J. Bernlef, Hersenschimmen
Algemene gegevens
Auteur: J. Bernlef is een pseudoniem van Hendrik Jan Marsman. Hij is geboren op 14
januri 1937 te Sint-Pancras. Zijn vaak sombere proza en ook zijn poëzie kenmerken zich
door het eenvoudige en koele taalgebruik. Bernlef heeft zo’n dertig boeken
(romans, verhalen- en dichtbundels) op zijn naam en hoeft niet te klagen over waardering
en bekroningen. Het heeft echter wel vele jaren geduurd voor hij werd gerekend tot de
eredivisie van letterkundigen. Bernlef zag zichzelf vooral als een ‘maker’, een
literaire ambachtsman. Met de roman Hersenschimmen brak hij in één klap goed door.
Poëziewerken van Bernlef zijn bijvoorbeeld: Ben even weg (1965), Grensgeval (1972),
Alles terug gevonden/ niets bewaard (1982) en Winterwegen (1983); proza-werken zijn
bijvoorbeeld: Stenen spoelen (1960), Stukjes en beetjes (1965), Sneeuw (1973), Meeuwen
(1975), Onder ijsbergen (1981) en Regen (1982).
De roman Hersenschimmen bracht de grote erkenning voor het talent van Bernlef. De roman
haalde veertien drukken in anderhalf jaar, wordt vertaald in Zweden, Noorwegen en
Duitsland en is ook verfilmd. Behalve in het literaire circuit circuleert de roman in
kringen van de gezondheidszorg (verpleegkundigen, bejaardenverzorgsters). De schrijver
benadrukt echter: ‘Als er één boek fictie is, dan is dit het wel. Ik heb me
natuurlijk wel georiënteerd over het verloop van de ziekte, maar ik heb het toch voor 95
procent op mijn verbeeldingskracht moeten doen.’
Titel: Hersenschimmen
Jaar van 1e uitgave: 1984
Literaire stroming: Dit boek behoort tot het realisme.
Plaatsing van het werk in tijd, gerelateerd aan de stijl:
Samenvatting:
Hoofdpersoon en verteller in deze roman is de Nederlandse Maarten Klein, 72 jaar oud.
Hij woont met zijn vrouw Vera al zo’n vijftien jaar in de Verenigde Staten, in het
plaatsje Gloucester, aan de kust boven Boston. Hun twee kinderen, Fred en Kitty, zijn al
het huis uit. Maarten is sinds enkele jaren gepensioneerd. Hij werkte bij de IMCO, een
internationale visserijorganisatie. Eerst notuleerde hij de vergaderingen, later hield hij
zich bezig met het vaststellen van de vangsthoeveelheden. Hij is in zijn dienstwoning, die
uitkijkt op de in zee uitstekende rots Eastern Point, blijven hangen.
(ZONDAG) Het verhaal begint op een winterse zondag; buiten ligt sneeuw. Maarten Klein
staat voor het raam en ziet uit naar de schoolbus die de kinderen uit de buurt
thuisbrengt. Op zondag rijdt de bus echter niet. Een blik op de buitenthermometer, die aan
Maartens vader toebehoord, stuurt zijn gedachten naar het verleden: Domburg, zijn ouders,
opa en oma. Maartens herinneringen aan de bewaarschool leiden ertoe dat hij op een stoel
klimt om een potlodendoos te zoeken, terwijl hij denkt dat hij zich in het materiaalhok
van de bewaarschool bevindt. Achteraf dringt het besef dat hij iets vreemds deed, wel tot
hem door. Op tafel ligt The Heart of the Matter van Graham Greene met een buskaartje erin.
Nu eens meent Maarten het boek voor het eerst te zien en weet hij van het buskaartje niks
af, dan weer herinnert hij zich het boek zelf gekocht te hebben en de busreis zelf gemaakt
te hebben. Op zondag eet het echtpaar traditioneel pizza. De pizza is aanleiding tot het
ophalen van gezamelijke herinneringen van Maarten en Vera aan Rome. Maarten blijkt zich
van die vakantie niets te herinneren, maar weet dit verborgen te houden voor Vera, want
het verontrust hem. Na een partij schaak gaan ze naar bed.
(MAANDAG) Na een nacht die Maarten voor een groot gedeelte (vergeefs) puzzelend aan de
keukentafel heeft doorgebracht, brengt hij Vera ontbijt op bed. Vera blijkt al tien jaar
geen suiker meer in haar koffie te gebruiken. ‘Verstrooidheid,’ zegt Maarten.
Tijdens zijn dagelijkse wandeling met zijn hond Robert gaat Maarten een café in. Hij
vindt dat het barmeisje sprekend lijkt op zijn eerste liefde, Karen. Met haar had hij voor
het eerst in zijn leven gevreeën, in een vakantiehuisje in Noord-Holland. Hij beseft dat
dit meisje Karen niet kan zijn. Hij gaat verder met zijn wandeling en gaat een boekwinkel
binnen. Tot zijn verassing blijkt dat hij daar al eerder The Heart of the Matter van
Graham Greene gekocht had. Maarten koopt nu van dezelfde schrijver Our Man in Havana.
Inmiddels is hij zijn homd al lang uit het oog verloren. De dodelijk ongeruste Vera spoort
Maarten op. Robert was alleen naar huis gelopen.
Maarten vraagt Vera of zij zich nog herinnert hoe zij in Holland samen hand in hand
liepen op de oude slaperdijk. Vera weet niet waar hij het over heeft. De lezer weet dat
dit herinneringen aan Karen zijn. Als Maarten zich moet gaan scheren, blijkt hij onderweg
al vergeten te zijn wat hij van plan was te doen en meent dan dat hij houtblokken voor de
open haard met gaan halen. Later komt Ellen Robbins, die in de buurt woont, op bezoek.
Maarten informeert naar haar man Jack. Die blijkt al jaren dood te zijn. Vera vertelt
Ellen dat ze zich zorgen maakt over Maartens toestand. Maarten gaat pianospelen en denkt
aan zijn vroegere pianolerares, op wie hij als jongetej verliefd was. Hij gaat vroeg
(zeven uur) naar bed.
(DINSDAG) Nadat Maarten is opgestaan, blijkt Vera niet thuis te zijn. Hij denkt dat ze
naar de bibliotheek is waar ze vrijwilligers werk doet. Na een geweldige schranspartij wil
Maarten naar zijn werk (IMCO). Alle deuren naar buiten blijken echter op slot te zijn.
Maarten forceert de deur naar het washok. Hij moet immers naar de IMCO-vergadering, die in
een zomerhuisje dichtbij wordt gehouden. Het zomerhuisje is afgesloten en ook hier
forceert Maarten de deur. Hij weet opeens niet meer wat hij in het zomerhuisje te zoeken
heeft en keert terug naar huis. Daar vertelt de geschrokken Vera hem dat de laatste
IMCO-vergadering vier jaar geleden is geweest en dat zij zelf al lang niet meer bij de
bibliotheek werkt. Vera verteltdat ze aan dokter Eardly heeft gevraagd om binnenkort langs
te komen, omdat ze vindt dat Maarten de laatste tijd zo vreemd doet.
Maarten denkt terug aan zijn vroegere collega Karl Simic. Kort na een bezoek van
Maarten had Simic in bad zijn polsen doorgesneden en was daarna verdronken. Vera probeert
met behulp van een fotoalbum Maartens herinneringen weer op orde te brengen. Hoe dichter
de foto’s echter het heden naderen, des te ondoordringbaarder en raadselachtiger
lijken ze te worden. Na de fotosessie gaat Maarten even rusten. Als hij wakker wordt denkt
hij dat hij als kind bij opa logeert. Vera knipt het licht aan en Maarten is weer terug in
het heden.
Dokter Eardly komt op bezoek. Hij adviseert Vera om Maarten binnen te houden, hem veel
te laten rusten en pillen te laten slikken. De buurjongen, William Cheever, brengt
boodschappen langs. Maarten vraagt naar zijn witte keeshondje Kiss. Een pijnlijke vraag,
omdat Kiss al lang dood is. Een televisieprogramma over de opkomst van Hitler brengt
Maartens gedachten terug naar die tijd. Hij wsa toen verloofd met Karen. Plotseling wil
Maarten voor Vera knielen, maar dat is wat hij vijftig jaar geleden voor Karen had willen
doen.
(WOENSDAG) Na zijn late ontbijt wil Maarten de hond gaan uitlaten. Vera houdt hem
tegen. Nu ziet in haar zijn moeder die hem iets verbiedt. “Ik ben het, Vera,’
snikt ze.
Terwijl Vera even langswipt bij Ellen Robbins slaat Maarten een ruit stuk om de hond
Robert, die buiten rondloopt, binnen te laten. Dan meent Maarten weer dat hij als kind bij
opa en oma logeert. Als Vera door de voordeur binnenkomt, roept hij: ‘Ik ben hier
oma.’ De buurjongen William Cheever repareert de kapotte ruit voorlopig. Maarten
informeert weer naar zijn hondje Kiss. De verwarring in Maarten wordt steeds groter en de
momenten waarop hij dan weer kind, dan weer volwassene is, volgen elkaar steeds sneller
op. Nu meent hij dat hij als kind bij zijn grootouders aan het logeren is, dan is hij het
kind dat nog bij papa en mama woont en dan weer is hij de vader die wacht op zijn twee
kinderen. Ook zijn er ogenblikken van totale vervreemding, zoals wanneer hij in zijn eigen
huis meen top een hotelkamer te zijn. Maar er zijn ook korte momenten van besef.
Dokter Eardly komt weer langs. Hij wil Maarten een spuit geven, maar Maarten slaat hem
de spuit uit de handen. Hij is bang dat de spuit een waarheidsserum bevat, waarmee de
nazi’s hem iemand willen laten verraden. Even later denkt hij dat er vloeibaar
voedsel in zit en dat Eardly een van de Amerikaanse bevrijders is. Hij laat zich gewillig
inspuiten.
(DONDERDAG) ‘Een vrouw’ (Vera) helpt Maarten met wassen en aankleden. Eerst
denkt Maarten dat zij zijn moeder is, dan dat hij met Vera naar papa’s verjaardag
gaat en even later dat hij naar zijn werk moet. Weerv even later is hij het jongetje dat
zijn pianoles wil instuderen voor Greet Laarmans, de pianolerares op wie hij verliefd is.
Er komt een meisje in huis als gezinshulp, de blonde Phil Taylor. Maarten verwart haar
met zijn jeugdliefde Karen en met zijn dochter Kitty. Als Phil pianospeelt, weet hij zeker
dat ze Greet Laarmans is en durft hij eindelijk zijn hoofd in haar schoot te leggen. Tot
Maartens verbazing zegt’Greet’ in het Engels tegen hem: ’Dat moet u niet
meer doen. Anders zal ik moeten gaan.’
De hele dag door vraagt Maarten zich af wie Toch dat blonde meisje is. ‘s Nachts
zwerft hij in huis rond en loopt hij zomaar Phils kamer binnen. Even later aan de piano
slaagt hij er niet in zich te herinneren hoe het adagio uit Mozarts veertiende pianosonate
klinkt. Hij kan het begin niet vinden en wordt door Vera en Phil huilend aan de piano
aangetroffen.
(VRIJDAG) Als Maarten wakker wordt, blijkt dat hij met riemen aan de spijlen van het
bed is vastgebonden en dat hij ‘het echtelijk bed heeft volgescheten’. Twee
vrouwen, een oude (Vera) en een jonge (Phil) tillen hem in bad. Zijn stijve geslachtsdeel
veroorzaakt schaamte en verwarring.
Met Phil werkt Maarten weer een fotoalbum door. Maarten herkent Vera en zichzelf niet
meer. Vera komt thuis en overtuigt Maarten ervan dat hij even moet rusten. Maarten wordt
wakker en ontsnapt ongezien naar buiten, zonder jas, op zoek naar de lente. Als hij over
het schelpenpad langs het strand loopt, is hij weer de kleine Maarten die in Holland op
weg is naar zijn ongeruste vader en moeder. Tom, de vuurtorenwachter van Eastern Point,
pikt Maarten op. Hij brengt Maarten in zijn jeep naar huis, naar Vera. Maarten denkt dat
het 1945 is, de bevrijding. Ook dokter Eardly, die weer eens langskomt, wordt door Maarten
gezien als een van de Amerikaanse bevrijders. Maarten krijgt een injectie en valt in
slaap.
(ZATERDAG) Maarten wordt ‘s nachts wakker met zware hoofdpijn en een hevig dorst.
Hij staat op. Zijn in hetb donkere raam weergespiegelde gestalte herkent hij niet. Beneden
peutert hij de foto’s uit het album los en verbrandt ze in de open haard. Een vrouw
(Vera) leest Maarten vvor uit een boek met op het omslag een man met een hoed (Our Man in
Havana). Dan staat er een lange witte auto voor de veranda; Maarten wordt afgevoerd naar
een inrichting.
(ZONDAG) In de inrichting. ‘Mensen zitten in lange rijen op banken en houten
schragen… vrouwen en mannen… verdoofd lijkt wel zoals ze daar voor zich uit
zitten te staren naar de witgesausde muur.’ Een dag gevuld met zitten,
bezigheidstherapie, koffie, thee en pillen. Dan brengen zij ‘het’ naar een
ruimte met bedden… ‘zij zetten het op de rand van zo’n bed… zij kleden
het uit… zij doen het een pyama aan… zij duwen een pil in zijn keel…
zijleggen hem in bed.’ In de nacht vindt Maarten ‘haar’ hand (van zijn
moeder of van Vera) die hem troost en rust geeft. ‘…zij draagt je… ik draag
je… kleine jongen van me…de hele lange bange nacht door zal ik je dragen tot het
weer licht wordt.’
(MAANDAG) Martens waarneming van deze beslaat acht regels. Met zijn ogen gesloten hoort
Maarten de stem van een vrouw (Vera) die fluistert dat het raam gemaakt is en dat de lente
op het punt staat te beginnen.
Titelverklaring
‘Hersenschimmen’ duidt op het idee, dat er van het leven uiteindelijk niets
anders overblijft dan wat vage bewustzijnstoestanden, wat hersenschimmen, illusies en dat
is bij de hoofdpersoon Maarten zo. Aan het eind van de roman, als Maarten nauwelijks meer
besef heeft van het hier en nu, denkt hij in een van zijn spaarzame heldere
momenten: ‘In het leven terug?… maar waar is zo iets gebleven?… is er wel
zo iets?… of was gewoon alles inbeelding van het hoofd?… hersenschimmen?’
Motto
A touching dream to which we all are lulled
But wake from separately
(uit: ‘The Building’ van Philip Larkin)
Letterlijk vertaald betekent het dit: ‘Een mooie droom waar iedereen wordt
ingewiegd, maar elk afzonderlijk van de dood. Het leven houdt de schone schijn op, maar
het is in feite langzaam doodgaan.’ Het motto heeft tevens betrekking op de
geestelijke verwijdering tussen de dementerende Maarten (de hoofdpersoon) en zijn vrouw
Vera.
Opbouw en structuur
Het boek heeft 160 bladzijden. Deze zijn verdeeld in negen (niet genummerde)
hoofdstukken, die elk na een witregel openen met een cursief gedrukte zin. Elke
cursiefregel geeft tevens het begin van een nieuwe dag aan. De afzonderlijke
gebeurtenissen per dag worden weer gescheiden door witregels. Aan het eind van de roman
worden de fragmenten steeds korter.
Personages
Maarten: 72 jaar, geboren in Alkmaar, maar verblijft al vijftien jaar in Amerika, waar
hij werkte als secretaris bij een internationale visserijorganisatie. Inmiddels is hij
gepensioneerd. Hij is een gewone, alledaagse man. Hij is een beetje verlegen; zijn vader
noemde hem altijd archeoloog, omdat hij altijd naar de grond keek. Ook is hij vaak wat
angstig en gesloten.Hij was altijd een man van de klok. Aan de winter heeft hij een hekel,
dat maakt hem ongedurig. Hij is op zijn 21e jaar verloofd geweest met Karen, zijn
jeugdliefde en is nu al vijtig jaar met zijn vrouw, Vera.
Vera: Zij is de vrouw van Maarten , al zo’n vijftig jaar. Ze is een hulpeloze
toeschouwer en slachtoffer van het snelle dementeringsproces van Maarten. Ze heeft
‘groene ogen met donkere spikkeltjes in de pupillen’. Doordat het hele verhaal
door Maartens ogen wordt gezien komen we niet veel te weten over Vera’s uiterlijk.
Fred en Kitty: De kinderen van Maarten en Vera, ze leiden hun eigen leven en hebben
vrijwel geen contact meer met hun ouders. Er wordt niet gezegd wat ze doen of waar ze
wonen, alleen dat ze ‘overkwamen’ toen Maarten en Vera veertig jaar getrouwd
waren; ze zouden dus in Nederland kunnen wonen.
‘Papa en mama’: De ouders van Maarten komen alleen voor in zijn herinnering.
Papa is in 1956 overleden en mama, volgens Maarten, in 1950. In zijn verwarring meent
Maarten verschillende malen dat ze nog in leven zijn. Aan papa wordt Maarten voortdurend
herinnerd door zijn bureau dat nu in Maartens bezit is, en door de Heidensieck-thermometer
die nu aa het raamkozijn is vastgeschroefd. Over zijn moeder zegt Marten: ‘ Een beter
moeder was er waarschijnlijk niet. Ze zorgde zo goed voor me dat ik me nauwelijks een
moment kan herinneren dat ik ruzie met haar had. Als ze kwaad was, zweeg ze alleen maar.
Dan ging ze aan tafel zitten met een kop the voor zich en dan keek ze me zwijgend
aan… Dat vond ik veel erger dan ruzie, zoals ik die wel met papa had.’ Maartens
vader vergeleek zijn vrouw met het adagio uit de veertiende pianosonate van Mozart:
‘Even klaar, helder en ondoorgrondelijk.’ Deze woorden hebben een diepe indruk
op Maarten gemaakt, hij herhaalt ze enkele malen in de roman.
‘Opa en oma’: Aan hen bewaart Maarten dierbare herinneringen vanwege zijn
logeerpartijen daar. Opa hield van knutselen en oma had een geheim snoepvoorraadje:
Kwatta-reepjes, zuurballen en peredrups.
Oom Karel: Hij schoor als verzetsdaad tegen de Duitsers zijn baard af en zwoer deze pas
weer aan te laten groeien als de Duitsers uit Nederland zouden zijn verdwenen.
Karen: Zij is Maartens eerste liefde en met haar heeft Maarten voor het eerst
gevreeën. Ze leeft nog sterk voor Maarten, soms verwart hij Vera zelfs met haar. Maarten
is verloofd met haar geweest, maar hoe het allemaal stuk gelopen is, is niet op te maken.
Greet Laarmans: De vroegere pianolerares van Maarten op wie hij verliefd was, maar ze
bleef onbereikbaar voor hem. Hij heeft sterke herinneringen aan haar.
Simic, Chauvas, Bähr en Johnson: Maartens vroegere collega’s, waarvan Simic de
belangrijjkste is. Nog altijd voelt Maarten zich schuldig vanwege het feit dat Simic kort
na een bezoek van Maarten zelfmoord pleegde.
Cheever, Robbins en Stevens: De families die in de buurt wonen. Een beperkt aantal
personen van deze families komt maar echt voor in deze roman.
Dokter Nick Eardly: De dokter van Maarten en Vera. Hij is het type van een wat
naïeve plattelandarts. Hij meent Maartens dementie te kunnen doen opflakkeren door hem
rust en medicijnenen voor te schrijven. Vera heeft wel vertrouwen in hem, maar Maarten
lapt zijn adviezen aan zijn laars.
Phil Taylor: De gezinshulp, met haar oergezonde fysiek en motoriek en haar oernuchtere
boerenverstand, treedt te laat Maartens leven binnen om voor hem nog een rol van belang te
spelen. Voor haar is Maartens bewustzijn gesloten; hij kan haar naam niet onthouden,
vraagt zich voordurend af wie zij is en verwart haar met Karen, zijn dochter Kitty en met
Greet Laarmans. Als Phil niet een van deze drie is, is ze voor Maarten ‘dat blonde
meisje’ of ‘die jonge vrouw’ van wie hij de naam niet weet en waarvan hij
niet wat ze in zijn huis doet.
Thematiek
Hoofdthema’s van deze roman zijn dementie, depersonalisatie en de zin van het
leven.
Dementie: In snel tempo verliest Maarten Klein de greep op tijd en ruimte. De
onthechting van de werkelijkheid brengt hem in een geestelijk isolement. Zijn vrouw Vera,
met wie hij zoveel dierbare herinneringen deelde, herkent en begrijpt hij soms niet meer.
Depersonalisatie: Maartens geordende leven valt tijdens het snelle dementeringsproces
in brokstukken uiteen, die geen enkele samenhang meer vertonen. Voor Maarten wordt de
werkelijkheid steeds nietszeggender, omdat hij steeds minder herkent. Herinneringen heeft
hij nog wel, maar ze zijn chaotisch, uit hun verband gerukt, zonder kop of staart. Ze
lopen niet meer parallel met die van Vera, met wie hij toch het grootste deel van zijn
leven gedeeld heeft.
De zin van het leven: Maartens vader was griffier: hij registreerde feiten, en in zijn
vrije tijd noteerde hij weergegevens. Hij geloofde in het vastleggen van feiten. Hij
veronderstelde dat er een systeem was achter die feiten, maar zijn tijd was te kort om dat
systeem te achterhalen. Maartens werk bij de IMCO bestond ook uit het vastleggen van
feiten. Steeds vaker vraagt hij zich echter af of dat werk wel zinvol is. De scholen
vissen in de zee bijvoorbeeld trekken zich niets aan van de cijfers in de statistieken.
Dit alles lijkt te wijzen op de opvatting dat de mens alleen feiten kan registreren, maar
niet in staat is de werkelijkheid achter de feiten te bepalen; de mens is niet in staat
het systeem, de zin van het leven, te achterhalen.
Motieven:
- dementie
- dood
- het tijd-motief (afbrokkeling van de
werkelijkheid; leven is langzaam sterven)
- onzekerheid, verwarring, isolement
- zintuiglijke waarnemingen
- winters landschap met sneeuw
(symboliseert de desoriëntatie en het isolement)
- taal (ordenend vermogen verdwijnt)
- foto’s (moeten het verleden
oproepen, tonen hoe de werkelijkheid ‘echt’ is)
- feiten (Maarten hield zich vooral
bezig met feiten registreren en zoeken of er iets achter zat)
- zin van het leven (Maarten vroeg
zich dat af)
Perspectief
Op de laatste pagina’s na, waarin Maarten in de hij-, je- en zelfs het-vorm over
zichzelf spreekt, is een ik-vertelsituatie, waarin de ‘ik’ hoofdpersoon is van
het verhaal. Het dementeringsproces wordt dus vanuit de dementerende beschreven. Al snel
wordt duidelijk dat de informatie die de belevende en vertellende ik geeft niet altijd
even betrouwbaar is. Met name de reacties van Vera zijn vrouw en de gesprekken òver hem
die Maarten opvangt en feilloos weergeeft, corrigeren zijn visie. De lezer, met een beter
geheugen en de mogelijkheid om terug te bladeren, heeft bovendien een voorsprong op
Maarten,die wel nauwkeurig registreert, maar dat even snel weer geeft, waardoor hij niet
meer in staat is bepaalde gebeurtenissen te interpreteren.
Tijd
Het verhaal is chronologisch verteld, met veel flash-backs en herinneringen. Er worden
negen achtereenvolgende dagen vertelt. Het tijdsperspectief is vision avec; Maarten weet
net zo min als de lezer hoe het allemaal zal aflopen. Het verhaal speelt zich af in 1982;
Maarten vertrok in1967 uit Bonn en is nu vijftien jaar in de Verenigde Staten. De vertelde
tijd (inclusief de flash-backs) is ongeveer 65 jaar (van ver voor de Tweede Wereldoorlog
tot 1982). De gebeurtenissen tijdens de negen achtereenvolgende dagen worden in de
tegenwoordige tijd vertelt, net als de andere herinneringen.
Ruimte
Sociale ruimte: De situatie van de dementerende Maarten Klein en zijn vrouw Vera in dit
winterse kustgebied is niet toevallig. De kinderen van de Kleins wonen ver van hen
vandaan, Maartens banden met zijn werk in Boston bestaan al enkele jaren niet meer en de
meeste van zijn herinneringen liggen in Holland. Het echtpaar bevindt zich in een sociaal
isolement, en Maartens isolement gaat nog verder, hij vervreemt uiteindelijk ook van Vera.
De ruimte-elementen Amerika (ander land, andere taal) en sneeuw (geen onderscheid meer
tussen de dingen, alles lijkt op elkaar en vervlakt) spelen een belangrijke rol.
Herhaaldelijk geeft Maarten de winter de schuld van zijn vergeetachtigheid, hij verlangt
naar de lente.
Geografische ruimte: Maarten en Vera wonen al zo’n vijftien jaar in de Verenigde
Staten, in het stadje Gloucester ten noorden van Boston. In de flash-backs speelt
Nederland een grote rol, met name de kustgebieden van Zeeland en Noord-Holland. Ook zijn
er herinneringen aan Parijs. Het echtpaar Klein bevindt zich ook in geografisch opzicht in
een isolement.
Mening
Argumentatie van Anbeek.
Realistische argumentatie: ik denk dat het boek best echt waar had kunnen zijn. Ik kon
me het allemaal heel goed voorstellen, het had zo een beschreven waargebeurd verhaal
kunnen zijn.
Emotivistische argumentatie: het boek raakte me wel. Ik leefde erg met Vera mee, omdat
ik me heel goed kon voorstellen hoe zij zich voelde, wij hebben ook in die situatie
gezeten met onze demente oma. Ik had vaak medelijden met haar als ze weer eens dingen van
Maarten niet snapte.
Spanning argumentatie: er zat geen spanning in deze roman, het was gewoon heel
interessant om te lezen, en ook wel heel boeiend vond ik.
Mate van geëngangeerheid: deze roman is niet echt betrokken bij de eigentijdse
problematiek, dementie bestaat al heel lang. Het is wel bijzonder dat je dementie nu van
binnenuit kunt lezen in deze roman.
Mate van originaliteit: ik denk dat het een erg origineel boek is, vooral omdat de
dementie van binnenuit gepresenteerd wordt. Volgens mij is dit het enige boek waarin dat
gebeurt, dus zeer origineel.
Structurele argumentatie: ik denk dat de kwaliteit van dit boek erg hoog ligt, want
ieder element, ieder motief in het boek heeft betekenis.
Eigen mening: Ik vond het een erg mooi boek, ik kon niet stoppen met lezen. Ook vond ik
het zeer interessant, omdat ik al wat van dementie af wist. Maar om het dan te zien vanuit
de dementerende persoon zelf, is heel bijzonder. Door dit boek begrijp ik alles van
dementie nog iets beter.
Secundare literatuur
- De aftakeling van een aardig mens, Hans Vervoort, NRC 1984
- Notities over geneeskunst, Caspar Bleys, De Volkskrant 14-12-1985 |