Boekverslag : Anna Enquist - Het Geheim
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 5411 woorden.

A. Beschrijvingsopdracht



1. Ik heb voor het boek Het Geheim van Anna Enquist gekozen omdat de omslag mij wel aansprak en omdat ik benieuwd was welk geheim er in het boek verteld zou worden en van wie het geheim dan was en omdat ik een boek wou om lekker te lezen en te ontspannen.



2. Ik heb de samenvatting gehaald op school ik heb eerst gezocht bij de uittrekselbank en daar heb ik een samenvatting gevonden over Het Geheim.



Samenvatting



Hoofdpersoon is de bijna zestigjarige Wanda Wiericke, die zich na een intensieve carrière als concertpianiste aan het begin van de jaren tachtig heeft teruggetrokken in een huis in de Franse Pyreneeën. Haar ex-echtgenoot, Bouw Kraggenburg, leest jaren later toevallig een recensie over een cd die van haar is uitgebracht, doet navraag naar haar adres en besluit haar na jaren van scheiding op te zoeken.

Heden en verleden wisselen per hoofdstuk af. Omwille van de overzichtelijkheid volgt hier een chronologische reconstructie van het leven van de hoofdpersoon.



Wanda Wiericke wordt op 18 april 1933 in Leiden geboren als eerste kind van Emma en Egbert Wiericke. Egbert, advocaat in Leiden, reageert weinig enthousiast op haar geboorte. Ook later blijft hij afstandelijk tegenover zijn dochter. Emma is zangeres. Twee keer per week repeteert ze met haar vaste begeleider, Max de Leon. Omdat ze vaak moet repeteren, wordt Wanda verzorgd door Stina, een hulp in de huishouding. Wanda kan goed met haar opschieten.

Al vroeg blijkt dat Wanda muzikaal begaafd is, moeiteloos speelt ze op de vleugel wijsjes na die Stina's vriend op zijn harmonica heeft laten horen. Aanvankelijk geeft Emma haar dochter zelf pianoles. Als ze in verwachting is van haar tweede kind, krijgt Wanda les van meneer De Leon. Emma stopt met zingen. In het ziekenhuis wordt het kind, een jongen, met een keizersnee ter wereld gebracht. Frank blijkt een mongooltje te zijn. Hij huilt voortdurend en kalmeert alleen als Wanda piano speelt.



Als de oorlog uitbreekt, wordt de situatie in het gezin zorgwekkend. Omdat Egbert de ideeën van Hitler over joden en zwakzinnigen kent, eist hij dat iedereen over Frank zwijgt, dat hij niet buiten komt en dat Wanda geen vriendinnetjes van school mee naar huis neemt. Hij stuurt zelfs Stina weg, omdat zij de aanwezigheid van Frank zou kunnen verraden. Als Wanda ziet hoeveel haar vader om Frank geeft, wordt ze afgunstig. Ze snakt naar zijn aandacht. Tot haar teleurstelling reageert haar vader ook nauwelijks op haar pianospel, waar ze helemaal in opgaat. Ze wordt daardoor zwijgzaam en eenzelvig, leert gevoelens voor zichzelf te houden en geheimen te bewaren.

Omdat hij een jood is, wordt de situatie voor De Leon intussen steeds gevaarlijker. Emma wil dat hij bij hen onderduikt, maar Egbert verzet zich hiertegen. Emma is woedend over de lafheid van haar man en regelt zelf een onderduikadres voor De Leon: bij haar zus Ida. Haar hulp komt echter te laat.



Als Wanda naar hem wordt gestuurd met in een envelop het onderduikadres, ziet zij hoe haar geliefde pianoleraar tijdens een razzia wordt opgepakt en weggevoerd.

Na de hongerwinter gaat de sterk vermagerde Wanda naar de boerderij van Stina's ouders om aan te sterken. Omdat de situatie thuis met de onzindelijke Frank vrijwel onhoudbaar wordt, stemt Egbert eindelijk toe in opname in een inrichting.

Wanda gaat naar het gymnasium. Van een geschiedenisleraar hoort ze voor het eerst onomwonden wat er met de joden in de oorlog is gebeurd. Ze is diep geschokt en verwijt haar moeder haar nooit de waarheid te hebben verteld. Een buurvrouw van De Leon brengt haar twee koffers vol muziekboeken, die hij bij haar in bewaring had gegeven en voor Wanda had bestemd. Wanda krijgt inmiddels pianoles van mevrouw Heidelberg.

Ze maakt haar gymnasium niet af. Als ze bijna achttien is, komt het tot een aanvaring met haar vader. Ze zegt hem niet langer verplicht bij Frank op bezoek te willen gaan en van het gymnasium over te willen stappen naar het conservatorium. (In het geheim heeft ze al met succes toelatingsexamen gedaan.) Tot haar verdriet legt haar vader zich gemakkelijk neer bij haar beslissingen: ze voelt zich verraden, alsof ze voor hem heeft afgedaan.

Vol overgave stort Wanda zich nog intenser op de muziek. Als ze op het conservatorium zit, gaat ze voor het eerst met een jongen naar bed: met Lucas Lantingh, een ambitieuze cellostudent, met wie ze harmonieus en hartstochtelijk musiceert. Als Wanda merkt dat hij ook op jongens valt, is ze onthutst. Haar vriendin Joyce had haar al voor Lucas' onbetrouwbaarheid gewaarschuwd.



Egbert, die aan keelkanker lijdt, gaat steeds meer achteruit. Tot Wanda's verdriet sterft hij zonder enige genegenheid voor haar te laten voelen. Na zijn dood leeft Emma op. Ze pakt haar vroegere zangcarrière weer op en ontmoet een nieuwe man, die haar weer levenslustig maakt: de Vlaamse zanger Guido de Bock, een Bourgondisch type.

Tijdens een ernstige ziekte is Wanda niet in staat om te studeren en te werken en heeft ze tijd om over zichzelf na te denken. Voor het eerst sinds lange tijd besluit ze haar broertje op te zoeken. Tot verwondering van de artsen, die geen enkele vooruitgang met Frank hadden geboekt, reageert hij direct op het pianospel van zijn zus.

Wanda raakt in gesprek met de medisch directeur van de inrichting, de arts Bouw Kraggenburg. Ze raken verliefd en gaan met elkaar naar bed.

Wanda blijkt echter niet een duurzame relatie te kunnen aangaan en kiest vrij snel weer voor de muziek. Na het behalen van haar solistendiploma krijgt ze een beurs voor het buitenland. Tegen de zin van Bouw gaat Wanda in Londen studeren. Ze maakt daar een slippertje met een andere musicus en komt ten slotte terug omdat Bouw het wil.

Ze trouwen en gaan op huwelijksreis naar Italië. Na de reis is Wanda uitgeput: ze blijkt zwanger te zijn. Vooral omdat ze bericht krijgt dat ze op tournee door de Verenigde Staten mag, is ze in deze periode gelukkig. Bouw wil niets van dit plan horen. Wanda krijgt een miskraam. Ze hoort een arts tegen Bouw spreken over de mogelijkheid dat zij draagster is van mongolisme, voelt zich schuldig aan het verliezen van 'hun' kind en wil nooit meer zwanger worden. Ook wil ze weg van Bouw. Ze stort zich weer op de pianostudie en vertrekt naar Amerika.



Na de tournee volgt de officiële scheiding van Bouw. Ze begint aan een drukke, professionele en uitputtende carrière als concertpianiste. Jarenlang heeft ze ernstige slaapproblemen en wordt ze gekweld door nachtmerries. Ze heeft korte liefdesrelaties en voelt zich meestal opgelucht als ze na het verbreken ervan weer alleen is. Op een dag ontvangt ze bericht van Bouw dat hij hertrouwd is.

Als Wanda's moeder ernstig ziek wordt, vraagt Guido haar in een brief direct over te komen. Emma is vreemd verkleurd door een acute leveratrofie, waardoor ze ook geestelijk in de war is. Wanda wil eindelijk eens met haar praten over het verleden, maar haar moeder is te ziek. Wel maakt ze een toespeling op een geheim in het leven van haar dochter, waaruit Wanda kan afleiden dat Egbert niet haar echte vader is. Voordat ze meer uitleg kan vragen, raakt Emma in coma en sterft. Van haar tante Ida hoort Wanda na de crematie de waarheid. De ouders van Emma hadden haar relatie met de joodse musicus Max de Leon verboden. Emma was van hem zwanger geraakt en had moeten trouwen met Egbert om een schandaal te vermijden. Wanda zoekt in de papieren van haar moeder naar een spoor van de liefde tussen Max en Emma, maar vindt niets.



Een dag na de begrafenis heeft Wanda overal spierpijn. Ze negeert de klachten, blijft studeren en optreden, maar de gewrichtspijnen blijven terugkomen. Een arts stelt vast dat ze reumatoïde artritis heeft en beslist moet stoppen met spelen, wil ze niet in een rolstoel terechtkomen. Alsof het haar opluchting geeft, besluit ze van het ene op het andere moment te stoppen. Ze laat de piano achter en gaat in een Frans dorpje hoog in de Pyreneeën wonen, omdat dat vlakbij zwavelbronnen ligt, die haar pijn kunnen verlichten. Ze raakt geen piano meer aan en leidt een teruggetrokken leven.

Als ze bijna zestig is, laat ze toch weer een vleugel in haar huis plaatsen. Erop spelen durft ze echter niet. Ze ontvangt een brief van Bouw waarin die meedeelt haar te willen opzoeken.



Bouw is veertien dagen alleen thuis, omdat zijn vrouw Johanna voor haar werk in Stockholm is. Toevallig leest hij in de krant over een cd met pianospel van Wanda. In een impuls besluit hij haar op te zoeken. Hij achterhaalt haar adres, meldt haar zijn komst en rijdt met zijn auto naar haar toe. Zo kan hij zijn bezoek aan haar mooi combineren met een congres in San Sebastian, dat over een week gehouden wordt. Tot het einde van zijn reis weet hij niet of hij haar zal opzoeken of zal doorreizen.



Eindelijk heeft Wanda moed genoeg verzameld en geeft ze toe aan haar verlangen om op de vleugel ('het beest') te spelen.

Bouw heeft op het laatste moment besloten toch maar naar haar huis te gaan. Hij verbergt zich op het kerkhof er tegenover en hoort haar spelen. Hij herkent de muziek: een Italiaans concert van Bach. De muziek breekt plotseling af.



B. Fabel/sujet



1. Wanda Wiericke de dochter van Emma en (Max de Leon) maar opgegroeid met de stiefvader Egbert, heeft al heel vroeg talent om iets met muziek te gaan doen, dat doet ze ook en ze gaat op pianoles bij meneer de Leon, die een Jood is en tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland wordt afgevoerd. Wanda krijgt ook nog een broertje Frank die een mongool is. En waarmee je niet kunt communiceren. Wanda maakt haar gymnasium niet af ze gaat naar het conservatorium. Ze haalt de audities en wordt een beroemde pianiste ze speelt overal in concerten. Ze woont in Frankrijk en trouwt met Bouw de verpleger die Frank verzorgd, haar relatie stuk omdat ze een miskraam krijgt. Ze stopt niet met muziek maken totdat ze reuma krijgt en niet meer mag spelen. Bouw is hertrouwd en als zijn vrouw veertien dagen weg is en hij een stuk leest in de krant over Wanda’s laatste cd besluit hij om haar op te zoeken.

2. De fabel en het sujet vallen niet samen omdat je eerst leest dat Bouw leest over de cd van Wanda, en dan terug in de tijd gaat naar de tijd dat Wanda les kreeg van meneer de Leon.



C. Motieven/Thema



1. De Titel




Van jongs af aan wordt Wanda geconfronteerd met taboes: zaken die volgens haar omgeving verzwegen behoren te worden, zoals Stina's verhouding met Koos, seksualiteit, het liefdesleven van haar moeder, haar echte vader, de aanwezigheid van haar mongoolse broertje, het lot van de gedeporteerde De Leon, de keelkanker van haar vader, de actieve euthanasie van haar vader en de nieuwe liefde van haar moeder. Bovendien heeft Wanda geheime gedachten over haar toekomst (p. 56), is ze op zoek naar het geheim van de muziek en 'verstopt' ze zich na haar loopbaan als concertpianiste in een bergdorpje.

De titel van de roman lijkt in eerste instantie te slaan op het geheim van Wanda's afkomst. Dit geheim wordt haar impliciet door haar zwijgzame moeder onthuld en expliciet bevestigd door tante Ida na de crematie.

Wanda's moeder heeft 'vergeten' tot haar levenscredo gemaakt: 'Glücklich ist... wer vergisst... was doch nicht zu ändern ist.' Bij haar crematie denkt Wanda: 'daar ligt ze, grijzig geel geworden van al haar geheimen' (p. 194.)

2. Leidmotief:

is het veelvuldig voorkomen van de kleur blauw.

Wanda is vaak in het blauw gekleed (p. 25, 58, 83), dokters dragen blauw (p. 94), bergkammen zijn blauw (p. 110), in de kamer binnenvallend licht is blauw (p. 137), Wanda's ongeboren kind (p. 167) en de bloemen die zij op haar balkon heeft staan (p. 201). Blauw kan staan voor afstandelijkheid en koelheid, karaktereigenschappen die goed bij Wanda passen.

3. Het thema is: het isolement en de eenzaamheid van de hoofdpersoon, Wanda Wiericke.



D. Schrijver en werk



Bron: Uittrekselbank in de Mediatheek op de computer.



Biografische gegevens



Anna Enquist is het pseudoniem van de in 1945 geboren Christa Widlund-Broer.

Ze deed gymnasium en studeerde psychologie in Leiden. Daarnaast volgde ze een opleiding aan het Haagse conservatorium. Muziek was een van haar grote passies; ze wilde concertpianiste worden. In 1988 stopte ze echter met haar muziekstudie. 'Op een gegeven moment ging het niet meer. Het was voor mij zo onverdraaglijk om het niveau te laten zakken, wel te spelen maar steeds minder te kunnen. Dat ik besloot om het helemaal niet meer te doen' (NRC Handelsblad, 19 juni 1992). Ze behaalde haar doctoraal psychologie en koos na een korte periode als docent psychologie en schoolpedagoog te hebben gewerkt voor een baan aan het Psychoanalytisch Instituut in Amsterdam. Sinds 1994 wijdt ze zich geheel aan het schrijven.

Christa Widlund wil haar werk en schrijven strikt gescheiden houden. Vandaar dat ze koos voor een pseudoniem. Haar Zweedse man Bengt, cellist in het Nederlands Kamerorkest, bracht haar op haar schrijfsternaam: 'In Zweden heten mensen altijd naar bomen, struiken of rivieren. De "enquist" is een knoest van een jeneverbesboom. Bij ons vakantiehuis in Värmland heb je een hele laan van dat soort bomen. Je spreekt de naam uit als éénquist. Ik vond Anna er mooi bij passen' (Marlene Lunter, Onmogelijke liefdes ).

Anna Enquist is moeder van een zoon en een dochter. In een interview met NRC Handelsblad (1 februari 2002) sprak ze voor het eerst in het openbaar over het verdriet na het overlijden van haar dochter die een half jaar eerder op 27-jarige leeftijd was omgekomen bij een verkeersongeluk. Deze ingrijpende gebeurtenis maakte dat ze de vorm van haar publieke optredens tijdens de Boekenweek 2002, waarvoor ze het geschenk had geschreven, wijzigde.



Hoofdlijnen van het werk



Pas in 1987 begon Anna Enquist met het schrijven van gedichten. Vanuit welke impuls weet ze niet meer: 'Ik ben gewoon gaan schrijven. Zomaar, omdat ik er zin in had' (Trouw, 13 februari 1992). Enquist had aanvankelijk niet de bedoeling haar gedichten te publiceren, ze werd ertoe overgehaald door drie vriendinnen en de uitgever Theo Sontrop.

Anna Enquist was al 46 toen ze debuteerde met de dichtbundel Soldatenliederen (1991). Er komen 44 vormvaste gedichten in voor met martiale titels als: 'Stormerderhand', 'Capitulatie' en 'De veldtocht'. Deze getuigen van een strijd, in dit geval: een vergeefse strijd die dagelijks geleverd moet worden tegen vijandige machten in de wereld.

Enquist putte haar inspiratie uit dagelijkse ervaringen, zoals: opgroeiende kinderen die weldra het huis zullen verlaten, het ouder worden en afstand nemen. Thema's zijn: pijn, verlies, eenzaamheid, woede en verzet.

De bundel werd vrijwel overal lovend besproken en bijzonder goed verkocht: tot nu toe ruim 15.000 exemplaren, voor poëzie een uitzonderlijk hoog aantal. De kritiek vergeleek haar met groten als Nijhoff, Nolens en Gerlach. De bundel werd bekroond met de C. Buddingh'-prijs voor debuterende dichters.

De criticus Hans Warren was een van de weinige dwarsliggers. Hij vond haar gedichten 'te onbeteugeld: (...) Geregeld verliest ze haar greep op de vorm' (Provinciale Zeeuwse Courant, 23 oktober 1992).

Ongeveer een jaar later verscheen Enquists tweede dichtbundel: Jachtscènes (1992). De bundel is samengesteld uit acht thematisch geordende afdelingen van telkens vijf gedichten. (over: natuur, kunst, gezin). De schrijfster zet haar thema's van de eerste bundel voort. Opnieuw treffen de felle toon en de dramatische beelden.

Zelf verklaart ze de titel als volgt: 'Je moet jagen. Je moet zien dat je krijgt wat je wil, je moet erachteraan. En je kan ook gejaagd worden. Je moet uitkijken (De Standaard, 15 januari 1994).

Ook deze bundel kreeg een onderscheiding: de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, een aanmoedigingsprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De jury had vooral oog voor het feit dat ze schreef over 'het merkwaardig genoeg weinig betreden terrein van de "kleine kosmos van huwelijk en gezin"'. De dichteres vond deze typering niet al te lovend: 'Ik wil toch liever niet de Mien Hoeksteen van de dichtkunst worden. Het is natuurlijk waar dat ik wel eens over mijn kinderen schrijf, maar per bundel toch niet meer dan vier van de veertig gedichten, denk ik. Om het hebben van een gezin dan het thema van mijn dichtkunst te noemen, dat gaat mij toch veel te ver' (de Volkskrant, 11 maart 1994).

In haar derde dichtbundel, Een nieuw afscheid (1994) werkte Enquist op krachtige wijze twee thema's uit waarover ze al eerder schreef: het ouder worden en het afscheid moeten nemen.

Naast bewondering oogstte ze scherpe kritiek. Hans Warren noemde haar 'een zondagsdichteres' (Provinciale Zeeuwse Courant, 29 april 1994) en de criticus Marc Reugelink was zelfs woedend: 'Zal ik u eens wat zeggen? Ik zal u eens wat zeggen. Ik zeg dit: de door critici als "briljant", "krachtig", "prachtig" of gewoon "mooi" omschreven poëzie (...) is in werkelijkheid van een pijnlijke banale hysterie vol valse en zelfs kwalijke beelden' (De Groene Amsterdammer, 16 maart 1994). Nog verder gingen Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, die op een strooibiljet schreven: 'De poëzie van mevrouw Enquist is als braaksel in een bloembak, gehoest uit een kale kut'. De titel van hun artikel was al veelzeggend: 'Waarom zijn de gedichten van Anna Enquist zulke shitgedichten?'

In hetzelfde jaar verscheen haar eerste roman, Het meesterstuk. De schrijfster merkte over deze literaire ommezwaai op: 'Ik vond het na alle poëzie ontzettend lekker om wat meer woorden tot m'n beschikking te hebben. Dat ik het nog een keer kon zeggen, nog wat mooier. Een gedicht is maar zo'n lapje tekst, terwijl je in een roman echt kunt uitpakken' (interview van Karin Overmars, HP/De Tijd, 26 augustus 1994).

Enquist schreef de lijvige roman in slechts drie maanden en was na afloop maandenlang ziek. 'Toch had ik deze ervaring niet willen missen. Bijna twee jaar had ik met de roman in mijn hoofd rondgelopen, het verhaal kwam er in één krachtige explosie uit' (HP/De Tijd ).

De strak gestructureerde roman is geïnspireerd op Mozarts opera Don Giovanni en gaat over de problematiek van relaties, met name tussen twee broers en over hun zoektocht naar de vader. 'De goedkeuring van de vader zoeken. Je denkt dat je het overwonnen hebt, maar zodra je niet waakzaam bent, duikt het weer op: het verlangen om vaders liefste te zijn. (...) Uiteindelijk willen wij bij vader op schoot, voorgoed, voor altijd. Niet moeder. Vader' (Trouw, 25 augustus 1994). In haar bundel Jachtscènes had Enquist al een gedichtencyclus gewijd aan de figuren uit de opera van Mozart.

Nog voor haar prozadebuut verscheen, waren de verwachtingen hooggespannen. De uitgever had de Duitse vertaalrechten al op voorhand verkocht en er werd een flinke oplage gedrukt. De kritiek was niet al te lovend over Enquists eerste roman: te 'uitleggerig', te overdadig en breedvoerig en stilistisch zwak. Carel Peeters sprak spottend van 'een roman met een hoog damesgehalte' (Vrij Nederland, 3 september 1994) en Reinjan Mulder van 'een staketsel dat is opgevuld met oude lappen, grauwe watten en stugge wol' (NRC Handelsblad, 9 september 1994). Het publiek trok zich hier niets van aan: binnen drie maanden was de eerste oplage van 20.000 exemplaren uitverkocht, in 1997 stond de teller op bijna 150.000! De roman werd onderscheiden met de Debutantenprijs 1994.

In 1996 verscheen Enquists vierde gedichtenbundel: Klaarlichte dag. Hierin kwamen bekende thema's opnieuw aan de orde: afscheid, verlies, en onmacht om deze te accepteren. Opmerkelijk was dat haar felle toon getemperd was en haar overdadige beeldspraak versoberd. Dat nam niet weg dat Enquist ook in deze gedichten uiting gaf aan haar heftige temperament, met woede en verzet als voornaamste drijfveren.

Ook nu weer waren de meningen onder de critici sterk verdeeld. Sommigen moesten weinig hebben van haar gedrevenheid, anderen hadden daar juist waardering voor: 'Ik heb altijd waardering gehad voor Enquists gepassioneerdheid, die subtiliteit overigens volstrekt niet uitsluit. Zij heeft onze doorgaans sterk beschouwelijke poëzie een theatrale impuls gegeven die niettemin wortelt in een authentiek existentiële bodem' (Peter de Boer in Trouw, 5 april 1996).

In hetzelfde jaar werd Enquist door het Nationaal Comité 4 en 5 mei gevraagd te spreken tijdens de Nationale Herdenking in de Nieuwe Kerk. De tekst van die lezing verscheen onder de titel Een avond in mei (1996).

Opvallend positiever waren de critici over de tweede roman van Enquist, Het geheim (1997).

Hoofdpersoon is de bijna zestigjarige Wanda Wiericke, die zich na een intensieve carrière als concertpianiste aan het begin van de jaren tachtig alleen heeft teruggetrokken in een huis in de Franse Pyreneeën. Haar echtgenoot, Bouw Kraggenburg, leest jaren later toevallig een recensie over een cd van haar, doet navraag naar haar adres en besluit haar na jaren van scheiding op te zoeken. Heden en verleden wisselen per hoofdstuk af.

De roman draait om de eenzaamheid en het isolement van Wanda. Ook het zoeken naar de vader komt terug: als kind zocht Wanda al erkenning bij haar vader, maar die wees haar af. Bouw is voor haar een tijdlang de vader die ze zo lang heeft gezocht. De rol van de muziek is in dit boek zo groot dat critici het als een 'muziekroman' typeerden.

Het leek wel of Enquist zich de negatieve kritiek ter harte had genomen: de stijl was opvallend soberder, de structuur hechter en het onderwerp vastomlijnd. Overigens bleven sommige recensenten negatief in hun oordeel. Enquist werd meer dan eens vergeleken met schrijfsters als Margriet de Moor en Nelleke Noordervliet, die ook pas op latere leeftijd gingen schrijven. Hun publiek werd als volgt geschetst: 'Vermoedelijk bestaat dat grotendeels uit leeftijds- en seksegenoten die, nu de kinderen de deur uit zijn, eveneens vinden dat hun sociale en artistieke ontplooiing in de knel heeft gezeten' (Gerrit Jan Zwier, Leeuwarder Courant, 31 januari 1997).

Maar ook nu reageerde het publiek enthousiast: binnen één jaar verschenen twaalf drukken; na een jaar kwam er al een Duitse vertaling en de roman verwierf de Trouw Publieksprijs voor het Nederlandse boek 1997.

In 1999 bundelde Enquist tien verhalen in De kwetsuur. In tegenstelling tot haar vorige, vrij autobiografische werk waren de onderwerpen van de verhalen uiteenlopender en neutraler. Enquist putte haar inspiratie uit de geschiedenis, de maatschappij en (maar liefst vijf keer!) uit haar liefde voor voetbal.

Toen in 2000 haar verzamelde gedichten verschenen, oordeelden sommige critici dat er in haar gedichten in de loop der jaren weinig was veranderd, dat er weinig ontwikkeling in te bespeuren viel. Anderen waren echter lovend. Bijvoorbeeld Jan Paul Bresser, die schreef: 'Nu al haar tot nu toe gepubliceerde gedichten gebundeld zijn, herkent de lezer die eigenschappen als een strakke rode draad. Anna Enquist schrijft geen geheimtaal. De kracht van de poëzie schuilt in het gebrek aan verhevenheid. De taal kent geen labyrinten. Verbeelding heeft evenveel met lyriek als met voetbal te maken. Er is geen muur tussen schrijver en lezer. Het is een open veld' (Elsevier, 8 april 2000).

Ook na het verschijnen van haar dichtbundel De tweede helft (2000), bleven de kritieken gemengd. Zo wijst Piet Gerbrandy verschillende verkeerde beelden en inconsequenties aan (de Volkskrant, 15 december 2000). Ilja Leonard Pfeijffer daarentegen heeft een andere mening: 'In hun kortzichtige obsessie voor haar verkoopcijfers zien veel professionele lezers over het hoofd dat haar gedichten meer bieden dan truttige reflecties op het moederschap en andere martelingen van een vrouw. (...) Poëzie mag overal over gaan, als het maar goed is opgeschreven. En daar - het moet maar eens gezegd worden - is Anna Enquist wel degelijk toe in staat. Zij kan verzen schrijven die je bijblijven' (Vrij Nederland, 27 januari 2001).

Ook deze bundel gaat over angst, verlies, afscheid en dood, en ook in deze bundel getuigt ze van haar liefde voor zulke uiteenlopende zaken als muziek en voetbal. Desondanks vindt de schrijfster zélf niet dat ze in haar ontwikkeling is blijven steken: 'Er is toch een en ander veranderd. Het onbesuisde van de eerste twee bundels is er een beetje af. Ik moest de poëzie destijds verkennen en ontdekken, ik had immers nooit eerder geschreven. Het kwam er dan ook allemaal heel woest uit. Het nadenken over waar ik mee bezig was, is pas later begonnen. Ik denk dat die vroege bundels vanwege dat naïeve en onbesuisde een zekere charme hebben, maar poëzie-technisch gezien staat in De tweede helft mijn beste werk. Ergens vind ik het jammer dat ik die onbevangenheid van het begin kwijt ben. Kritischer en bedachtzamer worden heeft ook zijn nadelen' (interview van Bart Vanegeren, Humo, 28 november 2000).

Duidelijk is dat Anna Enquist geen schrijfster is van ondoorgrondelijke, literaire hoogstandjes. De onderwerpen die ze kiest, zijn voor de lezer direct herkenbaar en de structuur is begrijpelijk. Omdat haar taal vrij muzikaal is en ze heftige emoties niet uit de weg gaat, zijn haar gedichten laagdrempelig, waardoor ze veel lezers trekken.

Als auteur die een breed publiek aanspreekt, was Enquist dan ook een logische kandidaat voor het schrijven van een Boekenweekgeschenk. Dat gebeurde in 2002. De titel van de novelle die toen in grote oplage werd verspreid, luidt: De ijsjagers. Het is het verhaal van de teloorgang van het huwelijk tussen een lerares oude talen en een psychiater na het spoorloos verdwijnen van hun volwassen dochter. Enquist droeg de novelle op aan haar dochter.



Bibliografie



Primaire bibliografie

1991 Soldatenliederen (gedichten). De Arbeiderspers.

1992 Jachtscènes (gedichten). De Arbeiderspers.

1994 Een nieuw afscheid (gedichten). De Arbeiderspers.

1994 Het meesterstuk (roman). De Arbeiderspers.

1996 Een avond in mei (tekst van de toespraak tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei 1996, gevolgd door gedichten van Anna Enquist, Eva Gerlach en Gerrit Kouwenaar). De Arbeiderspers.

1996 Klaarlichte dag (gedichten). De Arbeiderspers.

1997 Het geheim (roman). De Arbeiderspers.

1997 Hazenveld (schilderijen van Marianne Aartsen en gedichten van Anna Enquist). Philip Elchers.

1999 ARC (partituur van Daan Manneke met gedichten van Anna Enquist en houtsneden van Cees Andriessen). Stichting De Witte Mier.

1999 De kwetsuur (verhalen). De Arbeiderspers.

2000 De gedichten 1991-2000. De Arbeiderspers.

2000 De tweede helft (gedichten). De Arbeiderspers.

2002 De ijsjagers (novelle). CPNB. Boekenweekgeschenk.

2002 Hier was vuur : gedichten over moeders en kinderen. De Arbeiderspers. Bloemlezing uit eerder verschenen dichtbundels.



Audiovisuele media

2001 Tussen boven- en onderstem : preludes van Chopin en gedichten van Anna Enquist (compactdisc). De Arbeiderspers.

2002 De erfenis van meneer De Leon (2 compactdiscs). De Arbeiderspers. Bevat uitvoeringen van de pianowerken die voorkomen in de roman Het geheim, gespeeld door Ivo Janssen, afgewisseld met fragmenten uit de roman, gelezen door Anna Enquist.



Secundaire bibliografie (selectie)



Hieronder vindt u gegevens van boeken en artikelen OVER leven en werk van de auteur. Raadpleeg de LiteRom in de openbare bibliotheek voor interviews en besprekingen van afzonderlijke titels die zijn verschenen in dag- en weekbladen.

- Beurskens, Huub. 'Bedenkingen van een hartevreter'.

In: Bzzlletin 22 (1992) 199, p. 46-57.

- Bindervoet, Erik en Robbert-Jan Henkes . Waarom zijn de gedichten van Anna Enquist zulke shitgedichten : een pamfle. Platforum, 1994..

- Blink, Inge van den. 'Anna Enquist' [interview].

In: Blink, Inge van den. Tussen twee vuren : vrouwen over de keuze carrière en/of moederschap. Kwadraat, 1999.

- Boer, Rose-Mary de. 'Anna Enquist' [interview].

In: Het leven is de speelbal van de tijd : portretten van opmerkelijke vijftigers. Elmar, 1999, p. 96-100.

- Brems, E. 'Anna Enquist, Het geheim'.

In: Lexicon van Literaire Werken. Wolters-Noordhoff, 1997.

- Broekhuysen, Louise, Gerard Zuurbier. ''Ik geloof niet in een eeuwig clubhuis' : interview met Anna Enquist.

In: Ruim (1997) 9, p. 6-27.

- Domselaar, Kees van. 'Anna Enquist'.

In: Kritisch Literatuur Lexicon, november 1997. Samsom/Wolters-Noordhoff, 1997.

- Heerze, J. 'Anna Enquist, Het geheim'.

In: Eerste druk '97. Nijgh Versluys, 1998.

- Jong-De Wilde, Ellen de. ''Je schrijft iets naar je toe' : een gesprek'.

In: Kreatief 31 (1997) 2, p. 59-65.

- Kunz, Trudy. 'Anna Enquist : de eeuwige zoektocht naar evenwicht'.

In: Uit thuis (1998) 4, p. 8-13.

- Lockhorn, Elisabeth. 'Anna Enquist : 'Psycho-analyse is net als poëzie: durven zeggen wat er in je omgaat'' [interview].

In: Marie Claire (1993) 2, p. 20-22, 56.

- Lunter, M. en Munsters M. 'Anna Enquist, Het meesterstuk'.

In: Onmogelijke liefdes. Vijf schrijfsters voor de lijst. Vrouw & Kultuur, 1996.

- Middag, Guus. 'Alles zit klem en nooit komt het meer goed'.

In: Middag, Guus. Alles valt in stukken uiteen. De Bezige Bij, 1993, p. 57-60.

- Osté, Mariëlle. 'Anna Enquist: 'Ik een zondagskind? Hoezo?''.

In: Elle, (1997) februari, p. 20-24.

- Roep, Nanda. 'Schrijven bestaat niet, alleen herschrijven : 'Stampvoetend luisterde ik naar de kritiek van de redacteur'' [interview met Anna Enquist, Hafid Bouazza en Oscar van den Boogaard].

In: Tijdschrift Schrijven 1 (1997) 1, p. 18-21.

- Roemer, Astrid. 'Over de hoedanigheid van de herinnering : poëzie van Anna Enquist'.

In: Mara 7 (1993) 1, p. 56-61.

- Schmidt, T. 'Anna Enquist'.

In: Uitgelezen 15. NBLC Uitgeverij, 1996.

- Soest, Marjo van. ''Ik voel me wel eens de Nel Benschop van de intellectuelen' : Anna Enquist: psychoanalytica en best verkochte dichteres van Nederland'.

In: Opzij 22 (1994) 7-8, p. 20-25.

- Van Hulle, Joris. 'Anna Enquist: 'Gevoelens mogen bij mij meespelen in gedichten''.

In: Poeziekrant 19 (1995) 1, p. 38-40.

- Van Hulle, Joris. 'Anna Enquist, Het meesterstuk'.

In: Lexicon van Literaire Werken. Wolters-Noordhoff, 1998.

- Visser, Arjan. 'Het geloof is een collectieve psychose'.

In: De tien geboden. Ten Have, 1999, p. 46-53.

- Weelden, J. van. 'Anna Enquist, Het geheim'.

In: Boek in - Boek uit 1996/1997. Ellessy, 1998.

- Zuiker, Rob. 'Poëzie als tweede keus : de ambivalentie van Anna Enquist' [interview].

In: Begane Grond 8 (1994) 2, p. 13-18.

- Zweden, Corien van. 'Naast psychologe ook schrijfster' [interview]/

In: Psychologie 14 (1995), p. 18-20.



Audiovisuele media

- Boeken, 22 oktober 1991 (gesprek met o.a. Anna Enquist, geluidscassette, 60 minuten). VPRO, 1991.

- De verbeelding, 11 januari 1993 (geluidscassette, 30 minuten). Humanistisch Verbond, 1993.

Een uitgebreide secundaire bibliografie is te vinden in het Kritisch Literatuur Lexicon (november 1997).



E Evaluatie



Spannend  want je weet niet hoe Wanda reageert als ze hoort dat haar vader niet haar biologische vader is. En je weet niet wat de gevoelens van Emma zijn voor Egbert.



Herkenbaar  het is wel herkenbaar dat als je een miskraam hebt gehad, en als je relatie stukloopt dat je gaat toeleggen op je muziek.



Negatief  Alles in het verhaal is negatief voor Wanda, bijvoorbeeld als ze van haar moeder hoort dat haar vader een stiefvader. Is en dat haar echte vader haar muziek leraar was. En dat haar echte vader is meegenomen naar een concentratie kamp. En dat ze een miskraam heeft dat is ook negatief en dat haar relatie stukloopt.



Vreemd  dat iemand na zoveel jaar toch wel weer een keer verlangt om zijn oude liefde te zien. En dat hij dat dan doet nadat hij dat in de krant heeft gelezen. Terwijl zijn vrouw veertien dagen weg is dus ook achter zijn vrouw haar rug om.



F Spanning/Open plekken



1. Waarom heeft reageert Egbert nauwelijks op het pianospel en het talent van Wanda?

2. Waarom leeft Emma weer op nadat Egbert gestorven is?

3. Waarom wil Emma niet praten over Egbert?



De vragen worden halverwege het verhaal in gevuld. Zo wordt duidelijk dat Emma weer opleeft nadat ze Guido ontmoet heeft. Omdat ze tegen haar wil moest trouwen met Egbert om een familie schande te voorkomen. Nu kan ze dus wel doen wat ze graag wou en dat is veel zingen.

Wanda komt pas te weten dat haar vader niet haar biologische vader is, als haar moeder bijna doodgaat. Ze hoort het dan van haar moeders zus hoe de vork aan de steel zit.



De vragen worden dus laat ingevuld door het verhaal dus je hebt te maken met lange spanningsbogen.

Invulling vragen: vraag 1 blz 183 ‘je moet bedenken dat het een totaal andere tijd was,’ zegt tante Ida. ‘Het was normaal dat dochters deden wat hun ouders zeiden.’ Wanda luistert. Ze heeft keelpijn. In de aula was het of haar keel zt dichtgeschroefd. Nu ze met haar tante door het urnenpark wanselt voelt ze bij iedere vraag die ze stelt dat het daarbinnen rauw en rood is. ‘Max de Leon. De naam alleen al! Vader en moeder vonden het een te gevaarlijke ontwikkeling. Hij moedigde haar aan om op het toneel te staan. Dat zagen ze liever niet, weet je. En Emma was verschrikkelijk verliefd op hem. Er waren ruzies over, thuis. ….



vraag 2 blz 101

vraag 3 blz 183



















J perspectief



1. Het geheim is auctoriale verteld. De alwetende verteller wisselt het verhaal af: nu eens vanuit het perspectief van Wanda in het heden, dan weer vanuit Wanda in het verleden of vanuit Bouw in het heden.

De personages worden niet van binnenuit en vrij afstandelijk beschreven. Zo wordt er nooit gebruikgemaakt van de innerlijke monoloog, waardoor de lezer nooit te weten komt wat een persoon zélf voelt.



De alwetende verteller springt soms snel van de een naar de ander. Aan het begin van hoofdstuk 2 bijvoorbeeld vinden we in slechts enkele korte alinea's de volgende perspectieven: commentaar van alwetende verteller -# dokter -# beschrijving en commentaar -# verpleegster -# kind -# Emma -# Egbert.



3. – Je komt niet goed te weten hoe een personage zich voelt.

- Je komt ook niet de gedachten te weten dit moet je opmaken uit de context van het

verhaal.

- Je weet soms meer over de personages omdat het een alwetende verteller is.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen