Boekverslag : Tip - Een Vlucht Regenwulpen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3308 woorden.

Maarten stamt uit een geslacht van kwekers die hartstochtelijk werkten aan het vervolmaken van de druiventeelt. Nu is de teelt van druiven verwaterd, en is het vervangen door het kweken van tomaten en komkommers. Van jongsaf aan heeft hij de bedrijven van zijn vader en ooms veracht. Hij wilde geen tuinder worden. Hij wilde beroemd worden, al stond niet helder vast hoe dat bereikt zou kunnen worden. In ieder geval moest hij om beroemd te kunnen worden, uitblinken. Dat deed hij, eerst op de lagere school, later op de HBS en daarna als student, maar voor het zover was had hij veel weerstand te overwinnen van zijn vader die hem na de lagere school in de tuin wilden hebben. De hoofdonderwijzer slaagde erin Maarten’s vader om te praten en zo kreeg die de kans om door te studeren. Wel moest hij in de lange vakantie dan voor zijn vader in de tuin werken.


Op de HBS was Maarten vanzelfsprekend een voorbeeldige leerling. Hij wilde zijn moeizaam verworven recht op doorleren niet lichtzinnig verknoeien. Anders zou zijn vader hem gemakkelijk van school kunnen halen. De tuin was een dreiging, wat ophield toen Maarten zijn HBS-diploma had. Met zo’n diploma zou in de tuin werken een verspilling van talent zijn. Hij wilde graag bioloog worden. Na lange strijd gaf zijn vader toestemming voor de studie in de biologie als minderwaardig alternatief voor de medicijnen en de landbouwhogeschool. Zo werd Maarten bioloog. Hij was zeer indruk onder het kweken van cellen en de mogelijkheden die het hem bood. Het was als een soort visioen van zijn toekomst.


Tijdens zijn studie woonde Maarten bij zijn oom en tante. Zijn oom was aangetrouwd, dus geen kweker. Maar hij hield zich bezig met het uitvinden van de eeuwigdurende beweging. Hij probeerde iets te bouwen dat eeuwig zou doorgaan met bewegen, en werkte daarvoor lang in de schuur. Op een avond was het hem gelukt, maar juist het bereiken van zijn doel betekende ook de verveling, en nu kon hij heengaan in vrede. Hij ontsliep tijdens zijn middagdutje. Hierna woonde Maarten alleen met zijn tante. Hij werkte hard voor school en las ’s avonds boeken die ruim tegemoet kwamen aan zijn verlangen naar mystiek. Hij was nog altijd bang terug te vallen in zijn vroegere milieu van tuinders. Enkele dagen na zijn kandidaatsexamen overleed zijn tante aan trombose. Ze stierf kalm. Maarten ging in zijn moeders huis wonen en gebruikte zijn vaders auto om naar het laboratorium voor weefselkweek te gaan waar hij voor het doctoraal examen werkte. Hij verkocht de warenhuizen, maar liet twee druivenkassen staan.


Bij de afdeling weefselkweek had Maarten zich inmiddels onmisbaar weten te maken. Het was opwindend en enerverend werk. Hij deed zijn doctoraal examen en daarna overleed zijn moeder aan keelkanker. Haar adem werd dagelijks iets meer afgesneden, ze stikte oneindig langzaam en tijdens de verschrikkelijke ziekte, keerde omdat ik God wilde haten, het geloof terug. Hij zag hem als een beul die mensen veracht. Hij kon het ook wel begrijpen, maar de ziekte voor moeder had hij niet uitgekozen moeten hebben. Hij hield met hart en ziel van haar. Zijn vader was hiervoor al gestorven. Zijn moeder leek even op te leven, maar dat was alleen maar een inleiding van de vreselijke pijn die ze later zou hebben, tot de dood erop volgde. Op dat moment zag hij ook een vlucht van zeldzame regenwulpen voorbij komen.


In korte tijd werd hij deskundige op het gebied van weefselkweek. Uiteindelijk werd hij hoogleraar van het laboratorium van die afdeling. Hij was dan nu dertig jaar oud en hoogleraar. Een bliksemcarrière.





In zijn vroege jeugd kende Maarten maar een heel klein gebied rond zijn geboortehuis. Hij had geen vrienden of andere familieleden om mee te spelen. Een van de eerste keren van zijn tochtjes naar de stad had hij meteen een traumatische ervaring omdat zijn amandelen op een pijnlijke wijze werden gepeld. Hij was toen nog maar heel klein en begon zijn ervaringen maar net te onthouden. Het leek wel een afstraffing terwijl hij toch moedig geweest was en niets stoms had gedaan. Hij had toen ook al pleinvlees, hij durfde niet over de scherpe lijnen van de schaduwen heen te stappen op het kale, door zon geteisterde plein. Voor hem leek er een vuur om de schaduwen heen te branden.


Hij ging enige tijd later naar de lagere school, maar voelde zich daar alleen en buitengesloten. De kinderen haatten hem door zijn stugheid. Hij had nergens aansluiting, mocht en durfde niet te vragen of hij mee mocht spelen, maar vertelde niets daarover aan zijn moeder. Hij kon wel goed leren en werd door het schoolhoofd alleen op een kamer gezet waar hij extra hard kon werken. Hij was ook wel trots op zijn bevoorrechte positie en had er voordelen van, maar juist door zijn grote resultaten werd hij gepest. Hij werd vaak achtervolgd door een groepje van jongens die hij een keer zelfs door woede te lijf ging. Hiervoor had hij zich nog weten te beheersen en zich rustig gehouden. Voor en na school en tijdens pauze komt hij niet of nauwelijks buiten.





Na de lagere school ging hij naar de middelbare school waar hij verliefd werd op Martha. Hij zag haar voorbij komen en was op slag verliefd. Daarna ging hij steeds naar plaatsen waar zij kwam, zoals de bibliotheek, en ging daarom zelfs in de redactie van de schoolkrant werken. Hij genoot al heel erg als hij haar alleen maar zag, en van een echte kennismaking kwam het nooit. In het begin reageerde ze een beetje verbaasd, maar later begon ze een soort afschuw van hem te krijgen. Hij zag het aan haar blik, die niet meer vriendelijk nieuwsgierig was. Na de diploma-uitreiking lijkt ze uit zijn leven verdwenen te zijn, maar doordat hij naar haar kerk gaat (ander geloof als bij hem thuis, hij krijgt daardoor zelfs ruzie met zijn vader) ziet hij haar toch nog. Ze schrikt van zijn voorzichtige toenaderingen en dat kwetst hem zo.





Vlak voor de dood van zijn moeder kwamen er twee ouderlingen van de kerk. De dominee had daarop aangedrongen en Maarten’s moeder had hem niet tegengesproken. Ze zei tegen hen dat ze veel zonden had en dat deze niet vergeven konden worden. De ouderlingen behandelden haar als zondaar, waardoor Maarten zo boos werd dat hij agressief werd en ze aanviel. Uiteindelijk vluchtten ze weg. Ze hadden hem daarvoor ook al een zondaar genoemd, omdat hij minder naar de kerk ging. Voor de ziekte van zijn moeder was zijn geloof al afgenomen. De aframmeling van de ouderlingen heeft hem voldoening gegeven. Hij weet nu zeker dat het Christendom bedrog is, God is een beul, en het is dus maar goed dat hij twee van zijn dienstknechten zo heeft kunnen aftuigen.





Bij een latere reunie ziet hij Martha weer terug en dan doet ze wel heel aardig. Hij durft niet naar haar toe te gaan, hoewel nu de echte kans op een gesprek is. Maar ze komt vrijwillig naar hem toe om een hand te drukken. Hij voelt het als een soort vergeving, een troost voor de keren dat ze negatief reageerde.


Op de receptie van kennissen komt hij de zuster van Martha tegen en raakt met haar in gesprek aangezien ze allebei de anderen niet echt kennen. Daarvoor had hij haar een lift gegeven naar het feestje toe. Het is zeldzaam dat hij zo toegeeflijk naar iemand doet. Doordat ze stukjes van Martha, zijn jeugdliefde, in haar uiterlijk en gedrag heeft kan hij van haar aanblik genieten. Hij nodigt haar zelfs uit voor een concert in de schouwburg, de eerste keer dat hij een afspraakje maakt met een meisje. Op weg naar huis krijgt hij een dwanggedachte die hem vertelt dat hij nog maar twee weken te leven heeft. Hij probeert het zelf tegen te spreken, maar het gevoel blijft. Latere gebeurtenissen maken dat beeld alleen maar sterker. Hij heeft een aanrijding en verwondt later in het laboratorium zijn hand.





Maarten gaat vervolgens naar een wetenschappelijk congres in Bern in Zwitserland en wordt daar opgevangen door een vrouwelijke collega. Hij slaapt in een hotel. Op de eerste nacht probeert hij een prostituee te benaderen, maar het meisje wijst hem af, hoewel hij daarna steeds vaker langskomt. Ze doet hem aan Martha denken. Het loopt uiteindelijk op niets uit, ze wordt opgehaald door een klant, en hij gaat naar zijn hotel. Het is dan al ver in de nacht. Hij heeft een oude prostituee nog geld gegeven omdat ze hem de naam van het meisje vertelde. Dat is voor hem voldoende.


De volgende dag maken ze met z'n drieën een bergtocht. Maarten merkt dat hij Adriënne aardig vindt, maar Ernst gaat ook erg vriendschappelijk met haar om. Maarten stemt in met het plan een moeilijke afdaling te maken, omdat hij weet dat hij hiermee indruk op Adriënne kan maken. Hij is nog niet ervaren en valt bijna dood als hij uitglijdt. Gelukkig kan hij zich aan een richel vasthouden en zijn val breken. Hij was tijdens de val nog helemaal niet geschrokken, en pas veel later kwam de doodsvrees op, als hij in bed ligt en wil slapen. Dit leek de dood waar de dwanggedachte hem voor had gewaarschuwd. Hij weet hierna zeker dat hij zijn isolement niet moet doorbreken. Het is goed, voldoende om alleen te zijn. Hij schrijft een ansichtkaart aan de zus van Martha om het afspraakje af te zeggen. Hij wil haar bovendien niet met zich opzadelen. Die nacht had hij een nachtmerrie, waarin Martha ook voorkwam, maar het gevoel dat bleef was vredig. Bovendien kon hij voor het eerst haar gezicht rustig voor zich halen, iets wat hem daarvoor nog nooit echt goed was gelukt. Ze lijkt, zoals hij het zelf omschrijft “een voorspelling in te houden van iets dat voor altijd geldig zal blijven” Hij accepteert nu zijn isolement en kan ermee in vrede leven.








Titelverklaring:


Wanneer de moeder van de hoofdpersoon sterft, een van de belangrijkste personen in zijn leven, ziet hij buiten een vlucht regenwulpen. Het is een zeldzame gebeurtenis en geeft hem daardoor een soort van troost.





Opbouw:


In het begin wordt er een korte samenvatting van de carrière van de hoofdpersoon gegeven. Hierna vertelt hij over de latere gebeurtenissen in zijn leven, maar ook over herinneringen van vroeger. Herinneringen en gebeurtenissen wisselen elkaar af.


Deze manier van schrijven is waarschijnlijk aangehouden om het verband tussen dingen aan te geven. Als iets in het heden gebeurt, volgt daarop een gedachte van Maarten die weer een flashback oplevert. Zo kun je soms zien welke invloed het verleden heeft op het handelen van Maarten in het heden.





Ruimte:


De plaats waar het in het heden van het boek om draait is Maartens geboorteplaats, waar hij als volwassene nog steeds woont, en Bern, een plaats in Zwitserland waar hij later voor een congres naartoe gaat. In de flashbacks komen een aantal plaatsen voor; de rietlanden bij het ouderlijk huis van Maarten, het dorp en de scholen waar hij is heengegaan.


Het heden van het boek duurt ongeveer twee weken, maar met de flashbacks meegerekend beslaat het boek een periode van 24 jaar.








Personages:





Maarten


Hij is geïsoleerd opgegroeid en blijft dat ook in zijn latere leven. Hij heeft nooit echt vriendjes gehad en hij was enig kind. Later lijkt hij voor isolement te kiezen om zichzelf zo leed te besparen. Als iemand dan doodgaat van wie je houdt, heb je daardoor anders teveel verdriet. Hij voelt niet veel voor zijn vader, die geen liefde voor hem toonde. Wel houdt hij zielsveel van zijn moeder. Ze houdt van hem en laat dat merken. Toen zij dood ging heeft hem dat erg aangegrepen. Zijn geloof viel ook weg omdat hij niet geloofde dat God mensen zo kon laten lijden. Een andere “liefde” van hem is voor Martha. Het is een oppervlakkige, maar toch felle liefde. Hij kent haar niet goed en lijkt het zo te willen houden. Alleen bij haar aanblik wordt hij al gelukkig.


Hij is erg geïnteresseerd in vogels en de natuur. Alleen al als kind kon hij tranen in zijn ogen krijgen bij het zien ervan. Hij kan urenlang alleen varen of door de natuur wandelen, en is niet bang om alleen te zijn. Wel heeft hij pleinvlees en krijgt hij later de dwanggedachte dat hij dood gaat. Hij is ook erg geobsedeerd door de mogelijkheden van kweken, hele individuen uit een enkele cel. Hij komt steeds verder met dat proces, maar laat er nog niet veel over los, schept er nog niet over op, omdat het er in feite nog niet is.


Hij kan heel rustig en bedaard overkomen, maar kan plotseling een woede-aanval krijgen, zoals ook gebeurde toen de ouderlingen van de kerk zijn moeder een zondaar noemden. Hij praat niet zo makkelijk met mensen, gaat zelfs als ze hem uitnodigen niet snel ergens heen en praat kort en afgemeten als hij van mensen af wil zijn. Hij heeft een boers en lelijk uiterlijk. Door het vroegere zware werken in de tuin, waar zijn vader hem tot dwong, is hij erg sterk geworden. Hij houdt van muziek, vooral klassiek.


Eens heeft hij gezegd: “Je beleeft de dingen om je heen nooit mooier, nooit intenser dan wanneer je diep ongelukkig bent of pijn lijdt. Lichamelijk pijn lijden is altijd iets in het heden en daarom maakt pijn het ogenblik groot genoeg.”


Hij heeft nooit een relatie met een vrouw gehad. De zeldzame keren dat hij iets probeerde werden ze bang en een keer werd hij zelfs door een vriend geslagen van een meisje dat hij achtervolgde door de straten. Ze deed hem aan Martha denken door haar manier van lopen.


Hij praat vaak tegen denkbeeldige mensen als hij alleen is. Dan laat hij ze reageren zoals ze ook in het echt gereageerd zou hebben. Hij vindt het niet leuk om alleen te eten, dat vindt hij erger dan een vrouw te missen in bed. Hij wordt ook niet door seks aangetrokken, dat is meer lust dan liefde. Voor hem is tederheid en schroom het belangrijkste in liefde. Dat laat hij ook zien als hij Martha wil benaderen, altijd is het meer van een afstand. Weinig is veel voor hem. Ze is voor hem het belangrijkste, een soort obsessie.


Later, als hij een belangrijk man is geworden in de wetenschappelijke wereld, laten veel mensen merken dat ze bewondering voor hem hebben. Hij wordt er niet trots door, het lijkt hem niet veel te doen. Beroemd zijn is voor hem zonder betekenis, terwijl hij dat vroeger toch altijd wilde zijn.


Hij is heel goed in betogen, die meeslepend en hartstochtelijk zijn en toch nooit onwetenschappelijk. Achter een katheder kan hij bewijzen dat hij geen mislukkeling is.





Maartens moeder


Maartens moeder is een rustige, teruggetrokken vrouw. Ze praat weinig en gehoorzaamt vooral aan de wil van haar man. Toch niet altijd, zoals wanneer zij en Maarten naar de radio naar muziek luisteren, waar haar man niet veel van moet hebben. Maarten kijkt graag naar hoe ze haar haar borstelt en verbaast zich dan over haar schoonheid die dan heel goed te zien is. Zij is de enige ouder die echt om Maarten geeft. Ze is trots op hem en wil hem een gevoel van eigenwaarde geven. Ze speelt zelfs een keer vader en moedertje met hem om hem te vermaken. Ze is erg vroom. Haar stem is vlak, zonder nadruk, zonder veel klank. Ze heeft een klein regelmatig gezicht met donkere ogen die altijd wat droevig en berustend kijken. Ze zegt dat echte liefde niet bestaat.





Martha


Een meisje van Maartens school waar hij vreselijk verliefd op is. Hij probeert voorzichtig contact met haar te krijgen, maar verder dan een kort gesprek komt het niet. In het begin lijkt ze vriendelijk nieuwsgierig te zijn, maar later wordt ze bang van hem als hij in zijn toenaderingen volhoudt. Ze heeft hem dan ook een keer als “afschuwelijke jongen” omschreven, wat Maarten later hoort. Ze wil dan niets met hem te maken hebben.


Ze heeft krulhaar en een blos op haar hangen. Meisjes die op haar lijken, ook al is het maar een beetje, hebben een grote aantrekkingskracht op Maarten. Het is niet hoe ze is wat hem aantrekt, heet is het gevoel dat het naar haar kijken bij hem opriep. Haar aanwezigheid was voldoende voor geluk.


Later besteedt ze veel tijd aan pianostudie. Na het eindexamen heeft ze op het conservatorium gezeten, waar ze later mee is opgehouden.


Wanneer ze Maarten later nog eens ziet heeft ze medelijden met hem, hij ziet het aan de blik in haar ogen.





Adrienne Ponchard


Een collega van Maarten, die ook naar het congres in Bern ging. Ze is een Frans-Zwitserse celbiologe. Maarten was wel geïnteresseerd in haar, praatte veel met haar en ging ook met haar uit eten. Ze is vriendelijk en hartelijk. Op een gegeven moment merkt Maarten dat hij verliefd op haar is, maar tot zijn spijt gaat zij steeds hechter om met een andere collega. Uiteindelijk, vooral na een klimpartij in de bergen, die voor Maarten bijna noodlottig afloopt, vindt zij professor Ernst Bitzius leuker. Het lijkt wel of Maartens aanwezigheid hun aantrekkingskracht op de ander verhoogt.





Maartens vader


Hij is een erg norse man. Hij is, net als Maarten, teruggetrokken, maar hij is ook echt alleen maar op zichzelf gericht. Hij praat nauwelijks en als het dat al doet dan is het vaak negatief. Wanneer Maarten bijvoorbeeld aan een werktuig zou gaan zitten zou hij “zijn rug breken”. Hij is de baas van het huis. Maartens moeder is uit een soort medelijden met hem getrouwd. Ze wist niet eens dat hij echt haast niets zei voordat ze met hem trouwde. Later ontdekte ze dat hij altijd zo bleef. Toen Maarten klein was kon hij hem makkelijk aan, maar later is diens kracht gegroeid en kan hij hem lichamelijk niet meer aanpakken. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer Maarten naar een andere kerk wil gaan om daar Martha weer te kunnen zien. Zijn vader is ertegen omdat het een andere soort kerk is. Wanneer Maarten ouder wordt kan hij steeds meer zijn vader ontduiken. Hij vaart bijvoorbeeld ook op zondag uit terwijl dat verboden is door hem.


Hij rookt pijp en het uit zijn mond halen van de pijp is voor hem een soort van spreken. Met zwijgen lijkt hij iets te zeggen. Hij lijkt niet erg gelukkig te zijn en sterft ook vroeg voor zijn leeftijd (plotseling gestorven). Hij had altijd een ellendige hoofdpijn.





Jakob


Een oude schoolvriend van Maarten. Hij was de enige waarmee hij echt kon optrekken. Hij is met Jacqueline getrouwd. Maarten zegt over hem dat hij de enige echte vriend is geweest, iemand die hem accepteerde en de scherpe kanten van de eenzaamheid heeft afgeslepen. Als Maarten denkt dat hij doodgaat wil hij zelfs alles aan hem achterlaten.





Theo


Zoals Maarten zegt, hij is “degene waarmee het allemaal is begonnen”. Hij wees Maarten op het meisje Martha dat op zijn school kwam, en dat veranderde zijn leven meteen bij haar aanblik.





Ernst Bitzius


Hij is de woordvoerder van het congres in Bern en wordt een “vriend” van Maarten. Hij vindt Adrienne aardig en later lijkt er ook een relatie tussen hen te bestaan.





Zusje van Martha


Haar verschijning doet hem duidelijk aan Martha denken. Hij maakt een afspraak met haar maar zegt die later af, omdat dat beter voor hem en haar lijkt te zijn. Ze heeft welwillend gereageerd op zijn toenaderingen, en lijkt hem in ieder geval aardig te vinden.





De hoofdonderwijzer van de lagere school


Hij is kapitein in het leger en moet eenmaal per jaar zes weken op herhalingsoefeningen. Hij draagt zijn uniform ook voor de klas, alle dagen van het jaar, en regeerde de klas als een militair. Heeft een reusachtige gestalte, draagt altijd zijn militair uniform en heeft een donderend stemgeluid. Mensen zijn snel van hem onder de indruk.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen