Inhoud
1. Intermezzo (1963):
\"Op de dag dat Inni Wintrop zelfmoord pleegde stonde de aandelen Philips 149,60.\" Zo begint het eerste deel.
Inni leefde van geërfd geld, handelde af en toe in schilderijen, schreef de horoscoop in het Parool en volgde de beurs op de voet. Acht jaar geleden had hij Zita ontmoet tijdens een fototentoonstelling. Ze trouwden. Inni hield erg veel van haar, maar ging ook vaak met anderen naar bed. Zita had bijna een kind gekregen, maar omdat Inni erg bang was voor veranderingen, hadden ze het laten weghalen. Zo begon de verwijdering tussen hen beiden. In 1963 leerde Zita een Italiaan kennen, die een foto van haar maakte voor het blad Taboe. Toen Inni een keer naar bed ging met de barjuffrouw Lyda, zag hij daar de foto van Zita. Hij besefte toen dat zij voor hem verloren was. Zita bleef nog een tijdje bij Inni, omdat ze zijn angst voor chaos kende. Maar op een dag in november troggelde ze Inni f 5000,- af tijdens het vrijen, en vertrok met haar minnaar naar Italie.
Inni probeerde zelfmoord te plegen zoals hij dat in de horoscoop voor de Leeuw, zijn sterrenbeeld, had voorspeld, maar het mislukte. De dag erna las hij in de krant dat de koersen op de beurs zakten, omdat Kennedy was vermoord. \"Er waren verwarde tijden op komst.\"
2. Arnold Taads (1953):
In het begin van de jaren \'50 woonde Inni in Hilversum op kamers in een groot koloniaal huis. In de lente van 1953 kwam zijn tante Therese op bezoek, die hem mee nam naar Arnold Taads, haar vroegere minnaar. In Taads huis heerste een orde die angstaanjagend was. Tijd was voor Arnold Taads de vader van alle dingen: tante Therese en Inni mochten pas om 4 uur binnenkomen; om 5 uur werd tante Therese weggestuurd en tot kwart voor 6 las Taads. Tot 7 uur werd er gewandeld, waarbij Taads over het skiën vertelde, over zijn haat jegens de wereld, over zijn afvallen van het geloof en over Sartre\'s existentialisme. Tot kwart over 7 werd de goulash opgewarmd (Taads kookte 1 keer in de week acht porties). Tot half 8 werd er gegeten, en om kwart voor acht werd de vierde sigaret gerookt. Daarna vertelde Taads over de Wintrops, die volgens hem twee kwalen hadden: ze kenden geen grenzen, en ze weigerden te lijden.
Een paar dagen daarna gingen Arnold Taads en Inni een weekend op bezoek bij tante Therese. Taads zou regelen dat tante Therese Inni voortaan geld zou geven, zodat hij niet meer naar kantoor hoefde. De overvloedige Brabantse koffietafel werd een flop, het diner \'s avonds een ware catastrofe. Behalve Inni, Arnold Taads en tante Therese waren ook de oom en monseigneur Terruwe, geheim kamerheer van de Paus, aanwezig. Er ontwik-kelde zich een discussie over de Kerk en God. Terruwe sprak volgens de dogmatiek van de Kerk. Taads noemde zich collega van al het bestaande. De discussie liep uit op een huilbui van tante Therese en een valpartij van de oom, nadat hij Taads een kaakslag had willen toedienen die onderschept werd door Terruwe.
Dat weekend werd Inni verliefd op het dienstmeisje Petra, de rots waarop hij zijn kerk, de religie der vrouw, zou bouwen. Ze vrijden een paar keer en Inni vertelde haar van zijn besnijdenis. In de jaren die volgden zag Inni Arnold Taads nog regelmatig. Elke winter ging Taads naar Zwitserland om te skiën. Daar stierf hij in de winter van 1960, precies zoals hij het Inni eens beschreven had.
3. Philips Taads (1973):
Inni was nu veertig jaar. Na Zita had hij een verhouding met een actrice gehad, maar nu woonde hij alleen. Op een junidag, de dag dat hij Philip Taads zou ontmoeten, zag hij drie duiven: de dode, de levende en de verdoofde. De dode duif had hij samen met een meisje begraven, waarna hij met haar naar bed ging. Daarna ging Inni naar Bernard Roozenboom, een handelaar in kunst. Inni liet hem een ets zien, die Roozenboom herkende als een Balduindi. Inni had ook nog een Japanse prent, maar daarmee moest hij maar naar Riezenkamp gaan. Daar leerde Inni Philip Taads kennen, die voor de etalage naar een raku-kom stond te kijken. Japanners kochten de kom voor zijn neus weg. Inni ging met Philip mee naar zijn kamer, die wit en kaal was. Philip vertelde dat hij een droom had: hij wilde zichzelf verlossen. Het benauwde Inni allemaal; hij was kwaad dat Philip zijn herinnering aan Arnold besmette. Hij wilde niet met lijden geconfronteerd worden. Toch bezocht hij Philip Taads in de volgende jaren regelmatig.
Vijf jaar later belde Riezenkamp Inni op met de mededeling dat hij een klassieke raku-kom op de kop had getikt. Philip Taads zou komen kijken. De bruinrode kom leek niet door mensen gemaakt, maar ontstaan in een onnoembare voortijd. Taads kocht de kom voor veel geld, en nodigde Riezenkamp en Inni een tijdje later uit voor de theeceremonie. Taads\' vertrek had kleine veranderingen ondergaan. Er hing nu een rol met gekalligrafeerde tekens, die Inni deed denken aan een skiër die in razende vaart een helling afdaalde. Taads voerde in een volkomen stilte allerlei handelingen uit die tot de theecere-monie behoorden, \"een lang bochtig traject rituele hindernis-sen\". Inni moest aan het laatste avondmaal denken. Na uit de kom gedronken te hebben, liet Philip Taads hen uit zonder iets gezegd te hebben. Drie weken later werd Inni opgebeld door de hospita van Taads. Samen met Riezenkamp ging hij naar Taads kamer. Daar lag de raku-kom in scherven op de grond. Een paar dagen later bleek dat Philip Taads zich verdronken had.
Personages
De drie hoofdpersonen zijn Inni Wintrop, Arnold Taads en Philip Taads.
Inni kwam uit een katholieke, Brabantse textielfamilie, waarmee hij in zijn jeugd weinig contact had. Zijn vader stierf tijdens een bombardement, zijn moeder woonde ergens buiten Europa. Hij had totaal geen ambitie. Inni staat met zijn relativisme tegenover het absolutisme van:
-Zita: \"een ander soort volk waarvan maar een iemand lid was, zij\" (blz. 23);
-Arnold Taads: \"het klooster van een man, zijn eigen monnik en zijn eigen abt\" (blz. 53);
-Philip Taads: \"beleefde zijn eenmansgodsdienst - als het er al een was - alleen in zijn zelfgebouwde klooster\" (blz.153).
Arnold Taads wordt als volgt beschreven: \"Hij had een glazen oog - het rechter -, stond op hoge woudlopersschoenen en droeg een versleten indiaans jack met lange zeemleren franjes.\"
Philip Taads is een halfbloed, zoon van Arnold Taads en een Inidische.Hij was een kleine, magere, oosters uitziende man. Hij droeg uiterst simpele kleren.
Tante Therese is erg dik. Zowel Arnold, Philip als tante Therese plegen zelfmoord.
Zita was de vrouw van Inni. Hij noemde haar voor zichzelf de prinses van Namibie. Inni hield erg veel van haar. Toen zij hem verliet, deed hij een poging tot zelfmoord.
Petra \"was lang en smal, met grote borsten en een scheef komediantengezicht waarin groene ogen hun lachen nauwelijks konden houden.\" (blz. 80).
Thema + titelverklaring
De titel Rituelen geeft aan waar het boek over gaat.
Arnold Taads haatte de wereld om hem heen. Hij haatte het leven, zelfs zichzelf. Philip Taads leefde nog eenzamer dan zijn vader. Hij moest zichzelf verlossen van zichzelf. Dit deed hij door Rituelen: yoga en de theeceremonie.
De tijdsproblematiek speelt in dit boek een grote rol. Voor Arnold was tijd de vader van alle dingen, voor Philip bestond de tijd juist niet.
Er zijn in dit boek nogal wat verwijzingen naar het katholicisme:
-Inni vergelijkt Philip met Jezus (blz. 166)
-Inni vergelijkt de theeceremonie met het laatste avondmaal (blz. 181)
-De duiven (Heilige Geest).
Er komen nog ander rituele handelingen voor in de roman, zoals:
-het begraven van de duif.
-de crematie van Philip Taads.
Stijl
Er is niet zoveel dialoog: de gesprekken gaan vaak over een bepaalde levensfilosofie. Er is af en toe beeldspraak (herinnering als een hond). Over veel zinnen ligt een vleugje poëzie. De zinnen zijn vaak lang en moeilijk. Er komen ook humoristische zinnen in het boek voor. Nooteboom getuigt van een scherpe opmerkingsgave.
Vertelsituatie
Er is sprake van een auctoriale verteller, al manifesteert hij zich maar een keer duidelijk, op blz. 19: \"In het jaar waar we het hier over hebben.\" Ook op blz. 66 komt we voor. Deze verteller weet soms dingen die Inni niet wist. Het hele boek door wordt verteld vanuit het gezichtspunt van Inni Wintrop. De verteller kijkt als het ware steeds over zijn schouder mee. Er is dus vision dedans bij Inni. Het verhaal wordt verteld vanuit 1978.
Tijd
Het verhaal wordt niet-chronologisch verteld. Van 1963 springt het verhaal tien jaar terug naar 1953, om vervolgens 20 jaar vooruit te springen naar 1973. De verteltijd is 189 bladzijden, de vertelde tijd 25 jaar. Het verhaal wordt verteld vanuit 1978.
Ruimte
Het verhaal speelt zich op verschillende plaatsen af:
-deel 1 in Amsterdam
-deel 2 in Hilversum, Doorn en Goirle
-deel 3 weer in Amsterdam.
;\n <\/div> |