Boekverslag : Carry Slee - Moederkruid
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2293 woorden.

A. Zakelijke gegevens.

titel van het boek

naam van de auteur

naam van de uitgever en jaar van verschijnen

B. Korte uitleg waarom het boek gekozen is.

C. Eerste persoonlijke reactie.

D. Korte samenvatting van de inhoud.

E. Bespreking van de volgende verhaalaspecten.

fictie en werkelijkheid

spanning en open plekken

personages

opbouw

tijd

thema en motieven

vertelsituatie

ruimte

F. Grondige beschrijving van je leeservaringen.

G. Verwerkingsopdrachten (2) naar keuze.

H. Informatie over de auteur.

een korte levensbeschrijving.

wat voor soort boeken schrijft deze auteur vooral?

waar gaan ze vaak over?

wat vinden de boekbesprekers in het algemeen van zijn / haar boeken?

welke andere boeken heeft deze auteur geschreven?





A.

titel: Moederkruid

Auteur: Carry Slee

Uitgave: 2001, Prometheus, Amsterdam.



B.

Ik zocht een boek (o.a. voor dit boekverslag) en in de boekhandel lag dit boek bij de top 10. Ik las de achterkant en het leek me erg mooi.



C.

Ik vond het boek direct al heel mooi en boeiend. Het is overtuigend geschreven, je denkt dat het allemaal waar gebeurd is, het is realistisch. Ik vond het heel indrukwekkend en leerzaam. Ik snap nu veel meer van de redeneringen van sommige mensen.



D.

Het boek is geschreven in drie delen.

Het eerste deel is een inleiding op het eigenlijke verhaal, het vertelt hoe de ouders van de twee zusjes bij elkaar kwamen. Hun moeder is nog maar 17 als ze in het naaiatelier van de vader van de meisjes komt te werken. De vader wordt verliefd op haar en verlaat zijn vrouw.



In het tweede deel hebben Carry (de ikfiguur) en haar oudere zusje Elsje het moeilijk. Dit komt voornamelijk door hun ouders. De vader van de zusjes ziet Carry als zijn zoon omdat hij geen tweede dochter wil en ze zijn net met het hele gezin verhuisd, omdat de zaak van hun vader (een kleermakersatelier) failliet is gegaan. Volgens hun moeder horen ze niet in deze buurt thuis en daarom mogen ze niet buiten spelen. Niets in deze buurt deugt en de meisjes moeten dan ook naar een school die behoorlijk uit de buurt ligt. De meeste winkels in de buurt zijn niet goed genoeg.

Na een tijdje blijkt dat ze voorlopig niet weg zullen komen uit de buurt, en mogen de twee zusjes buiten en bij hun vriendinnetjes gaan spelen. Er wordt hen (door hun moeder) wel verboden om iets te eten als ze bij iemand thuis zijn of zelfs maar op de wc-bril te gaan zitten. Bij het eerste bezoek van Carry bij een vriendinnetje is het al mis; ze gaat op de wc-bril zitten. Als haar moeder er achter komt slaat ze door en gaat direct van alles ontsmetten. Ondertussen wordt Carry door de moeder van een ander vriendinnetje van haar buikpijn afgeholpen, omdat haar eigen moeder dáár geen seconde bij stilstaat. Een tijdje nadat dit allemaal gebeurt, moet Carry naar de dokter omdat ze bloed in haar plas heeft. Het blijkt dat ze een zeer ernstige nierbekken ontsteking heeft en daarom zes weken in bed moet liggen en thuis verpleegd moet worden. Carry moet volkomen zoutloos eten. Haar moeder vindt het allemaal vooral erg vervelend voor zichzelf, omdat ze nu helemaal naar de winkel moet waar ze zoutloos brood verkopen en apart voor haar jongste dochter moet koken. Daarnaast vindt ze dat niemand mag weten wat er met het meisje aan de hand is.



Langzaamaan verslechtert de relatie tussen de beide ouders. Als na een tijdje ook nog eens de deurwaarder voor de deur staat in verband met het faillissement van de zaak van haar vader, slaan bij de moeder de stoppen door. De vader heeft besloten opnieuw te beginnen, en wel in de slaapkamer van het huis, waardoor het bed dus naar de huiskamer verplaatst moet worden, want de moeder wil absoluut niet in een naaiatelier slapen. Binnen een maand zit het atelier vol met naaisters, waaronder eentje waar de vader verliefd op wordt, wat natuurlijk weer leidt tot allerlei ruzies. Die komen op een hoogtepunt als de moeder de vader met de betreffende vrouw aantreft in de huiskamer, waar het bed dus staat.

Een tijdje daarna vertelt de vader aan Carry dat hij bij hen weggaat, omdat het zo echt niet langer door kan gaan. Als ze dit aan haar vriendinnetjes vertelt, vinden die het natuurlijk erg voor haar, maar in de buurt gebeurt het vaker dat ouders gaan scheiden. Als de vader niet dezelfde dag al weggaat en er zelfs een paar dagen later nog steeds is, krijgt Carry ruzie met haar vriendinnen, omdat ze denken dat ze gelogen heeft.



Deel drie begint een paar jaar later. De zusjes worden midden in de nacht wakker gemaakt door hun vader die hen vertelt dat er iets mis is met hun moeder en dat de dokter niet wil komen. Als de meisjes de volgende dag hun moeder gaan wekken om hen naar school te brengen, vertelt ze hen dat ze maar alleen moeten gaan, omdat ze zeer ernstig ziek is. Als de zusjes na deze voor hen vreemde schooldag thuis komen, wordt Carry opgewacht door Kitty, een meisje uit de straat dat op een fietsenstalling past. Dat deed ze eerst met een vriendin, maar nu die verhuisd is, moet iemand anders haar helpen. Daar heeft ze Carry voor uitgekozen. Carry heeft eigenlijk niet zoveel tijd, want ze moet naar haar school die ver weg is en bovendien moet ze elke week voor haar moeder een nummertje voor een afspraak halen bij de psychiater, omdat de moeder niks anders doet dan in bed liggen en vindt dat ze zelf absoluut geen nummertje kan gaan halen. Na een paar weken mag ze Kitty niet meer helpen, omdat Carry verliefd op haar is. Met haar moeder gaat het steeds slechter; ze moet steeds zwaardere medicijnen hebben. Ondertussen wordt de vader verliefd op het nieuwe benedenbuurmeisje, dat door de moeder prompt voor hoer wordt uitgemaakt. Daardoor wordt de vader van het benedenbuurmeisje zo boos dat hij begint de moeder te bedreigen. Daarom gaat de deur op allerlei manieren van binnenuit op slot en moeten de zusjes zich aan een belcode houden. Als hun moeder op een dag niet opendoet rennen ze naar het atelier van hun vader, dat inmiddels verplaatst is naar de andere kant van de straat. Hij gaat naar binnen een ontdekt dat de moeder een zelfmoordpoging heeft gedaan, ze heeft haar polsen doorgesneden. Als ze weer terugkomt heeft ze van de psychiater een urgentieverklaring gekregen om in een andere buurt te gaan wonen, omdat deze buurt haar gek gemaakt heeft. Het slot is letterlijk: “We stonden voor ons nieuwe huis. Voor het raam van de tweede verdieping zag ik een vrouw. Ze zwaaide naar ons. Ik wilde terugzwaaien. ‘Geen aandacht aan besteden.’ Mama duwde me gauw het trapportaal in. ‘Denk erom, we bemoeien ons met niemand. Met helemaal niemand.’”



E.

- Een realistisch verhaal, de gebeurtenissen zouden echt kunnen gebeuren

- In het verhaal zijn open plekken, door het verhaal te vertragen, door terugblikken of herinneringen te geven en door op andere verhaallijnen over te stappen. De meeste van die open plekken zijn (voor mij) later ingevuld.

- De vader: een starre, ingewikkelde en gesloten man.

De moeder: een bittere, haatvolle vrouw die zoveel rare gewoonten en zo’n vreemde gedachtegang heeft dat ze eigenlijk een beetje mysterieus is. Ze is zo zielig dat je af en toe zelfs een beetje medelijden krijgt met de manier waarop zij haar leven lijdt.

Carry: de hoofdpersoon, het hele boek is vanuit haar gedachten en inzichten geschreven. Het gaat alleen om haar, ze is absoluut niet gelukkig met haar leven maar gaat er wel zo goed als ze kan mee om.

Elsje: de zus van Carry, een gesloten meisje waar je geen hoogte van krijgt. Ze sluit zich heel erg af voor de buitenwereld en de problemen.

- De gebeurtenissen worden in logisch-chronologische volgorde verteld. Het boek is opgebouwd uit drie delen. Het eerste deel is een inleidend deel, je komt iets te weten over hoe de ouders elkaar ontmoetten. Het tweede deel begint middenin de gebeurtenissen. Het is al meerdere jaren na het eerste deel. Het tweede deel loopt een beetje over in het derde deel, ook al zit er weer een paar jaar tussen.

- Het verhaal speelt zich af in de 20e eeuw. Het is dus erg realistisch. In het boek verloopt er best veel tijd. Alleen al tussen de delen verschilt het steeds een paar jaar. In het boek is sprake van tijdverdichting (eerste deel!) en ook van versnellen en vertragen. Soms wordt iets heel uitvoerig beschreven en soms maar heel kort.

- Het onderwerp van het verhaal is toch wel de onzekere en angstige jeugd van Carry. Motieven: De vader die Carry behandeld als een zoontje, de moeder die overbezorgd en ook angstig is in de ‘vieze’ omgeving en de verslechterende relatie tussen de ouders.

- Het verhaal is een ikvertelsituatie. Je leest de gebeurtenissen door Carry’s ogen.

- De gebeurtenissen zich af in een armoedig wijk van een stad, in het huis van het gezin waar het verhaal om draait.



F.

Ik heb gekozen voor onderdeel E: taalgebruik omdat ik daar nog niet echt over na had gedacht.

- Ik vond het verhaal makkelijk te lezen en heb het in 1 middag uitgelezen. Het verhaal is niet te moeilijk geschreven, de zinnen zijn (meestal) niet te lang en het is aantrekkelijk geschreven. Als je eenmaal begint wil je het verder lezen, het liefst in één keer.

- Ik vind de verhoudingen best goed. Je krijgt een (bijna) volledig beeld van de gebeurtenissen. Het enige wat ik niet echt weet is waar het verhaal zich afspeelt, maar dat heeft weinig met deze vraag te maken.

- De taal past over het algemeen wel bij de personages, maar soms vind ik dat de taal voor Carry aan de moeilijke kant is. Dan vraag ik me af of zo’n jong meisje dat echt allemaal al weet.



G.

Voor mijn verwerkingsopdracht heb ik de punten 17 en 18 gekozen.



Punt 17. Schrijf een ander slot aan het verhaal.



Het slot in het ‘bestaande’ verhaal:

“We stonden voor ons nieuwe huis. Voor het raam van de tweede verdieping zag ik een vrouw. Ze zwaaide naar ons. Ik wilde terugzwaaien. ‘Geen aandacht aan besteden.’ Mama duwde me gauw het trapportaal in. ‘Denk erom, we bemoeien ons met niemand. Met helemaal niemand.’”



Mijn slot voor dit verhaal:

“We stonden voor ons nieuwe huis. Rozenstronken groeiden tegen de muren. In de tuin zag ik een zwembad. Mama stond te wankelen op haar voeten. Overal waren bloemen, witte, gele, blauwe, rode, noem maar op. Het huis lag aan het einde van een schelpenpad, het was witgeschilderd. Papa duwde ons voor zich uit het paadje op. Ik wilde blijven staan om te kijken, kijken naar dit witte sprookjes huis. Naast de voordeur hing een brievenbus, hij was bruin en er stond een paard op. Papa maakte de voordeur open en Elsje en ik holden naar binnen om vervolgens midden in de hal te blijven staan. Samen liepen we naar de kapstok toen mama zei: ‘Onthoud dat je je met niemand bemoeit, de mensen hier bemoeien zich overal mee, echt van die rijke, oude stinkers!!!’

Punt 18. Bedenk vier andere titels voor het verhaal en leg precies uit waarom die titels er ook zo goed bij zouden passen.



- ‘Mama?!’. Deze titel zou bij het boek kunnen passen omdat Carry niet echt hoogte krijgt van haar moeder, die zich te goed voelt voor de buurt waar ze wonen en dingen verbiedt die andere kinderen wel mogen. Nog een andere reden is dat Carry Slee vaak titels heeft van slechts één woord.

- ‘Wij horen hier niet thuis’. Deze titel zou goed bij het boek kunnen passen omdat de moeder vindt dat ze te goed is voor de buurt waar ze wonen. Carry en Elsje mogen daardoor (in het begin) niet bij andere kinderen spelen en moeten naar een school in een andere buurt.

- ‘Ik ben ook een meisje!’. Deze titel zou vrij goed bij het boek passen omdat de vader geen tweede dochter meer wou, maar een zoon. Dat het kindje toch een meisje werd kon hij niet accepteren. Hij behandelt Carry als zijn zoontje. De moeder laat Carry niet buitenspelen in een jurk zoals Elsje, maar in een stevige broek. Als ze naar de schoenwinkel gaan mag Carry geen ‘mooie’ schoenen zoals Elsje, maar krijgt ze degelijke en stevige schoenen.

- ‘Moeilijk hoor, die volwassenen’. Deze titel zou bij het boek kunnen passen omdat Carry de wereld wil zien zoals volwassenen hem zien. Dat is moeilijk want die wereld is ingewikkeld en vaak onbegrijpelijk.



H.



Haar schrijverskwaliteiten kwamen toen goed van pas, want samen met haar leerlingen bedacht ze verhaallijnen waar ze vervolgens compleet uitgewerkte toneelstukken van maakte. Carry Slee heeft twee dochters, Nadja (1980) en Masja (1983) die haar grootste inspiratiebron vormen. Carry Slee schreef een boek over de tweeling Rik en Roosje. Ze bood het manuscript aan bij uitgeverij Van Holkema & Warendorf, waar het in 1989 in boekvorm verscheen. Hiermee begon een succesvolle carrière. Inmiddels is Carry Slee fulltime auteur en verschenen er meer dan vijfentwintig boeken van haar hand.

- Carry Slee schrijft voor kinderen van alle leeftijden. Ze schrijft boeken over dingen die echt gebeurd zijn, maar ook verzonnen verhalen. Moederkruid was haar eerste boek (roman) voor volwassenen.

- In haar boeken vermijdt Carry Slee moeilijke onderwerpen als homoseksualiteit, pesten en scheiden niet. Door haar humoristische en luchtige stijl worden haar boeken nooit te zwaar. Ze schrijft eerlijk over het feit dat ouders twijfelen en niet altijd op iedere vraag een antwoord weten.

- Carry Slee is een kinderboekenschrijfster die zeer geliefd is. Ze werd door de Nederlandse Kinderjury maar liefst tien keer bekroond en acht keer getipt.



Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen