Marieke Van Nijmegen BETEKENIS VAN AFKORTINGEN VAN PERSONEN
M: Marieke (= Emmeken)
G: Gijsbrecht (= oom van Marieke)
T: Tante (van Marieke, zus van Gijsbrecht)
D: Duivel (= Moenen) W: de Waard (van herberg 'Den Boom')
E: Emmeken (= Marieke) Ma: Masscheroen (= de advocaat van Lucifer)
Go: God
B: een Burger
P: de Paus
PROLOOG
Heel lang geleden, toen Arend van Gelderland in Grave door zijn zoon Hertog Adolf en zijn hulpjes opzij werd gezet, leefde er op drie mijlen van Nijmegen een vroom priester die heer Gijsbrecht heette. Met hem woonde het mooie jonge meisje Marieke, zijn nichtje, wier moeder en vader dood waren.
Deze meid deed het huishouden in het huis van haar oom.
HOE HEER GIJSBRECHT ZIJN NICHTJE NAAR NIJMEGEN STUURT
Op een dag zei heer Gijsbrecht tegen Marieke dat ze naar Nijmegen moest, om daar boodschappen te doen.
G: Marieke!
M: Ja oom, wat is er?
G: Moet je horen; luister goed. Je moet naar Nijmegen gaan om boodschappen te doen. We zijn bijna door onze voorraad kaarsen, lampenolie, azijn, zout en groente en zwavelstokjes heen. Hier heb je acht stuivers. Ga erheen en haal dat wat we nodig hebben. Het is er nu juist marktdag van de week, je zult er vinden wat we nodig hebben.
M: Ja oom, ik zal gaan.
G: Vanavond thuis haal je niet, dat wordt te laat, want de dagen zijn nu zeer kort. Het is van hier tot Nijmegen twee mijlen, dus dat wordt dan ongeveer tien uur thuis. Dat is te laat. Als je niet voor het daglicht thuis kan komen, dan zou je mij een plezier doen als je voor je veiligheid de nacht bij mijn zuster, jouw tante gaat slapen. Die zal je voor een nacht wel onderdak bieden. Ik heb dat liever dan dat je 's avonds door het struikgewas en het donkere bos moet. Dan zou je het huis niet halen, want er zitten veel schurken op de weg. En je bent een mooie meid, dus men zou je zo aanranden.
M: Zoals u wilt, oom. Ik zal doen wat u gezegd heeft.
G: Doe de groeten aan mijn zuster en goede reis. Koop genoeg en laat je niet belazeren.
M: Dag oom!
G: Dag Marieke! God zij met je. God, waarvoor maak ik me zo'n zorgen. Is het omdat dit land zo tweedrachtig is of omdat ik nu van mijn nichtje gescheiden wordt. Nee, ik ben er niet gerust op en ben benieuwd wat er komen zal. Ik wou dat ik haar thuis gehouden had, het is dwaasheid jonge meisjes erop uit te sturen, want boeven en schurken zitten tegenwoordig overal in de wereld.
HOE MARIEKE DOOR HAAR TANTE WORDT TOEGESPROKEN
Toen Marieke door haar oom gescheiden werd Nijmegen naderde, kocht ze daar alles wat ze nodig had in de juiste hoeveelheden en volgens haar had ze goed betaald. En op diezelfde dag hadden in Nijmegen Marieke's tante met vijf vrouwen ruzie, ze kwam op voor Hertog Adolf, die zijn vader opgesloten had. Ze werd zo dol als een duivelin en later zou ze zich in de Waal gooien met als gevolg dat ze op ongewijde grond werd begraven.
Maar voor dat dat alles gebeurde zou Marieke nog bij haar tante aankloppen...
M: Nu ik alles heb wat we nodig hadden heb ik lopen treuzelen: voor het donker thuis dat haal ik niet meer. Ah, daar zie ik een zonnewijzer; het is tussen vier en vijf uur. Ja, ik moet bij tante langs gaan want het is nog maar een uur licht en naar oom lopen kost me drie uur. En wat maakt het uit, tante woont hier vlakbij. Ik zal haar verzoeken onderdak voor de nacht te verlenen en ik zal morgenochtend z.s.m vertrekken om het huishouden bij mijn oom te doen.
De tante staat bij de deur naar buiten te kijken. Bij haar aangekomen vraagt Marieke beleefd of ze onderdak voor de nacht kan krijgen.
M: Goedendag, laat Christus al uw leed wegnemen, en iedereen die u lief hebt voor het kwade behoeden.
T: Verdomme, hallo duivel, hoe is het in de hel? Wel meid, wat mot je?
M: Mijn oom heeft mij naar Nijmegen gestuurd om inkopen te doen; kaarsen, mosterd, azijn en uien. En omdat het allemaal een beetje uitliep is het dus uitgelopen en als het uw belieft, bied me dan een bed aan. Want om 's nachts overvallen te worden en te worden verkracht, daar heb ik niet zo'n zin in.
T: Trut! Probeer je nu je maagdelijkheid te beschermen? Je weet toch waar Abraham de mosterd haalt? Ik heb je gisteren in de kroeg gezien, en ik weet dat je hebt zitten zuipen!
M: U liegt.
T: Ja, je hebt gezellig zitten drinken en daarna heb je met Kleiken en Gilleken in het koren gegaan, en wat je daar gedaan hebt....
M: Waarom zegt u dat tante?
T: Hypocriet, ik vertel alleen de waarheid. In die kroeg heb je gedanst met de fluittist en hem daarna 'in natura betaalt'. Je bent geen maagd meer, je bent zelfs al zwanger.
HOE MARIEKE BIJ HAAR TANTE EN UIT NIJMEGEN VERTROK
Marieke's tante wilde haar dus geen bed verstrekken. Ze liep over straat, verslagen. Weg van Nijmegen, weg bij haar tante. Zo kwam ze bij een grote heg en ging daar zitten. Ze begon te huilen, ze zou zich zo aan de duivel overgeven.
M: Help me! Ik weet me geen raad met de verwijten van mijn tante. Waarom moet ik zonder reden die vreselijke woorden van mijn tante aanhoren. Ik ben nu kwaad genoeg om mezelf te verdoemen (doden). De erleiding komt op me af om mezelf te verhangen. Ik ben echt radeloos. Help! Kom, help me te beklagen! God of de duivel, het maakt me niets uit.
De duivel, die overal zijn netten en strikken heeft, ving de woorden van Marieke op en zie tot zichzelf:
D: Dat kind heb ik binnen no-time in m'n macht. Ik zal als mens op aarde komen, dat mag van God, en haar versieren. Het enige nadeel is dat ik maar één oog heb; het andere is er uitgezweerd. Wij duivels zijn nooit volmaakt, er is altijd wel eens iets mis aan ons. Nu zal ik mijn stem wat verzachten omdat ik uiterst vriendelijk tegen haar moet zijn.
Hallo lekker ding! Heeft iemand je wat misdaan, zonder reden of recht? Ik zal voor je opkomen. Ik zal even bij je komen zitten.
M: Ik schrik me de pleuris! Ik val zowat flauw.
D: Schatje, waarom huil je? Ik zal je troosten. Ik zal je geen kwaad doen. Maar geloof me, als je met me meegaat, zal ik je de allerbeste vrouw ter wereld van je maken.
M: Vriend, niet zo snel, ik zit nog vol van emotie door die schofterige woorden van mijn tante die ik, onschuldig als ik ben, over me heen heb gekregen: hoer, teef en ga maar door. Bij God, ik begin geloof ik mijn verstand te verliezen.
D (tegen publiek): Bij Lucifer (opperduivel), die is volledig van d'r stuk. Ze is helemaal wanhopig en ze is een makkelijk doelwit.
D (tegen Marieke): Schatje, stel je onder mijn hoede en ik zal je helpen.
M: Wie ben je eigenlijk?
D: Een kunstenmeester die altijd slaagt waar die aan begint.
M: Het maakt me niet uit met wie ik meega, ik ga net zo lief met de slechte mee dan met de goede.
D: Als je met mij in zee gaat zal ik je de zeven vrije kunsten leren: Taalkunde, Welsprekendheid, Filosofie, Rekenkunde, Muziek, Sterrenkunde en de Wiskunde. Je zult de vrouw der vrouwen worden.
M: Dan moet je wel wat in je mars hebben. Wie ben je dan?
D: Wat kan jou dat schelen? Ik ben niet de beste van mijn soortgenoten, maar ik heb niets meer dan goeds in mijn zin.
M: Hoe heet je?
D: Moenen met het ene oog. Die overal bekend is.
M: Je bent de vijand uit de hel.
D: Ik heb geen kwaad in mijn zin.
M: Wat kun je mij nog meer leren?
D: Alle talen van de wereld, iedereen zal je eren en je verheffen. Je zult versteld staan van wat ik kan doen.
M: Je stelt me gerust. Ik schik me naar jou en zal je gehoorzamen.
D: Ik heb nog een voorwaarde. Je naam is irritant. Jouw naam doet me denken aan de vrouw Maria, waar ik en mijn soortgenoten allemaal een hekel aan hebben. Noem je zelf Lijn, Grietje of Liesje. Je zult met een andere naam meer voordeel hebben dan je vrienden.
M: Nee dat doe ik niet. Waarom heb je een hekel aan mijn naam? Het is de mooiste naam die er is! Ik ga mijn naam niet veranderen.
D in zichzelf: Verdorie, nu is al mijn werk voor niets gedaan. Kan ik haar naam niet echt veranderen? D tegen Marieke: Hoor, als je met me wil optrekken, dan moet je je naam veranderen. Anders moeten we scheiden. Ook heb ik nog een andere voorwaarde.
M: Wat moet ik doen?
D: Je mag nooit meer een kruis slaan.
M: Dat vind ik niet erg. Ik heb er toch niet zoveel aan. Want Maria is dan wel mijn troost en hoop, maar aan een kruis slaan heb je toch niets.
Ook al bid ik van jongs af aan al tot haar, aan een kruis heb je niets.
D: Omdat je zo zit vastgebakken aan je naam, heb ik een beter voorstel. Je mag de eerste letter behouden. Je zult Emmeken genoemd worden. Aanvaard je dit? Anders ga ik je verlaten. Na deze woorden vertrokken Emmeken en Moenen naar 's-Hertogen-bosch waar ze met iedereen wijn dronken, want Moenen bezat veel geld. Af en toe stak hij iemand dood, zodat deze in de hel werd opgenomen.
HOE EMMEKEN EN MOENEN NAAR ANTWERPEN REISDEN EN DAAR VEEL KWAAD ANRICHTTEN
Nadat ze uit 's-Hertogenbosch waren vertrokken reisden ze naar Antwerpen.
Toen ze daar aankwamen zei Moenen: M: Nu wij op je verzoek in Antwerpen zijn, weet ik wel een leuke herberg. In 'Den Boom' zullen we wat gaan drinken. E: In 'Den Boom'? M: Ja, alle geldverspillers zitten daar en de vrouwen van lichte zeden. Boven zitten de rijkere burgers, daaronder het gewone volk. E: Niets lijkt me leuker dan dat! M: Laten we in de gildekamer wat gaan drinken. Ik zal de waard roepen. W: Welke wijn wilt u? Moenen bestelt een aantal soorten wijn. Al gauw zitten er vele mensen rond de tafel. Een paar willen de nacht doorbrengen met Emmeken, maar Moenen verteld dat ze de Zeven Vrije Kunsten bezit en alle talen van de wereld kan spreken. Zo vragen de mannen of ze wat kan laten zien. M: Dat refrein, dat je op de weg van 's-Hertogenbosch naar Hoogstraten zong, zing dat nu voor ons allen. Emmeken vertelt een gedicht aan de mensen rond de tafel. Ze zijn zeer onder de indruk . Moenen was in zijn nopjes door de vele mensen die naar haar komen kijken, de meeste mensen die daar zaten werden door messentrekkerij van Moenen om het leven gebracht en zo dus in de hel belandden. HOE EMMEKEN OVER HAAR LEVEN DENKT Toen Emmeken in Antwerpen woonde begon ze na te denken over haar leven. Ze komt er achter dat ze eigenlijk toch wel een zondig leven lijd. Want door de wil van Moenen doet ze eigenlijk dingen die ze eigenlijk niet wil. Op haar bed zittend zegt ze tegen zichzelf... E: Waarom moet ik zo lijden? De stralende hemel blinkte ooit, maar sinds ik Moenen ken bevind ik me op het pad van de hel. Iedere dag wordt er iemand wordt gedood of gewond. En ik weet het wel: Moenen - hij is de plaag - is niet de beste om mee om te gaan. Ik voel wel aan dat Moenen de duivel is, ook al geeft hij het niet openlijk toe. Oh tante, waarom zei je zo die onterechte verwijten, waardoor ik voor altijd verdoemd was tot een slet. Ik ben nu voor eeuwig uit Gods genade gevallen. Nadat Emmeken en Moenen ongeveer zes jaar in Antwerpen hadden gewoond in de herberg 'De Gouden Boom', daar veel kwaad hadden aan-gericht. Op een avond kreeg Emmeken heimwee naar haar tante (ze wist nog niet dat ze dood was) en naar haar oom Gijsbrecht. Ze heeft zin om weer eens met haar vrienden op te trekken. Ze was vertrokken naar Nijmegen en is daarna nooit meer door haar vrienden gezien. Ze vroeg het aan Moenen waarop hij antwoordde... M: Nou, dat weet ik nog zo net niet. E: Alsjeblieft, sta het me toe. M: Oke dan, je mag. E: Mijn tante in Nijmegen, mijn oom in Venlo. Ik heb ze allemaal zes of zeven jaar niet gezien. M: Daarvoor geef ik je toestemming om naar ze toe te reizen. E: Ze weten niet eens of ik nog besta of leef. Voor hen lijkt het alsof ik door de grond ben gezakt, en nooit meer ben bovengekomen. Mijn oom was zo op mij gesteld, hij weet helemaal niets. Ik denk dat hij vaak om mij gehuild heeft. M (hardop denkend): Die idiote priester heeft inderdaad vaak aan haar gedacht: zes jaar lang heeft hij Maria iedere keer gebeden. Daardoor heb ik Emmeken niet eerder kunnen doden. Ik had graag al veel eerder d'r nek gebroken. Ik kan het gewoon niet uitstaan dat het me niet gelukt is. E: Wat zeg je, Moenen? M: Niks, liefje. Ik zal aan al je verzoeken voldoen. Ga naar beneden, en betaal alle openstaande rekeningen bij de waard. E: Dat zal ik doen. M: Geef hem een fooi, een dubbeltje meer of minder maakt mij niet uit. (Emmeken vertrekt.) Als we lekker in Venlo zijn zal ik die rare oom van d'r en Emmeken zelf van kant maken. Maar doordat ik geen toestemming van God kreeg kon ik dit nooit eerder doen. Dus mijn plan is: eerst Gijs-brecht doden, zodat die niet meer tot Maria kan bidden. Daarna is Emmeken aan de beurt. HOE EMMEKEN EN MOENEN NAAR NIJMEGEN REISDEN Toen Emmeken en Moenen in Nijmegen kwamen was het daar Processie-daG. Dus Emmeken was zeer blij toen ze weer iets van Maria zag. Moenen zei tegen haar.. M: Zo, nu we hier zijn aangekomen in Nijmegen wil je vast wel naar je tante? Die woont hier toch? E: Ik wil er alleen even langs gaan om haar te groeten. Ik wil haar geen onderdak en voedsel vragen. Ik moet er niet aan denken; door haar schandelijke worden leid ik nu een zondig leven. M: Liefste, ik moet je wat vertellen. Als naar je tante toegaan geen noodzakelijk iets is, dan zal ik je het vertellen: ze is al drie jaar dood. E: Wat? Dood? M: Ja. E: Hoe weet je dat? M: Ik weet het zeker. E: Ik vind dit niet leuk. M: Wen er maar aan. E: Wat staat daar te gebeuren? Kijk daar: het hele volk stroomt er naar toe! Wat gebeurt er? Kom we gaan er kijken! M: Ze gaan er een wagenspel spelen. E: Oh leuk! Oh ja! Op processie-dag is het hier de traditie om Mas-scheroen te spelen. Mijn oom ging hier altijd heen. Kom, laten we gaan kijken. M: Het is onzin! Vind je het leuk om naar dat gebrabbel te gaan staan kijken? Kom, laten we in een herberg wat gaan eten! E: Ja, maar.... het is zo'n goed stuk. Mijn oom vindt dit beter dan sommige sermoenen1. Er zit een goede les in. Ook worden er goede voorbeelden gegeven. Kom nou, dan hoeven we ons niet te vervelen. Ik zou 't wel willen zien. M: Ik geef hier niet graag toestemming voor. (In zichzelf) Ik ben bang, bij de reet van Lucifer2 . Straks krijgt ze door dat spel berouw; straks gaat ze nog over haar leven nadenken. E: Laat het me zien! M: Oke. Maar als ik je roep moet je niet boos worden, want dan moet je komen. Emmeken dramde zo door dat Moenen toestemming gaf. Emmeken liep naar het wagen spel toe en juist op dat moment kwam Masscheroen op... Ma: Hallo! Hier ben ik! Ik ben Masscheroen, de advocaat van Lucifer. We gaan een rechtszaak aanspannen tegen God. We vinden het niet eerlijk. Waarom zijn wij in de hel verdoemd? Al had 1 mens alle misdaad in de wereld gedaan en hij zou om genade vragen door 1 keer oprecht berouw, dan zou hij nog in de hemel worden opgenomen. En wij arme geesten, die ooit een klein ding fout gedaan hebben zullen voor eeuwig het dal van de hel blijven. We zijn misschien wel voor niets in de eeuwige afgrond van de hel gestort. Zonder hoop in de hel! Oneerlijk is het. En dat vindt ook Lucifer. Waarom is ons genade ontzegd terwijl de mens dagelijks zondigt. Go: Niemand ontbreekt het aan mijn genade en barmhartigheid. Voor diegene die berouw heeft voor zijn dood, die zijn berouw uitspreekt ben ik een barmhartige en rechtvaardige God. Maar die volharden blijven in hun kwaad en hun zonden, die geen berouw hebben voor misschien het kleinste kwaad moeten met Lucifer de hel in. Daar valt niet over te praten. Emmeken, die dit spel hoorde, werd zich steeds meer bewust van haar zonden. Ze zei in zichzelf... E: Here God, dit spel is hartverwarmend! Ik hoor de zinnen en ik ga nadenken. Wat ik doe is fout. Ik krijg oprecht berouw. M: Zullen we hier blijven staan om naar dat geleuter te luisteren? Ga toch mee! E: Nee! Je hebt verloren! Je krijgt me hier niet geroepen, getrokken of gesleurd weg. Zo lang dit spel duurt blijf ik hier staan. Het is beter dan een sermoen. M: Help! Als ze hier blijft staan dan krijgt ze andere gedachten door die lulkoek die ze daar uitkramen. Ik geef haar nog een tweede kans, als ze dan niet meekomt dat zal ik haar van haar plek rossen. Moenen probeerde alles wat maar binnen zijn bereik was, maar ze bleef staan, of hij nou wilde of niet. HOE EMMEKEN NAAR HET SPEL BLEEF STAAN LUISTEREN EN HAAR ZONDEN BEGON TE OVERDENKEN E (in zichzelf): De tranen rollen nu over mijn bleke wangen. O, wat heb ik een spijt van mijn daden door dat mooie toneelstuk, Heer der heren! Ik zou mijzelf willen bekeren, als dat kon. Ik doe en beroep op uw genade, oh God. Waarom heb ik nooit eerder twijfels gehad? Is dit mogelijk, genade krijgen? Ik denk van niet. Ik ben veel te ver gegaan. Zonder mijn verstand te gebruiken heb ik dingen gedaan die ik helemaal niet wilde. Ik zou in Uw aarde willen weg zakken! Ik ben het gewoon niet waard om er op te lopen. M: Modicack (=Lucifer) help mij! Ik sta in vuur en vlam! Ze heeft de buik vol van haar daden en van mij. (tegen Emmeken) Kom laten we wat gaan drinken. E: Laat me met rust. Ga bij me weg, vijand. Dat ik jouw ooit verkoos. Walgelijk. Ik riep je aan, de goede God vergetende. Och, ik krijg toch opeens zo'n berouw. Mijn hart krimpt ineen. Ik bezwijk gewoon. M: Help Lucifer, help! Nu mag ik wel koken van woede en huilen. Emmeken, nu moet je goed luisteren: je moet doen wat ik zeg! Anders zal ik je wel wat kunstjes laten zien! Ik kan je zelfs ter plekke meesleuren in een mooie jurk en op mooie schoenen zo de cacabo (=hel) in. E: O Heer, ontferm mij over u! M: Shit! Ze gaat nadenken. Je krijgt steeds meer berouw. Ik zal je hoger dan de huizen en kerken, wel honderden meters de lucht in tillen en dan op aarde neersmijten. Dan hoop ik dat je lang valt en steeds banger wordt en dan je nek breekt. Als je het overleeft heb je geluk. Ja, je moet met mij mee de lucht in. Nadat Moenen dit gezegd heeft neemt hij Emmeken mee de lucht in, zo hoog, dat haar oom en het andere publiek het zagen. Ze waren allen zeer verbaasd en wisten niet wat er aan de hand was..... HOE MOENEN EMMEKEN NAAR BENEDEN SMEET EN HOE ZE HAAR OOM WEER ZAG Toen Moenen Emmeken kilometers hoog de lucht in had gedragen, smeet hij haar naar beneden op de straten, met de bedoeling haar nek te laten breken. De omstanders schrokken nogal. Ook Heer Gijsbrecht, die ook naar het wagenspel had staan kijken, was nogal verbaasd. Hij wilde graag weten wie de jonge vrouw was. Hij zei tegen een een burger, die ook stond te kijken... G: Als ze nog leeft heeft ze geluk gehad. Ik raak nogal geemotioneerd van dit ongeluk. Dat ik dit lijden moet aanzien. Kent u haar? Wie is die vrouw? B: Ik ken haar niet. Ik kan haar ook niet zien. Het is ook een gedrang van jewelste. Ik kan er niet bij komen. Kom achter mij aan, ik zal wel even voordringen. Het zou vreemd zijn als ik hier niet doorheen kan komen. Och, kijk. Ze is buiten bewustzijn. G: Het is een wonder. Het bloed stolt in mijn aderen. De tranen schieten in mijn ogen. Ik wordt zo bleek als een dode. Ik heb mij nog nooit zo slecht woord. B: Wat is er aan de hand? Je lijkt op een opgewarmd, levend lijk. G: Ik had gehoopt op deze dag. Oh mijn god, waarvoor heb ik gebeden? B: Wat scheelt er? G: Het is mijn nichtje. Ik meer dan genoeg verdriet gehad, maar dit? Ik heb haar zeven jaar gezocht. En nu, blijkt alles tevergeefs te zijn. God, neem haar op in de aarde. Bespaar haar de pijn. M: Help! Daar staat die debiele oom van d'r. Verdomme, alles voor niks. Als de vrome geestelijke niet iedere dag gebeden had, dan nam ik haar nu ter plekke mee naar de hel. B: Ze beweegt nog! G: Dat zou mooi voor mij zijn. Maar voor haar is dit gewoon klote. Marieke alias Emmeken ontwaakt... E: Waar ben ik? Wat is er in godsnaam aan de hand? O God, bent u me nog genadig? Als u mij niet beschermd zou hebben zou ik voor eeuwig in de hel zijn. Moenen wil Emmeken ter plekke de hel insleuren... G: Blijf met je fikken van d'r af! Ik heb hier mijn gebedenboek. Acht of tien formule's uit dit boek zijn genoeg om je voor eeuwig uit te schakelen. M: Oh, Lucifer. Het is gebeurd met mij. Waarom heb ik verloren. Helse fonken spatten van mij af. Waarom heeft God mij dit niet gegund? Het is allemaal voor niets gedaan. Ik zal haar aan haar lot moeten overlaten. G: Marieke, ga met mij mee. Ik zal je verzorgen. Ik zal je in bed stoppen en het vuur opstoken. Je moet veel pijn hebben. Laat me je helpen. E: Het maakt me allemaal niet meer uit. Ik ben bereid tienduizend maal meer te lijden als ik maar Gods genade kan krijgen. Ik wil Zijn gratie. G: Hou dat voornemen. Je krijgt Zijn gratie als je oprecht, eerlijk berouw hebt. Na het voorval nam Oom Gijsbrecht Emmeken mee naar huis. Als ze weer wat opgeknapt is gaan ze naar de beste priester van Nijmegen. Maar geen priester zo vroom, deskundig, goed, als ze het dan al begrepen, durfde haar zonden te vergeven of een straf te bepalen. De meesten werden bang van haar. HOE HEER GIJSBRECHT NAAR KEULEN REIST SAMEN MET ZIJN NICHTJE Op een andere dag, 's morgens vroeg, trok Gijsbrecht zijn liturgisch gewaad aan, alsof hij de mis wilde opdragen. Zo liep hij samen met Emmeken naar Keulen met een heilig sacrament in zijn handen. Moenen, die hen op een afstand volgde, kon niet dichtbij komen door dat heilige ding. Hij gooide eikebomen, struiken en ander tuingoed op hen maar door dat sacrament leken ze een soort paraplu om zich te hebben. Dit kwam omdat God het niet toestond dat Moenen haar mee zou nemen, omdat Gijsbrecht en Emmeken iedere dag een gebed beden aan Maria. Toen ze in Keulen bij de bisschop aankwamen en hij Emmekens verhaal aanhoorde bleek ook hij geen straf te kunnen geven, over haar zonden vergeven maar niet te spreken. Hij vond zich niet bevoegd om haar vergeving te schenken. Hij verwees hun door de Paus. HOE EMMEKEN EN HAAR OOM NAAR ROME REISDEN en HOE EMMEKEN BIJ DE PAUS BIECHTTE Na hun bezoek aan de bisschop in Keulen vertrokken zij via de Zwitserse Alpen naar Rome. Wel met grote moeite overigens. Toen Emmeken bij de paus kwam zij ze... E: Plaatsbekleder van God, er is op aarde geen zondiger mens als ik. Voor eeuwig ben ik verwijderd van uw zaligheid. P: Hoe zo dan kind? E: Ik ben de maitresse van de duivel geweest. En dat wel voor zeven jaar. Ik heb met hem gewandeld, gevaren; we hebben alles gedaan wat we wilden. Ik heb zelfs met hem sex gehad. Mag ik dan van mijn stuk zijn? P: Heb je dat echt gedaan? Met de vijand uit de hel? E: Ja. De Paus wil geen vergeving schenken. Dat kan hij niet. P: Luister naar mijn beslissing. Het is zonde als je voor niets hier bent gekomen, daarom zal ik doen wat ik kan. Zie je daar die ringen? Je doet er een paar om je hals en je doet er ook een aan iedere hand. Als ze versleten zijn en of afvallen, dan heeft God je zonden vergeven. Niet eerder zul je van je schuld af zijn. G: Die gaan er van ze lang-zal-ze-leven niet af. Tenzij er een Gods-wonder gebeurt. Wij zullen terug reizen en danken u voor uw hulp. P: Laat de Here uw pijn verzachten door zijn genade. E: Tot ziens! P: Ga met Gods genade, kind. Als ze bij de paus wegzijn maakt Gijsbrecht de ringen zo strak bij Emmeken vast dat ze er echt nooit meer zullen afvallen, behalve als God er iets aan doet. HOE EMMEKEN UIT ROME VERTROK en HOE EMMEKEN NON WERD IN HET KLOOSTER VAN DE ZEER BEKEERDE ZONDARESSEN IN MAASTRICHT Ze reisden terug over de Zwitserse Alpen naar Maastricht. Zij ging daar het klooster in (geholpen door Gijsbrecht) van de zeer bekeerde zondaressen. Hij ging verder terug naar Nijmegen. Ieder jaar ging hij een keer bij haar op bezoek, tot hij na vierentwintig jaar overleed. HOE DE ENGEL, GESTUURD DOOR GOD, EMMEKENS RINGEN AFDEED Emmeken leefde in het klooster zeer heilig en deed zo streng haar boete dat de barmhartige God zijn engel naar haar toezond. Toen ze sliep deed hij haar ringen af. Toen Emmeken was zag ze dat de ringen naast haar lagen. Ze was zeer blij en zei... E: Lange nachten zijn voor mij zelden leuk, ik lig alleen maar te piekeren en te tobben. Nee, voor hen zijn de lange nachten saai en onaangenaam. Zware dromen en nachtmerries maken je iedere keer wakker. Daarna denk je aan andere nare gedachten. Dit heb ik vaak. Maar wie kan me nu vertellen wat ik zojuist gedroomd heb? Ik droomde dat ik uit de hel naar de hemel werd gedragen. Van laag naar hoog. Wat zie ik? Mijn banden zijn af. (richt zich tot publiek) Mensen vol zonden en gebreken neem dit als voorbeeld en dien God. Ga nu nog naar de kerk. EPILOOG Zo heeft God Marieke/Emmeken uitverkoren; zo is dit gebeurd, het is echt waar, het is echt gebeurd. Het lijkt nep, het klinkt als een leugen maar ik heb bewijzen. Het klooster, zoals velen van jullie weten, bestaat echt. Als je naar Maastricht gaat kun je daar het graf van Marieke vinden. De drie ijzeren ringen hangen boven haar graf. Ook haar levensverhaal staat daar in mooie letters op gegraveerd, beschreven. Door dit bewijs beschouw ik dit verhaal als echt. Emmeken leefde na het Godswonder nog twee jaar. Ook na de blijde gebeurtenis bleef ze vroom en heilig leven ter ere van God. Aanvaard zonder kritiek te uiten dit toneelstuk. We hebben dit toneelstuk gemaakt voor de literatuur en voor God, de Heilige vader om zijn glorie te mogen ontvangen. Amen. |