![]() |
Boekverslag : Willem Elsschot - Het Dwaallicht
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1782 woorden. |
Titel Het dwaallicht Willem Elsschot (Alfons de Ridder) Uitgever Querido, Amsterdam 1e druk 1946 Gelezen druk de 18e uit 1989 Genre Novelle Titelverklaring De titel verwijst naar het thema van het verhaal. Opbouw Het dwaallicht is opgebouwd uit zes genummerde hoofdstukken. Het boek omvat slechts 36 bladzijden. Tijd Het verhaal begint op een novemberavond in 1938 en duurt een dag. Vertelsituatie De hoofdpersoon is de verteller. Hij brengt, in chronologische volgorde en in de eerste persoon, verslag van zijn tocht met de Afghani en becommentarieert dat ook van tijd tot tijd. Personages Samenvatting Op een regenachtige novemberavond koopt Frans Laarmans zijn krant in een winkeltje. Als hij naar de tram loopt wordt hem de weg versperd door drie zwarten. Laarmans weet dat het bemanningsleden van een Indievaarder zijn omdat er in die buurt meer van rondlopen. Laarmans wil doorlopen ('..want een ware gentleman moet in de eerste plaats de kunst verstaan het vee ongedwongen op afstand te houden..') maar stopt toch. Een van hen geeft hem een stukje karton, waarop de naam Maria van Dam en haar adres staat, Het is onduidelijk geschreven en Laarmans maakt er Kloosterstraat 15 van. De zwarte man vraagt in het Engels waar het is. Laarmans probeert het even gauw uit te leggen en trekt daarbij de aandacht van voorbijgangers die in een kring om hem heen blijven staan. Na zijn uitleg zeggen de drie dat zij Laarmans verhaal wel begrepen hebben en willen Laarmans een doosje sigaretten als dank aanbieden, maar die slaat de gift af. Als hij op de tram staat voelt hij zich onbehaaglijk, als iemand die iets op zijn geweten heeft. En als de tram langs de drie zwarten rijdt ziet hij zichzelf al in Bombay lopen op zoek naar zijn geliefde fathma in een doolhof van straten, met een stukje karton in zijn hand waar niemand op reageert. Hij realiseert zich dat hij zich er wel erg gemakkelijk vanaf heeft gemaakt en springt van de tram af om de dolende zwarten te helpen. Op weg naar de Kloosterstraat vertelt Ali hem over Maria. Ze schijnt erg mooi te zijn en rond de twintig. De drie hadden haar een pot gember en een sjaaltje gegeven en Maria had ze alledrie uitgenodigd. Ze waren ook alledrie verliefd. Laarmans stelt voor om een bosje bloemen voor de vrouw te kopen om niet met lege handen te komen. Laarmans koopt het bosje bloemen omdat de drie geen verstand van buitenlands geld hebben. Ali wil pas verder als hij weet hoeveel het bescheiden bosje gekost heeft, en na het geld terugbetaald te hebben gaan ze verder. Kloosterstraat 15 blijkt een dierenwinkel te zijn waar, na het gevraagd te hebben, geen Van Dam's wonen maar Pasmansen. Meneer Pasmans blijkt een stevige man te zijn die de vier de winkel uit kijkt. Laarmans krijgt al spijt dat hij niet naar huis was gegaan, maar Ali wijst hem op de sterren en vertelt dat zij hoop geven. ('Je hebt gelijk Ali, wij mogen niet versagen. Dat kreng heeft met mij niet afgedaan en ik zal volharden op de ingeslagen weg tot zij, al was het gebonden, aan uw willekeur is overgeleverd, tot dat sjaaltje en die pot gember gewroken zijn. Zolang de soldaten bereid blijven, kan de aanvoerder niet terugtreden.') en Laarmans gaat verder met de drie naar het politiebureau. Eenmaal daar aangekomen blijven de drie buiten wachten en gaat Laarmans naar binnen. Laarmans vraagt naar het adres van Maria van Dam en krijgt er twee. Een op de Lange Ridderstraat 71 en de ander op het Zand nummer 15. Laarmans neemt aan dat Maria op het Zand woont, het huisnummer is immmers hetzelfde als op het kaartje. Het Zand nummer 15 blijkt een hotel genaamd het Carlton Hotel te zijn. De eigenaar is volgens de agent een Nederlandse heler, Kortenaar. Eenmaal aangekomen blijkt er van de schitterende naam van het hotel niets waar te zijn. Het hotel bestaat uit twee duistere verdiepingen en in het cafe zitten lusteloze mannen kaart te spelen, een paar ingetogen koppels te dansen en er staat een vrouw een kind te voeden. Maria van Dam is er niet bij volgens Ali en volgens de barman, Kortenaar, woont ze er ook niet. De klanten vertrekken langzaam en Laarmans en de drie blijven zitten om hun verdriet weg te spoelen. Ze hebben zich erbij neergelegd Maria nooit te zullen vinden. Ali vertelt dat ze uit Afghanistan komen en van de Islam zijn. Ze hebben een gesprek over godsdienst en met name over Christus, over wie Laarmans de oosterlingen vertelt. Laarmans wordt door de onwetendheid van Ali geconfronteerd met de problematiek en de onoplosbaarheid van zijn godsdienst. Na een tijdje verlaten ze het Carlton Hotel en Laarmans brengt ze naar de kade. Op zijn weg terug wil hij nog naar de Lange Ridderstraat gaan. Als hij voor de deur staat durft hij toch niet aan te kloppen. ('Kom oude sater, het is genoeg. Laat haar in vrede genieten van haar laatste sigaretten, dromen van haar sjaaltje en van haar pot gember. En loop door, dan wordt u wellicht de geilheid niet aangerekend die bij deze nachtelijke klopjacht uw stut is geweest.) Motieven Het stukje karton met de 'Mariaboodschap' is een van de belangrijkste motieven in het verhaal. Een ander motief is Laarmans voornemen nu toch eens naar huis te gaan en hoe gemakkelijk hij zich er echter van af laat brengen. Als laatste zijn er veel bijbelse verwijzingen. Veel hebben op Maria betrekking, in andere wordt de zwerftocht in bijbelse beeldspraak beschreven: de kruisweg en de reis van de koningen. Thema Het thema is het onbevredigde verlangen, de tocht naar het ideaal, die tot mislukking gedoemd is. Ook kan je er vreemdelingenhaat in herkennen: de meeste mensen hebben niet veel op met de volgelingen van Laarmans. Over de schrijver Willem Elsschot (eigenlijk Alphonsus Josephus de Ridder; 1882-1960) Belgisch (Vlaams) schrijver. Leidde na WO I te Antwerpen een eigen reclamebureau. Elsschot neemt in de Nederlandstalige literatuur een eigen plaats in door zijn laconieke, geconcentreerde stijl, waarachter grote bewogenheid schuilgaat. Zijn eerste roman was 'Villa des Roses' (1913), in 1921 gevolgd door 'Een ontgoocheling' en 'De verlossing'. In 1924 verscheen 'Lijmen', de eerste van een serie ik-romans. De in wezen fatsoenlijke ik-figuur Frans Laarmans treedt eerst in de voetsporen van de doorgewinterde zakenman Boorman, maar in het vervolg 'Het been' (1938) keert hij terug tot zijn eigen fatsoensnormen. Laarmans treedt in een aantal romans op, te weten 'Kaas' (1933), 'Tsjip' (1934), 'De leeuwentemmer' (1940), 'Het tankschip' (1940) en 'Het dwaallicht' (1946), Elsschot's laatste werk. Daarnaast verschenen nog de novelle 'Het Pensioen' (1937) en de dichtbundel 'Verzen van vroeger' (1934). Bekroond met onder andere de Belgische Driejaarlijkse Staatsprijs voor het Proza (1948) en de Nederlandse Constantijn-Huygensprijs (1951). Ingestuurd naar aanleiding van dit uittreksel:
|
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |