Boekverslag : Frederik Van Eeden - De Kleine Johannes
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2863 woorden.

1. Zakelijke gegevens



a) Auteur: Frederik van Eeden

b) Titel: De Kleine Johannes

Manteau, Amsterdam, 1992, 15e druk, 152 blz. (1e druk 1887)

c) Genre: Een sprookje met een psychologische achtergrond. Er is sprake van een duidelijke tegenstelling tussen goed en kwaad en er komen sprookjesachtige figuren voor: kabouters en elven.

De verteller kondigt dit zelfs aan: “Het heeft veel weg van een sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zo gebeurd.”

d) Geraadpleegde secundaire literatuur:

Prisma Uittrekselboek van Nederlandse literatuur 1880-1945

Internet: www.collegenet.nl www.scholieren.nl



2. Eerste reactie



a) Keuze

Van mijn docente Nederlands heb ik een lijst boeken uit bepaalde perioden gekregen waaruit ik boeken moet kiezen. Toen ik in de bibliotheek dit boek zag staan herkende ik de titel. Ik las de achter flap en het leek me een interessant boek om te lezen.

b) Korte inhoud

De Kleine Johannes vind ik een mooi boek om te lezen, maar ik deed er langer over dan gewoonlijk om het uit te lezen. Het vroeg goede concentratie, omdat het in oud Nederlands geschreven is. Vooral in het begin was dit erg wennen. Hierdoor was ik uiteindelijk blij dat ik het uitgelezen had.



3. Verdieping



a) Samenvatting

De kleine Johannes heeft erg veel fantasie en kan goed overweg met zijn hond, Presto en zijn kat, Simon. Hij droomt ervan om naar de grot te vliegen, die door de wolken gevormd is. Als hij op een zaterdagavond in een bootje op het meer drijft, verschijnt er een libelle. Deze verandert in Windekind, die hem meevoert op een wonderlijke reis. Windekind vertelt hem dat de zon haar vader is. Ze gaan eerst naar de krekelschool, waar Johannes leert dat de mens een groot, nutteloos en schadelijk dier is en dat het zeer lang staat, omdat die niet kan vliegen of springen. Daarna gaan ze naar een weldadigheidsfeest in een konijnenhol, dat gehouden wordt ter ere van alle dieren die zijn omgekomen door de komst van mensen met honden. Op dit feest ontmoet Johannes de elfenkoning Oberon. Deze geeft hem een gouden sleuteltje, dat op een gouden kistje vol met kostbaarheden moet passen. Hij kan alleen niet zeggen waar dit kistje is.

De volgende dag krijgt Johannes straf op school. Hij had namelijk de leraar verbeterd, toen deze zei dat de zon vrouwelijk is. Die avond kan hij Windekind dus niet weer ontmoeten. Pas op vrijdagavond gaan ze weer samen op pad. Windekind vertelt hem allerlei verhalen over de dieren, die overeenkomsten met de mensen vertonen. Zo hekelt hij de Oorlogsmieren in de godsdienstoorlogen. Johannes vindt dat de mieren dom zijn, maar Windekind zegt dat de mensen juist naar de mieren toekomen om wijzer te worden. Daarna gaan ze naar een zendingsfeest.

Johannes wil niet meer bij de mensen wonen en wanneer Windekind hem over de kabouters vertelt, wil hij deze leren kennen. Als hij de kabouter Witsik ontmoet, vraagt hij of de waarheid te vinden is. Die staat niet in het elfenboekje en ook niet in het kabouterboekje. Windekind heeft Johannes verlaten en deze gaat op zoek naar het kistje. Hij vindt wel een bijbel, maar die moet hij niet hebben. In de lente ontmoet hij Robinetta, die een roodborstje op haar schouder heeft. Johannes is verliefd op haar, maar vindt daarmee nog niet het geluk. Witsik zegt hem dat hij aan het roodborstje moet vragen waar hij het geluk kan vinden. Deze tjilpt: “Hier niet! Hier niet!”. Robinetta wil hem ook helpen en zij laat hem de bijbel zien. Daar heeft Johannes niets aan en hij zegt dat hij geen eerbied voor God heeft. Nu mag Robinetta van haar vader niet meer met hem omgaan.

Nu is hij na Windekind ook Robinetta kwijt. Pluizer vindt hem in een droevige stemming. Johannes vindt hem een beetje eng, ook al omdat hij minachtend over Witsik spreekt. Hij treedt hardhandig op, wanneer Johannes over Windekind praat. Hij neemt hem mee naar Dr. Cijfer en de sombere achterbuurten van de stad. Vervolgens gaan ze naar het kerkhof, naar Hein de Dood, waar Johannes ziet wat er van een mens verwordt. Hij ziet ook zijn eigen dode lichaam. Johannes verandert zijn gedachte en hij overwint de macht van Pluizer, wanneer deze de doodsoorzaak van Johannes’ vader wil onderzoeken door zijn lichaam open te snijden. Hein knikt naar Johannes als deze ziet dat deze de wil van Pluizer kon weerstaan. Windekind komt terug, maar past niet meer in de wereld van de volwassen geworden Johannes. Hij voert Johannes mee en wijst hem op het Grote Licht. Dan ontmoet hij een mens (de Ongenoemde) die hem op het donkere oosten wijst, waar de mensheid met haar weedom is. Johannes moet keizen tussen Windekind en de Ongenoemde: hij wendt zich van Windekind af en gaat met de ernstige mens mee. Uit: Top 100 boekverslagen



b) Onderzoek van de verhaaltechniek



Schrijfstijl

De roman is geschreven in gemakkelijk leesbaar Nederlands, met soms wat lange omschrijvende zinnen.

Het verhaal stamt af uit de vorige eeuw, waardoor er een oude taalstijl wordt gehanteerd. Er wordt gebruikt gemaakt van de ouderwetse aanspreekvorm “ge” en “gij”, wat goed past bij het karakter van een sprookje.

Er zijn veel dialogen en de gesprekken zijn heel levendig. Ook de gesprekken met dieren, kabouters en andere wezens lijken heel natuurlijk.

Beschrijvingen zijn zeer beeldend en worden duidelijk beïnvloed door de fantasie van de kleine Johannes.



Plaats en tijd

Het verhaal wordt bijna geheel chronologisch verteld, maar dit wordt soms onderbroken bij het terugdenken aan eerdere ervaringen en ontmoetingen.

De vertelde tijd is twee jaar, wat blijkt uit het gedeelte bij het sterfbed van Johannes’ vader. Er worden regelmatig sprongen in de tijd en tijdsverdichtingen toegepast. De verteller vertelt het verhaal achteraf.

Het sprookje speelt zich af in het laatste kwart van de negentiende eeuw, wat blijkt uit bijvoorbeeld de trein en de industrialisatie. Er wordt echter nergens een nauwkeurige tijdsaanduiding gegeven.

In De Kleine Johannes is er een duidelijke tegenstelling in ruimte: de natuur staat tegenover de stad. Het huis van Johannes ligt in een omgeving met veel duinen en bossen, vlakbij zee. Hij maakt tochten met Windekind in de ‘verkleinde’ natuur in de buurt. Bij Pluizer en dokter Cijfer in de grote, drukke en vieze stad voelt Johannes zich totaal niet prettig en ervaart dit als een armoedige en zieke ellende waar de mens zich van de natuur heeft afgekeerd en nooit geluk zal vinden.

Uiteindelijk kiest Johannes er toch voor om als de mens terug te gaan naar de sombere stad en hier zin te geven aan zijn bestaan door liefde aan de mens te geven.



Verhaalfiguren

Johannes is de hoofdpersoon in deze roman, een gevoelig en fantasierijk kind met een grote liefde voor alles wat leeft. Dit kind ontwikkelt zich tijdens zijn groei tot een jong volwassene en ontmoet daarbij achtereenvolgens Windekind, Witsik, Robinetta, Pluizer, de Dood, dokter Cijfer en de niet met name genoemde menselijke gestalte.

Deze bijfiguren hebben elk een belangrijke invloed op de ontwikkeling van Johannes.

Windekind, de “Zonnezoon” is een gevoelig elfachtig wezen dat tevoorschijn komt uit een libellen. Hij wijdt Johannes aan de natuur, maar vervreemdt hem van de mensen, die hij laat zien als lompe en domme onverdraagzame wezens. Windekind staat symbool voor de kinderlijke fantasie van Johannes.

Witsik is een onaangename en babbelende kabouter die net als Johannes vragen over het leven, geluk en de dood niet kan beantwoorden. Johannes die naar de waarheid zoekt, wordt door hem op het verkeerde spoor gezet en laat hem zoeken naar het zogenoemde “ware boekje”. Witsik verjaagt Windekind uit Johannes’ leven en zorgt er tegelijkertijd voor dat Johannes Pluizer in het oog krijgt. Hij symboliseert de dorst naar kennis en weetdrang.

Johannes wordt verliefd op Robinetta, waarbij het even lijkt of Windekind herleeft. Johannes speurtocht naar het wezen der dingen en zijn ideeën over God en de bijbel zorgen ervoor dat de relatie vroegtijdig wordt beëindigd.



Pluizer, een vleermuis en zijn leerling dokter Cijfer zijn beiden personificaties van de materialistische wetenschap. Pluizer is er bazig en heeft Johannes een tijdlang in zijn macht. Hij ontkent het bestaan van alles wat bovenzinnelijk is, heeft minachting voor gevoelens en ziet het leven als een zinloze onderneming die naar de dood voert. Pluizer benadrukt in tegenstelling tot Windekind Johannes’ menszijn en hij hoeft zich geen illusies te maken omtrent de zin van het bestaan en zijn uiteindelijk lot. Dokter Cijfer is een systematische onderzoeker die pas tevreden is wanneer hij alles wat hij onderzoekt kan meten en in getallen uitdrukken.

Pluizer brengt Johannes in contact met Hein, de Dood. Eerst is Johannes bang voor de Dood, maar na het overlijden van zijn vader wil hij juist dat Hein hem meeneemt, omdat alleen de Dood hem bij Windekind terug kan brengen en het boekje doen vinden. Johannes neemt uiteindelijk de woorden van de Dood ter harte: hij wil een goed mens worden door de mensen lief te hebben.

Aan de hand van de menselijke gestalte (geleider) die over de golven naar Johannes toeloopt, wil hij deze taak uitvoeren.



Situaties

Het verhaal is globaal in de volgende situaties te onderscheiden:

Beginsituatie: Het kleine jongetje Johannes woont in een groot huis en leeft een fantasierijk leven.

Nieuwe wending: Johannes ontmoet achtereenvolgens Windekind, Witsik, Pluizer, de dood en de Ongenoemde die allen invloed hebben op Johannes ontwikkeling.

Eindsituatie: Johannes is nu een jonge volwassenen die probeert zijn leven onder de mensen zo goed mogelijk te leven.



Vertelwijze

Er is in deze roman sprake van een alwetende auctoriale verteller, die zich in de eerste zin al presenteert: “Ik zal u iets over de kleine Johannes vertellen….” In de rest van het verhaal blijft de schrijver zich rechtstreeks tot de lezer richten. De verhaalfiguur wordt zelfs toegesproken: de hond Presto. De verteller weet meer dan Johannes en weet zelfs wat kachels denken en zeggen.

De lezer wordt heel nauwkeurig op de hoogste gehouden van de gevoelens en gedachten van Johannes. Bij de andere personages worden gezien door de ogen van Johannes; hun woorden en daden worden waargenomen maar de gevoelens en diepere beweegredenen niet.



c) Onderzoek van de thematiek



Het thema

De geestelijke ontwikkeling van een kind naar zijn volwassenheid wordt in de Kleine Johannes op symbolische wijze getekend. Deze ontwikkeling en de worsteling met levensraadsels staan dus centraal. Er is geen sprake van een alledaags kind, maar een kind dat zichzelf vragen stelt zoals de zin en onzin van het leven, geluk en verdriet, leven en dood, waarheid en leugen en over het waarom van zo vele andere dingen. Antwoord hierop zou moeten leiden tot het begrijpen van de essentie van het leven en ook de dood. Johannes stopt uiteindelijk met het zoeken en vragen en beslist om een zo goed en zinvol mogelijk leven te leiden door zich in dienst te stellen van de mensheid.

De schrijver, Van Eeden, heeft de vorm van een sprookje gekozen en schetst daarbij de ontwikkelingsgang van Johannes in vijf opeenvolgende levensfasen. Hierbij wordt elke fase gesymboliseerd in een sprookjesfiguur. Ieder figuur symboliseert of personifieert een abstract begrip.

Windekind staat symbool voor de ongerepte kinderfantasie, de liefde voor de natuur en het verlangen naar schoonheid.

Witsik symboliseert de drang naar het kennen en begrijpen van alle aspecten van het leven en de dwaalweg van het zoeken naar kant en klare antwoorden op alle vragen.

Robinetta geeft in de derde fase de jeugderotiek weer, die slechts tijdelijk geluk brengt.

Pluizer en dokter Cijfer symboliseren het rationeel willen begrijpen dat door Johannes als ontoereikend en liefde uitsluitend wordt ervaren.

In de laatste fase beslist Johannes om met de ongenoemde mee te gaan en om een goed leven onder de mensen te leiden. “waar de mensheid is en haar weedom” De groei naar volwassenheid is voltooid.



Motieven

- Tegenstelling tussen de stad en de natuur. Johannes houdt van de natuur en Windekind maakt hem de verschillen tussen de stad en natuur duidelijk.

- Wetenschap. Pluizer en Dokter Cijfer staan hier symbool voor en proberen op alle vragen met cijfers te antwoorden.

- Fantasie. Johannes heeft een zeer rijke fantasie wat veel invloed heeft op het verhaal.

- Leven en dood. Wanneer Johannes in contact komt met Hein, de Dood denkt hij veel na over de dood en de waarde van het leven.

- Waarheid. Johannes gaat op zoek naar de waarheid. Hij zoekt het “ware-boekje” wat volgens Witsik zijn vragen zal beantwoorden.

- Geluk en verdriet. Johannes is op zoek naar zijn geluk en de plaats waar hij zich gelukkig voelt. Uiteindelijk kiest hij voor het leven bij de mensen in de stad.



Verband tussen titel en thema

De titel, De Kleine Johannes, is zeer duidelijk en logisch. De hoofdpersoon Johannes groeit op en ontwikkelt zich tot een volwassen man.

Wanneer Johannes zich onder de insecten, konijnen, elven en andere wezens bevindt is Johannes duidelijk verkleind. Er is dus letterlijk sprake van een Kleine Johannes.

De titel heeft ook betrekking op het Johannes Evangelie, omdat Johannes een boodschap uitdraagt met als doel een betere mensenwereld, gebaseerd op de zuivere principes van christendom en socialisme.



Motto

Het boek heeft geen motto of opdracht.

Wel staat er op de eerste pagina ´Aan mijn vrouw’ wat voor zich spreekt.





d) Plaats in de literatuurgeschiedenis

Het boek is voor het eerst gepubliceerd in 1887.



De auteur – Frederik van Eeden

Frederik van Eeden leefde van 1860 tot 1932 en werd geboren in Haarlem. Hij was werkzaam als arts en psychiater. Hij was een van de eerste psychiaters in Nederland. Hij debuteerde onder het pseudoniem Cornelis Paradijs met de dichtbundel Grassprietjes. Hij was een van de oprichters van de nieuwe gids, waarvan het eerste nummer opende met het begin van De Kleine Johannes. Dit is opmerkelijk, want in feite wijkt dit sprookje af van de poëticale opvattingen van “de” Tachtigers. Een religieus en sociaal idealisme spreekt uit Van Eedens’ werk. Hij streefde naar zuiverheid, schoonheid en originaliteit

In 1898 stichtte Van Eeden de idealistische kolonie “Walden”.

In 1900 verscheen zijn psychologische roman Van koele meren des doods. Van Eeden schreef ook toneelstukken: De broeders (1894, een versdrama), De nachtbruid (1909) en Het lied van schijn en wezen (1895-1922, 3 delen).

De laatste jaren kreeg Van Eeden een geestesziekte.

De kleine Johannes werd door de kritiek als redelijk enthousiast ontvangen en sloeg na het verschijnen in boekvorm in 1887 bij het publiek in als een bom. Met dit “sprookje” kreeg hij de naam als romancier. De veel later geschreven vervolgdelen (1905 en 1906) lijken inderdaad niet meer op een sprookje zoals de verteller al in zijn slotzin aangaf.



Typering voor de schrijver

Van Eeden heeft veel verschillende en uiteenlopende werken geschreven van romans tot toneelstukken. Hij heeft dus geen andere boeken in dezelfde vorm geschreven als deze roman. Zijn idealen komen duidelijk naar voor in dit werk, wat de kleine Johannes toch zeer typerend maakt voor deze schrijver.



Stroming

De kleine Johannes is te plaatsen bij de Tachtigers, maar wijkt hier toch enigszins van af. Hoewel Van Eeden schreef voor De Nieuwe Gids, weken zijn ideeën af van die van de Tachtigers. Zij schreven stukken met het idee ‘l’art pour l’art’ – ‘de kunst om de kunst’ en het ging hun meer om de vorm dan de inhoud. Het was Van Eeden juist meer de doen om de inhoud dan om de vorm. Dit leidde uiteindelijk tot een breuk tussen Van Eeden en de andere Tachtigers.



4. Beoordeling



Positieve en negatieve elementen

Het boek is in oude taal geschreven, wat ik vooral in het begin heel storend vond. Naarmate ik verder las in het boek ging het lezen hiervan gemakkelijker en sneller. Ik moest wel heel goed mijn aandacht bij dit boek houden, omdat ik het anders niet goed begreep. Het lijkt heel simpel taalgebruik, maar vaak wordt er met de eenvoudige woorden iets anders of diepzinniger bedoeld.

Je ziet echt voor je hoe de verhaalfiguur zijn situatie beleeft. De rijke fantasie van Johannes maken het verhaal zeer levendig. Soms is het moeilijk om te begrijpen wat de schrijver met zijn beeldende beschrijvingen bedoelt, dus moest ik me goed concentreren. Meerdere malen was ik even de draad kwijt, doordat ik het boek te snel las en hierdoor de beschrijvingen en uitspraken niet goed tot me door liet dringen en ze dus ook niet begreep. Sommige stukken heb ik dus meerdere malen over gelezen.



Passage die aanspreekt

“Toen wendde Johannes langzaam het oog van Windekinds wenkende gestalte af en strekte de handen naar de ernstige mens. En met zijnen begeleider ging hij de kille nachtwind tegemoet, de zware weg naar de grote, duistere stad, waar de mensheid was en haar weedom.”

Hiermee eindigt het verhaal. Johannes accepteert eindelijk dat hij een mens is en gaat mee met de ‘onbekende’. Johannes gaat proberen om een zo goed mogelijk leven te hebben bij de mensen, waar hij thuishoort. Windekind laat hij achter, wat weergeeft dat Johannes nu volwassen is en zijn jeugd afsluit. Dit vind ik een heel mooi einde van het boek, omdat er in heel de roman naar deze beslissing toe wordt gewerkt.



Eindoordeel

De Kleine Johannes vind ik een leuk en mooi boek om te lezen. Op een zeer symbolische manier wordt een gehele ontwikkeling van een jongen beschreven. Het is een sprookje dat voor volwassenen is bedoeld met een zekere boodschap. Dit vind ik heel speciaal. De uiteenlopende en rijke fantasie van het kleine jongetje maken de roman afwisselend en levendig om te lezen.



Aanrader

De kleine Johannes is een aanrader om te lezen, maar niet om snel uit te lezen. Je moet de tijd er voor nemen en je er op concentreren. Wanneer je het boek goed gelezen hebt is het een heel mooi boek, dat diepe indruk maakt.



Succes
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen