![]() |
Boekverslag : Thea Beckman - Kruistocht In Spijkerbroek
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1246 woorden. |
- Zakelijke gegevens: Titel: Kruistocht in spijkerbroek Schrijver: Thea beckman Jaar en plaats van uitgave: 1991, Rotterdam Aantal bladzijden: 307 - Samenvatting: Het verhaal begint op een koude winterdag in het laboratorium van twee geleerden die bevriend zijn met de vader van Dolf Wega, een slimme jongen met een goed verantwoordelijkheidsgevoel. De twee geleerden hebben een machine uitgevonden die je naar het verleden kan flitsen. Deze machine heet de 'materie-transmitter'. De machine heeft al vele malen een dier naar het verleden gestuurd en soms is het dier ook weer teruggeflitst. Een van de geleerden zegt: "Eigenlijk zouden we een mens moeten terugflitsten, maar dat is wel riskant." Dolf Wega biedt zich aan als vrijwilliger om een reis naar het verleden te maken. Na veel zeuren geven de geleerden eindelijk toe, maar eigenlijk zijn ze gewoon ongelooflijk blij, nu ze een mens naar het verleden kunnen sturen. Die kan namelijk zien hoe het daar is en vertellen wat hij gezien heeft. De jongen wilde altijd al het riddertoernooi meemaken in Montgivray, waarover hij ooit in een boek over gelezen had en nu heeft hij dan eindelijk de kans. Hij spreekt met de beide geleerden af, dat hij om precies 5 uur wordt teruggeflitst. Hij moet zich dan op dezelfde plaats bevinden als waar hij verschenen is. Nadat hij plaats heeft genomen in de cabine en een broodmes in z'n zak heeft gestopt, want er is een grote kans dat hij daar gevaarlijke struikrovers tegenkomt, wordt hij weggeflitst. Hij heeft mazzel, want hij komt precies op een steen terecht. Dat kan hij makkelijk onthouden voor als hij straks om vijf uur weer op dezelfde plaats moet staan. Dan hoort hij iets. Het geluid wordt gemaakt door wapens en ruiters. "Struikrovers!" denkt Dolf. Hij zie dat twee struikrovers een man aanvallen. Hij twijfelt geen seconde, grijpt z'n broodmes en steekt een van de rovers in het dijbeen. Die slaat op de vlucht. De andere rover wordt getroffen door de knots van de man. Zo leert Dolf Leonardo Fibonacci da Pisa kennen. Dolf vraagt de student, die nog maar een jongeman is, naar Mongivray, terwijl hij wijst naar een dichtstbijzijnde stad aan de horizon. Leonardo kijkt hem vragend aan en zegt dat die stad Spiers heet. Dan komt Dolf erachter, hij zit verkeerd, dit is Frankrijk niet, dit is Duitsland! Vervolgens ontdekte hij dat het al kwart voor vijf was! Hij nam afscheid van zijn nieuwe vriend en hij liep naar de steen. Toen zag hij iets wat hij eerst niet durfde te geloven, er liepen om de steen wel 10.000 kinderen! Leonardo legde hem uit dat dit een kinderkruistocht was en dat deze kinderen vastbesloten op weg waren naar 'De Witte Stad', Jeruzalem, om daar de Saracenen, de Turken die op dat moment Jeruzalem bezaten, te verjagen. Dolf liep als een wilde door de menigte met kinderen en hij probeerde de steen te bereiken. Vijf uur al. Toen hij erop wilde staan sprong er een jongetje voor hem op de steen. "Ga eraf!" schreeuwde Dolf. Toen hij even omkeek zag hij dat de jongen plotseling verdwenen was. Hij ging snel op de steen staan, maar na vijf minuten gaf hij de moed al op, hij zat vast in de middeleeuwen! Er zat niks anders op dan zich maar toe te voegen aan de kruistocht. Dat deed Leonardo ook en toen begon het avontuur. Er vielen veel kinderen dood neer onderweg en Rudolf Wega van Amstelveen, zo noemde Dolf zichzelf zodat het leek of hij van adel was, maakte zich kwaad hierover. Op een dag liep hij naar de leiding van de stoet, namelijk Dom Anselmus en Dom Johannis, de beide monniken die dit hebben georganiseerd samen met de herdersjongen Nicolaas, die beweerd dat hij een visioen heeft gehad waarin God tegen hem zei dat hij met de kinderen naar Jeruzalem moest gaan, dat de zee voor hem zou wijken en dat de Saracenen voor de kinderen zouden vluchten. Dolf overlegd met hen, wat niet zonder ruzie en argwaan gaat en ze komen eruit dat ze het leger in groepen gaan verdelen, want zonder betere organisatie kan het niet langer. Ze spreken af groepen te maken zoals vissersgroepen, leerlooiers, jagers, knokgroepen, die het leger verdedigen en verzorgers. Dolf krijgt veel respect van de kinderen en ze gaan van hem houden als van een leider. Na vele avonturen, vele doden en vele zware tochten komen de kinderen eindelijk bij de zee, die voor Nicolaas zal wijken en toegang zal geven naar 'De Witte Stad'. Terwijl Nicolaas zich voorbereidt op het moment dat dit zal gebeuren, bekent Dom Johannis iets aan Dolf. Hij zegt tegen de 'leider' dat het allemaal een list is. De zee gaat niet wijken, maar er komen schepen aan nadat Dom Anselmus "God heeft voor een ander wonder gezorgd, er komen schepen aan die jullie naar de overkant van de zee brengen, naar 'De Witte Stad' heeft gezegd. Maar de schepen gaan niet naar Jeruzalem, maar naar Noord-Afrika, naar de slavenhandelaren. Dom Anselmus en Dom Johannis kunnen hier veel geld mee verdienen. Dolf gelooft Dom Johannis, die er erg veel spijt van heeft en verteld hetzelfde verhaal aan ongeveer honderd andere sterke kinderen. Die geloven hun 'leider' meteen en nadat Anselmus, die geen echte monnik is, maar een slavenhaler, de woorden gezegd heeft, omdat de zee niet week, vallen ze Anselmus aan. Anselmus gaat dood, wat op een gruwelijke wijze gebeurt en velen van de kinderen trekken naar huis. Dolf trekt verder met 'nog maar' vijfduizend kinderen. Op een gegeven moment komen ze in het zuiden van Italië en zitten ze vast. De kinderen krijgen de mogelijkheid om met schepen naar Venetië te gaan maar sommige kinderen blijven in het zuiden van Italië. Leonardo vindt een mysterieus doosje van aluminium en geeft het aan Dolf. Er zit een briefje in van papier en daarin staat geschreven dat Dolf er iets op moet zetten en binnen een etmaal op de zelfde plek moet leggen, maar Leonardo heeft het doosje een week geleden gevonden. Na een tijdje vinden ze nog een doosje en Dolf schrijft er op dat hij over een etmaal nadat de geleerde het briefje leest, hij terug geflitst wil worden. Het doosje wordt teruggeflitst en een etmaal later gaat Dolf op dezelfde plek zitten als waar het doosje is weggeflitst. En eindelijk wordt Dolf ook teruggeflitst! Na een tijdje is Dolf weer bij kennis, hij is weer in de twintigste eeuw! - Beeld In dit boek kun je lezen hoe slecht de welvaart was in de 13e eeuw. Er kwamen namelijk veel bedelaars voor in dit boek, die uit hoop op een beter leven meededen aan de kruistocht. Ook kun je duidelijk uit dit boek halen dat er een gelaagde samenleving was. Arme boeren en duidelijk hoger de mensen van adel. Ook is er te zien in dit boek dat mensen een erg bijgelovig waren. Men geloofde er echt in dat de zee zou wijken voor Nicolaas. - Mening Ik vind dit boek soms erg saai, want er wordt heel vaak een landschap beschreven waar de kinderen doortrekken. Dit is niet zo heel erg, maar wel als het in een hele tot soms wel twee bladzijden beschreven wordt, en dat gebeurt vaak in dit boek. Ik vind dit boek over het algemeen erg boeiend, omdat Dolf heel erg zelfverzekerd is en opkomt voor de kinderen. Ook is dit boek zielig, want er gaan erg veel kinderen dood onderweg, zoals in de Alpen, als de kinderen in het water vallen, onder een lawine komen, of als ze omkomen van de kou. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |