Boekverslag : Maarten 't Hart - De Jacobsladder
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3149 woorden.

Uitgebreid verslag van het boek De jacobsladder

1. Zakelijke gegevens



Auteur

De auteur van het boek is Maarten ‘t Hart.



Titel

De jacobsladder, Uitgeverij De Arbeiderspers. Cop, Amsterdam, 1986, 224 blz.



Genre

Dit boek is een psychologische roman



2. Eerste reactie



Keuze

Ik heb dit boek gekozen, omdat ik wel eens wat van Maarten ‘t Hart wilde lezen. Toen heb ik dit boek maar genomen. Ik had nog nooit van deze titel gehoord.



Inhoud

Ik vond dit boek wel mooi. Het leest lekker vlot door. Ook zijn er spannende en amuserende elementen aanwezig. Je kunt je ook makkelijk inleven in de hoofdpersonen.

Het boek was niet zo heel ingewikkeld.



Verdieping



Samenvatting

Adriaan Vroklage wordt door zijn moeder naar een tante gestuurd om melk en eieren te halen. Daar ontmoet hij een ver nichtje, Klaske. Hij is verliefd op haar.



Als hij ’s avonds thuis komt, krijgt hij te horen dat iedereen denkt dat hij ’s middags dodelijk verongelukt was. Later blijkt dat het een andere jongen is geweest die in het water was gevallen. Het was Jan Ruygveen. Adriaan krijgt een heel erg schuldgevoel. Hij voelt zich verantwoordelijk voor Jans dood. Hij besluit om een boetedoening te doen.



Hij sluit vriendschap met Jans broer Anton. MEESTER???? Anton komt uit een streng gezin. Z’n vader gelooft erin dat er geen genade in de kerk gepreekt mag worden. Thuis mogen ze niks. Niet schaken, fotograferen. Adriaan komt vaak bij Anton. Ook gaat hij verschillende malen met hem naar de kerk.



Adriaans vader is koster in de gereformeerde kerk. In die kerk komt er een nieuwe dominee. Hij heeft rare gewoontes. Hierop wordt in de kerk explosief gereageerd. Een deel is tegen, en een deel voor de nieuwe dominee. Er ontstaat een kerkscheuring. Omdat Antons vader ook de oude dominee gesteund heeft, moet hij de kerk uit. Dit betekent ook dat hij zijn baan als koster kwijtraakt.



Dhr. Ruygveen scheidt zich af van zijn gemeente en sticht een nieuw kerkgenootschap.



Adriaan gaat naar de LTS. Hij heeft al veel minder contact met Anton. Hij ontdekt dat Anton condooms gebruikt. Als hij erachter komt dat Anton met zijn broer Job op hun zus Hendrikje ‘oefenen’, schrikt Adriaan heel erg. Dit leidt tot het einde van het continue contact tussen Adriaan (de jongen die door zijn boetedoening een sterk gevoel voor goed en fout heeft en niet meedoet met zijn leeftijdgenoten) en Anton.



Adriaan gaat werken als universeel- slijper. Dit werk vindt hij niets aan. Omdat hij bijna geen vrienden heeft (boetedoening) gaat hij vaak op zijn racefiets erop uit.

Op een gegeven moment hoort hij van Anton dat Hendrikje weg is gelopen. Dit komt door haar vader. Ze wordt prostituee in Delft.



Anton vraagt aan Adriaan of hij eens naar Delft wil fietsen om te kijken hoe het met Hendrikje gaat. Als hij daar dan arriveert, schrikt hij zich kapot. Hij vertelt aan Anton wat hij gezien heeft, onder voorwaarde dat hij het niet tegen Job zou zeggen, die het met het vertrek van Hendrikje erg moeilijk had. Dit doet Anton wel, wat als gevolg heeft dat Job zich verhangt.



In de fabriek waar Adriaan werkt, gaat er wat fout. Een medewerker komt hierbij om het leven. Men zegt dat Adriaan de oorzaak van deze fout is.



Omdat hij dit werk helemaal zat is, gaat hij bij de marine. Hij komt alleen in aanmerking met het beroep ‘wasser’. Hij maakt een lange zeereis. Hij vormt een contrast met de andere zeelui. Adriaan doet niet mee aan verschillende volgens Adriaan niet-geoorloofde bezigheden, terwijl de anderen hier volop van genieten.



Adriaan ontmoet op de boot sergeant-majoor Terwal. Deze is erg trots op de wapens die het schip bezit. Als hij dit aan Adriaan vertelt, vraagt Adriaan, die het nut en het plezier van alle dingen in de wereld niet ziet: “Hoe kunt u nou trots zijn op een wapen?”. Kort daarna pleegt Terwal zelfmoord, door over boord te springen.



Als ze weer in Nederland aankomen, staat zijn familie en Anton op de kant te wachten.



Kort daarna komt hij tijdens een fietstocht een meisje tegen, dat hem helemaal niet kent. Het is Klaske. Adriaan gaat bij haar in het gekkenhuis werken. Ze worden verliefd op elkaar. Alleen Adriaan mag van zichzelf dit niet laten merken. Dit komt niet overeen met zijn levenswijze (boetedoening).



In het huis komt hij de vader van Anton tegen. Dhr. Ruygveen is helemaal gek geworden. Zijn vrouw is aan een ziekte gestorven en Anton wil naar het buitenland. Dit kan Ruygveen allemaal niet aan. Ruygveen wil steeds met Adriaan over zijn gezin praten.



Op een gegeven moment zegt hij dat Jan niet zomaar in het water was gevallen, maar dat hij zelfmoord had en daarom gepleegd had. Jan had een brief achtergelaten, waarin hij schreef dat hij geen vrienden zo verdrietig was. Als Rugveen dit verteld, wordt Adriaan getroffen (“Leerjongetje”, zei Ruygveen geschrokken, “wat is het, het lijkt wel of de nepen door je hart gaan.”). Hij is dus helemaal niet schuldig aan het feit dat Jan in het water gevallen was! Zijn boetedoening is dus helemaal voor niets geweest!



Onderzoek van de verhaaltechniek



1. De schrijfstijl



Maarten ’t Hart schrijft zeer leuk. Je leest het boek echt in een zucht uit. Dit komt mede doordat er allerlei extreme situaties in het boek voorkomen. Het verhaal is denk ik nog nooit in het echt voorgekomen. Ik geloof niet dat door de strengheid van een vader een heel gezin uiteenvalt of zelfs verdwijnt.



Het verhaal is ook niet ingewikkeld geschreven. Wat dit boek ook leuk maakt, is dat de schrijver veel dialogen gebruikt om zijn personen zo goed mogelijk weer te geven.

Zoals ik al gezegd heb, is de schrijver wel erg overdreven. De verschillen tussen de kerken worden heel erg overdreven weergegeven. De scheuringen in de kerken zullen niet zo plotsklaps ontstaan zijn zoals ’t Hart het beschrijft. En ook de aanleidingen zullen de echte aanleidingen niet geweest zijn. De houding en overtuiging zoals de vader van Anton die heeft, zal wel nooit voorkomen. Door deze dingen kun je zien dat de schrijver niet echt positief tegenover de kerk staat. De schrijver maakt de gebruiken van de kerken ook belachelijk. Bijvoorbeeld dat ze het avondmaalsbrood aan de eendjes gaan voeren en niet opeten, omdat de dominee er een zegen op gelegd heeft.



De sfeer in het boek wordt uitermate goed beschreven. Doordat ’t Hart zo goed de sferen van de situaties laat voelen, lijkt het net alsof jezelf ook in het verhaal voorkomt, in de vorm van de hoofdpersoon. Dit maakt de stijl van ’t Hart zo geliefd.



2. De ruimte (plaats en tijd)



Plaats

Het verhaal speelt zich vooral in Maassluis af. Het is een dorp waar de sociale controle optimaal is. De kerken overheersen de samenleving. Iedereen praat erover. De ruimtes waar Adriaan als hoofdpersoon voorkomt zijn best verschillend. In de klas op de basisschool doen zich enkele situaties voor. In Rozenburg, de plaats waar Klaske woont (later weggevaagd door industrieën), komt Adriaan in het begin van het boek om eieren te halen. Ook is de plaats aan de waterkant erg van belang, want daar stierf Jan Ruygveen. De kamer van Adriaan is ook een betrekkelijk belangrijke ruimte. Hier luisterde Adriaan de gesprekken die in de kerkenraadkamer gevoerd werden af. De boot, waarmee Adriaan en zijn opa gaan varen, terwijl gesprekken voeren.



Van minder belang is de werkplaats op de LTS. Hier komt Adriaan achter het merkwaardig gedrag van Anton. De werkplaats waar Adriaan later als slijper werkt, waar ook iemand om het leven komt. Het bordeel waar Hendrikje staat in Delft. Deze situatie heeft ook veel invloed op Adriaan en anderen gehad.



Natuurlijk moet ook het marineschip genoemd worden, waar Adriaan als wasser werkt. Het verhaal eindigt in het huis waar hij werkt met Klaske. Hier komt hij Ruygveen weer tegen.

Dit waren de belangrijkste ruimtes waar het verhaal zich afspeelt.



Tijd

Het verhaal speelt zich vermoedelijk af in de jaren ’60. Dit denk ik omdat de opa van Adriaan zegt dat hij al twee scheuringen (in de gereformeerde kerk) heeft meegemaakt. Een in 1944 en een in 1926. En Adriaan (ongeveer 12 jaar) heeft deze scheuringen niet meegemaakt. Ook weet ik dat in 1967 de volgende afscheiding in de Gereformeerde Kerk heeft plaatsgevonden, dus zal het verhaal zich rond 1960 hebben plaatsgevonden.



Het boek neemt ongeveer 10 jaar in beslag.

- in het begin in Adriaan 11 jaar

- op de LTS is hij tot zijn 16e jaar (de oudsten waren 16 jaar)

- daarna gaat hij werken, dit doet hij toch wel 2 jaar

- na gekeurd te zijn voor de marine gaat hij 9 weken op reis

- dan is hij 1 week in Den Helder

- Daarna gaat hij een jaar varen

- Als hij thuis komt worden er nog ongeveer 5 maanden beschreven



Het verhaal wordt chronologisch verteld.

Het boek heeft een inleiding. Het leven van Adriaan lijkt op het moment dat het boek begint ook te beginnen. Zijn leven krijgt een wending. Hij gaat een treurige tijd tegemoet.



Het boek heeft een gesloten einde. Adriaans probleem is opgelost. Hij gaat samen met Klaske het leven vervolgen.



3. De verhaalfiguren



Adriaan Vroklage

Dit is de hoofdpersoon. Hij is een rustige jongen die niet veel vrienden heeft. Nadat Jan Ruygveen verdrinkt, voelt Adriaan zich schuldig aan zijn dood. Hij besluit uit boetedoening een treurig leven te gaan leiden. Hij doet niet mee aan de dingen die voor jonge jongens normaal zijn. Later ziet hij zelfs niet meer de leuke dingen van het leven. Zijn moeite met de maatschappij vergeet hij als hij gaat fietsen. Hij moet dan zijn aandacht volledig bij het stuur houden.



Adriaan raakt bevriend met Anton, de broer van Jan. Hij voelt er zich verplicht toe om toch nog iets voor zijn schuld te kunnen boeten. Met Anton schaakt hij veel. Dit doen ze zonder bord, omdat ze bij Antons vader geen spellen mogen doen. Op een gegeven moment wordt Anton beter dan Adriaan.



Met zijn opa praat hij ook veel. Hij gaat naar hem toe om over de maatschappelijke en kerkelijke problemen te praten.

Er overlijden veel mensen in het boek. Het lijkt steeds wel dat Adriaan de oorzaak van dit alles is. Dit roept ook veel vragen bij Adriaan op.



Aan het eind van het verhaal wordt het probleem van Adriaan opgelost, doordat Ruygveen tegen hem zegt, dat Jan zelfmoord had gepleegd.



Adriaan is ook verliefd aan het eind van het boek. Maar hij onderdrukt dit, omdat zijn geweten dat zegt. Maar als zijn probleem opgelost is, laat hij zijn verliefdheid aan Klaske en anderen merken.



Anton Ruygveen

Anton is een stille, stroeve, norse jongen. Tenminste, dit staat in het begin van het boek. Adriaan kent hem dan nog niet. Anton heeft ook weinig vrienden. Net als zijn broers en zussen. Dit komt omdat ze niks van thuis mogen. Adriaan krijgt na enige moeite te doen, contact met hem. Anton vertelt hem dan, dat hij wel snel geen vriend van hem zal zijn, omdat het altijd met nieuwe vrienden zo gegaan was. Doordat zijn vader altijd zo apart tegen zijn nieuwe vrienden doet, verliest hij ze meestal snel.



Op de LTS gaat Anton zich heel anders gedragen. Hij zegt weinig tegen Adriaan en doet verdachte dingen.



Aan het eind van het boek wordt duidelijk dat Anton naar het buitenland wil, om al de ellende te ontvluchten



Adriaans ouders

Zijn vader is koster van de Gereformeerde Kerk. Hij doet zelf niet zo veel. Adriaans moeder doet het meeste werk.



Adriaans grootvader

Met zijn grootvader trekt Adriaan best veel op. Zijn grootvader is een vrolijke man. Hij praat op een leuke manier over de verschillende kerken. Welke kerk er goed, licht enz is… Hij gaat er vaak met Adriaan op uit. Als ze een keer gaan varen, gaat hij zelfs op school zeggen dat Adriaan die dag niet zal komen.



Grootvader trouwt later met Immetje Plug, die bij de evangelischen kerkt.



Hij is erg tevreden met de manier waarop Ruygveen preekt, maar hij zou er nooit bij naar de kerk gaan. Hij wantrouwt ze toch een beetje.



Dhr. Ruygveen

Dhr. Ruygveen is een extreem dominante man, die, zonder dat het zijn bedoeling is met zijn hoge eisen zijn familie ten val brengt. Alle Bijbelteksten neemt hij letterlijk. Dit leidt tot vele regels en wetjes die hij zijn gezin oplegt. Hij vindt het vreselijk, wanneer er in de Oud Gereformeerde Gemeente, waar hij kerkt, over genade gepreekt wordt. Om deze rede gaat hij uit de kerk en sticht een eigen kerk.



Hij probeert op allerlei manieren mensen uit andere kerken naar zijn nieuwe gemeente te krijgen. Dhr. Ruygveen heeft in het begin de vrijmoedigheid er nog niet voor om voorganger te worden, maar later neemt hij dat ambt toch aan.



Tegen Adriaan doet Antons vader best apart. Hij noemt hem

met verschillende namen, die er allen op duiden dat Adriaan uit een lichte kerk komt. Aan het eind van het boek komt hij als gek terecht in een soort gekkenhuis, waar hij Adriaan tegenkomt.



Klaske

Klaske is Adriaans verre nicht, op wie Adriaan verliefd wordt. Hij ontmoet haar na vele jaren weer. Klaske is ook verliefd op hem, maar hij durft niet toe te geven dat hij zelf ook verliefd is.



Hendrikje

Hendrikje is de zus van Anton. Zij is best knap. Adriaan had ook een oogje op haar. Ze rook zo lekker. Later loopt ze van huis weg. Ze kan het niet meer uithouden. In Delft wordt ze dan prostituee.



Job

Dit is Antons broer. Hij heeft het ook niet makkelijk. Hij is helemaal van stapel als hij hoort dat Hendrikje prostitueert. Hij pleegt dan zelfmoord.



4. De situaties



In het boek zijn vele situaties te onderscheiden. Veel van deze situaties heb ik al genoemd bij Plaats.

In kan het boek wel onderverdelen in verschillende tijdperken. Deze tijdperken worden gevormd door fases van het leven van Adriaan.



Het eerste tijdperk is de tijd van Adriaans gang naar de basisschool. Tijdens deze fase raakt Adriaan bevriend met Anton. Hun vriendschap is dan intensief.



Het tweede tijdperk is de tijd dat hij naar de LTS gaat. Hierover wordt maar kort geschreven.



Het derde tijdperk is de tijd dat hij werkt in de fabriek. Hij heeft dan bijna geen contact meer met Anton. Hij fietst dan veel op zijn racefiets, die hij had gekregen.



Het vierde tijdperk is de tijd bij de marine. Hij gaat bij de marine omdat hij zijn werk en leven zo saai en eentonig is.



Het vijfde tijdperk wil ik de tijd noemen, wanneer hij terug komt in Maassluis en Klaske ontmoet, waarmee hij gaat werken.



Het boek is ingedeeld in 27 hoofdstukken. Het boek kent twee delen:

1. Een noodwoning voor God; 13 hoofdstukken

2. Een marktgrond vol roerdompen; 14 hoofdstukken



5. De vertelwijze



Dit boek is een ik-verhaal. Adriaan is de persoon uit wiens ogen het verhaal verteld wordt.



Op zoek naar de thematiek



1. Thema



Het thema is: Het leven van een opgroeiende jongen in Maassluis tegen de achtergrond van de opkomst en ondergang van de streng calvinistische familie waarmee hij bevriend is. Dit contact komt voort uit een boetedoening van die jongen, die de maatschappij niet begrijpt.



2. Motieven



Motieven uit dit boek zijn:

- liefde: de liefde tussen Adriaan en Klaske en Adriaan en Hendrikje

- verdriet: het verdriet van de familie Ruygveen, die veel moeten meemaken

- vriendschap: de vriendschap tussen Adriaan en Anton

- orthodoxie: de vader van Anton is erg streng. Hij voedt zijn kinderen onder strenge regels en wetten op

- onenigheid: de kerken stralen enkel onenigheid uit. Dit resulteert in de vele afscheidingen.

- Verbazing: Klaske en Adriaan zijn erg verbaasd als ze elkaar weer tegenkomen.

- Boetedoening: Adriaan doet boete voor de schuld, die hij zichzelf toekent.



3. Verband tussen titel en thema





Beoordeling



Dit boek vond ik leuk om te lezen. Het verhaal boeide me. Dit vooral doordat het allemaal zo extreem was. ’t Hart gaf de veschillen tussen kerken op een hele overdreven manier weer. Af en toe vond ik wel dat hij wat te ver ging., met de uitspraken over God en de Bijbel.



Zoals ik al eerder gezegd heb, ik vind dat de schrijver de sfeer van die tijd en in dat dorp zo goed beschrijft.

Ook vond ik het leuk hoe het probleem van Adriaan ontstond, en hoe het later ook opgelost werd. Daarom vind ik het eind ook bijzonder leuk om te lezen. Hij komt Ruygveen weer tegen. Hij is nog steeds dezelfde. Dan rakelen ze het verleden weer op, en het wordt duidelijk dat Adriaan de lijdensweg voor niks gegaan is.



Ik raad iedereen aan om dit boek te lezen.



Verwerkingsopdrachten



Schrijf een gedeelte van het verhaal vanuit een ander verhaalperspectief. Leidt het in met een korte uitleg van de wijziging die je gekozen hebt.



Ik wil het gedeelte rond hereniging van Klaske en Adriaan en het slot vanuit het hij/zij-perspectief schrijven.



Klaske en Adriaan zijn elkaar tegengekomen bij het verkeerslicht. Ze zijn wat gaan drinken in een café. Adriaan herkent Klaske meteen. Maar hij weet niet meer waarvan hij haar kent. Als ze vertelt dat ze in Rozenburg naar school is gegaan, weet hij het weer. Klaske komt er later ook achter wie Adriaan is. Rozenburg, de plaats waar Klaske gewoond heeft, is volledig volgebouwd met industrie.

Klaske werkt als verpleger in een gekkenhuis. Adriaan, die zijn baan als universeel-slijper meer dan zat is, vraagt aan haar of er nog een baantje in het huis voor hem is. Een paar dagen later komt hij op sollicitatiegesprek. Tijdens het sollicitatiegesprek wordt er een bewoner zeer agressief. Adriaan rent op de man af. Hij pakt zijn armen beet en zet hem op een stoel. Iedereen kijkt verbaasd toe.



De man wordt wel vaker agressief, maar dan gaat hij vreselijk tekeer. Hij gooit dan met alle voorwerpen die hij te pakken kan krijgen. Als hij dit gedrag vertoont, rukt er een heel leger verpleegsters uit met spuiten om de man tot beduiden te brengen. En deze jongeman, nog maar op sollicitatiegesprek, brengt de woedende, sterke man met een paar handbewegingen tot kalmte.



Adriaan solliciteerde voor de baan als reparateur. Hij werkt nu als verpleger in het huis.



Na een paar dagen werken komt Adriaan een man tegen in het huis die hem kent. Het blijkt de vader te zijn van een vriend van hem. De man heet Ruygveen. Hij vroeg aan Adriaan: “Waarom heb je hem niet tegengehouden?” “Wie?” vroeg Adriaan, “Anton? Nou, ik wil nog wel eens met hem praten, maar het zal niet helpen, hij is vast van plan…”

“Nee, ik bedoel Anton niet, ik bedoel m’n andere zoon, ik bedoel Jan.”



De ogen van Ruygveen waren vreemd licht. Zijn hand trilde. Zijn gezicht kleurde dieprood. “Jij was de laatste die hem gezien heeft,” zei Ruygveen tegen Adriaan, “jij had hem kunnen tegenhouden. Waarom deed je dat niet?”

“Tegenhouden?”, vroeg Adriaan verbouwereerd, “waarvan tegenhouden?”

“Van die Judassprong in het water. Van die Saulsdaad- ach Heere, Heere, u hebt mij zwaarder geslagen dan al mijn broeders, is het dan toch waar dat u mij meer liefhebt dan al die anderen? U hebt mij zwaarder gekastijd”, sprak Ruygveen. “Had Jan dan zelfmoord gepleegd?”, vroeg Adriaan.

Nu sloeg Adriaan een arm om Klaske heen. Nu kon het. Hij was niet schuldig meer. Al die jaren van boetedoening waren voor niets geweest...
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen