Thea Beckman, De doge-ring van Venetie
Lemniscaat - Rotterdam 1994 - 205 bladzijden
Hoofdpersonen:
Thomas
Thomas is een jaar of vijftien en hij is novice in een arm klooster in de Kempen. Hij weet
nog niet of hij wel monnik wil worden en altijd in een klooster wil leven. Hij is
vriendelijk, gelovig, maar ook spontaan. Dat laatste wil nog wel eens een conflict geven
met zijn gelovigheid.
Matthias
Matthias is een monnik die na een ongelovig leven in het klooster is gegaan. Zijn
verleden is niet helemaal duidelijk, maar hij heeft waarschijnlijk wel gestolen en
geroofd. Nu is hij echter bekeerd en ook echt gelovig. Zijn ervaringen kunnen hem nu wel
van dienst zijn.
Thema: Het leven van een novice aan het eind van de veertiende eeuw
Motieven: (Bij) geloof, reizen, opgroeien
Titelverklaring: Het is gewoonte van de doge, de baas van Venetie, om ieder jaar tijdens
een ceremonie een ring in het water te gooien. Dit om het verbond tussen Venetie en de het
water van de zee te bezegelen. Een enkele keer gebeurt het dat deze ring door een visser
in een vis weer aan land wordt gebracht, wat ongeluk betekent. Dit keer vindt Thomas de
ring, waarna hij moet vluchten, want de brenger van goud nieuws wordt al snel gezien als
zondebok.
(Matige titel)
Tijd: 1397, het verhaal speelt enkele maanden, chronologisch
Kritiek: Enige kritiek op de adel die geld verspilt aan dikdoenerij, terwijl er ook veel
mensen honger lijden.
Genre: Historische roman
Plaats: De Kempen, de reis naar Venetie, en Venetie zelf
Samenvatting:
Thomas is een novice in een klein klooster in de Kempen. Hij is een jaar of vijftien en
weet noghelemaal niet zeker of hij wel monnik wil worden, maar zijn oom had hem daarheen
gestuurd.Het is een arm klooster met niet al te veel monniken. Er is ook nog een ander
novice, Peter. Op een dag heeft de abt belangrijk nieuws. Hij vertelt tijdens de maaltijd
dat hij het kloostermeer aanzien wil geven en zo meer bezoekers (en dus geld) te krijgen.
Daarvoor wil hij een aansprekend relikwie aanschaffen, in Venetie. Hij wil daar een van de
monniken heen sturen en heeft daar Matthias voor gekozen, ook omdat hij anderen de boze
wereld niet in wil sturen. Matthias is pas een paar jaar in het klooster, wat hij daarvoor
deed is niet zo duidelijk. De abt wil ook een novice meesturen en heeft daar Thomas voor
gekozen. Peter is jaloers. NA enkele weken voorbereiding en het belenen van het zilver van
het klooster, gaan ze aan het begin van de zomer, met twee ezels op pad. De ezels
zijn soms nog wel eens eigenwijs, maar dat went. In de buurt van Maastricht doet Matthias
geheimzinnig en wil een omweg maken, hij wil wat opgraven, het blijken gouden en zilveren
munten te zijn. Een oude kameraad van Matthias is hun gevolgd en wil "zijn
deel". Matthias geeft hem een daalder en ze rijden verder. Matthias vertelt na enig
aandringen dat hij het geld gevonden had bij een gierigaard die overleden was. Ze slapen
in kloosters en soms reizen ze per boot, na enig onderhandelen van Matthias die nu wat
geld kan uitgeven. De kloosters waar ze komen worden steeds mooier, vooral in de buurt van
Keulen. De kloosters daar profiteren van het rijke leven daar en van het geloof (of de
angst voor het geloof). Overigens is er een strijd tussen twee pausen aan de gang, een in
Italie en een in Frankrijk. Om de Alpen over te trekken sluiten ze zich aan bij een
konvooi met goederen. Er gaat ook een jonkheer mee, een rijke verwende jongen, die een
reis naar de Paus wil maken, niet alleen voor het geloof, maar ook om een huwelijk uit te
stellen. De jonkheer vertelt Thomas dat hij jaloers op hem en dat hij eigenlijk een
heilige wil worden, maar niet weet hoe. Thomas is juist jaloers op zijn rijkdom. In de
Alpen glijdt een van de wagens met kostbare goederen naar beneden. De goederen moeten uit
het ravijn worden getakeld, de jonkheer wil helpen en Thomas ook. De jonkheer valt bij het
naar boven klimmen naar beneden, en Thomas gaat hem helpen. Hij is zwaar gewond en Thomas
kan niets doen, alleen wachten tot hij sterft, waarbij hij hem de biecht afneemt, wat hij
eigenlijk als novice niet mag doen. De jonkheer sterft. Matthias heeft ondertussen een
kostbaar boek van hem "in bewaring genomen". Matthias en Thomas reizen verder en
komen bij Venetie, waar ze na enige moeite een boot vinden om daar heen te reizen.
Thomas is helemaal onder de indruk van de huizen, de rijkdom en de schepen. Ze logeren bij
een bedelklooster, waar ze wel moeten werken voor de kost, maar dat zijn ze gewend. Ze
gaan op zoek naar relikwieverkopers, dit is een moeilijk werkje, want er blijken wel zo
veel beenderen, schedels, haren en andere overblijfselen van heiligen te zijn, dat alle
kerken en kloosters van Europa wel honderd keer gevuld kunnen worden. Veel nep is er dus,
maar hoe kom je er achter of iets wel of niet echt is? Gelukkig is Matthias gehaaid genoeg
om een goede keus te kunnen maken, al wil hij daar wel een paar weken voor
gebruiken. Thomas ontmoet een meisje in een kerk, ze komt uit Brugge en heeft rijke
ouders. Ze wordt begeleidt door een dame in het zwart, een oppasser dus. Ook deze
ontmoeting brengt Thomas meer aan het twijfelen over zijn toekomst. Matthias heeft
inmiddels een relikwieverkoper gevonden die iets bezit waar hij wel interesse voor heeft;
een schedel van een meisje, Santa Juliana. De verkoper vertelt haar geschiedenis en
Matthias ziet er wel wat in. Ze hebben net genoeg geld na wat onderhandelen van Matthias.
Bij het schoonmaken van de vis die de monniken bij elkaar bedelen, ontdekt Thomas een
ring. De monniken schrikken, want is de ring van de Doge. De Doge van Venetie schenkt
ieder jaar in een ceremonie een ring aan de zee. Als deze ring, via een vis, terugkomt
naar Venetie, dan is dat een slecht voorteken. Matthias gaat naar een edelsmid en wil een
kastje laten maken voor de schedel. Hij prijst de edelsmid de hemel in waardoor deze een
kastje wil maken voor een redelijke prijs, het geld dat Matthias had opgegraven. Enkele
dagen later breekt de pest uit in een wijk van Venetie. Dit wordt natuurlijk in verband
gebracht met de vondst van de ring. Ook wordt de schuld gegeven aan Thomas, de
vreemdelingen brengen ongeluk (er is nog niets veranderd dus). Snel verlaten ze Venetie en
gaan op weg terug naar hun klooster. Onderweg gebeurt er weinig, behalve in de buurt van
Keulen als ze overvallen worden door bandieten. Matthias had dit al verwacht en bluft zich
er uit met een verhaal over de schedel die hij uit de zadeltassen haalt. De bandieten
druipen af. Terug in het klooster is iedereen tevreden, Peter is nog steeds jaloers, maar
Thomas vertelt dat het een saaie vermoeiende reis was, waarna Peter tevreden is. Thomas
denkt dat hij schrijver zal worden. |