Boekverslag : Jeroen Brouwers - Bezonken Rood
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3388 woorden.

A Praktische gegevens



1. Bibliografische gegevens



titel: Bezonken rood

auteur: Jeroen Brouwers

uitgeverij: Uitgeverij De Arbeiderspers

1e druk: november 1981

druk van dit boek: 4e druk

jaar van uitgave 4e druk: februari 1982

aantal bladzijden: 7-129 blz.

aantal hoofdstukken: 17 hoofdstukken

bijzonderheden (motto/opdracht):

datum leesverslag: 20 oktober 2002



2. Titelverklaring



De titel ‘Bezonken rood’ wijst naar de kleuren van de Japanse vlag: een wit vlak met een rode bal: de zon. Rood is ook de kleur van bloed, van de dood, zoals heerste in het Jappenkamp Tjideng, waarin hij met zijn moeder, grootmoeder en zusje zat, tijdens de WO  en een korte tijd er nog na.

In het boek gaat het vooral om de gevoelens van hem: ‘Bezonken rood’ is zijn levenslange gevoel van bewondering, vertwijfeling, verwarring en haat. Maar ook ‘het voelen van niets en het niets willen voelen’ (blz. 19).

De titel komt drie keer in het boek zelf voor:

-blz. 57:

‘Mede onder invloed van drank, natuurlijk, laat ik mij niet ‘gevoelig’ voordoen, of sentimenteler dan ik ben, sta ik opeens te janken als een gek,-er zakt een waas van bezonken rood voor mijn ogen.’

Hiermee drukt hij een gevoel van vertwijfeling uit.



-blz. 126:

‘Niet ook, zoals ik hartstochtelijk stond te verlangen, trad, nu mijn moeder in de coulissen verdween, Liza uit de coulissen tevoorschijn, gekleed in het eender teder blauw als mijn moeder droeg op haar laatste reis en waardoorheen ik Liza’s lieflijke lichaam kon zien, en het goud van haar lichaam waar dit goud vertoonde, en het diamant van haar lichaam, en het bezonken rood van haar lichaam, waar ik weet dat dit bezonken rood is.’

Deze keer drukt hij met bezonken rood bewondering uit voor Liza’s lichaam.



3. Tijd in de geschiedenis



De tijden waarin het boek zich afspeelt: dood van zijn moeder, 26 januari 1981en enkele dagen daarna (blz. 8), de tijd dat hij in het kamp zat, ca. 1945 (blz. ), Liza, 1974/1975 (blz. 16), de pensionaten, 1950 (blz. 31) en het moment dat ik-persoon alles opschrijft, 30 januari tot en met 2 mei 1981 (blz. 129).

Vanaf het moment dat Jeroen Brouwers het boek begint te schrijven, haalt hij steeds meer herinneringen uit het verleden naar voren.





4. Tijdsduur



De tijd die beschreven wordt in het boek loopt vanaf de tijd dat Jeroen in het Jappenkamp zit tot en met de datum dat hij het boek schreef: ca. 1945 tot en met 2 mei 1981.



5. Ruimte



Het verhaal speelt zich op drie verschillende plekken af: Indië, waar hij in het Jappenkamp Tjideng zat, het stadje ***, waar Liza woonde en in Exel in de achterhoek, waar hij nu zelf woont.

In de beschrijving van het Tjideng-kamp is er sprake van belangenruimte, er wordt verteld dat hij in de keuken met nog tientallen anderen in het huis aan Tjitaroemweg, nummer 7 woonde. Zijn moeder sliep op het aanrecht, zijn grootmoeder en zusje en hij er in: grootmoeder sliep op de plank die het inwendige van het aanrecht in een boven- en benedenhelft verdeelde, zijn zusje en hij ‘gelijkvloers’, onder de slaapplaats van hun grootmoeder. De ruimte wordt hier dus vrij nauwkeurig beschreven. (blz. 23)

Het stadje *** daarentegen, word veel minder nauwkeurig beschreven: er is hier dus sprake van een speelruimte. (blz. 16)

Bij Jeroen Brouwers’ huis in Exel is overduidelijk speelruimte van toepassing. Informatie over het huis krijg je zo goed als niet.



6. Hoofdpersonen



Hoofdpersoon:



Jeroen Brouwers

Round character

Jeroen was 5 jaar, toen hij samen met zijn moeder, grootmoeder en zusje in WOII in een vrouwenkamp Tjideng in Batavia gevangen zat. Zijn vader is krijgsgevangene in Japan en zijn twee oudere broers zitten in een mannenkamp op Java.

Jeroen houdt van zijn moeder, maar tegelijk haat hij haar ook. In het kamp leerde zijn moeder hem lezen en schrijven uit het boekje ‘Daantje gaat op reis’ geschreven door Leonard Roggeveen. Als Jeroen en zijn moeder afscheid moesten nemen deed hij dat met een Maleise zegewens. Zijn moeder beloofde hem nooit te verraden. Maar… als wagens van het rode kruis vol met voedsel in het kamp aankomen, zijn alle gevangenen uitzinnig van vreugde. Maar als wraakactie voor de gevallen bommen besluiten de Japanners al het voedsel te vernietigen. Toen zijn moeder echter voedsel achterhield, werd ze betrapt en vreselijk mishandeld, sindsdien is zijn liefde voor haar omgeslagen tot haat.

Door het kamp heeft hij nooit leren voelen, hij was hij gevuld met gevoelloosheid. Aan het eind van het boek vraagt hij ook nog ‘Maak het eelt zacht dat mijn lichaam overwoekerd.’ (blz. 126), wat er op duidt dat hij genoeg heeft van zijn gevoelloosheid.

Jeroen ziet Liza als een ideale, bijna goddelijke vrouw.

Hij is schrijver van beroep. Hij slikt kalmerende middelen om zijn angst te onder drukken.



Bijpersonen:



Henriette Maria Elisabeth van Maaren:

Round character

Moeder van Jeroen Brouwers

Zij houdt zielsveel van haar zoon, vooral als hij na enige tijd in het Jappenkamp nog de enige is die zij heeft. Haar dochtertje (in 1945 8 jaar) werd ziek in het kamp en daarom naar de ziekenboeg gebracht, waarvan altijd gemeend werd dat de mensen die erin gingen er zeker weten nooit meer levend uit kwamen. Haar moeder stierf in het Tjideng-kamp na enige tijd.

Jeroens moeder gaf vaak haar eten in het Tjideng kamp aan Jeroen zodat hij geen honger leed. Ze heeft veel voor anderen over en overlijdt in het bejaardentehuis.



Liza

type

Jeroen Brouwers is verliefd op haar.

Hij vergelijkt de ‘gewone’ vrouw (met alle goede en minder goede eigenschappen) tegenover de ideale/goddelijke vrouw (=Liza). Liza is het symbolisch figuur die verwijst naar Maria, moeder van Jezus. Ze krijgt erenamen in het boek zoals: ‘spiegel van gerechtigheid’, ‘Zetel van wijsheid’, ‘Ark van Verbond’, ‘morgenster’, ‘heil van de zieken’, ‘toevlucht van de zondaars’ en ‘troosteres van de bedroefden’(blz. 65). Liza woont boven een klokkenwinkel; Ze woont en staat dus boven de tijd. De moeder is een ‘gewone’ vrouw. Als men over haar spreekt, spelen tijd en het tijdelijke een grote rol.

Ze heeft een vriendelijk, zachtaardig en schrander gezicht. En ze is van beroep schooljuffrouw.







B. Vertelwijze



1. Perspectief



Het verhaal wordt vertelt in het personaal perspectief: je krijgt alleen inzicht in de gedachten en de gevoelens van de hoofdpersoon, ook zonder deze gedachtes en gevoelens uit te spreken. Alles wordt vanuit Jeroen Brouwers gezegd en bekeken: ik-perspectief. Wat in het boek beschreven staat heeft Jeroen Brouwers allemaal zelf beleefd, het boek draait om hem: I-protagonist. Jeroen schreef het boek om alles wat in het verleden gebeurt is van zich te kunnen afschrijven, daarom zal hij het in dit perspectief geschreven hebben. Hieronder een tekstfragment als voorbeeld:



2. Taalgebruik



Er worden dan weer lange, dan weer korte zinnen gebruikt. Ik vind zelf dat het vaak een beetje langdradig is. Door die lange zinnen is het soms moeilijk te begrijpen. Het valt op dat hij vaak gebeden gebruikt tussendoor, terwijl hij eigenlijk niet eens weet wat bidden is. Jeroen Brouwers schrijft heel spontaan en realistisch: hij schrijft gewoon wat hij denkt.



3. Beschrijving van personen & ruimte



De beschrijving van personen en ruimte verschillen heel erg: zo krijg je over Liza en het stadje ***, waar ze in woont bijna niks te weten, over het Jappenkamp daarentegen, krijg je veel meer te weten.

In het Jappenkamp heeft hij natuurlijk veel meer tijd doorgebracht, dan bij Liza. Bovendien is het Tjideng-kamp hetgeen waar het boek om gaat: hij wil vooral de gebeurtenissen in het Tjideng-kamp van zich afschrijven.



C. Thematische aspecten



1. Motieven



5 Verhaalmotieven:

● oorlog: WOII, toen Jeroen in het vrouwenkamp Tjideng zat.

● onderdrukking: de onderdrukking in het vrouwenkamp

● mishandeling: de mishandelingen in het vrouwenkamp

● vernedering: de vernederingen die Jeroen gezien/meegemaakt heeft in het jappenkamp

● moeder-kindrelatie: eerst hadden Jeroen en zijn moeder een sterke band, maar nadat zijn moeder afgeranseld werd, brak er iets in hem, sindsdien hield hij niet meer van haar.



5 Abstracte motieven:

● angst: in het kamp kent hij geen angst, later wel en daar neemt hij pillen voor.

● haat: de haat voor zijn moeder

● liefde: de gelijktijdige liefde van Jeroen Brouwers voor zijn moeder en Liza

● gevoelloosheid: van Jeroen Brouwers (gesymboliseerd door vereelting van zijn lichaam). Hij heeft nooit leren voelen in het Jappenkamp

● bidden: Jeroen Brouwers weet niet wat bidden is, maar in het verhaal staan vaak gebeden.



Leidmotieven:

● ‘Kwaak kwaak!’: Later in het boek wordt pas duidelijk dat dit betrekking heeft op de

gebeurtenissen in het Jappenkamp. Tijdens urenlange appéls in de brandende zon

moesten de gevangenen soms wel eens ‘kikkeren’, wat betekent dat ze moesten springen als een kikker en daarbij een kwakend geluid maken.

● Mist: Het is opvallend dat die mist (=hier het symbool voor uitzichtloosheid, de dood, de

verwarring in zijn geest en de vage band met zijn moeder) aan het eind van het boek

wordt ‘verdreven’ door de wind (=het leven). De mist wordt tegenover de wind gezet.



2. Thema



* Moeder-kindrelatie

Ik denk dat dit de hoofdgedachte van het boek is: ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt’. Deze zin komt een paar keer in het verhaal voor.





D. Structurele aspecten



1. De volgorde van de gebeurtenissen



Het verhaal is niet chronologisch verteld, er word veel gebruik gemaakt van flashbacks. Er wordt vaak een stukje in gezet waarvan je op dat moment niks van snapt, maar later in het boek wordt duidelijk waarom hij dat zegt. Een voorbeeld daarvan is “Kwaak kwaak!” (blz. 20 bijvoorbeeld) dit woord komt vaker voor in het boek, het wordt je later pas duidelijk dat dit uit de tijd van het Tjidengkamp komt. Daar moesten ze vaak urenlang in de brandende zon springen als een kikker en daarbij een kwakend geluid maken, wat ‘kikkeren’ genoemd werd. Ook binnen de hoofdstukken/perioden zelf wordt niet chronologisch verteld: in het boek lezen we eerst over de dood van Nettie Stenvert en daarna pas over de dood van de grootmoeder van Jeroen Brouwers, terwijl in het boek toch wel duidelijk vermeld staat dat de grootmoeder eerder overleed dan Nettie Stenvert.

Tijdsvertraging, tijdversnelling en tijdsverdichting worde gebruikt om het verhaal niet te saai te maken, wat spannender te maken. Tijdsvertraging komt het meeste voor.



2. De belangrijkste gebeurtenissen



-Eind januari 1981 zijn moeder overleden

Gaat niet naar crematie

-de ontmoeting met Liza, zes tot zeven jaar geleden.

Een maand voor de dood van zijn moeder ontmoet haar weer

-Het Tjideng-kamp

-Als de oorlog afgelopen is

gaat voor rest van jeugd naar pensionaten.

ervaart het alsof hij weer in een kamp komt ('deze moeder verraadt mij').

Voor hem is zijn moeder al dood.

-Avond dat moeder stierf

Dacht aan Liza

-Tjideng:

Nettie Stenvert overleed

-Liza, drie dagen gebleven

-Nellie Stenvert leeft, ze zijn aan het kikkeren

Grootmoeder overleed

-Moeder was in laatste uren van het leven televisie aan het kijken

-Fragmenten uit brief van moeder naar vader

-Vrijdag 30 januari te 15.00 uur moeder gecremeerd

-5 jaar en enige maanden oud begin augustus 1945

De atoombommen gevallen, wraak:

Voedsel wordt verbrand, moeder afgeranseld

'Mijn moeder was de mooiste moeder, op dat moment hield ik op van haar te

houden.'

-Het laatste hoofdstuk speelt zich weer af in het heden:

De mist, de angst, het eelt dat zijn lichaam overwoekert.





Het verhaal is een grote flashback. Het hoogtepunt in het verhaal is, wanneer zijn moeder mishandeld wordt, omdat zij voedsel verborgen had gehouden.



3. Het begin



Het boek begint met de mysterieuze volzin, deze geeft een informatieve opening: wat je een beetje van het boek kunt verwachten. Het thema van het boek staat ook al meteen op de eerste bladzij.



4. Het einde



Het laatste hoofdstuk speelt zich weer af in de tijd dat het geschreven werd: de mist, de angst, het eelt dat zijn lichaam overwoekert en onnoemlijk veel gedachten. Op het laatst wordt de mist die er al dagen hangt, verdreven door de wind. De symbolische betekenis van die mist die aan het eind van het boek verdreven wordt door de wind, is, denk ik, dat Jeroen Brouwers nu zijn geest heeft opgelucht, doordat hij met het van zich afschrijven van alle gebeurtenissen in zijn leven, maar toch vooral die van het Jappenkamp klaar is.

Het boek eindigt open, je kunt erachter denken wat je maar wil. Hij schreef het boek om al het gebeurde van zich af te kunnen schrijven en dat heeft hij gedaan.





E. Mening



Ik keek in de boekenkast bij ons thuis en zag een paar boeken die misschien geschikt zouden zijn: niet te dik en met een beetje een leuke titel. Toen ik keek waar deze boeken over gingen, leek me dit boek het leukst, ook omdat ik gewoon nieuwsgierig werd wat de titel met de inhoud van het boek te maken zou hebben.

Ik heb nooit echt verhalen gehoord over Jappenkampen, dus het was zeer interessant om dit boek te lezen. De verhalen die hij verteld over het Tjideng-kamp vind ik zeer schokkend. Zoals dat ‘kikkeren’, elke keer dat ik een kikker zie, zal ik zeker weten aan dit boek terug denken. Ik denk dat het belangrijkste moment in het verhaal is, dat zijn moeder mishandeld word, waarna hij stopt met van haar te houden.

Het thema is echt goed bedacht, het past goed bij het verhaal. Het zet je wel even aan het denken ‘Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.’. Hij heeft er helemaal gelijk mee vind ik.

Je denkt nooit na over zoiets, maar eigenlijk is het best nuttig, want als je er even wat dieper over nadenkt, dan zul je waarschijnlijk het toch wel met hem eens zijn.

Ik vind Jeroen wel sympathiek, maar vind dat hij keihard oordeelt: dat hij zijn moeder enigszins haat vanwege de pensionaten kan ik me voorstellen, maar om nou meteen nooit meer wat met haar te maken willen hebben, zelfs niet naar de crematie van haar gaan, is ook wel weer wat. Het is wel je moeder!

Het verhaal komt absoluut geloofwaardig over. In de beschrijving in ruimte en personen heeft hij goed onderscheid gemaakt tussen wat nauwkeuriger beschreven moet worden en wat minder nauwkeurig. Ik vond het boek best lastig om te lezen, hij springt in het verhaal vaak van de hak op de tak. Ik vind dat het een beetje een raar begin heeft, het einde is, vind ik, wel goed bedacht: de mist die er al tijden was, gaat weg, nadat het verhaal verteld is.

Over Jeroen kom je veel te weten; over zijn moeder niet echt. Het verhaal wordt vanuit zijn gezichtveld verteld.





F. Samenvatting



Eind januari 1981 stierf de moeder van de ik-figuur, de schrijver Jeroen Brouwers, in een bejaardentehuis. De schrijver had de laatste tijd vrijwel geen contact meer met haar. Hij voelt geen verdriet, hij wilde niet bij haar crematie aanwezig zijn en hij wilde niet dat zijn naam op de overlijdenskaart werd vermeld. Wel liet hij zich nauwkeurig beschrijven hoe de crematieplechtigheid in zijn werk was gegaan. Hij zocht naar het boekje Daantje gaat op reis van Leonard Roggeveen, waaruit zijn moeder hem in India, in het Jappenkamp, had leren lezen, maar hij kon het niet vinden. Hij nam een kalmerende pil om een angstaanval te boven te komen. Op het moment dat hij hoorde dat zijn moeder was overleden dacht hij aan een geliefde van zes of zeven jaar geleden, Liza. Een maand geleden had hij haar weer gezien.



Toen Jeroen een jongetje van een jaar of vijf was, zat hij met zijn grootmoeder, zijn moeder en zijn zusje in het vrouwenkamp in India. Daar leefden duizenden geïnterneerde Europese vrouwen met hun kinderen op zeer kleine oppervlakten. De familie Brouwers woonde in het aanrecht. Over die Japanse kampen is altijd relativerend geschreven, alsof het allemaal niet zo erg zou zijn. Jeroen Brouwers kan en wil de geschiedenis van die kampen niet schrijven. Daarvoor was hij toen te jong en bovendien heeft hijzelf niet geleden, hij heeft geen honger gehad en hij is niet ziek geweest. De Japanse kampen brengt hij hier ter sprake om de reden van ‘octaviteit’ (dit begrip komt uit het boek De compositie van de wereld van Harry

Mulisch): het is niet hetzelfde maar ook niet niet-hetzelfde, zoals de eerste en de

achtste toon van een toonladder.



Het was een verschrikkelijke tijd in het kamp: de Japanners martelden en verkrachtten de vrouwen, en er was altijd honger. Maar wat er gebeurde liet de kleuter Jeroen Brouwers onaangeraakt. Dood en martelingen waren voor hem ‘dood’gewoon. Hij nam alles gretig in zich op, en daar heeft hij nu nog steeds wroeging om. In het kamp liep hij rond met een grote helm. Hij had het boekje over Daantje, met daarin een foto van zijn vader, altijd bij zich. Zijn vader was krijgsgevangene in Japan, en zijn twee oudere broers zaten in mannenkampen op Java.



Nettie Stevert en Jeroens grootmoeder stierven in Tjideng. In het kamp was Jeroen erg gehecht aan zijn moeder. Hij bleef bij haar in de buurt toen ze een keer ‘s nachts naakt buiten moest staan, hij nam altijd plechtig afscheid van haar met een Maleise zegewens als hij mee moest met de ‘jongetjeskaravaan’, en hij liet haar hem beloven dat zij hem nooit zou verraden of in de steek zou laten. Toen het Rode Kruis een keer vrachtwagens met voedsel stuurde, werd al het eten vernietigd, uit wraak voor het vallen van de atoombom.

Jeroens moeder probeerde wat rijst achter te houden, maar ze werd betrapt. Ze werd door de

kampleiding vreselijk afgeranseld. Jeroen zag alles, en op dat moment hield hij op van

haar te houden.



Na de oorlog werd Jeroen door zijn ouders in Nederlandse pensionaten gestopt. Hij vond dat vreselijk; hij begreep het principiële verschil tussen de Japanse kampbewakers en de Nederlandse kloosterlingen niet. Bij het afscheid nemen van zijn moeder voelde hij zich verraden. Vanaf toen was er een soort traliewerk tussen hem en haar. Na verloop van tijd dacht hij nooit meer intensief aan haar. Af en toe belde zij hem op, maar als hij de hoorn had opgepakt, zei ze dat ze verkeerd verbonden was. Zo was hij de laatste tijd voorgoed verkeerd verbonden met zijn moeder. Op de avond dat zijn moeder stierf had hij bezoek van een Nederlandse schrijver. Daarna had hij op de Duitse televisie een Japanse film gezien, die nagesynchroniseerd was in het Duits. Terwijl Brouwers naar de film keek, bewerkte hij zijn voeten met een eeltstaaf. Doordat hij in het kamp altijd op blote voeten had gelopen, had hij nu nog steeds last van overmatige eeltgroei. Telkens denkt hij terug aan de gruwelijkheden in het kamp en telkens voelt hij weer wroeging, Hij herinnert zich een feestje waar hij, halfdronken, met een geweer had geschoten op de afbeelding van een naakte vrouw. Plotseling herinnerde hij zich hoe zijn moeder had gestaan in het licht van de schijnwerper, met verschillende geweren op haar gericht, en hij was toen in huilen uitgebarsten. In de dagen tussen de dood en de crematie van zijn moeder hoopte hij dat zijn moeder hem zou bellen en dat ze met de stem van Liza zou zeggen: ‘Ik hou van je. Kom je naar me toe?’

Jaren geleden was hij een paar dagen bij Liza geweest. Het stadje waar ze woonde was versierd. Er was een Maria-optocht geweest waar Liza ook in had meegelopen, ze was schooljuffrouw. Hij had zich toen voorgesteld dat Liza een soort moeder voor hem was. Later had hij een angstdroom gehad waarin hij Liza en zijn moeder met elkaar verward had.

Wat er gebeurd was in het Tjiding-kamp hield hem nog wel 30 à 40 jaar bezig, maar nu hij het opgeschreven had, hoefde hij het niet meer te onthouden en viel het van hem af.

Toen zijn dochtertje werd geboren wilde hij er niet bij zijn, want hij herinnerde zich het ‘kikkeren’ in het kamp en hij vond dat door de geboorte van een kind de schoonheid van de vrouw duurzaam beschadigd werd. Na de geboorte ging hij toch naar zijn vrouw kijken en toen hij naar haar gehavende lichaam zag dacht hij: ‘nu wil ik een andere vrouw’, zoals hij ook een andere moeder had gewenst.

De ik-figuur gaat nauwkeurig na wat zijn moeder op de avond van haar dood gedaan heeft. Alle tv-programma’s van de avond schrijft hij op. Opnieuw brengt hij Liza in verband met zijn moeder. Hij bekijkt de fotoalbums van zijn moeder. Hij citeert uit een brief van zijn moeder aan zijn vader, geschreven op 5 oktober 1945, toen zij nog in het kamp verbleef. Hij heeft een beschrijving van haar crematie. Op diezelfde dag reed hij geheel overstuur door de bossen. Het was erg mistig. In een bos dacht hij weer terug aan de kamptijd. Met de plechtige

Maleise zegewens nam hij afscheid van zijn moeder. Maar er gebeurde niets. Hij reed terug

naar huis en ging zogenaamd onaangeraakt verder met zijn werk: hij schreef een boek over

zelfmoord in de Nederlandstalige literatuur. Maar hij voelde zijn gezicht papperig worden

en van zich afdruipen.



G. De auteur





De bedoeling van de auteur is het verleden van zich af te schrijven.

De genres die Jeroen Brouwers allemaal heeft beoefend, staan achterin het boek: Romans, verhalen, drama, autobiografieën en literatuurhistories en een bloemlezing.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen