Boekverslag : F. Springer - Bougainville
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3234 woorden.

Titel: Bougainville;een gedenkschrift

Auteur: F. Springer



Eerste druk Amsterdam 1981



F. Springer is het pseudoniem van V.C.J. Schneider. Hij werd geboren in 1932 in Djakarta; hij is diplomaat van beroep. Hij schrijft al vanaf 1962 (bericht uit Hollandia), maar hij kreeg pas na zijn verhalenbundel Zaken Overzee (1977) en zijn roman Bougainville (1981) grotere bekendheid.

Bougainville werd door de literaire kritiek over het algemeen positief ontvangen.

Omdat in dit boek perspectief, ruimte en tijd om de haverklap door elkaar lopen, heb ik voor alle duidelijkheid boven elk hoofdstukje tussen haakjes vermeld door wie het verteld wordt en waar en wanneer het zich afspeelt. In het boek zelf staat deze informatie niet.



Vertelsituatie:

Er zijn drie ikvertellers: Bo, Opa de Leeuw en Tommie Vaulant. De verhalen van De Leeuw komen uit de oude kasboeken, Bo neemt het grootste stuk vertellerstekst voor zijn rekening.

De drie ikvertellers geven elk een stukje informatie; zo vullen ze elkaar soms aan. Bo vertelt bijvoorbeeld dat hij en Tommie eens op opa's kamer gingen kijken om 'geheime dingen' te zoeken, en dat opa toespraken hield voor Tommie. Opa zegt later in het boek (blz 103):'De enige aan wie ik mijn waarschuwingen kwijt kan, is die onderkruiper Tommie die mij komt bespieden en denkt dat ik hem en zijn buurjongen niet in de gaten heb'.

Door het verhaal van opa wordt ook duidelijk, waarom hij een foto van een naakte danseres naast zijn bed heeft staan. Een ander voorbeeld is de mysterieuze 'vrouw van het zilveren jubileum' uit het verhaal van Tommie, en Bo's gesprek met Madeleen, waardoor duidelijk wordt wie die vrouw was, hoewel de lezer dit natuurlijk al een beetje aan zag komen.

De vertellers hebben af en toe commentaar op elkaars geschriften: Tommie weet niet of opa's belevenissen echt waar zijn en Bo ergert zich eraan dat Tommie opa imiteert (blz. 106). Bo geeft ook commentaar op Tommies verhaal over het zilveren jubileum. Overigens geeft Bo geen commentaar op de verhalen van opa; hij zegt alleen dat hij aanvankelijk van plan was De Leeuws aantekeningen op te sturen aan een kenner van verhalen uit het oude Indië (blz. 111).

De constructie van het boek - verschillende verhalen van vertellers die uit een pakketje met oude papieren komen rollen, wat op een of andere manier weer aan een andere verteller is toegespeeld - is niet nieuw in de literatuur. Het postpakket dat Bo krijgt, doet denken aan het pak van Sjaalman uit de Max Havelaar van de door Opa de Leeuw zo bewonderde Multatuli. Strikt genomen zit er in Bougainville een fout in de constructie die in de Max Havelaar omzeild werd: je leest al over de belevenissen van Opa de Leeuw als Bo het postpakket van Tommies vrouw nog niet heeft ontvangen. De verknipte chronologie en het tijdsperspectief maken deze constructie echter wel aannemelijk.



Samenvatting

(Bo, Dacca, 1973)

Tijdens het bezoek van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan Dacca, de hoofdstad van Bangladesh, was een van de ambtenaren die met de SG waren meegekomen om het leven gekomen. Deze ambtenaar, die Tommie Vaulant heette, was een oude vriend van de ikfiguur, Bo. De avond voor het ongeluk hadden ze elkaar na lange tijd weer gesproken. Tommie had toen een aantal plaatsen in de wereld opgenoemd die hij, vanwege hun exotische benamingen, per se wilde opzoeken als hij daar ooit de kans toe kreeg. 'Als ik wil wegvluchten uit de rotzooi van alle dag, noem ik die namen zachtjes op', had hij gezegd. 'Ik ben een eersteklas geoefende escapist.' Bij de favoriete namen op zijn lijstje stond ook het eiland Bougainville in de Stille Zuidzee en Cox' Bazaar aan de golf van Bengalen. Die laatste plaats was hem de volgende dag noodlottig geworden. Bij het zwemmen in zee was hij meegesleurd door de onderstroom en verdronken. Een Zwitserse arts, die met Tommie was meegegaan, had hulpeloos op het strand gestaan.

(Uit de herinneringen van Johan de Leeuw, Rotterdam, 1882; opgeschreven in Malang, Java, 1934 -1938)

Johan de Leeuw was als jochie van 14 eens samen met zijn vader op bezoek geweest bij Dr Zürcher, de Multatuli-vereerder. 'Dek' was ook een keer bij hen thuis geweest. Het ging slecht met de zaak van zijn vader. De Leeuw werd loopjongen bij de Gebr. Wilhelmus, groothandelaren in jute zakken.

(Bo, Dacca, 1973)

Bo praatte met Bettina, de Zwitserse Rode Kruisarts over Tommie Vaulant en zijn dood. Twee weken later vertrok Bettina naar Vietnam.

(Bo, Malang, 1936-1938)

Bo en Tommie Vaulant waren buurjongens in Malang, Indië. De familie Vaulant woonde in een erg groot huis. Er waren vier kinderen en een opa. De opa was een beetje weggestopt op de achtergalerij. Hij maakte vaak ruzie met de vader van Tommie. Hij zat altijd in zijn schommelstoel op de veranda te roken en te drinken. Tommie en Bo gingen een keer stiekem op zijn kamer kijken. Ze zagen o.a. een foto van een naakte vrouw in danshouding.

(Bo, Dacca, 1973)

Bo werkte als Tijdelijk Zaakgelastigde van Nederland in Bangladesh. Hij speelde ambassadeurtje in een hotel, want hij had nog geen kantoor kunnen vinden. Hij moest vooral de ontwikkelingshulp in goede banen leiden. Toen er een keer een grote baggerzuiger uit Nederland aankwam, moest hij veel werk verrichten om het ding ergens gestald te krijgen. (De Leeuw, Rotterdam, 1882-1886)

De Leeuw werd een vertrouwensman van de oudste heer Wilhelmus. Hij ging in zijn plaats allerlei dames af. In 1886 ging hij met zijn vader bij Multatuli in Nieder-Ingelheim op bezoek.

(Bo, Dacca, 1973)

In de kamer naast Bo woonde een Zweedse diplomaat, Ole. Ze zaten 's avonds vaak bij elkaar en dan voerden ze allerlei sombere gesprekken.

(Bo, Indië 1940 Den Haag 1948-1952) In 1940 verhuisde Bo naar Bandoeng. Pas in 1948 zag hij Tommie weer. Ze gingen allebei naar het gymnasium in Den Haag, maar ze zaten in verschillende klassen. Tommie vertelde dat zijn vader en zijn opa gestorven waren. Zijn moeder was hertrouwd. Ze hadden alleen twee kisten met spullen van opa uit Indië teruggekregen. Pas in 5 alpha kwamen Bo en Tommie weer bij elkaar in de klas te zitten. Tommie was erg populair op school. Hij ging veel om het knapste meisje uit de klas, Madeleen Dorhuis

(Bo, Dacca, 1973)

Elke avond stortte Ole zijn hart uit bij Bo. Bo had niet veel zin meer om zelf veel te vertellen. Op een avond ging hij op bezoek bij sjeik Mujibir Rahman, de Verlosser van het Bengaalse volk. De Sjeik had een droom gehad: met Nederlandse hulp waren er dijken en polders in Bangladesh gemaakt.

(Bo, Den Haag, 1952 - 1955)

Na het eindexamen was Bo een paar maanden journalist geweest. Daarna was hij rechten gaan studeren. Tommie was naar Amerika vertrokken. Op het eindexamenfeest had hij Madeleen laten zitten. Bo had haar naar huis gebracht.

(Bo, Dacca, 1973)

Eindelijk had Bo een kantoor in Dacca. Hij nam twee bedienden in dienst, Abdul en Ahmed. De vrouw van Tommie Vaulant stuurde hem vanuit New York een pakketje met papieren die Tommie aan Bo had nagelaten. Een week voordat hij verdronk, had hij opgeschreven dat, indien hem iets mocht overkomen, twee oude kasboeken en nog wat spullen van zijn opa naar Bo gestuurd moesten worden. De kasboeken stonden vol met herinneringen van Opa de Leeuw en met herinneringen van Tommie Vaulant. Het eerste dat Bo begon te lezen was het hoofdstuk met de titel 'Beschrijving van een zilveren jubileum' geschreven door Tommie.

(Tommie Vaulant, Amsterdam 1972 ?),'Beschrijving van een zilveren jubileum'

In een Amsterdamse hotelkamer had Tommie 24 uur gevreeën met een perfecte vrouw. Het was net als 25 jaar geleden geweest.

(Vervolg en commentaar van Bo) In de beschrijving van de Daad had Tommie niets nieuws te melden.

(De Leeuw, Rotterdam, 1887 - 1897)

Nadat de firma Wilhelmus failliet was gegaan, had De Leeuw nog bij een paar andere bedrijven gewerkt. Door het lezen van Marx en Multatuli kwam hij tot de overtuiging dat een burgerlijk leventje leiden niets voor hem was en daarom vertrok hij naar Indië. Tijdens de reis was hij een paar maal 'ter kooi gegaan' met een Friese vrouw. Later kwam hij er achter dat het Mata Hari geweest moest zijn. Toen hij dat vertelde aan zijn vrienden werd hij uitgelachen.

(Bo, Khulna, 1973)

Met een paar Nederlandse deskundigen was Bo in een gammel schip naar Khulna gereisd. Daar had een oude man hem voorspeld dat hij niet langer dan tien jaar zou leven.

(Tommie Vaulant, Wenen, 1972(?), 'Beschrijving van een conferentie in Wenen' )

Tijdens de conferentie mijmerde Tommie over Bo en over de vrouw van het zilveren jubileum. Bo was altijd zo'n beetje zijn luitenant geweest. Afstand nemen, relativeren, dat was volgens hem de enige manier om er nog iets van te maken. Bo zou de ideale reisgenoot naar Bougainville kunnen zijn. Tommie had geprobeerd de vrouw van het zilveren jubileum op te bellen, maar hij had haar niet meer gesproken en hij wist zeker dat hij haar nooit meer zou zien.

(De Leeuw, Indie, 1902 - 1930)

In Indië was De Leeuw getrouwd. Hij had allerlei baantjes en hij bemoeide zich actief met de plaatselijke politiek. Af en toe schreef hij revolutionaire artikelen in een paar kranten. Een van zijn dochters was met Vaulant getrouwd. In 1930 was zijn vrouw gestorven.

(Tommie Vaulant, Wenen, 1972(?), 'Beschrijving van een conferentie in Wenen')

Tommies moeder was hertrouwd met een generaal-majoor b.d. Ook zijn moeder zou Tommie nooit meer zien.

(Bo, Dacca en Scheveningen, 1973)

Ole had veel moeite om de kinderen op te sporen die door Zweedse ouders geadopteerd waren. Bo ging met kort verlof naar Nederland. In Scheveningen ontmoette hij een oud-klasgenote, die hem vertelde dat ze binnenkort een reünie ging organiseren. Bo had er niet veel zin in.

Terug in Dacca ging hij naar het afscheidsfeest van Ole, die overgeplaatst werd. De ontmoeting met de Franse ambassadeur deed hem denken aan de schrijver André Malraux, die Bo destijds de hand geschud had.

(De Leeuw, Indië 1918 - 1938 en Tommie Vaulant, New York, 1972)

De Leeuw werd door Vaulant uitgelachen om zijn socialistische sympathieën. Hij wilde wel weg gaan uit het 'kapitalistische bolwerk' Huize Vaulant, maar dat ging niet. Hij teerde weg op de achtergalerij. De artikelen die hij schreef werden vaak door de redactie van krant of tijdschrift teruggestuurd. Van de door hem bewonderde Henk Sneevliet kreeg hij geen antwoord meer op zijn brieven, en de pleegzoon van Multatuli herinnerde zich hem niet meer. De enige aan wie hij zijn waarschuwingen kwijt kon, was zijn kleinzoon, 'de onderkruiper' Tommie.

Tommie Vaulants handschrift: In 1942 werd Opa de Leeuw door zes Japanners opgehaald. In de gevangenis stierf hij. Tommie sloot de aantekeningen af in New York, 1972. Het was december en hij ging met zijn gezin Kerstmis vieren.

(Bo, Dacca, 1973 - Den Haag 1974)

Bo vond Tommies aantekeningen erg onecht. In november 1973 (oliecrisis) werd Bo telefonisch bedreigd. Hij kreeg een lijfwacht. Begin 1974 ging hij definitief weg uit Bangladesh. Hij kon nu toch naar de klassereünie in Scheveningen. Toen een oud-klasgenoot, die dominee was geworden, daar een zalvende toespraak over Tommie Vaulant wilde gaan houden, werd Bo erg kwaad. Bo vond dat voor alle klasgenoten (incl. hemzelf) het leven niet was geworden wat ze er van verwacht hadden.

Met Madeleen praatte hij nog wat na over de reünie, over zijn schrijverschap en over Tommie Vaulant. Madeleen vertelde hem dat zij de vrouw was met wie Tommie in het Amsterdamse hotel 24 uur gevreeën had. Ze had Tommie daarna nog geprobeerd te bereiken, maar dat was niet gelukt. Bo vertelde Madeleen niets over zichzelf. Hij begreep eigenlijk niet waarom hij tegenover haar zo weinig openhartig was, terwijl juist zij zou kunnen begrijpen hoe moeilijk het was om het eiland Bougainville op papier te krijgen.



Tijd:

Zoals in de samenvatting van de inhoud al is aangegeven verschillen tijd en ruimte per hoofdstuk. het boek is niet chronologisch verteld. De totale verteltijd is bijna 100 jaar. Boven de verhalen van Johan de Leeuw staat telkens Malang, Java, 1934 - 1938. De Leeuw vertelt van 1882 tot 1938. Later vertelt Tommie hoe het met hem afliep. Bo's verhaal loopt van 1936 tot 1974. Tommie eindigt zijn aantekeningen in 1972. Bo vertelt dat hij in 1948 samen met Tommie naar de tweede klas van het gymnasium ging. In juli 1952 (blz 44) hadden ze het eindexamen al gehaald. Zowel Bo als Tommie waren waarschijnlijk dus zulke briljante leerlingen dat ze allebei een klas over konden slaan, hoewel het natuurlijk ook mogelijk is dat de schrijver zich hier een jaartje vergist heeft. Ook de 'twenty five years ago' van Tommies zilveren jubileum moet je waarschijnlijk niet al te strikt nemen. Er zit nog een onduidelijkheid in het boek: op blz. 52 staat dat Tommie maar één regel had opengelaten tussen opa's laatste en zijn eerste woorden. het citaat dat daarop volgt is heel iets anders dan Tommies laatste aantekeningen die ook direct na de laatste woorden van opa komen (blz. 103). Bovendien blijft het onduidelijk wanneer en waar in het kasboek Tommie zijn andere aantekeningen (zoals 'Beschrijving van een zilveren jubileum') heeft gemaakt. Wat betreft het tijdstip: kennelijk voor 1972; wat betreft de plaats in het kasboek: kennelijk achter zijn afsluitende aantekeningen en dat is een beetje vreemd. Het hele boek is achteraf verteld (vision par derrière). Hiervoor zijn vele aanwijzingen, ik noem alleen de zin 'Malraux stierf in '76' (blz.97) en 'In die dagen dat Tommie verdronk' [...] 'had ik het erg druk' (blz.24).

Tommie heeft kennelijk een voorgevoel van zijn dood. Misschien was zijn dood een bewuste of onbewuste zelfmoord, want meerdere malen geeft hij vooruitwijzingen naar zijn dood. Een week voordat hij verdrinkt, vermaakt hij opa's spullen aan Bo. De zinnen op blz. 76 en 86 waar Tommie zegt dat hij zowel Madeleen als zijn moeder nooit meer terug zal zien, kun je ook beschouwen als vooruitwijzingen naar zijn dood.

In een boek waar zoveel herinneringen worden opgeschreven zijn de terugwijzingen uiteraard legio. Ook binnen een hoofdstuk komen flashbacks voor: bijvoorbeeld de herinnering van Bo aan de ontmoeting met de Franse schrijver André Malraux. Het boek is geschreven in de verleden tijd.



Ruimte:

Het boek speelt zich op vele plaatsen in de wereld af, o.a. Rotterdam, Den Haag, Nieder-Ingelheim, Malang, Dacca, Wenen en New York. Globaal onderscheid je Nederland (ca. 1890, 1950 en 1974), Indië (1900 - 1940) en Bangladesh (1971 - 1974). In de diplomatenkring lijkt de wereld een dorp, iets wat ook in de andere boeken van Springer telkens benadrukt wordt. Bo's belevenissen in Dacca lopen als een rode draad door het boek. Dacca is het vaste punt in het verhaal. Bo woont er eerst in een hotel, later in een kantoor.



Personages:

Bo is diplomaat. Hij is getrouwd en heeft twee kinderen. Hij is bescheiden en verlegen. Zelf noemt hij zich 'De onhandigste lul ter wereld' (blz. 27). Hoewel zijn werk hem voldoening schenkt, vraagt hij zich soms toch af waarom hij liever uit koffers leeft en onzekerheid en onrust zoekt (blz. 90).

Bo schrijft boeken. Tegenover anderen (Madeleen) doet hij het voorkomen alsof dit een gewone hobby is: 'De één spaart postzegels, de ander krabbelt in zijn vrije tijd in een schriftje' (blz. 125). Zo relativeert hij niet alleen zijn eigen, maar ook opa's en Tommies geschriften. Bo doet het schrijverschap af als een bagatel, maar hij is er meer mee bezig dan hij tegenover anderen bekennen wil. Het lijkt alsof hij gedreven wordt, alsof hij moet schrijven, terwijl hij dat eigenlijk toch niet zo leuk vindt. Het schrijverschap is voor hem de manier om afstand te nemen, te relativeren, en dat is volgens hem de enige manier om er iets van te maken (blz. 74).

Tommie zegt van Bo: 'Misschien zou je hem 't beste "de secretaris" kunnen noemen. Zo'n nuttige figuur, die aan alles denkt, die alles nauwkeurig registreert. Zo moet je ook zijn verhalen lezen: alsof hij er niets mee te maken heeft, maar ondertussen'. (Blz. 74).

Tommie Vaulant is ook een diplomaat. Hij werkt voor de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. Hij is het type van de populaire jongen, die altijd voorop loopt. Hij vreest dat hij model heeft gestaan voor de vele patserige figuren die in Bo's verhalen voorkomen, maar Bo heeft dat altijd ontkend. Evenals Bo vraagt Tommie zich af waar het allemaal voor nodig is, waarom ze destijds niet samen gebleven zijn in die tuin in Malang. Daarom zou Bo ook de ideale reisgenoot voor Tommie naar bijvoorbeeld Bougainville kunnen zijn. Als Tommie wil vluchten uit de rotzooi van alle dag, dan spoelt hij aan op dat eiland, hij is een 'eersteklas geoefend escapist'.

Johan de Leeuw is ook een beetje een patserig type. Hij is zeer trots op zijn ontmoetingen met Dr. Zürcher, Multatuli, Mata Hari en Henk Sneevliet. Hij wilde ideeën van Marx en Multatuli uitdragen. Je kunt een parallel trekken tussen hem en Multatuli: beiden worden beschreven als zieke, oude mannen, die een leven vol idealen achter zich hebben. (Ook de schrijver André Malraux wordt zo beschreven.) De Leeuws aantekeningen komen uiteindelijk in een soort pak van Sjaalman terecht (zie vertelsituatie), en ook De Leeuw hekelt de kapitalistische uitzuigers van de inlanders: 'Leo, je bent een smerige uitzuiger. Die inlanders zullen je nog eens aan de hoogste klapperboom opknopen!', zegt hij tegen zijn schoonzoon.



Thematiek:

Het gaat in dit boek om de illusie van de droom, of het ideaalbeeld dat nooit werkelijkheid zal worden. Alle drie de ikvertellers zijn dromers, die af en toe in een schriftje krabbelen. De droom is voor hen een troost.

Opa De Leeuw zat vol met idealen, maar uiteindelijk teert hij weg op de achtergalerij. Zijn vlucht uit Nederland was een vorm van escapisme, maar hij kon zijn idealen en die van Marx en Multatuli ook in Indië niet verwezenlijken. Op het eind van zijn leven is hij in vele dingen teleurgesteld. Hij is gedwongen zijn laatste levensjaren te slijten in het 'Kapitalistische bolwerk' Vaulant. Bo en Tommie hadden allebei meer van het leven verwacht. De laatste keer dat Tommie met Bo spreekt heeft hij het over de Betere Wereld, die zij niet meer zullen beleven. Bo vraagt zich af waarom hij altijd uit koffers leeft en waarom het leven nooit was, wat je je ervan voorstelde.

Bo vlucht weg uit de alledaagsheid door te schrijven; hij probeert het droombeeld Bougainville op papier te krijgen. Tommie Vaulant is de 'eersteklas geoefende escapist'. Uiteindelijk spoelt hij dan toch aan op een van de ideale stranden van zijn lijstje, maar waarschijnlijk wel op een andere manier dan hij bedoeld had. Hierdoor wordt duidelijk gemaakt dat droom en werkelijkheid niet te verenigen zijn. Na het geslaagde zilveren jubileum beseft Tommie opeens dat hij Madeleen nooit meer terug zal zien. De vraag blijft open of hij hier op zijn mogelijke zelfmoord doelde, of dat hij besefte dat het geluk zich niet zal herhalen.

De titel Bougainville staat voor het onbereikbare van de droom. De ondertitel Een gedenkschrift slaat op de gedenkschriften of memoires van Opa de Leeuw, en op het feit dat Bo dit boek heeft geschreven ter nagedachtenis aan zijn beste vriend. Op blz. 98 vertelt Bo iets dergelijks over Du Perron en André Malraux: 'Het eiland Balékambang dat Du Perron hem schonk toen Malraux La Condition Humaine aan hem opdroeg. Eddie du Perron - hij was mijn beste vriend.' Door het schrijven van dit boek wil Bo Bougainville alsnog aan zijn beste vriend schenken.



Stijl:

Het boek is in een heldere stijl geschreven. De zinnen zijn niet erg lang, er wordt weinig beeldspraak gebruikt en het woordgebruik is niet zo moeilijk. Sommige tafereeltjes die betrekking hebben op de ontwikkelingshulp zijn meesterlijk beschreven. Springers stijl zou je ironisch-realistisch kunnen noemen.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen