Boekverslag : Yvonne Keuls - Daniel Maandag
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1924 woorden.

Yvonne Keuls



Boektopperboek: Daniël Maandag



Beschrijving van het boek



Genre/ Thema

In deze oorlogsnovelle beschrijft Yvonne Keuls wat een jongetje uit een muzikaal, halfjoods gezin meemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog.



Titelverklaring

Het boek is vernoemd naar de hoofdpersoon van het boek: Daniël Maandag.



Personages

Daniël Maandag is in het begin van het boek 7 jaar. Hij heeft donker haar en is tenger en klein voor zijn leeftijd. Maar hij is bepaald geen bang jongetje. Hij doet meestal precies wat hij wil. Hij vertikt het bijvoorbeeld om viool te spelen, omdat hij niet onder de hoede van tante Isabel wil komen te vallen. En om zich bij een groepje jongens aan te kunnen sluiten, moet hij er in ’t begin een paar op hun gezicht slaan voor ze hem voor vol aanzien. Toch is hij ook niet alleen maar stoer. Het liefst kruipt hij bij zijn vader op schoot als die piano aan ’t spelen is. Ook aait hij zijn baard. Of hij fantaseert verhalen waarin zijn moeder voorkomt of figuren uit een opera.

Hij verandert wel in de loop van het verhaal. Aan het begin van de oorlog is hij nog heel kinderlijk. Hij fantaseert veel en vindt de opmars van de Duitse soldaten eigenlijk heel leuk en spannend. Een paar jaar later begrijpt hij veel meer van de wereld en troost hij zelfs zijn tante Isabel.



Daniël Zacharias Maandag, de vader van Daniël, is een joodse concertpianist, pianoleraar en klokkenmaker. Hij leeft voor zijn muziek en wil niet onderduiken, omdat hij zijn vleugel niet achter kan laten. Als hij een oproep krijgt om zich te melden, schrijft hij een brief terug om uit te leggen dat het hem niet gelegen komt. Hij hoopt met valse papieren te voorkomen dat hij wordt opgepakt. Voor de zekerheid maken ze wel een onderduikplek. Maar dat helpt allemaal niet. Tijdens een razzia wordt hij opgepakt en weggeleid. Daniël staat achter de jassen verstopt wanneer dat gebeurt en ziet alles, maar kan niks doen.



Wendela Maandag- Bliek, Daniëls moeder komt zelf niet voor in het verhaal. Aan het begin van het boek is ze in een Zwitsers sanatorium en ze overlijdt al snel. Maar je leert haar toch een beetje kennen door Daniëls herinneringen. Ze was concertvioliste en vioolpedagoge en had veel mooie jurken en schoenen die Daniël sterk aan haar doen denken. Ze was een lieve moeder en Daniël was trots op haar.



Roos Maandag is Daniëls twee jaar oudere zus. Volgens haar vioolleraar en tante Isabel is ze een wonderkind. Daardoor is ze nogal verwend. Daniël heeft een beetje een hekel aan zijn zus, omdat ze hem vaak commandeert of plaagt.



Isabella Bliek is de tante van Daniëls moeder, en dus zijn oudtante. Ze was vroeger een beroemd violiste en gaf ook les, maar nu is ze kromgegroeid door een ziekte. Ze lijkt daardoor een beetje op een heks. Roos maakt Daniël wijs dat tante Isabel hoestdrank maakt van haar eigen eelt, likdoorns, nagels etc. Dat blijkt niet te kloppen, maar ze weet wel veel van kruiden. En wanneer Daniël ziek is, gaat ze druk in de weer met zwachtels, drankjes en magische stenen.

Tante Isabel zorgt voor het gezin Maandag alsof het haar eigen gezin is. Ze heeft alles voor hen over. Wanneer er geen eten meer is, verkoopt ze zelfs haar eigen kostbare viool aan een boerenzoon die hem voor een ukelele aanziet.



De jongens in de straat: Wemeldingen, Groskamp, Hamstra, De Kruik, Snoek, Kranendonk, Hijblom, Mos Tetteroo, Telling, en Stadhouder houden er harde regels op na. Ze stelen en vechten en wie zich volgens hen niet aan de groepsregels houdt, moet iets gevaarlijks doen.



Vertelsituatie

Het verhaal wordt verteld in de hij-vorm. Alle gebeurtenissen worden beschreven vanuit Daniël. Alleen op het moment dat hij van zijn ‘vrienden’ door een mijnenveld moet lopen ‘om een daad te stellen’ worden de gebeurtenissen even verteld via de andere jongens.



Structuur

Het verhaal begint met het ziektebed en de dood van Daniëls moeder. Het eindigt met de dood van zijn vader, een gesloten einde. Het verhaal bestaat uit één verhaallijn en is verdeeld in 14 hoofdstukjes zonder afzonderlijke titels. In elk hoofdstukje wordt een andere gebeurtenis beschreven.



Tijd

Het verhaal speelt zich af tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het eerste hoofdstukje begint vóór de oorlog en eindigt in september 1940. Het tweede hoofdstuk begint met ‘De eerste oorlogsmorgen’ en speelt dus op 10 mei 1940. Het laatste hoofdstukje beschrijft de razzia die op 24 oktober 1944 in Den Haag werd gehouden. De tijdsduur is dus ongeveer 4 jaar

Het verhaal wordt wel chronologisch verteld. Er is alleen een sprongetje vooruit naar september 1940 aan het einde van het eerste hoofdstukje.



Ruimte

Daniël woont in een groot, chic huis in Den Haag. Naast de deur hangen twee (later één) koperen platen en ook binnen zijn veel spullen van koper. Beneden achter het raam aan de voorkant van het huis heeft Daniëls vader een werktafel waaraan hij klokken en horloges repareert. In de gang hangt de grote klok die vader elke dag opwindt.

Ze hebben een tuin met bomen, een bemoste muur, een terras en een marmeren beeldje van een jongetje. Daniël beeldt zich vaak in dat hij dat jongetje is.

Op de eerste verdieping staat de studievleugel van Daniëls vader. Daarop geeft hij ook les zolang dat nog kan. Op de tweede verdieping staat de ‘Pleyel’, een vleugel die zo kostbaar en bijzonder is voor Daniëls vader dat alleen hij en de pianostemmer er aan mogen komen.

De straat waarin Daniël woont, komt uit op een winkelstraat. Verderop is het Sperrgebiet. Achter prikkeldraad ligt een mijnenveld met daarachter weer een verlaten wijk: lege straten met kapotte ramen en verwilderde tuinen in de sneeuw.

Nog verder, achter het Promenade-hotel ligt een bunker vol munitie. Doordat het vriest, kunnen Daniël en zijn vrienden over de tankgracht lopen. Daniël neemt trotyl mee, brandbare wattenachtige staven die ze uit halve meter grote granaten halen.

Buiten Den Haag ligt het Westland, een gebied met tuinders en boeren waar Tante Isabel en Daniël kostbare spullen proberen te ruilen voor eten.



Fictie / werkelijkheid

In dit boekje heeft Yvonne Keuls veel herinneringen over haar eigen jeugd verwerkt. Daniël Maandag is eigenlijk Yvonne Keuls. Zij had een Indische moeder en een joodse vader die door de Duitsers zijn vermoord. En ook de tocht door het Sperrgebiet heeft zij ooit zelf gemaakt.



Kritieken

Dit boekje werd oorspronkelijk cadeau gedaan als een soort boekenweekgeschenk bij De Bijenkorf. Het werd over het algemeen positief besproken:



Trouw, 10 maart 1988

Werkelijk alles komt zo ongeveer in het korte verhaal aan de orde: onderduiken of niet, een uiteenzetting over wie nu jood is en wie niet, de rol van muziek in iemands leven (...), de toenemende honger, de voedseltochten en uiteindelijk de razzia waarbij de vader van Daniël wordt opgepakt. Het is met veel vaart en verve geschreven, dat is Yvonne Keuls wel toevertrouwd, maar echt nieuw is het allemaal niet. Het is meer een tante-vertel-nog-eens-over-de-oorlog, waarbij het publiek vooral gezien wordt als een verzameling onnozele halzen aan wie nog veel uitgelegd moet worden.



De Telegraaf, 18 maart 1988

Het verhaal wordt verteld vanuit de optiek van de jongen. Dat gebeurt op ingehouden wijze en in eenvoudige, soms kinderlijke bewoordingen. De lezer denkt natuurlijk meteen aan de sobere verteltrant van Marga Minco. Of Daniël Maandag net zo zal aanslaan als Het bittere kruid en De glazen brug, het officiële boekenweekgeschenk van een paar jaar geleden, is de vraag.



Yvonne Keuls

Boektopperboek: Daniël Maandag



Biografie van de auteur



Leven en werk

Yvonne Keuls-Bamberg werd op 17 december 1931 geboren in Batavia, Nederlands-Indië (nu heet het Djakarta, Indonesië). Haar moeder, Jopi Bamberg was Javaanse. Haar vader, Samuel Bamberg was een joodse Nederlander. Hij was inspecteur bij het kadaster, later werd hij wiskundeleraar. Yvonne had twee oudere broers en één oudere zus. In 1938 kwam het gezin in Nederland wonen, in Den Haag.

Haar vader overleefde de oorlog niet. In 1943 is hij door de Duitsers vermoord.



Toneel

Yvonne Keuls ging naar het Grotiuslyceum. Daar speelde ze graag en veel toneel. De directeur van de school vond dat ze naar de toneelschool moest gaan. Maar haar moeder besliste dat ze, net als haar zus, onderwijzeres moest worden. Vanaf 1952 werkt ze in de zesde klas (groep 8) van een volksschool in Den Haag. 54 leerlingen had ze. Toen ze trouwde met Rob Keuls, een stuurman bij de Holland-Amerikalijn, werd ze op staande voet ontslagen. Zo ging dat in die tijd. Getrouwde vrouwen werkten niet. Ze kregen drie dochters: Claudette (1955), Marysa (1957) en Gerdiene (1961).

In die jaren begon Yvonne Keuls korte stukjes te schrijven voor haar kinderen en later ook gedichten, toneelstukken, hoorspelen en televisiebewerkingen van romans van bekende schrijvers.



Jongeren

Naar aanleiding van die televisiebewerkingen werd ze op scholen uitgenodigd. Door de gesprekken die ze daar had met jongeren, realiseerde ze zich hoeveel problemen sommige jongeren hebben. Samen met een aantal andere mensen opende ze een Jongeren Opvang Centrum in een groot huis in de duinen. Na een jaar ging dat centrum failliet, maar Yvonne legde al haar ervaringen vast in haar eerste roman: Jan Rap en z’n maat.

Naar aanleiding van het succes dat ze hiermee had, belde haar achterbuurvrouw haar op een dag op: “Ik heb gehoord dat jij heel Nederland afloopt om met ouders van drugsverslaafden te praten. Dat is helemaal niet nodig, want als je over de schutting klimt, dan zit je in zo’n gezin.”

Dat was Len, met wie ze een oudergroep oprichtte, zodat ouders van drugsverslaafden elkaar konden steunen in hun problemen. Alles wat ze hier gehoord en geleerd had, verwerkte Yvonne Keuls in De moeder van David S.

Ook voor haar volgende grote werk Het verrotte leven van Floortje Bloem deed ze veel onderzoek. Ze voerde talloze gesprekken met heroïnehoertjes en zette zich ook hier weer in voor een oplossing: geschikte opvang.

En zo ging het steeds: maatschappelijk betrokken boeken na een periode van uitgebreid onderzoek. Geen onderzoek naar cijfers op papier, maar door midden tussen de problemen te stappen en veel met mensen te praten. Annie Berber en het verdriet van een tedere crimineel gaat over slechte kindertehuizen en een kinderrechter die kinderen seksueel misbruikt. Meneer en mevrouw zijn gek gaat over mensen in psychiatrische ziekenhuizen. En Lowietjes smartegeld, of het gebit van mijn moeder gaat over het niet erkende leed van mensen zoals haar man, die in een Jappenkamp heeft gezeten.



Autobiografisch

Vanaf begin jaren negentig begon Yvonne ook haar eigen leven steeds meer in haar boeken te verwerken. In de novelle Daniël Maandag verwerkte ze haar oorlogsherinneringen en in De tocht van het kind beschrijft ze haar leven in Nederlands Indië en de emigratie naar Nederland. Haar laatste boek Mevrouw mijn moeder heeft ze gebaseerd op de levens van de vrouwen in haar eigen familie. Hiermee won ze in 1999 de belangrijke Trouw Publieksprijs.



Stijlkenmerken/ thematiek

Uit alle columns, verhalen, romans en toneelstukken die Yvonne Keuls schrijft, blijkt dat ze heel erg meeleeft met jongeren en hun problemen. Ze wil met elk boek een bepaald onderwerp aan de orde stellen. Dat doet ze steeds door één persoon te beschrijven die representatief is voor een hele groep. Als lezer begrijp je daardoor hoe het iedereen vergaat die met datzelfde probleem zit. Toch dringt ze haar lezers geen mening op. Je kunt zelf je ideeën vormen over oorzaken en oplossingen.

Het gaat haar dus niet in de eerste plaats om mooie zinnen of een knappe opbouw. Haar schrijfstijl is sober, haar werk eerder journalistiek dan literair. Daarover heeft ze veel kritiek gekregen van recensenten. Maar haar publiek heeft daar geen last van. Wie haar boeken leest, doet dat om de inhoud en niet om hoe het geschreven is.



Kijk ook bij Het verrotte leven van Floortje Bloem!
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen