Boekverslag : Multatuli - Max Havelaar
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3945 woorden.

Samenvatting
Korte Inhoud:

Batavus Droogstoppel is makelaar in koffie (firma Last & Co.) en woont op Lauriergracht 37 te Amsterdam. Hij wil een boek over de koffiecultuur gaan schrijven en zal zich daarbij laten leiden door waarheid en gezond verstand; dichters en romanschrijvers vertellen niets dan leugens.
Op een avond kwam Droogstoppel een oude schoolkameraad tegen, die er sjofel uitzag; in plaats van een behoorlijke winterjas droeg hij slechts een soort sjaal over zijn schouder. Droogstoppel noemt hem dan ook Sjaalman. Tot zijn ergernis wandelde de armoedige Sjaalman een eind met hem op. De volgende dag ontving Droogstoppel een pak papieren met een brief, waarin Sjaalman hem verzocht bij een boekhandelaar borg voor hem te staan voor de drukkosten, die aan de uitgave waren verbonden, en de inhoud eens door te lezen. Droogstoppel vond veel interessants in het pak documenten (onder andere een verslag over de koffiecultuur in de residentie Menado), wat hij zou kunnen gebruiken voor zijn boek. Voor het persklaar maken van de fragmenten schakelt hij de volontair Ernest Stern in (de zoon van een bevriende relatie uit Hamburg), die op het kantoor van Last & Co. Werkt. In feite zal Stern het boek schrijven aan de hand van de gegevens van Sjaalman. De titel moet luiden; ‘De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij’. Droogstoppel zelf zal af en toe een hoofdstuk toevoegen om het boek een ‘solide voorkomen’ te geven.
Stern begint zijn ‘verhaal’ met een beschrijving van het reizen op Java, het bestuur van Indië en de misstanden (knoeierijen en uitbuiting van de inlandse bevolking). Dan vertelt hij, dat er in het district Lebak (zuid-bantam) een nieuwe assistent-resident aangesteld is, Max Havelaar. Deze Havelaar komt aan in de hoofdplaats van Lebak, Rangkas Betoeng. Hij is een uitstekend ambtenaar, snel van begrip, waarheidslievend, idealistisch, maar ook realistisch, ‘een vat vol tegenstrijdigheden’. Hij zal krachtig opkomen tegen elke vorm van onrecht en dat tiert welig in Lebak (buffelroof, herendiensten enzovoorts). De volgende dag houdt Havelaar een toespraak tot de hoofden van Lebak. Hij laat daarin duidelijk merken, dat hij ervan op de hoogte is, dat sommigen hun plicht verzaken uit eigenbelang, het recht verkopen voor geld en de buffel van de arme mensen afnemen. Havelaar weet dit alles uit de archiefstukken van zijn voorganger Slotering. Controleur Verbrugge is ook op de hoogte van de wantoestanden en hij weet bovendien dat er over de dood van Slotering geruchten de ronde doen (hij zou vergiftigd zijn door de schoonzoon van de regent…). De inlandse bevolking leeft in miserabele omstandigheden; de grote boosdoener is de bejaarde regent, de Adhipathi Karta Nata Negara, een hoge inlandse bestuursambtenaar uit een adellijk Soendanees geslacht, die voortdurend geld te weinig heeft om zijn grote familie en hofhouding te onderhouden. Havelaars superieur Slijmering, de resident van Bantam, is op de hoogte van de handelswijze van de regent, maar heeft nog geen enkele maatregel genomen.
Droogstoppel onderbreekt nu Sterns verhaal; hij heeft nergens uit op kunnen maken dat er in Lebak koffie verbouwd wordt. Hij vindt dat het hele verhaal over die Havelaar geen enkele lezer kan boeien en dat het tijd wordt de lezer eens iets anders voor te zetten, dat hem meer sticht: brokstukken uit een preek van dominee Wawelaar. Aan de Javanen moet het evangelie verkondigd worden en door arbeid zullen ze tot God moeten komen. Dat is mogelijk, want de grond in Lebak kan heel goed geschikt gemaakt worden voor de koffiecultuur. Verder vindt Droogstoppel dat door de papieren van Sjaalman de christelijke geest in zijn huis niet bevorderd wordt; daarom zal hij zijn kinderen en Sjaalman eens vaderlijk vermanen. In een brief spoort hij Stern aan uit het pak van Sjaalman eens wat degelijkers te halen.
Uit een parabel over een Japanse steenhouwer, die Havelaar vertelt aan het inlandse meisje Si Oepi Keteh, wordt duidelijk, dat de mens niet naat steeds hogere dingen moet streven.
Havelaar ziet dat er in de streek veel misstanden zijn. Hij probeert met zachtheid de regent te ‘bewerken’, maar er valt niets met hem te beginnen, ondanks mooie beloften. Iedereen wist van het onrecht en de afpersing, maar niemand durfde actie te nemen. ‘s Nachts kwamen de slachtoffers van de misdrijven bij Havelaar klagen en hij probeerde hen zo veel mogelijk te helpen. Hoe erg de uitbuiting in Lebak is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda, een ‘eentonig’ verhaal, dat de Nederlanders wel aan moet spreken. Saïdjah, de zoon van een eenvoudige Soendanese landbouwer in Badoer, ploegt voor zijn vader het rijstveld met hun buffel. Het trouwe dier beschermt hem eens tegen een aanval van een tijger. Net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd afgepakt. Enige tijd daarna vlucht Saïdjah’s vader, omdat hij zijn landrente niet kan betalen. Hij wordt gepakt en sterft in de gevangenis; Saïdjah’s moeder sterft van ellende. Saïdjah vat liefde op voor Aninda. Om geld te verdienen vertrekt hij naar Batavia om als bendie-jongen te gaan werken. Na drie jaar zal hij terugkeren om met Aninda te trouwen; als pand geeft hij haar een stuk van zijn hoofddoek. Tijdens zijn lange voetreis naar Batavia overdenkt Saïdjah vele zaken (zijn liefde voor Aninda, eenzaamheid, angst, de dood). In Batavia klimt hij op tot huisbediende; na drie jaar vertrekt hij weer, voorzien van een getuigschrift, genoeg geld om wel drie buffels te kopen en een prachtige doek voor Aninda. Als hij eindelijk in het dorp aankomt, zijn Aninda en haar huis onvindbaar. Het gerucht wil, dat ze met familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Sumatra) getrokken is. Wanhopig doolt Saïdjah rond en gaat dan Aninda zoeken aan de overzijde van de zee, waar hij zich aansluit bij een bende opstandelingen. In een brandend dorp vindt hij Aninda’s lijk; hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten van de soldaten in te lopen…Het is zeker, dat er vele Saïdjah’s en Aninda’s zijn.
Droogstoppel is het helemaal niet eens met Sterns sympathie voor de verdrukte Javanen: als in Lebak niet gewerkt wordt, blijft de bevolking arm; dat is toch logisch!
Mevrouw Slotering vreest dat Havelaar zal worden vergiftigd, net als haar man, die ook tegen het onrecht op wilde optreden. Havelaar dient bij Slijmering een schriftelijke aanklacht in tegen de regent. Slijmering reageert verbolgen, omdat Havelaar hem niet eerst mondeling ingelicht heeft en hem met zijn brief stoort in zijn drukke bezigheden.
Droogstoppel vertelt over een hernieuwde poging om Sjaalman te ontmoeten en over een brief, waaruit blijkt dat ‘juffrouw’ Sjaalman van haar familie het advies krijgt te scheiden. Verder vertelt hij over een bezoek aan zijn schoonvader en zijn ontmoeting met een resident uit de Oost, die beweerde dat er helemaal geen ontevredenheid in Indië was en dat die Sjaalman een ontevreden figuur was met een afkeurenswaardig gedrag.
De resident komt naar Rangkas Betoeng. Hij brengt eerst een bezoek aan de regent, vraagt hem wat hij kan inbrengen tegen de klacht van de assistent-resident en geeft hem geld. Dan bezoekt hij Havelaar en verzoekt hem de aanklacht in te trekken. Maar Havelaar weigert, waardoor de zaak door een hogere instantie behandeld zal moeten worden. De gouverneur-generaal ziet zich genoodzaakt Havelaar voorlopig over te plaatsen naar Ngawi. Havelaar vraagt echter zelf ontslag. Hij gaat naat Batavia om de gouverneur-generaal in Buitenzorg te spreken, maar Zijne Excellentie heeft fijtzweer aan de voet en kan hem niet ontvangen; later heeft hij het te druk met zijn aanstaand vertrek. Havelaar schrijft dan een brief, maar zonder resultaat; de gouverneur-generaal vertrekt naar het moederland zonder dat er een gesprek plaats gevonden heeft. Havelaar doolt arm en verlaten rond…
Dan neemt Multatuli de pen op. Hij heeft Stern niet meer nodig en stuurt Droogstoppel, dat ellendige product van geldzucht en godslasterlijke femelarij weg (‘stik in de koffie en verdwijn’). Multatuli wil met het boek in de eerste plaats zijn kinderen iets meegeven voor later, nadat hun ouders zullen zijn omgekomen van ellende. In de tweede plaats wil en zal hij gelezen worden. Iedereen moet weten dat de Javaan mishandeld wordt en als hij niet geloofd wordt, zal hij zijn boek vertalen. In de hoofdsteden zullen dan liederen klinken met het refrein: ‘Er ligt een roofstraat aan de zee, tussen Oostfriesland en de Schelde’. Ook in Indische talen zal het boek verschijnen, want de Javaan moet geholpen worden, langs wettige wet of desnoods met geweld. Ten slotte richt Multatuli zich tot koning Willem de Derde, keizer van het prachtige Insulinderijk, dat zich slingert om de evenaar als een gordel van smaragd, en vraagt hem of het zijn wil is dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels en zijn niet meer dan dertig miljoen onderdanen daarginds worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam…

Opbouw:

De editie van Salamander Klassiek bestaat uit 20 genummerde hoofdstukken zonder titel. Er is sprake van ‘dubbelroman’, waarin twee verhalen met elkaar verweven zijn:
- het Droogstoppel-verhaal over de koffie-cultuur (roman A)
- het Stern-verhaal over Max Havelaar (roman B)
A en B verwijzen voortdurend naar elkaar en eindigen op hetzelfde moment.
De laatste paar bladzijden vormen een soort pamflet of schotschrift: Multatuli neemt zelf de pen op en zet de bedoeling van het boek uiteen.

Naar het einde van het boek toe blijkt de fictie steeds meer realiteit te zijn. Aanvankelijk denkt de lezer een humoristisch-realistisch verhaal in handen te hebben. Pas later blijkt het werkelijke (politieke) doel van het boek: de reële wantoestanden aan de kaak stellen. Maar dan is de lezer al in de ban geraakt; hij wordt als het ware in een fuik gelokt (‘fuikstructuur’), de literatuur wordt ‘over boord gezet’.
Een belangrijk structuurelement is het contrast: Nederland tegenover Indië, arm tegenover rijk, huichelarij tegenover oprechtheid, fictie tegenover werkelijkheid, Droogstoppel tegenover Havelaar enzovoort.
Multatuli zelf noemt het boek ‘bont’, zonder ‘geleidelijkeid’, maar de structuur is toch niet zo grillig. J.C. Brandt Coerstitius vindt, dat de roman zeer goed gecomponeerd is. Er zijn namelijk twee keer drie groepen hoofdstukken van gelijke omvang te onderscheiden met elk twee ‘toppen’:
- het eerste drietal (hoofdstuk 1 tot en met 4, 5 tot en met 8 en 9 tot en met 11) heeft als toppen de toespraak tot de hoofden van Lebak en de parabel van de Japanse steenhouwer;
- het tweede drietal (hoofdstuk 12 tot en met 14a, 14b tot en met 17 en 18 tot en met 20) kent als toppen de geschiedenis van Saïdjah en Aninda en het slotgedeelte.
De geschiedenis van Saïdjah en Aninda vormt binnen de roman een zelfstandig, exemplarisch verhaal; het toont een voorbeeld van de uitbuitingspraktijken.
De onderwerpen in Max Havelaar zijn zeer uiteenlopend van aard, maar ze worden met elkaar verbonden door de centrale gedachte, dat de Javaan wordt uitgebuit en het bestuur niet deugt.

Personages:

Hoofdpersoon is eigenlijk E. Douwes Dekker zelf in verschillende schijngestalten (afsplitsingen):
a. Max Havelaar, de ongeveer vijfendertigjarige assistent-resident van Lebak, een heroïsche figuur, een ‘ideale’ ambtenaar, een soort Don Quichot die strijdt tegen het onrecht dat (zijns inziens) de inlanders wordt aangedaan. Daarbij stuit hij voortdurend op onwil en onbegrip van de Nederlandse bestuursambtenaren. Hij is gevoelig, ijverig, intelligent, eerlijk, gevat, sociaal-bewogen, revolutionair en idealistisch. Hij past niet in het toenmalige koloniale ambtenarencorps. Hij is overtuigd van de juistheid van zijn eigen opvattingen en speelt in de Lebak-affaire een mooie rol. Tine, zijn goedaardige, liefdevolle echtgenote, heeft een blinde verering voor hem en keurt alles goed wat hij doet. Zoontje Max jr. is het onschuldige slachtoffer van zijn vaders idealisme.
b. Sjaalman: Douwes Dekker in berooide toestand na zijn ontslag, een miskend idealist. Sjaalman was ontslagen door boekhandelaar Gaafzuiger.
c. Ernest Stern, een enigszins sentimentele jonge Duitse volontair, die bij Droogstoppel inwoont.
d. Multatuli (‘Veel heb ik gedragen’)

In de loop van de roman treedt weer identificatie op: Havelaar, Sjaalman, Stern en Multatuli blijken een en dezelfde figuur te zijn.
Batavus Droogstoppel, compagnon van Last, is makelaar in koffie te Amsterdam, een karikatuur van de egoïstische Hollandse koopman: huichelachtig, laf, ijdel en onbeschoft. Hij heeft twee kinderen, Frits en Marie; zijn bediende heet Bastiaans.

De inlandse regent Karta Nata Negara is welwillend en beleefd, maar doet zijn eigen zin. Hij buit zijn volk uit en laat herendiensten verrichten. Sommige bewoners van het weinig welvarende Lebak waren zo tot wanhoop gebracht, dat ze de wijk genomen hadden naar naburige gebieden en Zuid-Sumatra, waar ze zich bij de opstandelingen aansloten.
Saïdjah en Adinda verpersoonlijken de mishandelde inlandse bevolking.
Dominee Wawelaar stelt de godsdients in dienst van de exploitatie van Indië; hij wil de Javaan bekeren om hem voor Nederland te kunnen laten werken.
Resident Slijmering is het type van de ambtenaar die het altijd zo bijzonder druk heeft en zijn plicht verzaakt.
Verbrugge is een ambtenaar, die schrikt van Havelaars doortastend optreden. De joviale, gezellige Duclari is de militaire commandant.
Diverse personages hebben karakternamen (‘speaking names’), bijvoorbeeld Droogstoppel (dor, droog), Slijmering (slijmen, stroop likken) en Wawalaar (wauwelen, onzin vertellen)


Perspectief:

Het vertelperspectief is meervoudig en ingewikkeld; er zijn meerdere IK-vertellers, namelijk Droogstoppel, Stern (die weer een min of meer auctoriale IK-verteller creëert die de Havelaar-geschiedenis vertelt) en Multatuli (in het slotgedeelte). Havelaar presenteert echter ook zichzelf (in gesprekken en brieven). Multatuli gooit de vertellers Droogstoppel en Stern aan het eind van de roman eigenhandig uit het boek (‘Ik walg van mijn eigen maaksel’).


Ruimte + tijd:

De gebeurtenissen spelen zich af in Nederland (met name in Amsterdam) en in (voormalig) Nederlands- Indië (Het tegenwoordige Indonesië). Deze locaties vormen een sterk contrast. Het district Lebak (met de hoofdplaats Rangkas Betoeng) ligt in de residentie Bantam op West-Java. Saïdjah en Adinda wonen in Badoer, in het district Parang Koedjang.
Multatuli bedacht voor het prachtige eilandenrijk de naam Insulinde. Hij besteedt in Max Havelaar veel aandacht aan de ‘couleur locale’: prachtige natuurbeschrijvingen, Indische taal, enzovoort.
Het eiland Insulinde is dus zeker als ruimte te beschouwen tenslotte voltrekken zich daar alle gebeurtenissen en werkt dus ook volledig mee met het verhaalgebeuren. Contrasterend met het verhaal is het kantoor en huis van Droogstoppel. Dit huis is volledig ingericht met alle mogelijke toenmalige ‘luxe’ artikelen en het huis staat tevens in Nederland. Deze combinatie is niet helemaal volledig contrasterend, omdat de Nederlanders in Indië ook in weelderige luxe woonden, maar hun huis stond in Indië en niet in Nederland. Het paleis van de regent, is volledig meewerkend met het verhaal, het laat heel goed zien hoe groot de toenmalige verschillen waren tussen Indiërs onderling, het paleis fungeert ook als achtergrond voor menige ruzie tussen regent en de Nederlandse ambtenaren. Tevens is in dit paleis de voorganger van Havelaar vermoord, waardoor Havelaar naar Indië is gekomen.
De tijd in het boek is van zeer groot belang, omdat Indië in die tijd in Nederlandse handen was, en omdat het er niet altijd even rechtvaardig aan toe ging toen. Er zijn echter twee tijden in het boek aanwezig, dit is de tijd waarin het verhaal van Max Havelaar speelt, onderbroken en ingeleid door commentaren uit de tweede tijd, de tijd waarin Stern en Droogstoppel leven en het boek schrijven.

Titelverklaring:

De titel verwijst naar de (fictieve) hoofdpersoon, de ondertitel naar de koffiecultuur en voormalig Nederlands-Indië, die veel geld in de staatskas bracht.


Thema en motieven:

Centraal staan de strijd tegen de uitbuiting van de bevolking van Nederlands-Indië en het streven naar eerherstel voor de ambtenaar Douwes Dekker. Grondmotief is de gerechtigheid. Verder spelen onder andere een belangrijke rol:
- vermenging van fictie en werkelijkheid
- persoonsafsplitsing en identificatie
- manuscriptfictie of mystificatie: gefingeerde brieven en documenten (‘pak van Sjaalman’)
- kritiek op de maatschappij, de kerk en het kolonialisme
- strijd tegen ongevoeligheid en wanbegrip
- botsing van verschillende culturen
- ambtenarij. Het bestuur van Nederlands-Indië zag er als volgt uit:
Gouverneur-generaal en Raad van Indië® residenten® assistent-residenten® controleurs® opzieners® klerken. De inlandse regent werd bijgestaan door districtshoofden.


Stijl:

Vooral in het ‘Stern-verhaal’ is de stijl fris, natuurlijk, persoonlijk, levendig en meeslepend. De toon wisselt van hard en zakelijk tot humoristisch en sarcastisch en soms poëtisch. Gewone spreektaal, ambtelijk taalgebruik, bijbels-profetische taal en een gevoelige, poëtische verteltrant wisselen elkaar in de zeer ongelijksoortige teksten af. Zelf typeerde Douwes Dekker zijn stijl als ‘muziek en onweer’ (Idee 324). De vele uitweidingen dienen vooral om de lezer in te lichten over Havelaars karakter en werkkring.

Auteur:

Eduard Douwes Dekker (Multatuli, 1820-1887) werd geboren in Amsterdam. Hij was de jongste van vijf kinderen en werd voornamelijk door zijn moeder (Sytske Eeeltje Klein) opgevoed. Hij bezocht enkele jaren de Latijnse School en was, net als zijn broer Pieter, voorbestemd predikant te worden. Hij mislukte echter op school, werkte drie jaar als bediende bij textielfirma Van de Velde en werd in 1838 door zijn vader meegenomen naar Nederlands-Indië. In Batavia werkte hij bij de ‘Algemene Rekenkamer’. In 1841 werd hij rooms-katholiek (zijn ouders waren doopgezind) om te kunnen trouwen met de plattelandsdochter Caroline Versteegh; haar vader wilde echter niet met een huwelijk instemmen. Douwes Dekker vroeg toen overplaatsing naar Sumatra aan; en 1842 werd hij controleur in Natal. Hij had enkele maanden een verhouding met Si Oepi Keteh, de dochter van een inlands hoofd.
Na een valse verdachtmaking van fraude is Eduard Dekker naar Batavia vertrokken waar jij trouwde en secretaris van de resident in Menado. Door ziekte mocht hij terugkeren naar Nederland. Door voorspraak van de gouverneur-generaal werd hij en 1856 assistent-resident van Lebak (West-Java). Daar probeerde hij een verandering te brengen in de slechte situatie van de inlanders. Hij diende een officiële klacht en tegen een regent waarna hij overgeplaatst werd en zelf ontslag nam.
Vanaf 1870 zorgde Douwes Dekkers vriend en uitgever G.L. Funke ervoor, dat de opbrengsten van zijn werken vergroot werden. Douwes Dekker begon een verhouding met Mimim Hammimck Schepel.

De belangrijkste werken van E. Douwes Dekker zijn:
- Hector - De zegen Gods door Waterloo
- Losse bladen uit het dagboek van een oud man - Minnebrieven
- De eerloze - Ideen
- Max Havelaar - Japansche gesprekken
- Indrukken van den dag - Brieven
- De maatschappij tot nut van den Javaan
- Duizend en eenige hoofdstukken over specialiteiten


Eigen Mening:

Mijn eerste indruk van het boek was dat het een betoog zou zijn over de manier van schrijven van de toenmalige Nederlandse dichters en schrijvers (soort Hollandsche Spectator). Maar het was totaal iets anders. Het boek betrof de wantoestanden en gebeurtenissen beschreven naar aanleiding van het 'Pak van Sjaalman’. Wat voornamelijk beschreven wordt door Stern en waar Dhr. Droogstoppel weer het hele boek commentaar opgeeft.
De manier van schrijven Multatuli is prettig maar soms ook onbegrijpelijk. Vooral de momenten dat Droogstoppel het over neemt van Stern.
Zoals de schrijver zijn leven in Lebak beschrijft ‘via’ de ogen van een ander persoon is verbluffend. Het geeft het boek een heel hoge emotionele waarde voor hemzelf en voor zijn nabestaanden, eigenlijk voor de hele Nederlandse bevolking.
Uit hetgeen hierboven vermeld zou U als lezer al op kunnen maken dat ik heel positief tegenover de schrijver sta, en het boek een grote klasse van schrijfkunst vindt bevatten die eigenlijk niet te overtreffen is. Zelfs nu nog in de 20e eeuw waarin je je geen beeld meer kunt maken van die wantoestanden, zoals die in Java voorkwamen, kun je jezelf zeer goed inleven, vooral op de voor de schrijver zeer emotionele momenten.
Het boek heeft een zeer hoge waarde van realiteit en geloofwaardigheid. Het is zeer realistisch geschreven hetgeen de lezer weer het gevoel geeft dat het ‘vandaag’ gebeurd is en niet in de vorige eeuw. De actualiteitsgehalte van het boek was voor de 19e eeuw zeer vooruitstrevend, omdat Multatuli een van de weinigen was die commentaar durfde te geven op het beleid van de Nederlandse overheid toentertijd tegenover de koffiecultuur en wantoestanden in Java. De schrijver staat dus zeer negatief tegenover de uitbuiting van de mensen in de koloniën van het Nederlandse Koninkrijk.
Waar Multatuli ook zeer negatief tegenover staat zijn de personages Stern en Droogstoppel zoals hij zelf ook vermeld in het laatste gedeelte, waar hij zelf de pen opneemt: ‘stik in koffie en verdwijn’.
Ik zelf heb niet zo’n grote negativiteit als Multatuli, maar ik zelf sta er zeker niet positief tegenover. Hetgeen dat mij het meest aansprak was dat Multatuli in zijn boek het verhaal van Saïdjah en Aninda heeft opgenomen, omdat je dit eigenlijk ook heel goed kunt plaatsen in de 20e eeuw in West-Europa, voornamelijk is het heel goed toepasbaar bij de 2e Wereldoorlog, waarin ook heel veel mannen naar de oorlogsgebieden zijn gegaan en teruggekeerd waren maar hun toekomstige vrouw of huidige vrouw verloren hadden door bombardementen.
Over het thema zelf heb ik nog nooit boeken gelezen, dit boek van Multatuli was het eerste boek dat ik over de wantoestanden in de koloniën las, maar het heeft zo’n ongelooflijke indruk op mij gemaakt dat ik er meer over wil gaan lezen.
Over het onderwerp heb ik wel eens gedacht en gesproken, voornamelijk toen de koffie van Max Havelaar in de handel kwam wist ik niet waarom die koffie zo heette, wat ik ben gaan opzoeken. Vanaf toen is voor mij eigenlijk al de interesse gaan groeien om dit boek te gaan lezen. Hetgeen ik nu gedaan heb en wat een geweldige indruk bij me heeft achtergelaten.
Het beste kon ik me inleven in de persoon van Max Havelaar omdat deze verhalen het beste waren beschreven, hetgeen ook weer komt doordat dit het verhaal van Douwes Dekker zelf is, door de ogen van een ander persoon gezien.
Het boek zou door iedereen minstens één keer in zijn leven gelezen moeten worden, omdat het je een geweldige bron van informatie geeft over het leven in de koloniën ten tijde van Multatuli. Het boek laat als je het echt goed leest ook een hele diepe kerf achter in je ‘trots’ over de rijke geschiedenis van Nederland. Het zal je gedachten tegenover de oud-Nederlanders totaal veranderen, je zult inzien dat wij als Nederlanders niet altijd zulke aardige mensen zijn geweest maar ooit tirannen zijn geweest, net zoals de Duitsers in de 2e Wereldoorlog. Zoals de Duisters zich toen gedroegen in Nederland gedroegen wij ons ook in onze koloniën, hetgeen wij als Nederlanders vergeten als wij oordelen over de Duitsers. Wij waren geen haar beter!!!
Voor mij persoonlijk heeft het boek niet veel te betekenen, omdat het zich in een heel andere tijdperiode heeft afgespeeld. Maar de motieven zijn wel weer vrij belangrijk voor mij persoonlijk omdat je deze eigenlijk overal waar zich wantoestanden afspelen kunt toepassen, zoals Bosnië en Rwanda.



Recensie:

Zoals de schrijver zijn mening een uitlaatklep geeft in zijn artikel over ‘Max Havelaar’ vind ik nogal weinig eerbied voor het kunnen van Multatuli tentoon spreiden, maar ja een eigen mening is nooit fout, zolang het maar je eigen mening is.
De schrijver heeft het op een gegeven moment in zijn artikel over het zinnetje ‘Ik ben makkelaar in koffie’ en ‘ik houd van de waarheid’. Daarna vertelt hij dat Multatuli toen hij het boek schreef de lezer voor een debiel aanzag, omdat hij een zovaak herhaalt dat je zelf gaat denken dat je een debiel bent.
Hetgeen ik het totaal niet mee eens ben, omdat Multatuli hiermee juist zijn klasse ten toon spreid, door de lezer een moment rust te geven en te laten zien dat die Droogstoppel alleen denkt aan zijn baantje en zijn eigen hachje, anders zou Multatuli dit nooit zo vaak erin gezet hebben. Hij wil Droogstoppel die een flat caracter is een beetje leven ingieten, door deze zin te gebruiken. Multatuli wil laten zien waarom hij die specifieke persoon heeft gekozen en niet bijv Max Havelaar zelf die zijn levensverhaal ook wel kan vertellen, nee hij wil juist het verschil laten zien tussen Droogstoppel en Max Havelaar. Bij Max Havelaar wordt ook de hele tijd dingen herhaald, maar deze zijn vooral idealistisch en niet egocentrisch zoals die van Droogstoppel. Droogstoppel en Max Havelaar zijn elkanders tegenpolen en datgene wil hij al meteen kenbaar maken in het begin van het boek, via het zinnetje dat Droogstoppel steeds maar weer zegt: ‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht no. 37’.


Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen