![]() |
Boekverslag : J. Bernlef - Hersenschimmen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3081 woorden. |
Pseudoniem van Hendrik Jan Marsman Betekenis pseudoniem J. Bernlef is het pseudoniem van Hendrik Jan Marsman. Hij koos een pseudoniem omdat zijn naam 'nauwkeurig gelijkluidend is aan de naam van een zeer bekend Nederlands dichter'. Het pseudoniem 'Bernlef' is ontleend aan de blinde Friese dichter 'Bernlef' uit de achtste eeuw. Titel Hersenschimmen Uitgever Querido Uitgeverij BV Plaats van uitgave Amsterdam Druk Veertigste druk Jaar 2000 KORTE SAMENVATTING Maarten Klein is de hoofdpersoon in Hersenschimmen. Hij is Nederlander van geboorte, maar hij woont al vele jaren met zijn vrouw in Amerika. Het boek begint als Maarten 71 jaar is en zijn hersenen in korte tijd bros worden en verbrokkelen. Het eerste signaal van Maartens dementie is dat hij zijn gevoel voor tijd kwijtraakt. Hij verwart de dagen van de week en dat hindert hem, maar hij weet zelf niet waar het door komt. Maarten valt steeds meer terug in zijn jeugd en in de taal van zijn jeugd. De Amerikaanse omgeving werkt dan ook meer vervreemdend dan een vertrouwde plaats die hij van jongsaf kent. Al vijftig jaar is Maarten getrouwd met Vera. Zij krijgt heel wat te verduren, vooral omdat ze haar man als gelijkwaardige partner verliest. TIJD Het verhaal speelt zich af rond 1982: Maarten vertrok in 1967 uit Bonn en woont nu zo’n vijftien jaar in de Gloucester. Het verhaal is niet-chronologisch verteld. Het verhaal duurt negen dagen, maar wordt regelmatig onderbroken door herinneringen en flash-backs. PLAATS Het verhaal speelt zich af in Gloucester, een plaats in de Verenigde Staten. Nederland speelt een grote rol, omdat Maarten en Vera allebei uit Alkmaar komen, maar vijftien jaar geleden zijn ze naar Amerika verhuisd. PERSPECTIEF De verteller in Hersenschimmen is de hoofdpersoon en er is in het grootste gedeelte van het boek sprake van een ik-vertelsituatie. De ik-verteller is niet echt betrouwbaar, omdat hij lijdt aan dementie. Er worden wel gesprekken over de hoofdpersoon letterlijk weergegeven. Aan het einde van het boek zit de hoofdpersoon in een inrichting en praat alleen nog tegen zichzelf. KARAKTERANALYSE De hoofdpersoon is Maarten Klein. Hij is afkomstig uit Alkmaar, maar is vijftien jaar geleden naar Amerika verhuisd met zijn vrouw. Hij heeft rechten gestudeerd en hij werkte als secretaris voor de IMCO, een internationale visserijorganisatie, maar is als het verhaal begint al gepensioneerd. Hij is een beetje angstig en verlegen. Hij was altijd erg op de tijd, maar doordat hij seniele dementie krijgt komt daar verandering in. Hiermee begint het boek ook. Zijn vergeetachtigheid wordt naarmate het boek vordert erger. In het begin geeft Maarten de winter er de schuld nog van. (pag. 11) “‘Het komt door de sneeuw,’ zeg ik haastig, ‘die monotonie, als alles wit is om je heen vallen de verschillen weg. Ik verlang naar de lente, jij niet?’” Op een gegeven moment vraagt Vera hoe Maarten zich voelt en wat er nu precies met hem aan de hand is. (pag. 71-72) “‘Zo voel je je?’ ‘Steeds minder juist.’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Als een schip,’ zeg ik, ‘een zeilschip dat in een windstilte is terechtgekomen. En dan plotseling is er weer wat wind, vaar is weer. Dan heeft de wereld weer vat op me en kan ik me weer bewegen.’ ‘Ik kan het me zo moeilijk voorstellen, Maarten. Ik zie helemaal niets aan je. Het is alsof je ergens naar kijkt, naar iets dat ik niet kan zien. Ben je bang op die momenten? Wat gebeurt er precies met je?’ ‘Ik weet het niet. Ik herinner het me niet. Alleen dat gevoel van plotselinge zwaarte, alsof ik overal doorheen zak en niets om me aan vast te grijpen.’” Maarten is een karakter, omdat veel van zijn gevoelens beschreven worden. De belangrijkste bijpersoon is Vera. Vera en Maarten zijn al vijftig jaar getrouwd. Ze heeft twee kinderen samen met Maarten, Kitty en Fred, die overigens niet meer thuis komen. Vera lijdt onder de steeds erger wordende dementie van Maarten. Vijftig jaar was het goed tussen haar en Maarten en nu vallen er in hun relatie steeds meer breuken die voorbodes zijn van een geestelijke scheiding. Wanhopig probeert ze Maarten ervan te doordringen dat hij niet steeds naar de hond van de buren moet vragen, omdat die allang dood is, dat hij niet steeds naar zijn vader moet willen gaan, omdat die er ook al jaren niet meer is. (citaat blz. 119:) “Zonder vrouwen zou de wereld grauw en gewelddadig zijn, zegt papa. ‘Maarten, speel jij nu wat ik bedoel, maar waarin mijn woorden tekortschieten.’ Die zin is het sein dat ik naar de piano moet lopen. Dat hebben we zo met elkaar afgesproken, papa en ik.” Maar deze verstandelijke benadering helpt niet. Vera leert langzamerhand dat ze maar beter met Maarten kan meepraten en leert zo de situatie enigszins te aanvaarden, al is het voor haar moeilijk te accepteren. STIJL Hersenschimmen is geschreven in sobere taal. De zinsbouw is niet gecompliceerd en de woorden zijn eenvoudig. Naarmate de roman vordert, worden de zinnen korter. In het begin is er nog vrij veel dialoog, maar dit neemt af naarmate Maarten Klein meer in zichzelf keert. Kleins taal verbrokkelt en verzandt uiteindelijk in een soort monologue interieur die bestaat uit meestal korte brokjes tekst (gescheiden door witregel), vaak niet meer dan enkele regels, die weinig samenhang vertonen. Het zijn korte, geisoleerde impressies. Klein zelf contateert ook (op blz. 143) dat hij steeds minder in staat is ‘zo’n ouderwetse zware woordenzin’ te formuleren. Kortom: de verbrokkeling van de geest zet zich voort in de verbrokkeling van de taal. LITERAIRE KUNST Ik vind Hersenschimmen tot de literaire kunst behoren, omdat de schrijver op een manier heeft geschreven waardoor het lijkt of de lezer het zelf overkomt. Het verhaal is niet langdradig en heel erg knap in elkaar gezet, terwijl de schijver eenvoudige woorden en zinsverbanden gebruikt. AUTEUR J. Bernlef werd als Hendrik Jan (Henk) Marsman op 14 januari 1937 geboren in Sint-Pancras in de buurt van Alkmaar. Zijn jeugd bracht hij door in Amsterdam-West, in 1949 verhuisde het gezin Masman naar Haarlem. Terug in Amsterdam in 1954 kreeg de jonge Henk op de HBS Nederlands van de schrijver Rob Nieuwenhuys die hem en zijn vrienden Gerard Stigter en Gerard Bron (de latere K. Schippers en Gerard Brands) in contact bracht met het werk van schrijvers als Nescio, Elsschot en Carmiggelt. Na zijn eindexamen in 1955 studeerde hij zes maanden aan de faculteit voor politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en werkte vervolgens bij een boekhandel en een uitgeverij. Najaar 1956, vlak voor de Hongaarse opstand, moest hij in dienst. In 1957 verbleef hij drie maanden in het militatair hospitaal Austerlitz. In deze periode debuteerde hij met het onder zijn eigen naam geschreven verhaal ‘Mijn zusje Olga’, dat later verscheen in het blad ‘Hoos’. Naar aanleiding van die publikatie maakte de recensent Hans van Straten een vergelijking met de dichter Marsman. Dat was voor de jonge Henk Marsman reden om na te denken over een pseudoniem. Op een boekhandelscursus had hij net gehoord over de middeleeuwse Friese bard Bernlef, van wie geen werk bewaard was gebleven. Die naam, voorafgegaan door de beginletter van zijn tweede voornaam, werd zijn pseudoniem. Na zijn diensttijd trok hij in 1958 naar Zweden, waar hij in de ban kwam van het weerbarstige landschap. Tot 1960 pendelde hij tussen Nederland en Zweden. Definitief terug in Amsterdam werkte hij tot 1965, toen hij besloot van het schrijven te gaan leven, bij een grote importeur van boeken. In 1960 trouwde hij met Eva Hoornik met wie hij twee kinderen kreeg. Zijn vriend Gerard Stigter trouwde met Eva’s tweelingzusje. Met Stigter en Brands richtte hij het ‘tijdschrift voor teksten’ ‘Barbarber’ op dat tot 1971 bestond. In 1977 was hij betrokkenbij de heropening van ‘Raster’, een blad waarvan hij geruime tijd redacteur was. Als criticus schreef hij daarnaast voor uiteenlopende kranten en tijdschriften, zoals ‘De Groene Amsterdammer’, ‘De Gids’ en de ‘Haagse Post’. Een specifieke belangstelling heeft Bernlef altijd gehad voor de jazz, een onderwerp waar hij dan ook het nodige over geschreven heeft. Hij vervulde een bestuursfunctie bij de Stichting Jazz in Nederland. RECENSIES Ik heb drie recensies van Literom gehaald. Bernlef raakt aan grenzen van de taal door Rob Vooren; De aftakeling van een aardig mens door Hans Vervoort en J. Bernlef: schrijver omdat een schrijver nu eenmaal schrijven moet door Wam de Moor. Rob Vooren is erg prijzend over Bernlefs Hersenschimmen. Hij is van mening dat Bernlef veel te laat de Constantijn Huygensprijs heeft gewonnen voor zijn uitgebreide literaire ouevre. De recensent vindt dat er geen reden is om Bernlef de gepaste waardering te misgunnen, omdat hij naast een in een te kleine kring bejubeld dichter, ook een uitstekend prozaïst is. Vooren vindt Hersenschimmen een (bijna) geslaagde poging het onbeschrijfbare in taal uit te drukken. Het einde van het boek vindt de recensent een haast onmogelijke opgave om iemand zonder herinneringen, met hooguit flirtsen van impressies wat buiten hem is, weer te geven. Maar het lukt Bernlef bijna. Tot slot besluit hij zijn recensie met: “En als woorden op zijn, is het vuur van het leven gedoofd, en buitengewoon knap geschreven boek voorgoed afgelopen. Aan Bernlef om de woorden te hervinden, hij is er rijk aan.” Ik ben het eens met deze recensent, in alles wat hij over Hersenschimmen heeft geschreven. Hans Vervoort heeft meer over het boek zelf geschreven en zijn mening komt pas aan het einde goed naar voren. Hij vindt Hersenschimmen heel wat meer dan een perfect uitgevoerde literaire exercitie. Bernlef heeft een warm en levend portret gemaakt van een aardig mens op weg naar het niets. De recensent hoopt dat het boek veel lezers zal treffen, niet alleen vanwege het doorbreken van een taboe, maar ook omdat Bernlef in dit boek opnieuw bewijst dat hij als schrijver meer aandacht verdient dan hij tot nu toe kreeg. Ook met deze recensent ben ik het volledig eens. EIGEN RECENSIE Ik vond Hersenschimmen een heel mooi boek. Ik heb eigenlijk nooit echt stilgestaan bij dementie, maar dit boek zorgt ervoor dat dat wel gebeurt. Ik vind dat de schrijver het verhaal erg goed geschreven heeft, want als je een tijdje bezig bent in het boek volg je helemaal de gedachtengang van de hoofdpersoon Maarten en lijkt het heel logisch. Een goed voorbeeld daarvan staat op pag. 81/82: “Een beetje koud heb ik het. Een kop hete thee zou mij goeddoen. Ik loop de keuken in en draai het gas aan. De ketel, waar is de ketel. ‘Ketel,’ zeg ik ‘ketel,’ maar het ding is nergens, ook niet in een van de keukenkastjes. Misschien binnen. Vera gebruikt hem wel eens om de planten water te geven. Ook niet. Ik doe de deur van de provisiekast open, maar hoe ik ook zoek achter borden en glazen, nergens kan ik een Kwatta-reepje vinden. En er liggen ook geen perendrups of zuurballen. Misschien is ze boodschappen doen. Ik ga achter de piano zitten en druk eerst het oefenpedaal in voor ik begin te spelen. Opa ligt boven zijn middagdutje te doen dus ik moet heel stilletjes spelen. De toetsen gaan zwaar en stroef. Of zijn het mijn koude vingers die niet willen? Dan hoor ik de voordeur opengaan. ‘Ik ben hier oma,’ roep ik haar vanachter de piano tegemoet.” Dit citaat heb ik bewust gekozen. Ik las dit stuk en ik vond het heel merkwaardig dat mijn gedachten met het verhaal meegingen. Bij de vierde regel ongeveer moest ik de bladzijde omslaan en ik weet niet hoe het kwam, maar in mijn hoofd kwam ineens de zin “ik kan maar geen Kwatta-reepje vinden”op. Het leek heel erg logisch en hiermee wil ik benadrukken dat ik vind dat de schrijver het verhaal enorm goed heeft geschreven. Ik heb zelf nog nooit met dementie te maken gehad, maar ik denk dat het best wel heel erg is als iemand in je naaste omgeving het heeft. Maarten heeft zelf door dat er iets met hem aan de hand is, maar hij weet niet wat. Dat lijkt mij nog het ergste van alles, dat je weet dat je iets mankeert, maar je weet niet wat en je kunt er ook niets tegen doen. Wat ik wel een beetje merkwaardig vind is dat Maarten geen volle zinnen meer kan zeggen, maar als hij iets denkt kan hij ineens wel in volledige zinnen denken. Ik vind dat de schrijver ook goed naar voren heeft laten komen hoe dementie voor de omgeving is. Vera heeft het er erg moeilijk mee, omdat ze vijftig jaar met Maarten is getrouwd en nu ineens begint hij zo raar te doen. Ze weet in het begin niet hoe ze met de situatie om moet gaan, maar na een tijdje besluit ze met Maarten mee te praten. Het lijkt mij erg moeilijk voor een persoon als Vera om haar man van haar te zien ontvreemden. Het verhaal komt erg realistisch over, omdat het is geschreven in de ik-vertelsituatie, waardoor je je goed kan inleven in de hoofdpersoon. Ik vind het erg knap van de schrijver hoe hij het verhaal toch realistisch heeft laten overkomen, terwijl het volgens eigen zeggen voor vijfennegentig procent zelf is verzonnen. Ik had geen moeilijkheden met het taalgebruik, alleen het einde was een beetje verwarrend, omdat er dan alleen nog maar flarden van zinnen staan. Dit typeert wel de demente Maarten. Ik vind het boek echt een aanrader. Ik ben ook benieuwd naar de verfilming, want het lijkt mij erg moeilijk om zo’n beschreven verhaal te verfilmen en op zo’n manier dat de kijker zich op dezelfde manier kan inleven in de hoofdpersoon als in het boek. KEUZEOPDRACHT Ik heb als keuzeopdracht een tijdbalk gemaakt, waarop de dementie van Maarten overzichtelijk te zien is. Zondag Maarten staat voor het raam en kijkt uit naar de schoolbus die de kinderen uit de buurt thuisbrengt. Zondag is pizza-dag, de pizza herinnert Maarten en Vera aan hun vakantie in Rome. Maarten kan zich die vakantie niet herinneren. Maandag Maarten koopt een boek van Graham Greene. Tot zijn verrassing blijkt dat hij dat boek al eerder had gekocht. Als Maarten zich moet gaan scheren is hij onderweg al vergeten wat hij moest doen en meent dat hij blokken hout moet halen. Later komt Ellen Robbins op bezoek. Maarten informeert naar haar man Jack, maar die blijkt al jaren dood te zijn. Dinsdag Als Maarten wakker wordt wil hij naar zijn werk. Hij forceert de deur en gaat naar een zomerhuisje in de buurt. Hij forceert ook deze deur. Opeens weet hij niet meer wat hij er doet en gaat naar huis. Vera tracht met foto’s Maartens herinneringen op orde te brengen, maar hoe dichter deze het heden naderen, des te raadselachtiger ze lijken. Als Maarten na zijn slaap wakker wordt, meent hij dat hij als kind bij opa logeert. Vera doet het licht aan en Maarten is weer terug in het heden. De buurjongen, William Cheever, brengt boodschappen. Maarten informeert naar zijn hondje Kiss, maar die is al lang dood. Woensdag Terwijl Vera op bezoek is bij Ellen Robbins, slaat Maarten een ruit in om de hond Robert binnen te laten. William Cheever repareert later de ruit en weer informeert Maarten naar zijn hondje Kiss. Dokter Eardly komt langs en wil Maarten een spuit geven. Maarten denkt dat de spuit een waarheidsserum bevat, waarmee de nazi’s hem iemand willen laten verraden. Even later denkt hij dat er vloeibaar voedsel inzit en dat Eardly een van de Amerikaanse bevrijders is. Donderdag ‘Een vrouw’ (Vera) helpt Maarten met wassen en aankleden. Eerst denkt Maarten dat ze zijn moeder is, dan dat hij met Vera naar papa’s verjaardag gaat en even later dat hij naar zijn werk moet. Weer even later is hij het jongetje dat zijn pianoles wil instuderen voor Greet Laarmans, de pianolerares op wie hij verliefd is. Er komt een meisje in huis als gezinshulp, de blonde Phil Taylor. Maarten verwart haar met zijn jeugdliefde en zijn dochter. Als Phil pianospeelt, weet hij zeker dat ze Greet Laarmans is. De hele dag door vraagt Maarten zich af wie dat blonde meisje is. ’s Nachts loopt hij zomaar haar kamer binnen. Even later aan de piano kan hij zich het adagio uit Mozarts 14de pianosonate niet herinneren. Hij wordt huilend aan de piano aangetroffen door Vera en Phil. Vrijdag Als Maarten wakker wordt, blijkt dat hij met riemen aan het bed vastgebonden is en dat hij ‘het echtelijk bed heeft volgescheten’. Met Phil werkt Maarten weer een fotoalbum door, maar hij herkent zichzelf en Vera niet meer. Na zijn slaapje ontsnapt Maarten naar buiten, op zoek naar de lente. Hij wordt door de vuurtorenwachter thuisgebracht. Maarten denkt dat het 1945 is, de bevrijding. Ook dokter Eardly ziet hij aan als een van de Amerikaanse bevrijders. Zaterdag ’s Nachts wordt Maarten wakker met zware hoofdpijn en hevige dorst. Zijn in het donkere raam weerspiegelde gestalte herkent hij niet. Beneden peutert hij foto’s uit het album los en verbrandt ze in de open haard. Een vrouw (Vera) leest Maarten voor in het Engels uit een boek – Our Man in Havana. Dan staat er een lange witte auto voor de veranda en Maarten wordt afgevoerd naar een inrichting. Zondag In de inrichting. In de nacht vindt Maarten ‘haar’ hand (van zijn moeder of van Vera) die hem troost en rust geeft. Maandag Maartens waarneming van deze dag beslaat acht regels. Met zijn ogen gesloten hoort hij de stem van een vrouw (Vera) die fluistert dat het raam gemaakt is en dat de lente op het punt staat te beginnen. BRONNENLIJST Uittrekselboeken: Prisma Uittrekselboek Nederlandse Literatuur 1980-1990 pag. 33-44 Panorama van de Nederlandse letterkunde door drs. C. Gerritsma pag. 238-237 Boekopener door Hans Werkman pag. 27-32 Internet: http://www.schrijversnet.nl Literom: UittrekselBank J. Bernlef, auteursportret Leidsch Dagblad Rob Vooren 02/01/1985 NRC Handelsblad Hans Vervoort 05/10/1984 De Tijd Wam de Moor 19/10/1984 |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |