![]() |
Boekverslag : Piet Paaltjens - Snikken En Grimlachjes : Academische Poezie Van Piet Paaltjens
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1641 woorden. |
Titelbeschrijving: Piet Paaltjes (pseudoniem van François Haverschmidt), ‘Snikken & Grimlachjes. Academische Poëzie van Piet Paaltjes. Wolters-Noordhoff, Groningen 1998, eerste druk 1867. · Motto: Het boek heeft geen motto. Motivatie boekkeuze: Boekverslag 10 moet over een gedichtenbundel gaan. Omdat ik niet goed bekend ben op het gebied van gedichtenbundels en ik thuis maar één gedichtenbundel heb liggen (hetgeen ik nog niet gelezen had), was het voor mij al snel duidelijk dat ik dit boekverslag over ‘Snikken & Grimlachjes’ zou gaan maken. Kort samenvatting: De gedichtenbundel “Snikken & Grimlachjes” bevat 24 gedichten. Deze gedichten zijn onderverdeeld in: - Een inleidend gedicht - Immortellen (1850-1852) - Tijgerlelies (1851-1853) - Romancen Ik zal vier gedichten uit “Snikken & Grimlachjes” kort samenvatten. - Het inleidend gedicht heet “De bleeke jongeling”. Het is geschreven in 1851. Het gaat over een jong persoon die in een “perfecte” omgeving zijn eigen leed bespot. Dat het spot is kun je zien aan de vorm waarin het geschreven is. Veel gedichten uit die tijd zijn sentimenteel en beschrijven idyllisch de omgeving. Dit doet hij ook, maar hij beschrijft zijn leed. - Het eerste gedicht uit ‘Tijgerlelies’ is gericht aan een zekere Betsy. In dit gedicht denkt de ik-persoon terug aan de ontmoeting met Betsy op een hete dag. Zijn verdriet is er doordat Betsy te veel dronk en in slaap viel. Het ironische, het spelen met de woordkeuze, zie je sterk bij de 4e strofe. De laatste regel van die strofe begint met “gekeild”, iets wat ongewoon is in vergelijking met de rest van het taalgebruik. Het verdriet blijkt uit de woorden: “Nooit heb ik zooveel tranen op een dag gestort”. - Het eerste gedicht uit ‘Romancen’ heet “Liefdewraak”. Dit gedicht gaat over een jongeman, die alles voor zijn liefje over heeft, als een echte Romeo plaatsneemt voor haar slaapkamer raam en zingt. Toch, ondanks deze pogingen, is hij teleurgesteld, en is daar zo boos over dat hij vervolgens een baksteen door haar raam gooit. Vervolgens loopt hij, al zingende, weer weg. Deze situatie is zo beschreven dat je hem voor je ziet, dit maakt het grappig; in eerste instantie heeft hij alles voor haar over, maar als ze dan niet toegeeft wordt hij boos. - Het derde gedicht uit ‘Romancen’ heet “De zelfmoordenaar”. Dit vind ik een uitermate komisch gedicht. Het vertelt over een ongelukkige man die zichzelf ophangt aan een eik in het bos. Als een lange tijd later een verliefd stelletje bij deze eik arriveert, zien zij tot hun verschrikking het verrotte lichaam van de man. De plannen van het stelletje om de liefde te gaan bedrijven, worden uit hierdoor spontaan afgeblazen. Verdiepingsopdracht: Verwachtingen gedichtenbundel - De titel van de gedichtenbundel wekte bij mij de verwachting dat de gedichtenbundel veel over gevoelens zal gaan. Deze verwachting kwam uit. - Na het lezen van de achterkanttekst, ontwikkelde zich bij mij de verwachting, dat de tijdgenoten van Haverschmidt doormiddel van spot belachelijk zullen worden gemaakt. Ook deze verwachting kwam uit. - Vanwege de tijd waarin de gedichten geschreven zijn, verwachtte ik dat er veel Oudnederlandse woorden in voor zouden komen. Dit viel achteraf mee. Gegevens over de schrijver Piet Paaltjens (pseudoniem voor François Haverschmidt) is geboren in 1835 in Leeuwarden. Zijn kinderjaren waren de gelukkigste uit zijn leven. Nadat hij zijn gymnasiale studie in 1851 had voltooid ging hij theologie in Leiden studeren. Dit was het definitieve einde van zijn jeugd. Hij raakte in een isolement. De vlucht in de Poëzie was voor de student Paaltjens het redmiddel om staande te blijven. Hij vocht tegen de Weltschmerz (gevoel van onvrede over de eigen tijd) door verdriet en ellende te vergroten doormiddel van ironiseren. Haverschmidt werd beïnvloed door veel schrijvers, zoals Victor Hugo, Friedrich Schiller, Charles Dickens en vooral Heinrich Heine, een bekende Duitse romanticus. Haverschmidt was een van de weinige Nederlandse romantici. De meeste van Haverschmidt's gedichten verschenen in de Leidse studentenalmanakken van 1856,1857 en 1859. Paaltjens stierf in 1894. Thematiek Belangrijk in alle gedichten is het thema verdriet. Vaak is dat liefdesverdriet. Andere thema’s zijn dood, afscheid, melancholie. Enkele woorden uit de gedichten die duiden op deze thema`s zijn als volgt: - Sentiment - Romantiek - Zwartgalligheid - Treurnis - Humor Het hoofdthema van de gehele bundel, is de onvrede over het bestaan. De schrijver laat merken hoe de wereld individuen behandelt. Hoe de wereld zorgt dat het individu ten onder gaat. Om deze reden bespot Haverschmidt dan ook zijn mededichters. Literaire functie van een gedicht De literaire functie van het inleidende gedicht (“De bleeke jongeling”), is het spot bedrijven met de overdreven sentimentele en idyllische omgeving die schrijvers (uit de tijd van Haverschmidt) in gedichten creëren. Hetgeen een individu het gevoel geeft dat deze de enige persoon is met leed. Stijl In Haverschmidt-Paaltjens worstelen twee persoonlijkheden. Haverschmidt met de gevoelige humor en de sombere zelfspot en het wrange sarcasme van de student Paaltjens. Gescheiden komen deze elementen niet voor. Heel de natuur van de mens Haverschmidt was van beide als doortrokken. Opbouw De schrijver geeft van zichzelf (de hoofdpersoon uit alle gedichten) van tevoren een zelfportret. Je weet dus eigenlijk alles al over de hoofdpersoon, hij licht zijn gehele leven goed toe. Meer informatie dan Piet Paaltjens geeft heb je niet nodig. De gedichten gaan steeds over een periode, maar het is telkens niet te achterhalen hoelang zo'n periode duurt. De schrijver doet dus niet duidelijk iets aan tijdverdichting. Bespreking van een gedicht Het gedicht dat ik gewoon moest behandelen bij deze opdracht, is degene die mij het meest aansprak door de humor die erin voorkomt. Het gedicht heet “De zelfmoordenaar” en is al een meer in het verslag voorgekomen. Ik zal het gedicht eerst herhalen uit het boek: De zelfmoordenaar In het diepst van het woud Want, terwijl het, zoo zacht - `t Was al herfst en erg koud - Koozend, voortliep en dacht: Liep een heer in zijn eentje te dwalen. Hier onder deze’ eik is ’t goed vrijen, Och, zijn oog zag zoo dof! Kwam een laars van den man, En zijn goed zat zoo slof! Die daarboven hing, van En hij tandknerste, als was hij aan `t malen. Zijn reeds langverteerd linkerbeen glijen. ‘Ha!’dus riep hij verwoed, ‘Al mijn leven! Van waar ‘’k Heb een adder gebroed, Komt die laars?’riep het paar, Neen, erger, een draak aan mijn borst hier!’ En werktuigelijk keek het naar boven. En hij sloeg op zijn jas, En daar zag het met schrik En hij trapte in een plas; Dien mijnheer, eens zo dik ’t Spattend slik had zijn boordjes bemorst schier. En nu tot een geraamte afgekloven. En meteen zocht zijn blik Op zijn grijnzenden kop Naar een eiketak, dik Stond zijn hoed nog rechtop, Genoeg om zijn lichaam te torsen. Maar de rand was eraf. Al zijn linnen Daarna haalde hij een strop Was gerafeld en grauw. Uit zijn zak, hing zich op, Door een gat in zijn mouw En toen kon hij zich niet meer bemorsen. Blikten mieren en wurmen en spinnen. Het werd stil in het woud Zijn horloge stond stil, En wel tienmaal zoo koud, En één glas van zijn bril Want de winterstijd kwam. En intusschen Was kapot en het ander beslagen. Hing maar steeds aan zijn tak, Op den rand van een zak Op zijn doode gemak, Van zijn vest zat een slak, Die mijnheer, tot verbazing der musschen. Een erg slijmerige slak, stil te knagen. En de winter vlood heen. In een wip was de lust Want de lente verscheen, Om te vrijen gebluscht Om opnieuw voor den zomer te wijken. Bij ’t paar. Zelfs geen woord dorst het spreken. Toen dan zwierf - ’t was erg warm – ’t Zag van schrik zoo spierwit Er een paar arm in arm Als een laken, wen dit Door het woud. Maar wat stond dat te kijken! Reeds een dag op het gras ligt te bleken. Ik heb letterlijk om dit gedicht gelachen. De inhoud van het gedicht werkte, net als de manier van dichten, op mijn lachspieren. Ik vind het prachtig hoe alledaagse woorden met dubbelzinnige betekenissen gebruikt worden in het verhaal. In de negende strofe, komt daar een mooi voorbeeld van in voor: “In een wip was de lust Om te vrijen gebluscht”. Ook 9 De poëtica van de dichter Uit secundaire literatuur heb ik op kunnen maken dat de literatuuropvatting van de dichter, is dat mensen duidelijk moet worden gemaakt dat de wereld in zijn huidige vorm een negatief iets is. Dit is kenmerkend voor Haverschmidt, omdat dit een typisch melancholische opvatting is. Haverschmidt maakt doormiddel van melancholie de sentimentele poëzie van zijn tijdgenoten belachelijk. De schrijver wil dat de mensen zich meer gaan richten naar mekaars persoonlijkheid. En dat de mensen moeten stoppen met het proberen de ander het moeilijk te maken. Een voorbeeld hiervan is de ongelukkige man die zichzelf ophangt in “De zelfmoordenaar” (en zo de, tot dusver, perfect verlopen dag van het verliefde stelletje verpest). Het volgende stuk uit “De studenten” typeert de poëtica van de dichter volkomen: Daar waren eens drie studentjes, Drie vrienden in lust en in nood; Ze sprongen zoo moedig de wereld in, En de wereld – trapte ze dood. Drie studentjes worden door de ‘slechte’ wereld vertrapt. Als de mensen in de wereld ophouden met het proberen anderen moeilijk te maken, dan zullen studentjes gewoon hun gang kunnen gaan en een diploma halen. Evaluatie: 'Snikken en grimlachjes' is een ruwe vertaling van verdriet en galgenhumor. De dichter laat zien dat humor en verdriet onlosmakelijk verbonden zijn. Het zijn dingen die bij elkaar horen. Bij verdriet gaat het dan alleen niet om oprechte humor maar om galgenhumor. Deze uiting van verdriet vind ik boeiend. Juist de spottende manier waarmee, met een melancholische kijk op het leven, dit wordt gebracht brengt bij mij de lachspieren in beweging. Als het komische, spottende effect uit de bundel zou zijn weggelaten, dan zou ik het een bundel van niks vinden. Na het uitvoeren van de verdiepingsopdracht werden de aspecten, die mij niet volkomen duidelijk waren, helder. Over het uitvoeren hiervan en van de beschrijvingsopdracht ben ik tevreden. Ik heb wel veel moeite ondervonden met de verdiepingsopdracht, deze was (zelfs na het lezen van Laagland Informatieboek, Afdeling B, Hoofdstuk 4) een pittige opgave. Ik had bijvoorbeeld moeite met het reconstrueren van de poëtica van de dichter. Al met al was het maken van het complete boekverslag een hele klus. Secundaire literatuur - Gerrit van der Meulen en Ruud Kraaijeveld, Laagland, literatuur voor de tweede fase, 1998 Uitgeverij Thieme, Zutphen. (Afdeling B, Hoofdstuk 4) - http://www.naslag.cjb.net |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |