Boekverslag : Arthur Van Schendel - Het Fregatschip Johanna Maria
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2317 woorden.

Arthur van Schendel - Het fregatschip Johanna

Beoordeling door Ornée & Vermeer Tekstbureau



Schrijver en oeuvre



De auteur van 'Het fregatschip Johanna Maria' is Arthur van Schendel, hij leefde van

1874 tot 1946. Zijn romans werden in vele landen vertaald en gelden ook daar als literaire

hoogtepunten. Omstreeks 1930 verschenen achtereenvolgens een aantal romans, waarin hij

figuren tot leven wekt die naar geest en ziel de Hollander verbeelden en waarin het

Hollandse landschap een belangrijke rol speelt. Als eerste van de Hollandse romans, waartoe

ook de 'Waterman' en 'Een Hollands drama' behoren, verscheen 'Het fregatschip Johanna Maria', een van de onbetwiste klassiekers in onze literatuur.

Arthur van Schendel is ongetwijfeld één van Nederlands meest bewonderde auteurs van de

eerste helft van deze eeuw.



De titel en ondertitel



De titel slaat natuurlijk op het schip waar Brouwer vrijwel geheel zijn leven op werkt, wat een soort obsessie voor hem is geworden. Het boek heeft geen ondertitel.



Opdracht

Het boek is opgedragen aan de zoon van Arthur van Schendel: Arthur.



Literaire stroming

Het boek hoort thuis in de neo-romantiek. Het (onvervulde) verlangen en het noodlot spelen in deze stroming een belangrijke rol.



Personages

De hoofdpersoon is natuurlijk Jacob Brouwer. Brouwer begint als zeilmaker op de Johanna

Maria. Later wordt hij ook stuurman en op het eind wordt hij zelfs eigenaar. Ondertussen

speelt hij ook nog wel eens de rol van bootsman en kapitein, wanneer deze niet geschikt

blijken te zijn. Op een gegeven moment krijgt hij het idee eigenaar van het schip te

worden. Alleen door lang te sparen en te smokkelen lukt hem dit uiteindelijk, maar hij zal

er niet veel plezier van hebben.

Jacob Brouwer heeft geen echte vrienden en familie, het schip is alles voor hem. Vroeger werd zijn moeder mishandeld door zijn vader. Op een gegeven moment loopt hij weg

en vaart mee op een schip, waarmee zijn loopbaan als zeeman begint. Zijn karakter

verandert tijdens het verhaal niet, maar er worden meerdere eigenschappen van dat karakter

uitgewerkt; hij is stil, heel handig, koppig en een doorzetter.



Veel andere belangrijke personages zijn er niet. De eerste kapitein Jan Wilkens komt

later vrij vaak terug in het verhaal. Deze man had een vrouw en kinderen thuis in

Amsterdam. Tijdens zijn reizen stierven er steeds meer van zijn kinderen. Daardoor

kwijnden hij en zijn vrouw helemaal weg. Op een gegeven moment wordt zijn vrouw weggevoerd naar een gesticht. Op de reis hierna pleegt Wilkens zelfmoord door van de boot te springen. Later zou Brouwer vaak aan hem terugdenken als hij op de plaats van deze man

staat.

Hierna komen er veel andere kapiteins, over wie allemaal wel een korte beschrijving te

geven is, maar dit is geheel nutteloos, aangezien zij niet belangrijk zijn voor het

verhaal. Wat hen samen belangrijk maakt is, dat ieder van hen geen gevoel had voor

het schip. Hierdoor wordt het schip steeds havelozer.

Ook kende het schip veel verschillende eigenaars. Sommigen met gevoel voor het schip,

anderen laten het helemaal aan zijn lot over.

Tot slot zijn er nog een aantal andere zeelieden met wie Jacob Brouwer goed kon omgaan:

John en Every, een neger en een Fransman. Deze mannen waren groot en sterk, maar niet

al te slim. Zij worden verder niet gedetailleerd beschreven, maar het is duidelijk dat zij

vrienden werden van Brouwer.

Meeuw, een man die 17 jaar met Brouwer op de Johanna Maria had gevaren, komt later

terug en wordt vriend van Brouwer. Samen besturen zij het schip op hun laatste tocht.



Thema

Het thema van het verhaal is de obsessie, zoals ik het maar zal noemen, van een man om

op een schip te dienen met als bedoeling het eens te kunnen bezitten. Het hele levensverhaal van Jacob Brouwer wordt belicht, terwijl deze man steeds probeert op het fregatschip te zijn. Tenslotte zullen zijn dromen werkelijkheid worden, maar hij zal aan de vervulling ervan te gronde gaan. Dit thema is vrij goed verwerkt, aangezien duidelijk is dat Brouwer constant bij zijn schip wil zijn. Dit thema zou wel eens in meerdere van zijn boeken kunnen zijn verwerkt, want hij heeft meer boeken geschreven over het leven op zee en over mensen die zwerven zoals Brouwer, die zijn hele leven over de wereld zwerft.



Tijd

Het verhaal speelt zich grofweg af van 1865 tot 1920. In deze tijd kwam de stoomboot

ook al zo nu en dan voor. Toch blijft de zeilboot belangrijk. De tijd weet ik omdat in

het begin van het boek staat wanneer het fregatschip te water werd gelaten, namelijk

"op een dag in februari 1865". Aangezien Brouwer al aardig oud was toen hij viel, zeker in de zestig, zal het zo rond 1920 eindigen. Er vinden enkele flash-backs plaats, voornamelijk als hij aan zijn ouders terugdenkt. Wel vinden er tijdsprongen plaats, durend van enkele maanden tot verschillende jaren. Die sprongen duren soms dus aardig lang. Het verhaal is verder chronologisch verteld.



Plaats

Hier is geen plaats aan te wijzen. Het schip werd te water gelaten in Amsterdam. Vanaf

hier voer het naar Nederlands-Indië. Later, als het door Russen wordt gekocht, zeilt

het schip vooral rond de Oostzee rond. Ook zal het Duitse, Noorse en Engelse havens

aandoen. Later zal het schip ook in het Caraïbisch gebied rondzeilen, en daar dus havens

aandoen. Natuurlijk is de belangrijkste plaats het scheepsdek, waar Brouwer hele dagen en

nachten verblijft, om te sturen en zeilen en touwen en dergelijke te maken.



Subjectieve ruimtes zijn er in dit verhaal niet, dit komt omdat het verhaal zo snel

verteld wordt dat er eigenlijk geen tijd is om ruimtes goed te beschrijven.



Genre

Op het eerste gezicht zou ik zeggen dat Het Fregatschip Johanna Maria een novelle is,

aangezien er geen karakterontwikkeling plaatsvindt. Wel zijn er veel personen, maar deze

zijn allemaal flat-characters. Ook zou je kunnen zeggen dat het verhaal begint op een

kritiek punt in het leven van Jacob Brouwer, namelijk als het schip te water wordt

gelaten. Het boek heeft 144 bladzijden, wat tussen een roman en een novelle in hangt.

Aan de andere kant zou je kunnen zeggen dat het boek een roman is, namelijk omdat er

duidelijk op de kaft staat: Roman. Ook beslaat het verhaal geen klein gedeelte van het

leven van de hoofdpersoon, maar zijn gehele leven. Al met al vind ik het niet duidelijk wat voor een boek dit is.

Taalgebruik

Het taalgebruik in dit boek is duidelijk oud Nederlands. Op zich is dit niet zo

moeilijk te lezen, maar daarnaast werden er erg veel termen uit de scheepvaart gebruikt, met name de zeilscheepvaart. Ik noem er enkele: ra, marszeil, spier, wantslag, bras, enz.

Toen ik bij de laatste bladzij was aangekomen, bleek er een woordenlijst te zijn met een

kleine uitleg over de verschillende termen. Deze termen daargelaten was het boek goed te

lezen.



Fabel

Jacob Brouwer is geboren in Amsterdam in een kelder, die de enige kamer was, en die

bewoonden zij met z'n allen. Zijn vader kwam vaak dronken thuis en sloeg hen dan. Om zijn

vader te ontvluchten, ging Jacob naar de haven. In die tijd besloot hij al dat hij later

zou gaan varen. Daar, in de haven, werkte hij bij een zeilmakerij. En al toen bleek dat

hij heel handig was. Maar toen werd de Johanna Maria te water gelaten. Jacob had alleen

nog maar op kleinere schepen gevaren. Maar dit was pas een schip! Jacob monsterde als

zeilmaker aan, maar hij deed ook het werk van timmerman. Jongens uit de buurt Oostenburg

(waar Jacob ook geboren was) monsterden ook aan op de Johanna Maria. Onder hen waren

Hendrik Meeuw en Jan de Ruiter. De stuurman was Evers en de kapitein was Wilkens. Zij allen vijf zouden de komende zeventien jaar op de Johanna Maria varen tussen Amsterdam en Java.

De kapitein had de komende jaren nogal wat tegenslagen. Zijn hart lag niet bij de

scheepvaart, maar bij zijn zieke vrouw en kinderen, welke hij in de loop der tijd verloor.

Om zo snel mogelijk weer thuis te zijn gaf de kapitein aan de stuurman opdracht om zo snel

mogelijk te varen. De bemanning en het schip werden afgebeuld. Brouwer vond het

erg dat het schip, waar hij een zo'n grote liefde voor koesterde, zo moest lijden terwijl

hij machteloos moest toezien.

Het schip maakte weliswaar snellere reizen, maar Brouwer wist dat het meer kon. 's Nachts, zodat de kapitein het niet merkte, ging hij af en toe achter het rad staan en dan liep de logger in plaats van tien of elf knopen dikwijls veertien en soms zelfs vijftien knopen.

Bij thuiskomst had de kapitein weer een kind verloren.

Toen ze weer vertrokken, waren er twee nieuwe mannen aan boord gekomen. Één van die

twee heette Nes, hij werd derde stuurman. En Polwijk moest de bootsman vervangen, omdat hij ziek was. Polwijk kreeg het al snel aan de stok met Nes. Nes liet, als wraak voor een

geleverde streek door Polwijk, verkeerd sturen, waardoor er schade aan het schip werd

toegebracht, waarvan Polwijk de schuld kreeg, zodat de kapitein hem meteen verving.

Na deze reis ging stuurman Evers met de reders praten en Nes werd niet meer aangenomen.

Zo voer het fregatschip de Johanna Maria zeventien jaar lang onder Nederlandse vlag,

met de hele tijd praktisch dezelfde bemanning, onder wie natuurlijk Jacob Brouwer.

Omdat kapitein Wilkens zich steeds vaker bedronk, kreeg Brouwer steeds vaker de kans om

achter het rad te staan en het schip te geven waar het recht op had. Iedere keer als het

schip thuiskwam in Amsterdam, was er een kind van Wilkens overleden. Toen het laatste kind

was overleden, werd Wilkens' vrouw naar het gesticht gebracht. De volgende reis werd de

laatste van Wilkens. Voor hij overboord sprong, maakte hij het goed met Brouwer, met wie hij niet zo'n goede verstandhouding had.

Na zeventien jaar vaart het fregatschip in de mist tegen een ander schip aan in het Kanaal. De reders besluiten het schip te verkopen.

Het was nog nooit bij Brouwer opgekomen, dat hij het schip op deze manier ook wel eens in

zijn bezit zou kunnen krijgen. Brouwer kan nog net een plaats krijgen op de Ingrid, zoals

het schip nu heet onder Noorse vlag. De nieuwe thuishaven is Drammen. Vanaf dat moment

spaart Brouwer al zijn geld op en verdient flink bij met de zwarte handel. Als het schip

aan een Russische firma wordt verkocht gaat Brouwer weer met zijn schip mee. Nu krijgt het schip de naam Feodora met als thuishaven Libau.

Maar door een ruzie met de kapitein, die een kameraad van Brouwer ten onrechte had

geslagen, moet Brouwer de gevangenis in. Hierdoor raakt hij de Johanna Maria uit het oog.

Brouwer probeert het fregatschip te volgen op andere schepen als hij zijn straf heeft uitgezeten. Hij hoort maar niks over het schip, totdat hij Jan de Ruiter ontmoet, die hij

nog kende van de zeventien jaar op de Johanna Maria onder Nederlandse vlag. Jan vertelt

hem dat het schip in Zuid-Amerika vaart, hij had het schip daar verschillende keren

gezien.

Het schip wisselt in de tijd dat Brouwer er niet is verschillende keren van eigenaar,

onder andere de Chileense regering, die het als opleidingsvaartuig gebruiken. Dan wordt

het door een Peruaanse kanonneerboot beschoten, waarna het aan drie avonturiers wordt

verkocht. Die noemen het de Lilian Bird. De Lilian Bird staat op het punt uit te varen als

Brouwer, vanaf het schip waarop hij vaart, de Johanna Maria herkent. De beide schepen

moeten in de haven blijven vanwege de dreigende storm.

Brouwer monstert meteen aan op het fregatschip. Dat kon nog, omdat de bemanning nog te

klein was. Op het schip blijkt Hendrik Prins te zijn, een zoon van zijn vriend Prins, die

vroeger scheepsjongen was op de Johanna Maria.

Het schip voer over de Stille Zuidzee en had kleine vrachten en de rest van de laadruimte was beladen met goederen voor de zwarte handel.

Op een gegeven moment raakt Brouwer het schip weer kwijt, als hij en Every en een

lichtmatroos worden neergestoken. Zij worden in Honolulu verpleegd. Na een tijdje zoeken

vinden zij het schip weer.

Na weer een aantal reizen komt er een nieuwe kapitein. Maar die moet een boete betalen,

nadat hij betrapt was op zwarte handel, waarna hij niet genoeg geld meer heeft om een

lading te kopen. Brouwer, die inmiddels stuurman is, biedt aan om de helft te betalen in

ruil voor de helft van de opbrengst van de lading.

Ze moeten onderweg omvaren om het één en ander af te leveren op een eiland waar inboorlingen naar parels duiken. De kapitein geeft Brouwer opdracht de goederen aan wal

te roeien. Als hij bij het eiland aankomt vaart het schip weg.

Op het eiland belooft hij de inboorlingen, dat ze vrij zouden komen als ze hem wat van

de parels zouden geven en hem lieten onderhandelen. De inboorlingen, die geen flauw benul

van de waarde van de parels hebben, stemmen toe. Het enige probleem is dat er zelden een

schip langs dit afgelegen eiland vaart. Maar Brouwer vertrouwt erop dat Meeuw alles wat

binnen zijn bereik lag, zou doen. En hij heeft gelijk. Meeuw heeft ervoor gezorgd dat de

kapitein van zijn nieuwe schip omvaart. Brouwer zorgt voor de inboorlingen en hij verdient

zoveel aan de parels dat hij genoeg geld heeft om de Johanna Maria te kopen. Brouwer en

Meeuw vinden de Lilian Bird weer terug, maar met een nieuwe kapitein. De oude kapitein was hem gesmeerd met het geld van Brouwer. Maar er is een nieuw probleem. De nieuwe kapitein is Nes. Alleen heeft hij zijn naam verandert in Nash. Brouwer koopt het veertig jaar oude schip, maar Nash zou het schip nog naar zijn volgende bestemming brengen. Daar zal Brouwer verder zoeken naar een nieuwe kapitein, want zelf kan hij geen kaart lezen. Perrin wordt de nieuwe kapitein, hij is wel geen goede kapitein, maar hij kan kaartlezen. Perrin vraagt Nash herhaaldelijk om raad, wat Brouwer hem steeds verbiedt. Perrin brengt het schip en met name het roer grote schade toe door naar Nash te luisteren, waarna Brouwer in zijn

woede Nash overboord gooit. Ze kunnen het roer nog net redden en zo halen ze de

volgende bestemming op het nippertje.

Na een opknapbeurt en met een nieuwe kapitein, een van de vroegere kapiteins, Evans,

vaart de Johanna Maria onder Nederlandse vlag naar huis. Daar aan de dijksgracht ligt het

schip gemeerd, nabij de plaats waar het te water was gelaten. Aan boord bevinden zich nu

twee grijze mannen en een neger. In de herfst gaat Meeuw op de wal wonen. Op een dag in

het voorjaar klimt Brouwer in het want om iets te herstellen. Hij valt en wordt daarna

verzorgd door Every. Maar Brouwer eet niet meer en wordt naar het ziekenhuis gebracht.

Daar sterft hij.
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen