Boekverslag : J. Slauerhoff - De Zee Een Lied
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2329 woorden.

Samenvatting
Thema:
Het thema van deze dichtenbundel is de weg naar het geluk, of beter gezegd de weg naar het ongeluk. Slauerhoff was een gelukszoeker die gedoemd was ongelukkig te blijven en waar hij het geluk ook zocht, op zee, of bij een vrouw het was altijd van korte duur. Over dit schrijft hij ook in zijn gedichten.

Titelverklaring
Het gaat voornamelijk over de zee en over het vinden van het geluk, volgens mij schrijft de schrijver over zijn eigen levenservaringen, hij was zelf scheepsarts en voer over alle wereldzeeën, maar hij voelde zich op zee evenmin thuis als aan de wal.
Ik denk dat de titel te verklaren is, doordat de zee toch de plek is waar hij zich het beste thuis voelt, en dat de zee als een lied in zijn oren klinkt.

Samenhang
Slauerhoff is duidelijk een dichter met een neo-romantische stijl. Dit klopt ook met zijn levenswijze, hij leidt een rusteloos leven. Hij is een goed voorbeeld van een ‘Poète maudit’, de gedoemde dichter die geen raad weet met zichzelf en met de wereld. Hij zoekt een uitweg in drank, zwerven, affaires met vrouwen en poëzie.
In deze bundel zit geen ontwikkeling, dit wil zeggen dat hij in bijna alle gedichten dezelfde vorm en dezelfde thema’s gebruikt. Deze vorm is de traditioneel rijmende poëzie. De thema’s die steeds terugkeren zijn: opstand tegen het burgerdom, heimwee naar vroeger of glorieuze tijden, levensmoeheid en doodsverlangen. Vaste personen in zijn gedichten zijn mensen die iets met hem gemeen hebben, zoals: dichters, ballingen, zwervers en eenzamen.

Beoordeling
Ik ben niet echt helemaal weg van deze dichtenbundel van Slauerhoff, de meeste gedichten vond ik erg saai, sommige gedichten waren veel te lang, andere vond ik moeilijk om te begrijpen wat hij er nou precies mee bedoelde en weer andere sloegen helemaal nergens op, bijvoorbeeld het gedicht ‘de schalmei’.
Veel gedichten gaan over hetzelfde, namelijk over reizen, eenzaamheid of over de zee, waardoor de gedichten die hier niet over gaan er een beetje buiten vallen en niet in deze bundel thuis horen.
Ik vond alleen de gedichten ‘het einde’ en ‘voor de verre prinses’ mooi, en hiernaast vond ik ‘de vagebond’ het minst erg.

POEZIEANALYSE
Ik heb de volgende vijf gedichten gekozen om te analyseren: de vagebond, voor de verre prinses, het einde, dame seule en de schalmei. Ik heb juist deze vijf gedichten gekozen omdat ze anders zijn dan de anderen, ze hebben een ander thema en een andere inhoud. Bijna alle gedichten gaan over reizen, ontdekken en over de zee, behalve deze vijf gedichten.

DE VAGEBOND

Thema
Het gedicht gaat over een droom waarin hij met een vrouw naar bed gaat. Maar zelfs in deze droom kan hij haar niet trouw blijven, hij gaat namelijk meteen daarna met een boerenmeisje naar bed. In de laatste strofe vertelt hij hoe bang hij is om nooit meer in dit wonderland te komen. Het thema in dit gedicht is het vreemdgaan en het niet lang met één vrouw uit kunnen houden.

Motieven
De motieven in dit gedicht zijn de droom en de wind:
Morgenwind en ‘de kim woei open’, dit is een motief, want de wind wordt steeds herhaald.
De droom, de eerste twee coupletten zijn dromen en het laatste couplet ziet er uit als een nachtmerrie, hij is bang dat hij nooit meer zo gelukkig zal worden.

Titelverklaring
Een vagebond is een landloper en een schooier. De man in het gedicht is een schooier, want hij kan niemand trouw zijn.

Vormkenmerken
* Metrum
Het metrum is dactylus ( sterk-zwak-zwak), maar het wijkt wel op een paar plaatsen af. Er is in de eerste twee regels sprake van elisie, bij bladerend en in een droom.

* Rijm
Het rijmschema in dit gedicht is A B A B, of te wel Slauerhoff maakt hier gebruik van een gekruist rijmpatroon.
Voorrijm: geen
Eindrijm
Staand rijm: boom – droom, den – een, vrouw – trouw, verheugd – deugd, dauw – berouw, wegen – gelegen, spant – land.
Slepend rijm: geen.
Glijdend rijm: geen.
Binnenrijm: wiesch – warm, leef – vrees.
Middenrijm: woei – wiesch.
Volrijm: wegen – gelegen.
Assonantie: leef – vrees – meer – steeds.
Acconsonantie: wenkend – wijkend.
Alliteratie: wenkend – wijkend – wonderland, blaadrend – boom, zoo – zelfs – zeer, woei – was – weer, wiesch – warm, meisje – melk, web – wegen – wereld,

* Beeldspraak
r.3 Vergelijking met als - wupsch als lieflijk.
r.7 Metonymia - haar melk en deugd staat voor haar maagdelijkheid.
r.9 Metonymia - het web van wegen staat voor het leven, de weg naar geluk.
r.12 Metonymia – wonderland staat voor geluk.

* Vorm
Het gedicht bestaat uit drie strofen, ieder heeft vier regels.

* Stijlfiguren
Climax: droom – nachtmerrie.

VOOR DE VERRE PRINSES

Thema
Dit gedicht gaat over de liefde die hij nooit zal hebben, die er nooit meer zal kunnen zijn. Twee geliefden kunnen elkaar door bepaalde omstandigheden nooit meer zien.

Motieven
Dag en nacht, licht en duisternis, al deze woorden versterken het thema, hoe verschillende werelden
deze twee personen hebben.

Titelverklaring
De titel ‘voor de verre prinses’ geeft aan hoe onbereikbaar zijn geliefde is.

Vormkenmerken
* Metrum
Het metrum is jambe(zwak-sterk)

* Rijm
Het rijmschema is hier opnieuw gekruist.
Voorrijm: geen.
Eindrijm
Staand rijm: saam – raam, ik – snik, gebracht – nacht.
Slepend rijm: beide – tijden, droomen – komen.
Glijdend rijm: verwijderd – reizend.
Binnenrijm: land – land, vleuglen – verlangen, rustloos – reizend, door – groote – droomen.
Middenrijm: verste – verlangen.
Volrijm: beide – tijden, droomen – komen.
Assonantie: door – groote – droomen, staan – raam, maar – waar.
Acconsonantie: geen
Alliteratie: ver – verste – van – verlangen, door – droomen.

* Beeldspraak
r.2 metonymia – de wereld.
r.4 metafoor – andre sterren.

* Vorm
Dit is ook weer een gedicht dat uit drie strofen van vier regels bestaat.

* Stijlfiguren
Antithese: licht en duisternis.
Pleonasme: verste ster, verste duisternis.

HET EINDE

Thema
De dood, het einde en de zin van het leven.

Motieven
Stof, afgestompte en verstokte dronkaard, deze hebben allemaal met de dood, het einde van het leven te maken, het is allemaal dood, het leeft niet meer.

Titelverklaring
De titel het einde slaat op het einde van het leven en op het leven na de dood (voor anderen).

Vormkenmerken

* Metrum
Het metrum is jambe(zwak-sterk)

* Rijm
Het rijmschema is van de eerste strofe aba, dus gekruist rijm. De tweede strofe is abba, dus omarmend rijm.
Voorrijm: geen.
Eindrijm
Staand rijm: wind – kind.
Slepend rijm: geworpen – dorpen, verstokte – ontlokte.
Glijdend rijm: geen
Binnenrijm: geworden – dorpen.
Middenrijm: geen
Volrijm: geworpen – dorpen.
Assonantie: stof – geworpen, verstokte - ontlokte
Acconsonantie: geen
Alliteratie: speeltuig – stof.

* Beeldspraak
r.7 metafoor – Dronkaard.

* Vorm
Dit gedicht bestaat uit drie strofen. De eerste strofe heeft drie regels, de tweede heeft er vier en de derde heeft een regel.

* Stijlfiguren
Inversie: nog zweven liedren.
Paradox: van ouder op kind.
Pleonasme: afgestompte, verstokte dronkaard.

DAME SEULE

Thema
Het thema van dit gedicht is eenzaamheid.

Motieven
Het bos is een motief ter versterking van het thema eenzaamheid.

Titelverklaring
Het thema is eenzaamheid. Het gaat over een vrouw die zich alleen voelt. Dame seule betekent eenzame dame, dus de titel komt overeen met de inhoud.

Vormkenmerken

* metrum
Het metrum is dactylus (sterk-zwak-zwak), met enkele afwijkingen

* Rijm
Het rijmschema is abaaba, dus gebroken rijm.
Voorrijm: Zij – zoo, die – daalt.
Eindrijm
Staand rijm: liefkoost – bloost.
Slepend rijm: boomen – ingenomen – gekomen – zoomen.
Glijdend rijm: geen
Binnenrijm: zij – zich, zoo – zij – zelf, haar – handje, daalt – dwaalt, zij – zich.
Middenrijm: geen
Volrijm: boomen – komen – zoomen.
Assonantie: daalt – dwaalt, richt – zich.
Acconsonantie: geen.
Alliteratie: zij – zich – zoo – zelf, haar – handje, die – daalt.

* Beeldspraak
Ik kan in dit gedicht geen beeldspraak vinden.

* Vorm
Het gedicht bestaat uit een strofe van zes regels.

* Stijlfiguren
Het gedicht bevat ook geen stijlfiguren.

DE SCHALMEI

Thema
Het thema is niet willen werken

Motieven
De schalmei, een blaasinstrument, wordt meerdere keren herhaald.

Titelverklaring
Het gaat over werken, iedereen werkt behalve Wanjka. Hij wil niet werken omdat hij op zijn schalmei wil spelen. De schalmei is dus het belangrijkste (en enige) motief en daarom heeft hij dit als titel gekozen.

Vormkenmerken

* Metrum
Het metrum is trochee (sterk-zwak)

* Rijm
Het rijmschema is abc daedcd, dus gebroken rijm.
Voorrijm: geen.
Eindrijm
Staand rijm: geen.
Slepend rijm: moeder – geitenhoeder, peter – heette, werken – kerken – werken, schalmei – vallei.
Glijdend rijm: geen
Binnenrijm: zeven – zonen.
Middenrijm: geen.
Volrijm: moeder – geitenhoeder, werken – kerken.
Assonantie: geen.
Acconsonantie: geen.
Alliteratie: zeven – zonen, wanjka – iwan – wilde – werken, lieve – lustige – laat, schaguw – schalmei.

* Beeldspraak
Dit gedicht bevat geen beeldspraak.

* Vorm
Dit gedicht bestaat uit vier strofen. De eerste strofe bestaat uit drie regels, de tweede uit zes, de derde uit twee en de laatste uit acht.

* Stijlfiguren
Inversie: zeven zonen had moeder.
Antithese: Allen konden werken, maar iwan niet.
Pleonasme: rustige vallei.

BEOORDELING 5 GEDICHTEN

De vagebond
Dit vond ik op ‘het einde’ en ‘voor de verre prinses’ na het minst vervelende gedicht.
Deze vind ik wel mooi en goed geschreven, hij blijft op een paar plaatsen na bij het goede metrum, dactylus.
Het is wel leuk verzonnen, maar het kan zijn dat hij hier ook uit zijn ervaringen uit zijn leven vertelt. Het gaat over een schooier, een vagebond, die gelukkig is met zijn vrouw of vriendin en dan toch noch vreemd gaat. Hij twijfelt dan of hij nog wel gelukkig kan worden. Ik denk van niet, want als je gelukkig bent met iets en dan toch nog niet tevreden bent, dan kun je gewoonweg niet gelukkig zijn.

Voor de verre prinses
Dit gedicht vind ik heel mooi geschreven, het gaat over een onmogelijke liefde. Ik vind het prachtig hoe hij de ‘afstand’ tussen hem en zijn geliefde verwoord, met licht en duisternis enzovoorts. Dat vind ik allemaal mooie paradoxen. Hun liefde is onmogelijk doordat ze allebei in verschillende werelden of verschillende milieus leven. Misschien kunnen ze elkaar niet zien omdat ze uit verscheidene standen komen, of misschien omdat ze een vakantieliefde is die aan de andere kant van de wereld woont, of misschien kunnen ze niet met elkaar omgaan omdat ze met iemand anders zijn getrouwd, of omdat ze misschien familie van elkaar zijn. Omdat je niet weet waardoor dit komt, wordt het gedicht extra mooi.
Het vertelt ook dat ze erg naar elkaar verlangen, dit wordt denk ik verergerd doordat het onmogelijk is om ze bij elkaar te brengen. Want als iets niet mag dan wil je het juist heel graag. Als ze wel bij elkaar mochten blijven dan hadden ze het nooit zo mooi gekregen als dat ze denken, misschien hadden ze dan wel ruzie gekregen ofzo, en dan ging dit gedicht weer over iemand anders.
Ik vind dit het mooiste gedicht van de hele bundel.

Het einde
Dit vind ik ook een mooi gedicht. Deze komt bij mij op de tweede plek als beste gedicht.
Het gaat over de dood of het leven na de de dood van iemand. Alle verhalen, liederen, enzovoorts worden via ouderen, mensen die bijna dood gaan, doorgegeven aan de jongeren, die nog een tijdje zullen leven.
“Nog zweven liedren op den wind en gaan van mond tot mond, van ouder op kind”: Er wordt vertelt dat na je dood die verhalen nog doorvertelt zullen worden, en dat de anderen dan gewoon doorgaan met leven.
De titel vind ik ook heel goed gekozen, je kunt hem verschillend opvatten. Hij slaat op het einde van het leven en op het leven na de dood, na het einde.

Dame seule
Ik vind dit niet zo’n erg goed gedicht. Qua stijl past hij helemaal niet in deze bundel thuis. Het enige wat met de bundel overeenkomt is het thema eenzaamheid.
Ik snap ook niet precies wat Slauerhoff met dit gedicht duidelijk wil maken, volgens mij slaat het gewoon nergens op. Het gedicht bevat geen beeldspraak of stijlfiguren, maar het kan ook zijn dat ik het verkeerd begrepen heb.

Schalmei
Ik heb nog nooit zo’n slecht gedicht als dit gezien. Het lijkt wel een kindergedicht ofzo. Het gaat helemaal nergens over. Het gaat over iemand die niet wil werken omdat hij op zijn schalmei wil spelen, terwijl al zijn andere broers wel moeten werken en geld moeten verdienen. Dat vind ik raar, hij moet toch op de een of andere manier voor brood op de plank zorgen?! Ik vind het maar een stom gedicht, het is niet interessant, het is niet spannend en het is niet mooi geschreven. Humoristisch is het ook al niet, dus ik begrijp zijn bedoeling hier niet.

EXTRA OPDRACHT
Als gedicht heb ik gereageerd op een gedicht uit de dichtenbundel van Slauerhoff, namelijk het gedicht ‘voor de verre prinses’. Ik zal eerst het gedicht uit de dichtenbundel laten zien, daaronder staat mijn zelfgemaakte gedicht.

VOOR DE VERRE PRINSES
Wij komen nooit meer saam:
De wereld drong zich tusschenbeide.
Soms staan wij beiden ’s nachts aan ‘t raam,
Maar andre sterren zien we in andre tijden.

Uw land is zoo ver van mijn land verwijderd:
Van licht tot verste duisternis – dat ik
Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,
U zou begroeten met mijn stervenssnik.

Maar als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iederen nacht.

VOOR DE VERRE PRINS
Zien zal ik je nooit meer
Niet dat ik dat erg kan vinden
Ik weet dat je op een keer
een ander zal gaan beminnen

Missen zal ik je niet
Het is leuk geweest voor even
Vergeet je verdriet
En ga verder met je leven

Misschien heb je ’t verkeerd begrepen
De kans was zoo klein
Onze werelden zijn zoo verschillend
Jij de jouwe, ik de mijn


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen