Boekverslag : Frederik Van Eeden - De Kleine Johannes
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1053 woorden.

Titel:

De titel heeft betrekking op de belangrijkste persoon uit het boek: Johannes. Ook kand de titel slaan op het Johannes evangelie, omdat beide hetzelfde doel hebben, namelijk een betere wereld proberen te zoeken.

Opbouw:

Vier fasen vormen de kern van het verhaal, dat bestaat uit veertien genummerde hoofdstukken (151 blz.):
  1. Windekind-stadium: periode van de kinderlijke fantasie
  2. Wistik-stadium: kennisdrang
  3. Pluizer- en Cijfer-stadium: rationalisme, positivisme, materialisme; puberteitscrisis
  4. Ongenoemde-stadium: sociale roeping; adolescentie

Genre:

Sprookje. De verteller noemt het verhaal in het begin een sprookje dat echt gebeurt is. Er komen typische sprookjesfiguren in voor: elven en kabouters. Ook is het verhaal gebouwd op de typische tegenstelling tussen goed en kwaad.

Ruimte:

Het verhaal speelt zich voornamelijk af in de vrije natuur (Naaldenveld in Bentveld en de duinen bij Haarlem) en in de grote stad. Realiteit en fantasiewereld wisselen elkaar af.
In het boek is er een duidelijke tegenstelling van ruimten: de natur tegenover de stad. Het huis waar Johannes woont, met zijn familie en zijn huisdieren: Presto de hond en de kat Simon, ligt dichtbij de zee in een duin- en bosrijke omgeving. Voor Johannes is dit zijn wereld en daar voelt hij zich gelukkig. De tochten met Windekind vinden daar ook plaats.
In de grote stad voelt Johannes zich ongelukkig, het stinkt er, is groot, armoedig, druk, ellen-dig en vol ziekte. Johannes ervaart het als een plaats waar geen mens gelukkig kan worden.

Tijd:

Het tijdsverloop is chronologisch, met vage tijdsaanduidingen en tijdsprongen. De vertelde tijd: " 15 jaar (" het tiende tot het vijfentwintigste levensjaar van Johannes).
Soms zijn er flash-backs waarin Johannes terugdenkt aan eerdere ervaringen.
De verteller vertelt het verhaal achteraf. Het speelt zich af in de negentiende eeuw, omdat er over industrialisatie wordt gesproken, maar nergens wordt er een duidelijke tijdsaanduiding gegeven. Het verhaal is in de verleden tijd geschreven.

Vertelspectief:

De schrijver gebruikt de situatie van de auctoriale verteller. Hij richt zich rechtstreeks tot de lezer en weet meer dan Johannes. De verteller beschrijft nauwkeurig de gevoelens van de hoofdpersoon en beschrijft andere personen door de ogen van Johannes.

Thema en motieven:

Het thema is de ontwikkelingsgang van kind tot volwassene en worsteling met de levensraad-sels.
De belangrijkste motieven zijn o.a.:
  • verkleiningsmotief (sprookjes)
  • kritiek/satire op de mensenmaatschappij (krekelmeester: >De mens is een groot, nutteloos en schadelijk dier.=; Mierenoorlog: hekeling van de ideële godsdienstoorlogen; zendingsfeest: belachelijk gedrag van de mensen)
  • levensfasen van de mens (kindertijd/puberteit/adolescentie)
  • contrasten (goed/kwaad; zuiverheid/verdorvenheid; droom/werkelijkheid; idealisme/material-isme enz.)
  • zoeken naar geluk/ geluksverlangen (leidmotief: gelukskistje)
  • pantheïstisch denken (God gaat op in de natuur, is in alles aanwezig)
  • posivitisme (analyseren, meten, tellen enz.: Pluizer en Cijfer)
Elke figuur stelt een begrip voor:
Windekind: de ongerepte kinderfantasie, liefde voor de natuur, het verlangen naar schoonheid
Wistik: de drang naar het kennen en begrijpen van alle aspecten van het leven en de dwaalweg van het zoeken naar antwoorden op alle vragen (= het ware boekje)
Robinetta: jeugderotiek Pluizer en dokter Cijfer: het rationalistisch denken

Taal:

De taal is eenvoudig en beeldend. Er komen prachtige natuurbeschrijvingen in het boek voor.

Personages:

  • Johannes. Hij is de hoofdpersoon. Hij is een kleine jongen met een grote fantasie en een grote liefde voor planten en dieren. Hij vraagt en zoekt (naar waarheid). In het verhaal groeit hij op van kind tot jong volwassene, hij ontmoet daarbij achtereenvolgens Windekind, Wistik, Robinetta, Pluizer, de Dood, dokter Cijfer en een menselijk gestalte zonder naam. Zij oefenen allemaal een tijdelijke of blijfende invloed op hem uit. Het zijn allemaal allegorische bijfiguren.
  • Windekind. Hij is eenelf en zoon van de zon. Hij leert Johannes alles van de natuur, leert hem de planten/dierentaal te verstaan, maar vervreemdt hem van de mensen. Windekind, en bijna alle dieren en planten, haat mensen, hij vindt hen lomp, dom en heerszuchtig. Hoewel Johannes een mens is laat Windekind hem toch alles zien omdat hij zijn vriend is.
  • Wistik. Hij is de meest wijze van de kabouters, maar praat te veel. Wistik spoort de naar waarheid zoekende Johannes aan om het >ware boekje= te zoeken, wat gedoemd is te mislukken. Windekind wil niet dat Johannes naar hem luistert, maar doet dit toch en Windekind verlaat hem.
  • Robinetta. Zij stelt de jeugderotiek voor. (motief/symbool)
  • Pluizer. Hij symboliseert samen met zij leerling dokter Cijfer de materialistische wetenschap. Hij ontkent het bestaan van alles wat bovenmenselijk is, heeft minachting voor gevoelens en vindt het leven zinloos. Pluizer leert Johannes alles van de zin van het bestaan en de dood.
  • Hein, de Dood. Pluizer brengt Johannes met hem in contact. Eerst is hij bang voor hem, maar later wil Johannes zelfs dat hij hem meeneemt opdat hij windekind terugvindt.

Schrijver:

Frederik Willem van Eeden (1860-1932) Nederlands letterkundige, behoorde tot de Tachti-gers, onder wie hij het religieus symbolisme vertegenwoordige. Was werkzaam als arts, daarna als psychiater (tot 1894). Als Cornelis Paradijs maakte hij met de dichtbundel Grassprietjes (1885) de Nederlandse domineespoëzie belachelijk en in hetzelfde jaar was hij een der oprich-ters van ADe Nieuwe Gids@, waarvan het eerste nummer opende met het begin van zijn be-roemde roman De Kleine Johannes (1n 1887 in boekvorm verschenen). In 1893 leidde een polemiek met Kloos tot een breuk met ADe Nieuwe Gids@en in 1898 stichtte Van Eeden te Bussum de idealistische kolonie AWalden@, die door wanbeleid in 1907 failliet ging. In deze tijd schreef hij zijn grote psychologische roman Van de koele meren des doods (1900) en twee vervolgen op De Kleine Johannes (1905, 1906). Nieuwe sociall-idealistische plannen werden door de WO I verstoord en daarna was zijn literaire rol zo goed als voorbij. In 1922 werd hij Rooms-Katholiek. De laatste jaren van zijn leven werden beheerst door een geestesziekte.
Andere werken van hem zijn onder andere het versdrama De broeders (1894), Het lied van schijn en wezen (2 delen, 1897, 1910), Studies (4 reeksen, 1890-1904) en Mijn Dagboek (8 delen, 1931-1934).

Eigen Mening:

Komt nog, ik heb het boek nog niet helemaal uit.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen