![]() |
Boekverslag : -- - Beatrijs
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1629 woorden. |
Zakelijke gegevens Titel: Beatrijs Auteur: Anoniem, vertaald uit het Middelnederlands door H. Adema / 5e druk, Leeuwarden 1995 Jaar van eerste uitgave: omstreeks 1374 is het verhaal opgeschreven, Het verhaal zelf is al veel eerder verzonnen, want de dichter zegt dat hij het van een broeder Ghijsbrecht gehoord heeft. Dit wonderlijk verhaal was al in de 13e eeuw bekend. Het was toen beknopt in het latijn opgeschreven door de monnik Caesarius van Heisterbach. Uitgever: - Aantal pagina’s: 47 A – Verwachting en eerste reactie Mijn leesdossier moet verplicht een boekverslag van een boek van voor 1880 bevatten. Een klasgenote raadde me dit boek aan. De voornaamste reden daarvoor is dat het boek vrij dun is. Dat sprak me wel aan en ik besloot het ook te lezen. Normaal gesproken lees ik graag dikke boeken, maar bij gebrek aan tijd kies ik natuurlijk liever voor een dun boek. B – Beknopte samenvatting en analyse Samenvatting Een dichter heeft een verhaal gehoord over een kosteres in een klooster en vertelt dat verhaal. Een non, Beatrijs genaamd, woont en werkt in een klooster en leidt daar een zeer deugdzaam bestaan. Zij heeft alleen een probleem: ze is verliefd. Als de duivel dit aanwakkert kan zij dit niet weerstaan. Ze is al verliefd sinds haar twaalfde en deze liefde is wederzijds. Als ze de man waar ze verliefd op is weer spreekt, besluiten ze samen weg te gaan. Ze spreken af dat hij haar acht dagen later op komt halen. Beatrijs voelt zich erg schuldig, want ze heeft nu geen doel voor ogen, het leven op de wereld heeft weinig zin. Haar minner heeft geld om minstens zeven jaar zonder problemen te kunnen leven. Ze beleven samen zeven goede jaren en krijgen twee kinderen. Maar na zeven jaar is het geld op en moeten ze hun inboedel verkopen. Dan laat hij alles in de steek, Beatrijs met de kinderen aan hun lot overlatend. Om toch aan geld te komen voor de opvoeding van de kinderen gaat zij in de prostitutie. Na de zeven goede jaren komen zeven slechte jaren. Na veertien jaar zondig te hebben geleefd komt zij weer in de buurt van haar oude klooster. Beatrijs en de kinderen krijgen onderdak bij een weduwe. Ze stelt vragen over het klooster en ze vraagt hoe het met de kosteres is die veertien jaar geleden is gevlucht. De weduwe zegt dat er geen betere kosteres is die zo stipt op tijd haar werk doet. De volgende drie nachten hoort zij een stem in haar dromen die zegt dat ze teug moet gaan naar het klooster. Alles zal daar voor haar klaar liggen en ze kan zo weer intreden. Eerst denkt ze dat de duivel haar wil misleiden, maar naar drie nachten gelooft ze dat het een ware boodschap is van Maria, waar ze op kan vertrouwen. In het klooster teruggekomen vindt ze alles terug zoals ze het veertien jaar geleden heeft achtergelaten. Geen van de kloosterlingen heeft haar gemist, want Maria heeft zolang haar taak overgenomen. Ze leeft nu dus weer als een non. Haar kinderen zijn in huis genomen bij de weduwe, die genoeg geld voor de opvoeding krijgt. Ze leeft nog in groot berouw. Er verschijnt dan een ‘jongeling’ met een dode baby op zijn arm. Hij gooit steeds een appel op een neer voor de baby. Hiermee zegt hij Beatrijs dat zij nog zoveel moeite kan doen, maar dat zij zonder haar zonden op te biechten geen vergiffenis krijgt van God. Dan besluit ze alles op te biechten bij de abt. De abt vertelt het verhaal aan de kloosterlingen maar houdt de naam van de non geheim. De kinderen van Beatrijs neemt hij beiden mee en ze worden twee vrome mannen. Dit heerlijke wonder bewees dat Maria haar uit alle ellende hielp. Motieven - De egelantier (wilde roos) is het symbool van de liefde. - De kleuren blauw (symbool van de trouw) en wit (symbool van de onschuld) zijn de kleuren van Maria (evenals de kleren die Beatrijs van haar geliefde krijgt). - Het getal drie symboliseert de Drie-eenheid en is het getal van de volmaaktheid. (Beatrijs hoort driemaal de stem in haar droom, zie ook Karel ende Elegast.) - Vijf is het getal van Maria (haar naam bestaat uit vijf letters, waaronder drie klinkers). - Het getal 7 (drie plus vier) is een heilig getal: drie verwijst naar de ‘hemel’ (God), vier naar de wereld, Beatrijs beleeft 7 jaren van voordspoed en 7 jaren van tegenspoed die Beatrijs, dit is afgeleid van de in de Bijbel bekende ‘7 vette jaren en 7 magere jaren’ Ook bidt ze regelmatig de 7 ‘getijden van Maria’). - Het getal 666 is het getal van ‘het Beest’ (de duivel): tot vers 666 heeft de duivel macht over Beatrijs Personages Beatrijs Beatrijs is een non. Ze is van adellijke afkomst en promoveert in het klooster al snel tot kosteres. Ze is zeer deugdzaam, ‘hoofs’ en ijverig. Ook is ze betrouwbaar, sympathiek en zeer vroom. Haar taak is het luiden van de kerktijden, het verzorgen van de kaarsen en de kerkelijke ornamenten. Maria Maria speelt als middelares een cruciale rol: dank zij haar kan zelfs de grootste zondaar, mits hij berouw toont, gered worden. Zij is de toevlucht voor de mens in nood, het symbool van barmhartigheid. De geliefde van Beatrijs Zijn naam wordt niet genoemd. Hij belooft Beatrijs een goede toekomst met hem. Maar als het geld op is laat hij haar en zijn kinderen in de steek. Ook vindt Beatrijs hem niet hoofs genoeg omdat hij na één dag al een oneerbaar voorstel doet in het bos. Perspectief en verteller Het verhaal is geschreven vanuit een gecombineerd perspectief met een alwetende verteller: hij presenteert het verhaal, maar komt er zelf niet in voor. Hij overziet alle gebeurtenissen, kent de gedachten en gevoelens van Beatrijs. Soms richt hij zich rechtstreeks tot de lezer, zoals in regel 26: ‘Ic wille u segghen van wat ambochte’. In het begin weet de dichter het hele verhaal al; hij gaat immers iets vertellen wat een broeder Ghijsbrecht aan hem verteld heeft. Ruimte De legende speelt zich waarschijnlijk af rond een klooster in Brabant. Het verhaal is immers geschreven in een Brabants dialect. Ook speelt het verhaal zich af in een afgelegen stad. Daar gaat Beatrijs wonen met haar man en krijgt ze twee kinderen. De rest van het verhaal vindt zich plaats op reis van het klooster naar de stad, en andersom. De precieze plaats is uit het verhaal niet af te leiden. Stijl Het verhaal is geschreven in dichtvorm zodat het gemakkelijk te onthouden was. Het verhaal werd in die tijd immers doorverteld. De taal vertoont Brabantse kenmerken en is vaak sterk poëtisch. De schrijver gebruikt vrij korte zinnen. Er komen niet veel ruimtebeschrijvingen in voor en de schrijver gebruikt ook niet veel bijvoeglijke naamwoorden. De woordkeus is voor mij niet gemakkelijk maar ik denk dat het voor de mensen in die tijd wel goed te begrijpen was. Thema Maria, middelares tussen God en de mensen, komt de berouwvolle zondaar te hulp. Aardse liefde is vergankelijk, hemelse liefde blijvend. Tijd Het verhaal is in chronologische volgorde geschreven. Er is sprake van tijdverdichting. De zeven goede en zeven slechte jaren worden relatief kort samengevat. De vertelde tijd is iets meer dan veertien jaar. De verteltijd is 1038 zinnen. Het verhaal is waarschijnlijk in de 14e eeuw geschreven. Het verhaal speelt zich ook rond die tijd af. Titelverklaring Het boek heet Beatrijs omdat de hoofdpersoon Beatrijs heet. Maar de titel heeft meer in zich. Beatrijs betekent in het Latijn ‘gelukshebber’, en dat is ze ook. Nadat ze uit het klooster gevlucht is, wil ze haar geluk in wereldse begeerten zoeken. Naar zeven jaar in rijkdom en geluk met haar man geleefd te hebben verlaat haar man haar en moet ze haar geld verdienen als hoer. Ze ontdekt dan pas dat het echt geluk alleen bij God te vinden is, en dat de wereldse liefde geen echte liefde is. Ze denkt dat ze niet meer terug naar het klooster kan, maar ze vergeet dat er bij God altijd een weg terug is. Zo vindt ze haar echte geluk in het klooster. C – Verwerkingsopdracht Twee gedichten die aansluiten bij Beatrijs Bekering Gij hebt het hoog geheim doorbroken, Here Jezus, tussen ons en den Vader, naar Uw Woord mogen wij zonder zonde zijn en nieuwe wezens, wat er ook in ons leven is gebeurd. Ik deed, van alles wat gedaan kan worden, het meest misdadige – en was verdoemd. Maar Gij hebt God een witte naam genoemd, met die van mij. Nu is het stil geworden, zoals een zomer om de dorpen bloeit. En moeten ook de bloemen weer verdorren: mijn lenden zijn omgord, mij voeten staan geschoeid. Uit Uwe Hand ten tweeden maal geboren, schrijd ik U uit het donker tegemoet. van: Gerrit Achterberg ZINNE-BEELDT OP MARIA Als ghy Maria smelt in tranen, En wast de voeten, van den Heer: 't En is geen raedtzel: maar een leer: Die uw, door Godes heil'gen Geest, 5 Is ingestort, die 't al geneest En stiert, op 's Hemels rechte banen Ghy zijt een zinne-beeld der deughden, Dat met een levendigh geschrift Veel meer als Pen of stale stift 10 Beduyt, liefd'rijke sonden boet Gesticht, met Jesus heylig bloet Die bron van heil en 's Hemels vreugden Den Heilandt Jesus, op sijn voeten Leest, uyt uw letter traan crijstal 15 De liefd vergeeft de sonden al Hoe meerder liefd hoe meer gewin; Vergiffenis zoo groot als min Zoo kan de Ziel haer sonden boeten. O Magdalene beeld vol stralen! 20 Van vier en water liefd en boet Verkrijgster van het hoogste goet. O Sielen! volgt haer deugd gewis, Toont liefde, soeckt vergiffenis; Liefd Jesus ghy sult niet verdwalen Tesselschade. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |