Boekverslag : Simon Vestdijk - De Kellner En De Levenden
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2941 woorden.

22e druk 1991

1e druk 1949 , 252 pagina’s

Samenvatting

Laat in de avond worden elf bewoners van een flat en een bezoeker, Meyer, door vier

zwijgende agenten zonder opgaaf van redenen meegenomen. De groep bestaat uit de

emerituspredikant Hendrik van der Woght; de orthodox-protestantse tandarts Van

Schaerbeek; de leeszaalassistente Aagje Slangenburg, die minnares van de tandarts is; de

kleuterleidster Schieberlich; de rooms-katholieke schoenhandelaar Kwets met zijn vrouw en

zoon Wim, die T.B.C.-patiënt is; de katholiek Meyer, employé van Kwets; Richard Haack

van Rheden, een oudere homoseksuele acteur; Henk Veenstra, oud-voetballer en journalist;

Tjalko Schokking, de vriend van Henk en mevrouw Schokking, moeder van Tjalko. Na enig

protest stapt het gezelschap in de touringcar onder aanvoering van mevrouw Schokking. Boven de stad barst trompetgeschal los en zij "luisterden, eensgezind; het sein was gegeven; het was nacht en zij moesten instappen, en ver weg reizen, naar een onbekend en avontuurlijk einddoel". Onderweg zien zij verscheidene stoeten van voornamelijk oudere mensen, die naar een groot plein gaan. De twaalf worden de hal van de grote bioscoop aan het plein binnengedreven door een ordebewaker, die om zijn arm een witte band met een rode M draagt. Er is reeds een grote verzameling mensen aanwezig in het gebouw dat van binnen nog groter is dan dat het van buiten leek. Groepen worden ingedeeld op geboortedatum, maar de groep uit de flat blijft bij elkaar, omdat zij als uitzondering gezien worden. Zij dragen namelijk allemaal hun eigen kleren nog, terwijl alle anderen dezelfde witte kleren aanhebben. Met een routebeschrijving en voortdurende aanwijzingen uit de luidsprekers bereiken ze uiteindelijk een lift, waar ze instappen. Vlak voordat de deuren sluiten wipt er een herdershond binnen die door Wim Kwets vrolijk wordt begroet. De lift lijkt zowel in horizontale als verticale richting door de ruimte te bewegen. Ze arriveren bij een lange gang, die uit rotsen gehouwen lijkt. Later zien ze in een afgrond de bovenkant van de nachtelijke hemel. Bij een hulppost krijgen ze van een verpleegster een bijbel, omdat ze, zoals wordt medegedeeld "zonder bijbel niet kunnen verschijnen". Na enige vreemde ontmoetingen met mensen die volgens eigen zeggen in het verre verleden gestorven zijn, belanden de twaalf op een immens groot treinstation met vijfhonderd perrons. Onderweg worden er gissingen gedaan naar het doel van deze mysterieuze reis.

De één vermoedt een opstand van gekkenhuizen, de ander een reclamestunt van de bioscoop.

De twaalf worden naar een speciale wachtkamer verwezen. Klokken zijn er niet en de

horloges van de twaalf zijn plotsklaps verdwenen, waardoor de twaalf geen enkel besef van

tijd meer hebben. Buiten halen stoomtreinen de meest vreemde capriolen uit. In de

wachtkamer zijn vier kelners, de groep raakt bevriend met één van hen. De oberkelner

Leenderts wordt echter hun gemeenschappelijke vijand. Veenstra vertelt ondertussen dat hij

op het perron met een vier maanden overleden collega gepraat heeft. De herdershond, Wanda,

blijkt het afgemaakte huisdier van de Kwetsen te zijn. Mevrouw Schokking komt op het idee

dat dit het laatste oordeel is. De kelner mag niks zeggen, maar verklaart wel dat er buiten

alleen doden rondlopen. Tjalko en Van Schaerbeek geloven ondanks dit laatste ‘feit’ niks van het idee van mevrouw Schokking.

De twaalf geven elk hun standpunt en na enige discussie blijven er twee theorieën over: Haack ziet de situatie als een (gemeenschappelijke) droom, anderen zien in het gebeuren het laatste oordeel, ook dominee Van der Woght is een voorstander van deze laatste theorie. Meyer staat sceptisch tegenover de laatste interpretatie, omdat hij van mening is dat alleen over de doden geoordeeld mag worden. In Openbaringen uit de bijbel wordt opgezocht wat er over het laatste oordeel gezegd wordt en volgens hun bijbel bestaat er inderdaad geen tijd meer als het laatste oordeel geveld wordt. Ondertussen schenkt de vriendelijke kelner wijn uit een onuitputtelijke waterkan en zegt dat alles een verbeelding is, omdat het lichaam immuun is geworden voor honger en dorst. Een gestorven oudoom van dominee Van der Woght treedt binnen. Hij is na zijn opstanding bij de hemelse heerscharen ingedeeld, die onder Michaëls aanvoering Lucifer zullen verslaan. De oudoom spreekt over de straffen die de verdoemden in de hel moeten uitzitten, waarop Richard Haack hem de wachtkamer uit wil gooien. De vriendelijke kelner bedaart de gemoederen en waarschuwt de twaalf voor de andere kelner, Leenderts. Dominee Van der Woght is ondertussen van mening veranderd en beweert dat dit een vals laatste oordeel is en een streek van de rooms-katholieken. De oudoom reageert daarop door te zeggen dat hij zich in dat geval bij de duivel aan zou sluiten en verlaat de wachtkamer. Als Michaël in een zwaar gepantserde trein langskomt, meent Haack in hem zijn dubbelganger te zien. Hij gaat op onderzoek uit en probeert het verboden vijfhonderdste perron op te gaan. Hij wordt echter tegengehouden door een homoseksuele stationschef en wordt een nachtclub ingedreven.

Aldaar ziet hij Michaël die richting het tafeltje gaat waar Haacks ouders zitten en hoort hem zeggen; "Pa, Ma, ik ben vrijgesproken". Deze uitspraak verwijst naar Haacks verleden, omdat hij eens gearresteerd is voor seksuele omgang met minderjarigen.

Haack knoopt een gesprek aan met Michaël en deze blijkt nogal verwijfd te zijn. Ondanks

een imposante wapenuitrusting blijkt wel dat Michaël, evenals Christus, niet geschikt is voor oorlogvoering. Michaël probeert dan ook te deserteren. Om aan de stationschef te ontkomen leert Michaël Haack een toverspreuk, waarmee hij op het perron kan komen. Hij kan echter het vijfhonderdste perron niet betreden door de overweldigende stank van de aldaar geketende duivels. Hij speelt met vijf doodgravers een scène uit Hamlet, waarin hijzelf Hamlet speelt. Hij neemt zoals Michaël hem gezegd heeft, twee dijbeenderen en een schedel uit het graf van Ophelia mee. Daardoor herinnert hij zich zijn grootste schuld, niet dat hij homoseksueel is, maar dat hij een vrouw die van hem hield zo radeloos maakte dat ze zelfmoord pleegde. Uit boetedoening probeert hij zelf ook zelfmoord te plegen, maar hij komt erachter dat hij in deze ‘droom’ niet kan sterven, waarop hij naar de wachtkamer terugkeert. In de wachtkamer zijn ze op aanraden van de kelner begonnen met proefbiechten. Willen de levenden zich tijdens hun laatste oordeel kunnen verdedigen, dan moeten ze namelijk wel hun zonden kennen. Mevrouw Schokking vindt ‘zonde’ een te groot woord voor de kleine fouten die ze begaan heeft, Martha heeft slechts kleine zonden begaan, maar weet dat ze tot meer in staat is, Henk heeft veel gelogen, maar alleen om als journalist achter de waarheid te komen. Haack is de eerste die een echte zonde opbiecht, daartoe in staat door zijn eerdere avontuur. Tjalko bekent dat hij wel eens geld uit de kas van de voetbalvereniging gestolen heeft, maar, opstandig als hij is, vraagt hij of zij ook in de gelegenheid gesteld zouden worden om over God te oordelen. De kelner zegt dat dat geen bezwaar is, maar dat het verweer van God, Christus en Michaël op

hun beschuldigingen dan wel afgewacht moet worden. Van Schaerbeek biecht zijn (algemeen

bekende) overspel met Aagje op, maar beweert geen andere zonden begaan te hebben als

Martha daarnaar vraagt, de Kwetsen weigeren te biechten zonder de aanwezigheid van een

pastoor; Van der Woght draait om alles heen door een prediking af te geven; Meyer is te dronken om te biechten en Aagje biedt zich aan als algemene zondebok. Een blonde vrouw in een langskomende trein zingt het ‘Kindertotenlieder’ en wordt weggevoerd, omdat er niet over de dood gesproken mag worden. Dit is een wraak van de vrouw op Van Schaerbeek, wiens vrouw zij blijkt te zijn. Hierop biecht hij zijn werkelijke zonde op: hij heeft zijn vrouw nooit kinderen willen geven en geweigerd haar op zangles te doen waardoor ze stembandverlamming kreeg. Op het perron breekt een opstand uit en de kelner vraagt hen, uit vrees voor een confrontatie, achter de bar te komen. Haack blijft echter staan en doet verslag van de duivelstaferelen die buiten geschieden. Van Schaerbeek biecht nu op dat hij Aagje eveneens bedrogen heeft en wel met Martha. Aagje wordt hierdoor hysterisch. Ook Kwets voelt zich nu gedwongen wat op te biechten, namelijk dat hij de hond Wanda heeft laten afmaken, omdat ze hem begon te vervelen. Wim valt hierdoor flauw. De gebeurtenissen buiten worden nu zo bloederig dat ook Haack besluit achter de bar te komen.

Plotseling komt Leenderts met zijn duivels binnen, maar de twaalf ontsnappen door een luik

met de aanwijzingen van de vriendelijke kelner, hoe ze weer op het bioscoopplein kunnen

komen. Onderweg passeren ze een bloedmoeras, waarin gezichten drijven en ze komen in een

vertrek waar Leenderts op een door monsters gedragen troon zit. Hij is omgeven door de

oudoom van Van der Woght, de verpleegster met de bijbels en de homoseksuele stationschef.

Hij draagt de groep op God en het bestaan te vervloeken, ze weigeren alle twaalf, hoewel

Van Schaerbeek erg huichelachtig wordt, en Kwets de schuld op de vriendelijke kelner

afschuift. Ook als ze drie gekruisigde kelners te zien krijgen, van wie de middelste hun

vriend is, weigeren ze zelfmoord te plegen. Dan wankelt Leenderts troon en wordt hem via

luidsprekers opgedragen naar één van de perrons te gaan, waarop hij schrijlings weggaat.

De groep arriveert op het plein, waar alles in de brand staat en waar enkele van hen buiten

hun lichaam treden (en weer terugkeren). Mevrouw Kwets,die nog geen biecht heeft kunnen af leggen wil zelfmoord plegen, maar de tandarts houdt haar tegen. Als ze bij het flatgebouw aankomen staat de kelner op hen te wachten. De kelner houdt zijn hoofd geheven wat hem totaal anders maakt. Hij vraagt hun om vergeving, omdat wat zij meegemaakt hebben een administratieve fout was. Hij geneest de ondertussen de waanzinnig geworden Aagje door handoplegging. Mevrouw Schokking knielt voor hem, al snel gevolgd door de anderen. De kelner legt uit dat het geheel ontsproten is uit een weddenschap tussen hem en God. God beweerde namelijk dat, wanneer ze genoeg geprovoceerd werden, mensen hem en het bestaan zouden vervloeken, terwijl de kelner het tegendeel beweerde. Daarom werden de levenden deze nacht op de proef gesteld. Ook zegt hij dat iedereen voortdurend beoordeeld werd, alleen zonder beloond of bestraft te worden. Na deze toespraak wil de kelner met de (immers dode) herdershond vertrekken, maar Wim Kwets verzet zich hiertegen. Haack vraagt of Wim en Wanda niet bij elkaar kunnen blijven, waarop de kelner ook Wim meeneemt.



Analyse en interpretatie

Titel: In het boek worden 12 mensen op de proef gesteld door God onder leiding van een

kelner.

Genre: fantastisch-symbolische roman

Thema: Ware schuld. De groep vraagt zich tevens af voor welke zonde de mens wel en niet

gestraft zal worden.

Motieven:

• De strijd tussen goed en kwaad (hemel versus hel). Aartsengel Michaël neemt het op tegen Lucifer en de vriendelijke kelner neemt het op tegen de kwaadaardige kelner Leenderts (Jezus versus Duivel).

• De zin van het bestaan. De groep van twaalf vraagt zich af waarom God bepaalde

dingen geschapen heeft.

• Vergevingsgezindheid. De groep relativeert en vergeeft (sommige) van de

opgebiechte zonden.

• Bloed (het rood) keert opvallend vaak terug in het boek. Het zit in het slijm, dat Wim Kwets ophoest, de bloeddorstige duivels, het moeras van bloed, de wijn die de kelner inschenkt en de bloedrode M op de armbanden. Het aanzicht van bloed versterkt de angst in de droomwereld, en het is ook het teken van zowel leven als dood en geeft daarmee het kleine verschil of eigenlijk de overeenkomst tussen leven en dood aan.



• Ook de kleur wit komt vaak terug: Aagjes haar, witte armbanden, witte kleding.

Symbolen

In het boek komen vele symbolen voor, vaak in een godsdienstig verband, bijvoorbeeld:

de kelner en de ober als respectievelijk Christus en de Duivel, een strijd tussen goed en

kwaad. De personen met hun karakters staan dan ook voor de 12 apostelen.

Opbouw/Structuur:

De roman bestaat uit 12 hoofdstukken.

De ‘heenweg’ in de hoofdstukken I & II, het verblijf in de wachtkamer in III, IV en V.

Het zesde hoofdtuk staat apart; daarin wordt Haacks avontuur verteld.

De hoofdstukken VII t/m IX gaan weer over de wachtkamer en de terugreis wordt

beschreven in de hoofdstukken X en XI. Hoofdstuk XII is een soort Epiloog.



De chronologische volgorde van vertellen wordt strikt aangehouden, want terwijl Haack

weg is, gebeuren er dingen in de wachtkamer die aan Haack verteld worden, zodra hij terug

is. Vooruitwijzingen zijn er niet.

Personages:

• Hendrik van der Woght is een emeritus-predikant. Hij valt op doordat hij nooit

over iets spreekt (hij draait op alles heen).

• Van Schaerbeek is een orthodox-protestantse tandarts. Opvallend is dat hij erg

bezorgd is over zijn vrouw die in het ziekenhuis ligt, terwijl hij haar bedriegt met een

minnares (Aagje), die hij op haar beurt weer bedriegt met Martha. Hij symboliseert waarschijnlijk Petrus, daar hij niet zonder aarzeling weigert God te vervloeken en op drie manieren iemand bedriegt: 1» Hij ‘bedriegt’ zijn vrouw door haar geen kinderen te geven

en haar te verbieden zangles te nemen; 2» Hij bedriegt zijn vrouw met Aagje, 3» Hij

bedriegt Aagje met Martha. Deze twee zaken verwijzen naar de drie loocheningen van de

Apostel Petrus. Ook dat hij wel degelijk van zijn vrouw houdt, wijst naar Petrus, die het

meest van Jezus hield.

• Aagje Slangenburg is een leeszaalassistente en minnares van Van Schaerbeek.

Aagje is niet nadrukkelijk aanwezig en kan als bijfiguur beschouwd worden.

• Martha Scheiberlich is kleuterleidster. Martha is een van de personen die sterker naar voren komen.

• Dhr. Kwets is een rooms-katholieke schoenmaker. Is erg kortaf en weigert op de voorgrond te treden en zijn mening te verkondigen. Verafschuwt de ‘ketters’ met wie hij zit opgescheept. Stelt Judas voor, hij is degene die de kelner overal de schuld van geeft, ook doodt hij de hond; Judas die Jezus verraadt.

• Mevrouw Kwets stelt zich volledig afhankelijk van haar man op. Ze doet en zegt niets als haar man dat niet wil, is bijna onderdanig.

• Wim Kwets is de zoon van de heer en mevrouw Kwets. Hij is t.b.c.-patiënt. Hij is erg

gehecht aan de herdershond Wanda en laat zijn ouders voor haar in de steek.

• Meyer is employé van de heer Kwets en evenals de heer Kwets katholiek. Hij ziet de heer

Kwets als een patroon en luistert alleen naar hem en niemand anders.

• Richard Haack van Rheden is een wat oudere, homoseksuele acteur die erg in de knoop zit met die homoseksuele gevoelens en de gevolgen daarvan.

• Henk Veenstra is oud-voetballer en journalist van beroep. Is de opstandigste van

allemaal en heeft altijd wel zijn zegje te doen.

• Tjalko Schokking is de vriend van Henk. Hij zit duidelijk op dezelfde lijn als Henk. Levert ook vaak kritiek op zijn moeder.

• Mevrouw Schokking is de moeder van Tjalko. Ze ontpopt zich als leidster van de groep. Misschien stelt zij Paulus voor, de eerste paus, de eerste plaatsvervanger van Jezus, aangezien zij de leidster is.

• De kelner is vriendelijk van aard en dient de twaalf, ondanks dat hij duidelijk degene met de meeste kennis is. De handoplegging, de wijn uit de waterkan en zijn neiging tot het bedienen van zijn ‘minderen’ maken duidelijk dat hij Jezus is. Ook zijn kruisiging tussen twee anderen in verwijzen naar Jezus.

Tijd: De verteltijd is 252 pagina’s. De vertelde tijd is ongeveer één nacht maar het normale tijdsbesef, zoals wij dat kennen ontbreekt geheel in de andere wereld. Tijdmeldingen worden dan ook niet gemaakt met uitzondering van blz.1, waar het 12 uur ‘s nachts is en de laatst bladzijde waar de ochtend aanbreekt. Het verhaal lijkt in de jaren veertig te spelen gezien de geboortedata die genoemd worden. De werkwoorden staan in de verleden tijd.

Perspectief:

Er is een auctoriale vertelsituatie, die nagenoeg achter de schermen blijft. De meeste

personages worden zowel van binnen als van buiten beschreven.

Ruimte:

De ruimte speelt een overheersende rol, omdat veel ruimtelijke symbolen zoals de lift,

het binnenste der aarde, de wachtkamer het spoorwegemplacement, lange gangen en zelfs de

kosmos het hele boek door aanwezig zijn en een wezenlijk onderdeel vormen van de handeling die de groep uitvoert. Het fantastische en surrealistische karakter contrasteert met de realistisch beschreven personages. De leden van de groep vormen alleen een eenheid op

grond van hun woonplaats. Dat betekent dat ze representatief zouden kunnen zijn voor een

doorsnede van de bevolking of zelfs de mensheid.

Taalgebruik en stijl:

Ondanks de zware thematiek die in dit boek behandeld wordt, speelt ironie een

kenmerkende rol. Ironie komt vooral tot uiting in de sfeer- en karakterbeschrijvingen,

zoals in het volgende voorbeeld: ‘Het was een dier getijdenrijke dagen geweest, vol

kosmisch initiatief, die schijnen voort te gaan naar kentering en vernieuwing en die het

tenslotte toch niet verder brengen dan de bestuursvergadering van een voetbalvereniging

waaraan men ontgroeid is’



Vestdijk schrift vaak in lange, samengestelde zinnen, waarin af en toe een minder

bekend woord voorkomt, maar zijn dialogen zijn desalniettemin zeer levendig.



Achtergrond Informatie:

Het boek werd goed ontvangen door de kritiek, hoewel men meer waarde hechtte aan de

ideële betekenis dan aan de stilistiek. Bovendien vond men de mengeling van nuchterheid

en surrealisme niet altijd even geslaagd.



Vestdijk kan niet echt bij een bepaalde stroming ingedeeld worden, daarvoor is zijn

oeuvre te omvangrijk.



Tekstbeleving:

Onderwerp : Ik vond het thema zeer interessant, ik werd gedwongen over het thema na te

denken. Als 12 personages hun zonden gaan opbiechten, ga je ook nadenken over jezelf.



Plot : Het verhaal is goed verteld, ik hou er wel van, als je niet meteen door hebt wat

er allemaal aan de hand is in het verhaal en de spanning in het verhaal blijft. Het

verhaal werd dus ook niet snel saai.

Bouw : De bouw is niet overdreven moeilijk gemaakt, de chronologie wordt gewoon

aangehouden en met de tijd zijn er ook weinig problemen; er is geen tijd in het grootste

deel van het verhaal.



Personages : Een groot pluspunt van het boek is de manier waarop Vestdijk de personages

heeft weggezet. Ze zijn zeer realistisch en ook heel erg verschillend. Ik denk dat een

flat met deze twaalf personen overal zou kunnen staan.



Stijl : Af en toe houdt het taalgebruik de snelheid van het lezen een beetje tegen. Ook

gebruikt Vestdijk af en toe woorden waar ik nog nooit van gehoord heb, maar dat kan

natuurlijk ook aan mijn woordenschat liggen.

De omgevingen zijn mooi en zeer precies beschreven, zodat het toch wel mogelijk werd om

me de vreemde plaatsen voor te stellen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen