een mooie plaats om te leven. In “Het Einde” is de uiteindelijke conclusie dat Slauerhoff zich nergens kan en wil vestigen. Uit “In Nederland” valt op te maken dat Slauerhoff zich in ieder geval niet in Nederland wil vestigen. Alle drie de gedichten gaan trouwens over een zoektocht. De laatste twee over de zoektocht naar een plaats voor vestiging en in “Voor de Verre Prinses” gaat het over de zoektocht naar liefde. Dat gedicht deed mij ook denken aan een bekende uitspraak van Jan Jacob Slauerhoff:



De liefde is eindeloos wreed,

Je krijgt haar niet en haat ze.

Of je krijgt haar wel en dan gaat ze.



Een echte samenhang tussen één van deze gedichten en een ander boek van mijn lijst kan ik niet vinden. Hetgeen dat nog het dichtst tegen overeenkomst aan zit is “De Uitvreter” van Nescio en “In Nederland”. Bij “De Uitvreter” kreeg ik namelijk ook het gevoel dat Japi zich niet echt thuis voelde in Nederland (trouwens dat Japi zich helemaal nergens vestigen kon). Het gevoel dat ik ook heb bij “In Nederland” en bij “Het Einde”. Ook Slauerhoff wil zich nergens vestigen en het zou me ook niets verbazen als de hoofdpersonen uit de vorige twee gedichten op den duur ook zelfmoord zou plegen zoals Japi.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen