Boekverslag : Multatuli - Max Havelaar Of De Koffieveilingen Der Nederlandse Handelmaatschappij
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2394 woorden.

Titelverklaring:
De titel ‘Max Havelaar’ slaat terug op de hoofdpersoon uit het boek dat Sjaalman heeft geschreven. Hij strijdt tegen het afpersen en uitbuiten van de Javaan.
De ondertitel ‘De koffieveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappy’ slaat op de titel die Droogstoppel aan zijn boek had willen geven.

Samenvatting:
Batavus Droogstoppel is makelaar in koffie (firma Last & Co.) en woont op lauriergracht 37 te Amsterdam. Hij wil een boek over de koffiecultuur gaan schrijven en zal zich daarbij laten leiden door waarheid en gezond verstand; dichters en romanschrijvers vertellen niets dan leugens. Op een avond kwam Droogstoppel een oude schoolkameraad tegen, die er sjofel uitzag; in plaats van een behoorlijke winterjas droeg hij slechts een soort sjaal over zijn schouder. Droogstoppel noemt hem dan ook Sjaalman. Tot zijn ergernis wandelde de armoedige Sjaalman een eind met hem op. De volgende dag ontving Droogstoppel een pak papieren met een brief, waarin Sjaalman hem verzocht bij een boekhandelaar borg voor hem te staan voor de drukkosten, die aan de uitgave waren verbonden, en de inhoud eens door te lezen. Droogstoppel vod veel interessants in het pak documenten (onder andere een verslag over de koffiecultuur in de Residentie Menado), wat hij zou kunnen gebruiken voor zijn boek. Voor het persklaar maken van de fragmenten schakelt hij de volontair Ernest Stern in (de zoon van een bevriende relatie uit Hamburg), die op het kantoor van Last & Co. Werkt. In feite zal Stern het boek schrijven aan de hand van de gegevens van Sjaalman. De titel moet luiden: ‘De koffieveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappij’. Droogstoppel zal zelf af en toe een hoofdstuk toevoegen om het boek een ‘solide voorkomen’ te geven. Stern begint zijn ‘verhaal’ met een beschrijving van het reizen op Java, het bestuur van Indië en de misstanden (knoeierij en uitbuiting van de inlandse bevolking). Dan vertelt hij, dat er in het district Lebak (Zuid-Bantam) een nieuwe assistent-resident aangesteld is, Max Havelaar. Deze Havelaar komt aan in de hoofdplaats van Lebak, Rangkas Betoeng. Hij is een uitstekend ambtenaar, snel van begrip, waarheidlievend, idealistisch, maar ook realistisch, ‘een val vol tegenstrijdigheden’. Hij zal krachtig opkomen tegen elke vorm van onrecht en dat tiert welig in Lebak (buffelroof, herendiensten enzovoort). De volgende dag houdt Havelaar een toespraak tot de hoofden van Lebak. Hij laat daarin duidelijk merken, dat hij ervan op de hoogte is, dat sommigen hun plicht verzaken uit eigenbelang, het recht verkopen voor geld en de buffel van de arme mensen afnemen. Havelaar weet dit alles uit de archiefstukken van zijn voorgangen Slotering. Controleur Verbrugge is ook op de hoogte van de wantoestanden en hij weet bovendien dat er over de dood van Slotering geruchten de ronde doen (hij zou vergiftigd zijn door de schoonzoon van de regent). De inlandse bevolking leeft in miserabele omstandigheden; de grote boosdoener is de bejaarde regent, de Adhipathi Karta Nata Negara, een hoge inlandse bestuursambtenaar ui een adellijk Soendanees geslacht, die voortdurend geld te weinig heeft om zijn grote familie en hofhouding te onderhouden. Havelaars superieur Slijmering, de resident van Bantam, is op de hoogte van de van de handelswijze van de regent, maar heeft nog geen enkele maatregel genomen.


Droogstoppel onderbreekt nu Sterns verhaal; hij heeft nergens uit op kunnen maken dat er in Lebak koffie verbouwd wordt. Hij vindt dat het hele verhaal over die Havelaar geen enkele lezer kan boeien en dat het tijd wordt de lezer eens iets anders voor te zetten, dat hem meer sticht: bronstukken uit een preek van dominee Wawelaar. Aan de Javanen moet het evangelie verkondigd worden en door arbeid zullen ze tot God moeten komen. Dat is mogelijk, want de grond in Lebak kan heel goed geschikt gemaakt worden voor de koffiecultuur Verder vind Droogstoppel dat door de papieren van Sjaalman de christelijke geest in zijn huis niet bevorderd wordt; daarom zal hij zijn kinderen en Sjaalman eens vaderlijk vermanen. In een brief spoort hij Stern aan uit het pak van Sjaalman eens wat degelijkers te halen.
Uit een papabel over een Javaanse steenhouwer, die Havelaar vertelt aan het inlandse meisje Si Oepi Keteh, wordt duidelijk, dat de mens niet naar steeds hogere dingen moet streven. Havelaar ziet dat er in de streek veel misstanden zijn. Hij probeert met zachtheid de regent de ‘bewerken’, maar er valt niets met hem te beginnen, ondanks mooie beloften. Iedereen wist van het onrecht en de afpersing, maar niemand durfde actie te nemen. ’s Nachts kwamen de slachtoffers van de misdrijven bij Havelaar klagen en hij probeerde hen zoveel mogelijk te helpen. Hoe erg de uitbuiting in Lebak is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda, een ‘eentonig’ verhaal, dat de Nederlanders wel aan móet spreken. Saïdjah, de zoon van een eenvoudige Soendanese landbouwer in Badoer, ploegt voor zijn vader het rijstveld met een buffel. Het trouwe dier beschermt hem eens tegen een aanval van een tijger. Net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd afgepakt. Enige tijd daarna vlucht Saïdjah’s vader, omdat hij zijn landrente niet kan betalen. Hij wordt gepakt en sterft in de gevangenis; Saïdjah’s moeder sterft van ellende. Saïdjah vat liefde op voor Adinda. Om geld te verdienen vertrekt hij naar Batavia om als bendie-jongen te gaan werken (bendie: rijtuigje op twee wielen, getrokken door een paard). Na drie jaar zal hij terugkeren om met Adinda te trouwen; als pand geeft hij haar aan stuk van zijn hoofddoek. Tijdens zijn lange voetreis naar Batavia overdenkt Saïdjah vele zaken (zijn liefde voor Adinda, eenzaamheid, angst, de dood). In Batavia klom hij op tot huisbediende; na drie jaar vertrekt hij weer, voorzien van een getuigschrift, genoeg geld om wel drie Buffels te kopen en een prachtige doek voor Adinda. Als hij uiteindelijk in het dorp aankomt, zijn Adinda ven haar huis onvindbaar. Het gerucht wil, dat ze met familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) getrokken is. Wanhopig doolt Saïdjah rond en gaat dan Adinda zoeken aan de overzijde van de zee, waar hij zich aansluit bij een bende opstandelingen. In een brandend dorp vindt hij Adinda’s lijk; hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten ven de soldaten in de lopen… Het is zeker, dat er vele Saïdjah’s en Adinda’s zijn.
Droogstoppel is het helemaal niet eens met Sterns sympathie voor de verdrukte Javanen: als er in Lebak niet gewerkt wordt, blijft de bevolking arm; dat is toch logisch!
Mevrouw Slotering vreest dat Havelaar zal worden vergiftigd, net als haar man, die ook tegen het onrecht op wilde treden. Havelaar dient bij Slijmering een schriftelijke aanklacht in tegen de regent. Slijmering reageert verbolgen, omdat Havelaar hem niet eerst mondeling ingelicht heeft en hem met zijn brief stoort in zijn drukke bezigheden.
Droogstoppel vertelt over een hernieuwde poging om Sjaalman te ontmoeten en over een brief, waaruit blijkt dat ‘juffrouw’ Sjaalman van haar familie het advies krijgt te scheiden. Verder vertelt hij over een bezoek aan zijn schoonvader en zijn ontmoeting met een resident uit de Oost, die beweerde dat er helemaal geen ontevredenheid in Indië was en dat die Sjaalman een ontevreden figuur was met een afkeurenswaardig gedrag.
De resident komt naar Rangkas Betoeg. Hij brengt eerst een bezoek aan de regent, vraagt hem wat hij kan inbrengen tegen de klacht van de assistent-resident en geeft hem geld. Dan bezoekt hij Havelaar en verzoekt hem de klacht in te trekken. Maar Havelaar weigert, waardoor de zaak door een hogere instantie behandeld zal moeten worden. De gouverneur- generaal ziet zich genoodzaakt Havelaar voorlopig over te plaatsen naar Ngawi. Havelaar vraagt echter zelf ontslag. Hij gaat naar Batavia om de gouverneur-generaal in Buitenzorg te spreken, maar Zijne Excellentie heeft fijtzweer aan de voet en kan hem niet ontvangen; later heeft hij het te druk met zijn aanstaand vertrek. Havelaar schrijft dan een brief, maar zonder resultaat; de gouverneur-generaal vertrekt naar het moederland zonder dat er een gesprek plaatsgevonden heeft. Havelaar doolt arm en verlaten rond…
Dan neemt Multatuli de pen op. Hij heeft Stern niet meer nodig en stuurt Droogstoppel, dat ellendig product van geldzucht en godslasterlijke femelarij, weg (‘stik in de koffie en verdwijn’). Multatuli wil met het boek in de eerste plaats zijn kinderen iets mee geven voor later, nadat hun ouders zijn omgekomen van ellende. In de tweede plaats wil hij gelezen worden. Iedereen moet weten dat de Javaan mishandeld wordt en als hij niet geloofd wordt, zal hij zijn boek vertalen. In de hoofdsteden zullen dan liederen klinken met het refrein:’Er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oostfriesland en de Schelde’. Ook in Indische talen zal het boek verschijnen, want de Javaan moet geholpen worden, langs wettige weg of desnoods met geweld. Ten Slotte richt Multatuli zich tot koning Willem de Derde, keizer van het prachtige Insulinderijk, dat zich slingert om de evenaar als een gordel van smaragd, en vraagt hem of het zijn wil is dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels en zijn meer dan dertig miljoen onderdanen daarginds worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam…

Genre Hoofdstuk Schrijver Hoofdpersoon
Roman 1 1-4, 9-10 Droogstoppel Droogstoppel
Roman 2 5-8, 11-16, 18-20 Stern Havelaar
Verhaal 17 Havelaar Saidjah
Essay 20 Multatuli -

Genre:
Max Havelaar is een sterk autobiografische, ironische en realistische tendens-, strekkings-, of protestroman uit de romantiekperiode. Daarnaast is de roman ook te beschouwen als een sleutelroman, waarin werkelijke personen verhuld gepresenteerd worden: Droogstoppel is in werkelijkheid waarschijnlijk de Amsterdamse makelaar in koffie Robert Voute, Slijmering is C.P. Brest van Kempen, Slotering is C.E.P. Carolus, de gouverneur-generaal is A.J. Duymaer van Twist, Verbrugge is A.J. Langevelt van Hemert en Duclari es luitenant Collard; de figuren uit het verhaal over Saïdjah en Adinda zijn verzonnen. Ten slotte kan Max Havelaar ook nog gezien worden als een ingewikkelde pseudo-autobiografie.
Typisch romantische elementen zijn de manuscriptfictie, de egocentrische visie (voortdurend staat de ik in het middelpunt), het zich afzetten tegen de maatschappij en de geëmotioneerdheid. Naast romantiek spelen echter Verlichting en realisme een belangrijke rol: de hoofdgedachte (misstanden aantonen) is sterk rationalistisch en diverse beschrijvingen zijn zeer waarheidsgetrouw.

Thematiek:
Centraal staan de strijd tegen de uitbuiting van de bevolking van Nederlands-Indië en het streven naar eerherstel voor de ambtenaar Douwes Dekker. Grondmotief is gerechtigheid. Verder spelen onder andere een belangrijke rol:
· Vermenging van fictie en werkelijkheid.
· Persoonafsplitsing en identificatie.
· Manuscriptfictie of mystificatie: gefingeerde brieven en documenten (‘pak van Sjaalman’).
· Kritiek op de maatschappij, de kerk en het kolonialisme.
· Strijd tegen ongevoeligheid en wanbegrip.
· Botsing van verschillende culturen.
· Ambtenarij. Het bestuur van Nederlands-Indië zag er als volgt uit: Gouverneur-generaal en raad van Indië → residenten → assistent-residenten → controleurs → opzieners → klerken. De inlandse regent werd bijgestaan door districtshoofden.

Ruimte:
De gebeurtenissen spelen zich af in Nederland (met name Amsterdam) en in (voormalig) Nederlands-Indië (het tegenwoordige Indonesië). Deze locaties vormen een scherp contrast. Het district Lebak (met de hoofdplaats Rangkas Betoeng) ligt in de residentie Bantam op West-Java. Saïdjah en Adinda wonen in Badoer, in het district Parang-Koedjang. Multatuli bedacht voor het prachtige eilandenrijk de naam Insulinde. Hij besteedt in Max Havelaar veel aandacht aan de ‘couleur locale’: prachtige natuurbeschrijvingen, Indische taal enzovoort.

Tijd:
De vertelde tijd is niet precies aan te geven; de gebeurtenissen in de geschiedenis van Saïdjah en Adinda beslaan een periode van ongeveer elf jaar. De handelingen vinden plaats op verschillende tijdsniveaus:
· Rond 1842: de jonge avontuurlijke Havelaar in Sumatra.
· Rond 1856: de volwassen Havelaar in Lebak.
· Rond 1860: de arme Havelaar in Nederland. Dit is het heden.
Heden en verleden zijn met elkaar verweven.

Personages:
Hoofdpersoon is eigenlijk E. Douwes Dekker zelf in verschillende schijngestalten:
· Max Havelaar, de ongeveer vijfendertigjarige assistent-resident van Lebak, een heroïsch figuur, een ‘ideale’ ambtenaar, een soort Don Quichot de strijd tegen het onrecht dat (zijns inziens) de inlanders wordt aangedaan. Daarbij stuit hij voortdurend op onwil en onbegrip van de Nederlandse bestuursambtenaren. Hij is gevoelig, ijverig, intelligent, eerlijk, gevat, sociaalbewogen, revolutionair en idealistisch. Hij past niet in het toenmalige koloniale ambtenarencorps. Hij is overtuigd van de juistheid van zijn eigen opvattingen en speelt in de Lekbakaffaire een mooie rol. Tine, zijn goedaardige, liefdevolle echtgenote, heeft een blinde verering voor hem en keurt alles goed wat hij doet. Zoontje Max jr. is het onschuldige slachtoffer van zijn vaders idealisme.
· Sjaalman: Douwes Dekker is in berooide toestand na zijn ontslag, een miskent idealist. Sjaalman was ontslagen door boekhandelaar Gaafzuiger.
· Ernest Stern, een enigszins sentimentele jong Duitse volontair, die bij Droogstoppel inwoont.
· Multatuli (‘Veel heb ik gedragen’)
In de loop van de roman treedt weer identificatie op: Havelaar, Sjaalman, Stern en Multatuli blijken één en dezelfde figuur te zijn.
Batavus Droogstoppel:
Hij is de compagnon van Last, is makelaar in koffie te Amsterdam, een karikatuur van de egoïstische Hollandse koopman: huichelachtig, laf, ijdel en onbeschoft. Hij heeft twee kinderen, Frits en Marie; zijn bediende heet Bastiaans.
Karta Nata Negara:
Hij is de inlandse regent, is welwillend en beleefd, maar doet zijn eigen zin. Hij buit zijn volk uit en laat hen herendiensten verrichten. Sommige inwoners van het weinig welvarende Lebak waren zo tot wanhoop gebracht, dat ze de wijk genomen hadden naar naburige gebieden en Zuid-Sumatra, waar ze zich bij opstandelingen aansloten.
Saïdjah en Adinda:
Zij verpersoonlijken de mishandelde inlandse bevolking.
Dominee Wawelaar:
Hij stelt de godsdienst in dienst van de exploitatie van Indië; hij wil de Javaan bekeren om hem voor Nederland te kunnen laten werken.
Resident Slijmering:
Hij is het type van de ambtenaar, die schrikt van Havelaars doortastend optreden.
Diverse personages hebben karakternamen, bijvoorbeeld Droogstoppel (dor, droog), Slijmering (slijmen, stroop likken) en Wawelaar (wauwelen, onzin vertellen).

Stijl:
Vooral in het ‘Sternverhaal’ is de stijl fris, natuurlijk, persoonlijk, levendig en meeslepend. De toon wisselt van hard en zakelijk tot humoristisch en sarcastisch en soms poëtisch. Gewone spreektaal, ambtelijk taalgebruik, bijbelsprofetische taal en een gevoelige, poëtische verteltrant wisselen elkaar in de zeer ongelijksoortige teksten af. Zelf typeerde Douwes Dekker zijn stijl als ‘muziek en onweer’ en noemde hij sarcasme ‘de hevigste uitdrukking van smart’. De vele uitweidingen dienen vooral om de lezer in te lichten over Havelaars karakter en werkkring.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen