Boekverslag : H. Adema - Mariken Van Nieumeghen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1689 woorden.


Zakelijke gegevens


Schrijver: de schrijver van Mariken van Nieumeghen is onbekend. Waarschijnlijk is het mirakelspel geschreven door een Antwerpse rederijker. Het is vertaald door Hessel Adema.

Titel: Mariken van Nieumeghen

Uitgever: uitgeverij Taal & Teken, Leeuwarden.

Druk: zesde druk, 1996

Eerste reactie


Dit boek heb ik gekozen omdat ik op zoek was naar een boek dat voor 1940 geschreven was. Met CKV2 hadden we net de film gezien van Mariken van Nieumeghen en ik was daarom wel benieuwd naar het boek.

Ik vond het een erg mooi boek. Het was ook leuk dat op de ene bladzijde het oude Nederlands was en op de andere bladzijde het Nederlands van nu. Je kon dan bijvoorbeeld een zin in het oud Nederlands lezen en vervolgens controleren of je snapte wat er stond.

Ik ging ook best wel meeleven met Mariken. Vooral het moment dat ze aan haar tante vraagt of ze een nachtje mag blijven logeren en dat haar tante zegt dat het niet mag, Mariken wordt dan ook helemaal uitgescholden.

Het verhaal was ook spannend, omdat Mariken met de duivel meegaat.

Samenvatting


Op een dag stuurt ene Gijsbrecht zijn nichtje Mariken naar Nijmegen om boodschappen te doen. Mariken woont bij haar oom omdat haar ouders zijn gestorven toen zij nog een klein kindje was. Sinds die tijd woont ze al bij haar oom.

Gijsbrecht zegt tegen haar dat ze dan maar beter bij haar tante, zijn zus, kan blijven logeren, anders moet ze door het donker reizen en dat is niets voor jonge vrouwen vindt hij.



Mariken reist naar Nijmegen, doet de boodschappen en klopt dan bij haar tante aan. De ontvangst is echter allesbehalve hartelijk, ze wordt uitgescholden en beschuldigd van allerlei vieze praktijken door haar tante. Mariken begrijpt hier niets van, ze is zich van geen kwaad bewust. Volkomen gedesillusioneerd en diep gekwetst loopt ze verder, zonder slaapplaats.

Ze gaat in een bosje zitten en is zó verdrietig dat ze zucht dat ze graag bijgestaan zou willen worden door wat dan ook, God of de duivel. Moenen, een soort onderduivel, hoort dit en verleidt Mariken.



De daarop volgende 7 jaren woont ze bij hem. Hij zal haar de zeven vrije kunsten leren, namelijk: retorica, musica, logica, grammatica, geometrie, aritmetica en alchemie. Ze moet hier wel haar naam voor veranderen want ‘Mariken’ kwam van de naam ‘Maria’, en dat was Moenen een doorn in het oog. Tegen haar zin verandert Mariken haar naam in Emmeken en behoudt zo toch de letter m van Maria.



Ze verhuizen naar ’s-Hertogenbosch en zitten daar eigenlijk dag in dag uit in de kroeg. Daar lokken ze ruzies en misdrijven uit, zodat er elke dag weer moorden worden gepleegd. Moenen vindt het prachtig maar Emmeken ziet wel in dat dit niet zo best is.



Ze krijgt heimwee naar haar familie in Nijmegen en vraagt Moenen of ze erheen mag, en of hij met haar mee wil. Moenen stemt er mee in omdat hij op die manier misschien de kans krijgt om oom Gijsbrecht eens aan te pakken. Hij mompelt bij zichzelf dat hij Mariken allang de nek had doorgebroken, als die Gijsbrecht niet steeds aan het bidden was naar Maria. Dat hiel hem tegen, daardoor was hij enigszins machteloos.



Ze gaan op weg naar Nijmegen en komen daar aan op het moment dat er net een wagenspel aan de gang is. Emmeken is erg enthousiast en wil het zien, maar Moenen vindt dat maar niets. Hij wil niet dat Emmeken er naar kijkt omdat ze dan haar zonden wel eens zou kunnen inzien, en berouw zou kunnen krijgen zodat hij haar zou verliezen. Hij wil doorlopen maar Emmeken verzet zich zo hevig dat hij haar uiteindelijk toch maar even laat kijken.

Ze gaat volkomen op in het spel en wat Moenen ten zeerste vreesde gebeurt dan ook: Emmeken krijgt berouw en wil niets meer met Moenen te maken hebben. Hier wordt Moenen zo kwaad om dat hij besluit haar dan meteen te vermoorden. Hij tilt haar hoog boven de wolken zodat iedereen op het plein het kan zien. Ook Gijsbrecht staat op dat plein en hij ziet dat er iemand omhoog wordt getakeld, maar hij ziet niet wie dit is.

Dan laat Moenen Emmeken vallen en ze komt neer op het plein. Gijsbrecht loopt erheen samen met een onbekende burger en ziet dan tot zijn schrik dat het Mariken is, hij denkt eerst dat ze dood is. Maar dan blijkt dat ze nog leeft en ze vertelt Gijsbrecht het hele verhaal van de afgelopen 7 jaren. Gijsbrecht wordt woedend op Moenen en Moenen op Gijsbrecht. Dan leest Gijsbrecht een bezweringsformule op van een blaadje, en daar kan Moenen niet tegen dus hij druipt tijdelijk af.



Omdat Mariken zo’n ontzettende spijt heeft van haar verleden denkt Gijsbrecht dat er dan wel een manier voor haar moet zijn om toch nog de heerlijkheid van God te kunnen verwerven.



Gijsbrecht en Emmeken reizen samen naar Keulen, om bij de bisschop te biechten. Moenen volgt hen op grote afstand omdat Gijsbrecht een heilig sacrament bij zich heeft, hiervan gaan bij Moenen de nekharen overeind staan dus hij blijft er een beetje uit de buurt.

Onderweg laat hij bomen uit de lucht vallen om ze hun nek te laten breken maar gelukkig houdt Maria dat tegen.

Helaas is de bisschop niet bij machte om absolutie te schenken, dus er zit niets anders op dan maar weer verder te reizen.

Ze gaan door naar de paus in Rome, en nadat ze het hele verhaal vertelt heeft komt de paus met een geschikte boetedoening. Emmeken krijgt drie ijzeren ringen die om haar hals en armen gespannen moeten worden. Als deze ringen afgesleten zullen zijn, pas dan is ze vergeven.



Emmeken wordt non in het klooster voor bekeerde zondaressen in Maastricht en leeft zeer vroom. Op een nacht komt er een engel die de ringen los maakt en vanaf dat moment is ze dus vergeven.

Personages


Mariken/ Emmeken


Mariken is een normaal meisje uit die tijd, erg godsdienstig. Ze is aardig en beleefd.

Uit het volgende voorbeeld blijkt dat Mariken erg beleefd is (en erg godsdienstig):

‘Tante, moge Christus uw leed verzachten en al uw dierbaren voor verdriet behoeden!’

Vanaf dat Mariken met Moenen gaat leven verandert ze. Moenen belooft haar van alles: geld, een goed leven, kennis van alle zeven kunsten. Ze moet hem daarvoor wel haar liefde schenken en haar naam veranderen.

Later in het verhaal komt ze tot inkeer en ze heeft zó ontzettend veel spijt dat ze er alles voor over heeft om door God vergeven te worden.

In regel 1050 zegt Emmeken: ‘Oh Vader, help me als u kunt. Leg me boetedoening op voor we hier weggaan. Het kan me niet schelen hoe zwaar die is.’

Moenen


Moenen is de duivel. Hij heeft maar één oog, dat is omdat geesten niet meer in staat zijn om als volmaakt mens terug op aarde te keren, er ontbreekt altijd iets aan zo’n iemand.

Hij probeert zieltjes te winnen op aarde, en Mariken is één van zijn slachtoffers. Hij verleidt haar op een sluwe manier en gebruikt haar daarna om andere slachtoffers te maken.

Hij heeft erg veel kwaad in de zin maar hij behandelt Mariken keurig omdat hij niet wil dat ze hem doorheeft. Hij noemt haar in bijna elke zin ‘liefje’ of ‘schatje’ en zegt vaak dat hij haar niets wil weigeren en alles voor haar wil doen. Maar dat hij daar niks van meent blijkt aan het einde van het verhaal wel, als hij haar van een enorme hoogte op het marktplein laat vallen.

Vanaf dat moment toont hij zijn ware aard, hij probeert bomen op Mariken te gooien om haar nek te breken.

Het volgende fragment laat zien hoe aardig Moenen tegen Mariken doet.

Mariken: ‘Dan moet u wel een geleerd man zijn. Wie bent u toch?’

De duivel: ‘Wat kan jou dat schelen? Je kunt beter niet vragen wie ik ben. Ik ben niet de beste van de familie, maar voor jou zal ik altijd goed zijn.’

Mariken: ‘Hoe heet u?’

De duivel: ‘Moenen met het ene oog. Ik ben goed bekend bij de jongens van de gestampte pot.’

Mariken: ‘U bent de duivel!’

De duivel: ‘Wie ik ook ben, ik zal altijd goed voor je zijn.’

Oom Gijsbrecht


Een eerlijk, oprecht en vroom man. Hij heeft Mariken bij zich in huis genomen toen haar ouders stierven, dat is ook een teken van ontferming. Als hij Mariken op pad stuurt om boodschappen voor hen te doen, is hij erg bezorgd over haar terugkomst, omdat ze alleen moet reizen.

De oom: ‘Luister kind, als je zoveel tijd nodig hebt dat je waarschijnlijk niet meer met daglicht thuis kunt komen, blijf daar dan gerust een nacht. Dan hoef ik me niet ongerust te maken.

Ik heb liever dat je dat doet dan dat je alleen in het donker langs het struikgewas loopt. Want er lopen nogal wat boeven langs de weg en jij bent een knappe, vrolijke meid. Je zou best eens lastig gevallen kunnen worden.’

Hij is pastoor en bid dagelijks voor Mariken in de tijd dat zij met Moenen leeft. Hij gaat ook op onderzoek uit als Mariken na haar reis naar Nijmegen niet meer terugkeert. Hij is oprecht bezorgd om Mariken.

Ik vind Gijsbrecht een aardige man. Hij heeft veel voor Mariken over, hij reist zelfs met haar naar Keulen en Rome om maar vergiffenis voor haar te krijgen.

Ruimte


De ruimte waar het verhaal zich afspeelt, is in de eerste plaats natuurlijk Nijmegen. Ook is Antwerpen, de stad waar Moenen en Emmeken dood en verderf zaaien belangrijk. Verder zijn er nog Venlo, waar Mariken met haar oom Gijsbrecht woonde, en Maastricht, waar het klooster der zondaressen staat, waar Mariken haar boetedoening doet.

De ruimte is wel belangrijk voor het verhaal, want in elke stad gebeurt weer iets anders.

Tijd


Het verhaal speelt zich af aan het einde van de Middeleeuwen, rond 1500, de tijd van de overgang van Middeleeuwen naar Renaissance, van heksenprocessen, van een veranderende geloofsbeleving, van een zich ontwikkelend nieuw mensbeeld, van de rederijkers (dichters) en van de angst voor en tegelijkertijd het verlangen naar het onbekende.

Het verhaal gaat over een periode van ongeveer 33 jaar. Het verhaal is chronologisch verteld, maar slaat wel af en toe stukken over. Zo wordt er bijvoorbeeld nauwelijks verteld wat er precies allemaal gebeurd in de 7 jaar dat Mariken met de duivel samen is. Die versnellingen hebben als functie dat het verhaal niet saai wordt om te lezen.
Voorbeelden van versnellingen:

  1. Hierna namen Emmeken en haar oom afscheid van de bisschop en gingen ze van Keulen naar Rome, waar ze na een lange inspannende reis aankwamen.



Het verhaal heeft een gesloten einde. Je leest namelijk aan het eind: Er is mij verteld dat ze nog ongeveer twee jaar leefde nadat de ringen los gingen. Ze bleef ijverig boete doen om de Opperste koning welgevallig te zijn.

Aanvaard dit eenvoudige leerzame spel. Het kwam door liefde tot stand, opdat wij de hemelse heerlijkheid deelachtig zullen mogen worden. Amen.

Vooral door het ‘Amen’ aan het einde van het verhaal is het echt een gesloten einde.

Perspectief


Het is een toneelstuk en heeft daarom verschillende perspectieven. Er is een alwetend perspectief, een soort “verteller” die het publiek vertelt wat ze in de komende scène gaan zien en “laat zien” wat er gebeurt in de tijd die je niet op het toneel ziet (bijv. ze gingen op weg naar Nijmegen, dat kan je op het toneel natuurlijk niet laten zien.). Dan zijn er ook nog de (hoofdrol)spelers, die zijn meestal ik-perspectief, we zien ze dialogen voeren, heen en weer lopen en zeggen wat ze denken en voelen.

Stijl


Het taalgebruik is niet moeilijk. Wel is het af en toe ouderwets, naar mijn mening.

Bijvoorbeeld: “Ach! Zuchten, weeklagen, handenwringen en mezelf verwensen is het enige wat mij door de schandelijke verwijten van mijn tante overblijft.” (regel 139-141)

Wat verder natuurlijk op valt is dat het geen gewoon verhaal is, maar een toneelstuk. Elke keer als er iets gezegd wordt, staat ervoor door wie het gezegd wordt.

Thematiek


Het “idee” van het boek is dat, hoe zondig je ook bent, je altijd vergeven zal worden. Het boek is ontzettend godsdienstig. Hier volgt een voorbeeld:

‘Luister naar mijn uitspraak. Het zou mij spijten en het zou ook zeker betreurenswaardig zijn als er iemand verloren ging als het vermeden zou kunnen worden. Ook God zou dat lieverd niet laten tot ze versleten zijn of tot ze vanzelf afvallen dan zullen haar zonden geheel betreuren. Kijk, hier zijn drie ijzeren ringen. De grootste moet u om haar hals bevestigen, de andere om haar armen, flink stevig en strak. Die ringen moet ze net zo lang dragen vergeven zijn, pas dan is haar vergiffenis geschonken.’

Er is ook een duidelijke tegenstelling tussen goed en kwaad. Het goede zal uiteindelijk altijd het kwade overwinnen. Dan zijn er ook de getallen nog. Het getal 7 speelt een belangrijke rol in het verhaal. Mariken leerde van Moenen de zeven kunsten, en ze verbleef zeven jaar met hem. Emmeken, die eerst Mariken heette, heeft zeven letters in haar naam. Het getal drie bijvoorbeeld speelt een centrale rol. Drie staat voor de goddelijke drie-eenheid, het goddelijke, het heilige. Zo woont Gijsbrecht drie mijlen van Nijmegen en Emmeken krijgt als boetedoening drie ijzeren ringen. Als ze in Nijmegen terugkeert is het drie jaar geleden dat haar tante zelfmoord pleegde.

Er is geen verband tussen de hoofdgedachte en de titel. Als titel is gekozen voor de naam van de hoofdpersoon.

Beoordeling


Dit verhaal zou ik wel aan anderen willen aanraden. Het is namelijk een kort verhaal, je leest het makkelijk door en je leert ook een beetje hoe mensen in de Middeleeuwen over bepaalde dingen denken.

Wat ik ook erg leuk vond, is het oud Nederlands op de linkerbladzijde en het modern Nederlands op de rechterbladzijde, maar dat is voor iedereen natuurlijk anders.

De passage die mij het meest aansprak, was toen Emmeken berouw kreeg na het horen en zien van het spel van Mascheroen. In dat stuk wordt heel goed het gevoel van Emmeken beschreven, waardoor ik erg ging meeleven met haar.

Er was ook een stuk in het boek wat ik een beetje saai vond. Dat was het deel dat Emmeken naar het wagenspel gaat luisteren, je leest dan het wagenspel voor een deel en dat vond ik wat minder interessant.




Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen