Boekverslag : Floortje Zwigtman - Spelregels
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 791 woorden.

(Het verhaal is 1 grote flashback)



Marjorie moet op haar 14e trouwen met Allard van Goudheuvel. Op de trouwdag is het een aardige jongen. En tijdens het feestmaal drinkt hij veel wijn en is hij dronken. Als ze ’s avonds in bed liggen (Marjorie en Allard) wil Allard meteen seks. Maar durft niet. De volgende dag heeft Allard een toernooi, een toernooi waar je elkaar van het paard af moet steken met je lans, Allard hoopt dat hij dit wint en zo meer aandacht van Marjorie krijgt. Zijn hoop komt niet uit, al in de 2e ronde verliest hij van Marcus van Zwanenborg. De dagen erna wordt er nog flink feestgevierd, maar daarna is het over. Allard moet studeren bij zijn vader en Marjorie wordt alles geleerd over het huishouden. Tussen Allard en Marjorie gaat het niet goed. Ze praten nauwelijks met elkaar. Op een dag wil Gilbert, de hofmeester, Marjorie de omliggende dorpen laten zien. Ook Allard gaat mee. Marjorie en Allard doen steeds wedstrijdjes wie als eerste ergens is daarom ligt Gilbert zo op een afstandje. Ze besluiten even te wachten op Gilbert. Allard vertelt dan over Thomas, zijn broer die 3 jaar geleden is overleden aan de Pest. Gilbert is er dan weer en ze rijden verder naar Wildbeek en Mariakapel. In Wildbeek overnachten ze, daar in de bossen ziet ze een oude vieze man. Ze denkt dat het De Dood is. Toen ze weer terug waren op De Goudheuvel wilde Marjorie wat meer van wapens weten en ze gaat samen met Gilbert naar ridder Walter die haar les gaat geven. Bij haar 2e les wil ze de kannonen horen bulderen, net als ze dat willen laten horen ziet ridder Walter de gezanten van de koning aankomen. Hij zegt dat ze moeten wachten. De gezanten komen zeggen dat de oogst bij de Noordelingen is mislukt en dat ze in opstand zijn gekomen. Ook zijn ze gaan roven. Allard hoort dit en ook de Heer van Goudheuvel. Allard denkt dat hij moet, maar hij mag niet. Zijn vader gaat. Heer van Goudheuvel vindt zijn zoon maar een nietsnut, een slappeling. Nu was Allard even Heer van Goudheuvel omdat zijn vader weg was. En kon hij doen wat hij wilde. Op een dag wil hij met Konstanz ( zijn vriend) naar de stad gaan omdat hij, toen Thomas nog leefde, daar met hem naar toe was gegaan, en daar een veel liever meisje had leren kennen. Hij nam ook Isabella mee, zijn valk. Het meisje wat hij zo lief en knap vond was een hoer, waar hij haar had leren kennen was in een herberg, ergens boven bij duiven, dat was alles wat hij nog wist. Ze vonden de herberg en ook het meisje, maar ze was niet meer zo knap en zo lief. Dus ging hij samen met Konstanz terug naar Goudheuvel. Ook daar kreeg hij op zijn kop van Gilbert die boos was omdat Allard niets nuttigs deed. Hij kon dit op maar 1 manier goed maken en dat was om naar Mariakapel te gaan. Want daar waren de Noordelingen, die hadden het afgepakt en alle dieren mee- genomen. De Noordelingen hadden de Pest, zeiden de bewoners van Mariakapel want ze hadden zwarte plekken op hun huid. Allard ging uiteindelijk maar kwam dezelfde avond ziek thuis en was door een pijl geraakt in zijn wang. Ook Marjorie was bang dat hij dood ging, dus ging zij naar de kerker want daar zat een man opgesloten waarvan zij dacht dat hij de dood was. Ze ging met hem praten, hij was gewoon een man en Noordeling. Hij wist dat de Noordelingen met houtskool die zwarte vlekken op de huid hebben gedaan. Ze geloofde hem maar de ridders niet. Dus zei Marjorie dat ze zelf ging en dat de soldaten niet verder wilde leven als lafaards. Ze gingen te paard. Een groepje met Marjorie ging eerst daarna zouden Walter en zijn mannen gaan. In het korenveld stond 1 Noordeling, die werd geraakt door en pijl, maar was niet dood. Hij schreeuwde het uit, Marjorie zei:”schiet nog een keer” de man trilde zo dat ze erheen rende en hem wegsleurde. Naar Walter, daar vroeg ze om een doek en veegde de vlekken eraf, nu was iedereen overtuigd. En namen ze iedereen gevangen, en Marjorie moest de straf uitdelen, maar vond dat ze opgesloten moesten worden in het klooster en dan zou Heer van Goudheuvel hen kunnen straffen. Het was ondertussen alweer bijna Pasen. En er kwamen gezanten terug van uit het noorden. Om te vertellen dat de crisis bezworen was. De Heer zou nu weer naar huis komen. Met Pasen ging iedereen naar de kloosterkerk en na afloop kwamen ze Heer van Goudheuvel tegen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen