Boekverslag : Gerrit Achterberg - Cryptogamen : Bevat: O.a. Thebe
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 3137 woorden.


Uitgever: Querido



Plaats & jaar van uitgave en druk: Amsterdam, 1991, 11e druk



Jaar van eerste uitgave: 1989



Aantal pagina’s: 39



Aantal punten: 1



Inhoud:



Hoofdstuk 1: Uit het leven van Gerrit…



Hoofdstuk 2: Achtergrond



2.1: Literatuurgeschiedenis



2.2: Recensie bespreking



Hoofdstuk 3: Structuur en opzet van ‘Thebe’



Hoofdstuk 4: Analyseren van 2 gedichten



Thebe

Vlinder

Hoofdstuk 5: Centraal beeld van de bundel



Hoofdstuk 6: Waardering



Inleiding:



Gerrit Achterberg… een fascinerende man, met nog fascinerender gedichten. Daarom kozen wij juist hem (nogmaals) voor de analyse opdracht van Nederlands. We hebben in de klas ‘En Jezus schreef in het zand’ al besproken en dat maakte toch wel indruk op ons. Tijdens deze bespreking raadde meneer Kisteman ons aan ‘Thebe’ ook eens te lezen. Met wat hulp hier en daar, zoals bibliotheek, internet, docenten en documentatiemappen zijn we volgens ons toch een heel eind gekomen met het begrijpen van deze bundel. Begrijpen op onze manier dan, misschien had Achterberg er namelijk wel een heel andere gedachte achter dan die wij gevonden hebben. Ondanks deze kleine twijfels was het toch leuk om wat grip op de gedichten te krijgen.



Hoofdstuk 2: Achtergrond.



Literatuurgeschiedenis:



"In 1931 verscheen van zijn hand de belangrijkste eigen bundel ‘Afvaart’, waarin het karakteristieke motief van liefde en dood zich al doet gelden. Tussen ‘Afvaart’ en ‘Eiland der Ziel’ (1939) valt de tragische wending in Achterbergs leven, waardoor de dood van de geliefde het overheersende thema in zijn poëzie werd en zijn dichterlijk woord de magische functie kreeg haar weer tot leven te bezweren."



Deze tragische lotsverandering en de frustrerende psychiatrische verpleging na doodslag hebben voornamelijk geleid tot een verandering in zijn dichtwerk. Gerrit werd opgenomen in Rekken (en in ‘Veldzicht’-gevangenis bij Balkbrug!) nadat er sprake was geweest van doodslag op zijn hospita. Mogelijk was er een liefdesrelatie met de dochter van de hospita (in Utrecht) (literatuur na ’45 Internet smc)



Recensiebespreking:



We vatten ook deze recensie samen, omdat we dit ook als ‘controle’ bij het analyseren van ‘Thebe’ hebben gebruikt. Daarom nog een extra recensie.



"Geen adem meer genoeg" door Henk Kisteman.

Deze titel slaat op de laatste strofe van het gedicht ‘Thebe’.



"maar had geen adem meer genoeg



en ben gevlucht in dit gedicht."



Deze adem slaat op de ‘levensadem’. Het gedicht van Gerrit Achterberg gaat dan ook over de levensadem, die er NIET meer is. Zijn geliefde is gestorven. Hij (ik) is op zoek naar zijn geliefde (w. Maar die levensadem van de ‘ik’ wekt de geliefde ‘u’ tot leven!)



"…totdat mijn voeten op u stuiten….



…zag ik uw ogen opsplijten…



…u handen…..voelde ik langs het leven strelen."



Maar aangezien er geen 2 personen op de (levens-)adem van 1 kunnen leven, moet de ‘ik’ toch beperken in zijn opwekking.



In dit gedicht vind je duidelijk hét centrale thema van Achterbergs’ gedichten: ‘de zoektocht naar de gestorven liefde’. De ‘ik’ op zoek naar ‘u’.



Waarom dit thema? Kort gezegd: Achterberg kon niet tegen het onvolmaakte. Hij wilde deze onvolkomenheid te lijf gaan, je hoort niet tot de orde van de dag over te gaan.



Achterberg en Nijhoff staan recht tegen over elkaar, maar ook weer dicht bij elkaar. Het eerste omdat Nijhoff opsteeg naar de hemel en de bijen hun doelen niet blijvend konden bereiken en Achterberg afdaalde naar het dodenrijk.



Het laatste omdat ze allebei waarschijnlijk wel door hadden dat tussen ‘het wel en wee’ en het ervaren soms een lang leven zit. We redden dat niet alleen en daarvoor is die ander nodig; Onze Ander!



‘Biografie maakt Achterbergs poëzie niet duidelijker’ door Ries Agterberg.

Gerrit kreeg met een moord te maken en bedreigde meermalen zijn meisjes met een wapen. En in 1937 beschoot hij zijn hospita en diens dochter; hij schoot omdat het hem waarschijnlijk frustreerde dat elke liefde daar voor op niks uitliep. Hier zie je Achterbergs zoeken naar de (moeder)liefde. Hét thema van veel van zijn dichtbundels.



Na dit voorval werd hij opgenomen, waar hij veel moeite mee had. Hij probeerde weer in de maatschappij terug te keren en bijna elk detail in zijn gedichten, die maar een negatieve uitwerking kon hebben op zijn TBR, werd geschrapt. (woorden zoals moord en moordenaars) Voor de samenleving werd de waarheid rond de moord pas in 1971 bekend gemaakt.



Wim Hazeu schreef een biografie over de persoon achter de dichter Achterberg. Gerrit wordt in beeld gebracht door allerlei mensen en hun citaten en wordt beschreven als een gedreven dichter…, maar was ook onzeker en zocht bevestiging van zijn talent.



Achterbergs’ poëzie wordt gekenmerkt door de ‘u’ en ‘ik’ – relatie. ‘U’ is de verloren liefde, waarschijnlijk de omgebrachte vrouw.Door middel van deze biografie worden verschillende vooroordelen over Achterberg achterhaald. De biografie is dan ook niet geschreven om de gedichten te verklaren, maar om Gerrit te ‘leren kennen’. Hazeu laat wel mogelijkheden open, zo kom je er via de biografie achter dat het gedicht ‘Hulshorst’ ook slaat op het station waar Achterberg zijn verloofde vaak ontmoette. Maar de concrete aanleiding tot een gedicht, vinden we zelden terug in de biografie.



Ook komt het religieuze motief vaak naar voren. Gerrit gaat een concurrentieslag met God aan. Hij kan de dood niet accepteren. De centrale thema’s van Gerrit zijn een combinatie van ‘het vers’ (de taal); de geliefde (u, gij of jij) en God (Christus, Heilige Geest). Maar ook ‘de vrouw’ komt dikwijls naar voren.



Gerrit Achterberg behoort nu tot de besten van de Nederlandse literatuur. Daarom is zijn achtergrond ook zo interessant, maar dit mag je niet permanent op de gedichten afbeelden! Dat gaat ook vrij moeilijk, omdat hij vaak motieven uit een ‘andere wereld’ gebruikte om toch zélf een deel te mogen uitmaken van die wereld!



Hoofdstuk 3: Structuur en Opzet van "Thebe"



"Thebe" hebben wij gehaald uit een bundel "Verzamelde Gedichten" van Gerrit Achterberg.



Deze verzameling van 27 dichtbundels bevat in totaal 1006 gedichten. "Thebe" daarentegen bevat er 34 (van deze 1006) en begint op bladzijde 258 en eindigt op de 297e bladzijde.



Er is in zekere zin een indeling te ontdekken, hoewel deze niet aangegeven is. We zien in elk geval dat Achterberg aan het begin de strijd met de dood, met de onvolkomenheid aangaat. Hij kan de dood –of liever de ‘ik’- kan de dood van de geliefde niet accepteren. Aan het einde van de bundel is het zo dat hij nog niet tevreden is met de dood, maar hij schrijft: ‘wij zien elkander zéker eens’, dus kan hij het nog niet helemaal accepteren, maar hij weet dat hij de ander niet hélemaal kwijt is.



Maar waar slaat dit element op?! In het gedicht ‘Element’ (290) schrijft Achterberg: ‘Ik bid en ik kan wachten’. Voor het eerst dat hij ietwat toegeeft dat hij niet beslist over het verlies van zijn geliefde, maar dat God dat doet.



Eigenlijk zie ik alleen hier een wending. Voor ‘Element’ beschrijft hij de dood behoorlijk pessimistisch:



‘…de vijver is volkomen grijs….’ (Pasen, 285)



‘…de eeuwigheid is zonder zin….(Openbaring, 284)



‘…tot het donker viel…(Nazomer, 279)



en na ‘Element’ toch met enig vooruitzicht:



‘…woestijnen liggen van u vol…(Reïncarnatie, 292)



Hij beseft dat er meer moet zijn.



‘…Gezegend zij het brood…’ (Reïncarnatie)



‘…Gezegend al wat sterft…’



‘…de tweede eeuwigheid…’ (Fransiscus, 294/295)



Het belangrijkste onderwerp is de (anonieme) ‘ik’, die voortdurend op weg is een ander, -meestal aangesproken met ‘u’- te vinden.



Hieromheen worden die elementen dood, God, vrouw en soms de taal gebouwd. De zoektocht naar de gestorven geliefde, waarbij hij troost, schuld en uitleg bij God zoekt in de vorm van gedichten en speling met de taal (net als in ‘En Jezus schreef in het zand’)



Achterberg is erg aan rijm gehecht, het was de steunpilaar van het gedicht. Hij hield ervan de klanken aan het einde van de versregels of ergens anders op elkaar af te stemmen. Hij gebruikte vaak enjambement, de dwang om aan het eind van de regel door te lezen. Niet alle gedichten zijn in strofen ingedeeld. Hij heeft meestal wel een bepaald metrum, maar hij houdt zich er niet het hele gedicht aan. Er is soms wel antimetrie te ontdekken.



Hoofdstuk 4: Analyseren van twee gedichten.



4.1 Thebe



Met leven toegerust voor beiden,



Liep ik vannacht de gangen in,



Die naar u leiden,



Het ondergronds geburchte droeg



Een stilte, die met tegenzin



Mijn tred verdroeg.



De muren stonden als verzadigd



Van ruige schimmel; lucht en licht,



Voorgoed beschadigd,



Beten mij uit; de wil alleen



Bij u te zijn in ’t jongst gericht,



Hield mij ter been.



Het labyrint verliep in schroeven



Van eender, blinder cirkeling.



U ten behoeve?



Ik weet niet meer hoe lang ik ging.



Hoe brachten zij, die u begroeven



Zover een ding?



Totdat mijn voeten op u stuitten:



Uit een volslagen duisternis



Zag ik uw ogen opensplijten;



Uw handen, die ik niet kon tillen,



Voelde ik langs het leven strelen,



Dat in mij sloeg;



Uw mond, in dood verholen, vroeg.







Een taal waarvoor geen teken is



In dit heelal,



Verstond ik voor de laatste maal.



Maar had geen adem meer genoeg



En ben gevlucht in dit gedicht;



Noodtrappen naar het morgenlicht,



Vervaald en veel te vroeg.



Thebe is een oude Egyptische stad en niet zomaar een stad, nee, heel toepasselijk: een dodenstad! Men kon letterlijk afdalen in het dodenrijk. Ook de ‘ik’ in dit gedicht daalt af op zoek naar ‘u’, de gestorven en begraven geliefde. In het dodenrijk is eigelijk geen plaats voor de levende. ‘Lucht en licht…beten mij uit’, maar tóch komt de geliefde tot leven, ‘…zag ik uw ogen opensplijten…’, maar van korte duur, want je kunt niet met zijn tweeën op de adem van één persoon leven!



Het valt meteen op dat deze opmerkelijk is ingedeeld. Het bestaat uit 3 strofen van 6 regels en 2 van 7, waarbij de laatste is opgesplitst in 3en 4 regels. Ook het rijm is niet gewoon. Het rijmschema is zeer uitgebreid (H.Kisteman: ‘…abacbc dedfef ghghgh ijklmcc jno ceec) De laatste 7 regels moeten waarschijnlijk de aandacht trekken omdat ze zo wonderlijk zijn ingedeeld. We denken dat hiermee het abrupte, waarmee de droom van ‘het tot leven komen van de geliefde’ ruw wordt verstoord, goed geschetst wordt. Als het aan één stuk was geschreven had het een veel minder schrikbarend effect. Het ontdekte metrum in het titelgedicht ‘Thebe’ is dactylus en er is duidelijk sprake van enjambement. Ook is er een metafoor te ontdekken, de vergelijking: ‘de muren stonden als verzadigd van ruige schimmel’. En het woord ‘ding’ in de derde strofe is het lichaam van de dode geliefde. Het kille koude sfeertje wordt duidelijk omschreven. ‘…een stilte die met tegenzin mijn tred verdroeg’.



De zoektocht wordt vooral aangegeven in de volgende regels: ‘het labyrint verliep in schroeven…ik weet niet meer hoelang ik ging….’. Hij (de ‘ik’) loopt wat rond te dolen, hij kon het nog niet vinden.



Een zin die wij zeer verrassend en mooi vonden (4e strofe):



‘…uw handen, die ik niet kon tillen, voelde ik langs het leven strelen’.





Hiermee kan aangeduid worden dat de doden onaanraakbaar zijn voor de levenden. Dat hij alleen even van haar ‘uitzicht’ genieten mocht of dat ook de geliefde aan het aardse leven mocht proeven? Ze waren in elk geval even in contact. Maar deze ervaring zal hij nu vaker willen meemaken, omdat hij nu weet dat het kan. Daarom is de zoektocht na dit gedicht niet voltooid, maar juist net begonnen!



Vlinder



Sneeuwwitte vlinder van den dood



Sinds ik u heb zien dansen



Is elke bloei te groot



En elk ontwaken hinder;



Dat ik zoveel verminder’



Aan wil en zwaart’,



Om nog het woord te vinden



-o wankelende kansen-



dat vederlicht en onvervaard



uw vluchten evenaardt



Nu de ‘ik’ in de bundel eenmaal de geliefde geeft mogen ontmoeten (zie ‘Thebe’), wil deze dat weer en meer! Hij zoekt het ‘magische’ woord, waarmee hij haar bereiken kan ‘….om nog het woord te vinden..dat uw vluchten evenaardt…’ Het woord van God misschien?



Ook ondervindt hij bijna iedere aardse gebeurtenis als hinder. Het ‘wakker worden’ en het bloeien (leven) nu hij weet hoe het is om de geliefde weer te zien, wil hij dat weer, maar dat wordt in de weg gestaan. Dat ontwaken komt, denk ik, voort uit ‘de droom dat hij de ‘u’ ontmoet heeft (zie:’Thebe’) Het rijmschema is als volgt: abaccd © bdd.



"C" staat tussen haakjes omdat ‘vinden’ niet echt rijmt op ‘verminder’ en ‘hinder’ als je het schrijft, maar qua klank past het goed. Anders wordt het: abaccdebdd. Opvallend is de zin tussen de streeepjes: - o wankelende kansen- Misschien wordt hiermee de kleine kans op het weerzien van de geliefde is bedoeld.



Ook hier is, zoals in zoveel werken van Achterberg, enjambement aanwezig. Wie is die sneeuwwitte vlinder van de dood.? Is dat het ‘witte licht’ wat mensen, die een ‘bijna-dood- ervaring’ hebben gehad wel eens hebben gezien? Of is die vlinder de gestorven geliefde, die in het hemels licht verkeerd?! Dit laatste lijkt ons het meest waarschijnlijk, want het gedicht gaat verder ‘…sinds ik u heb zien dansen..’ ondervindt de ‘ik’ veel hinder. Hij wil die vlinder weer zien. Als je dit in verband brengt met de "Thebe-situatie’, is het heel goed mogelijk dat het de geliefde is.



Als ik mij de manier van "klemtoon aanwijzen" in een gedicht juist herinner, dan zie ik iets dat opvalt. Misschien ver gezocht, maar de moeite waard. Neem de eerste en de één na laatst zin. Als je de klemtoon vastlegt. - = geen klemtoon. - = klemtoon. Dus bijv. ‘lopen’ = - _ Dan krijg je dit:



‘ Sneeuwwitte vlinder van den dood’



- __ - _ - - _



‘dat vederlicht en onvervaard’



_ - - _ - _ _ -



Je ziet dat dit precies het tegenovergestelde is, terwijl de zinnen op zich mooi op elkaar aansluiten. Nogmaals, ik weet niet of deze werkwijze juist is.



Hoofdstuk 5: Centraal beeld van de bundel



In dit hoofdstuk zullen we de inhoud van de bundel globaal bespreken en daarna het centrale thema etc. behandelen.



‘December’ zou betrekking hebben op de dood van de hospita in 1937. Maar de titel hoeft daar geen bewijs voor te zijn. Het heeft een symbolische waarde. Hoewel ‘December’ opent met de regels, die de dood van de ander nadrukkelijk noemen, is de ‘ik’ in de rest van het gedicht voornamelijk begaan met zijn eigen lot, met het onheil dat zijn lot heeft gevat.



‘Binnenhuisarchitectuur’ komt uit de diepte. De titel lijkt o zo oppervlakkig, maar er steekt meer achter! Hij (de ‘ik’) zoekt een nieuwe weg, hij heeft een plan. Hij gaat een kamer in de wereld zoeken met de dood. En dan wil hij de ‘u’ gaan roepen. Om opnieuw (zie ‘Thebe’) in contact te komen. de wastafel is wit, dit herinnert hem aan de tijd dat de ‘u’ nog leefde. Hij beschrijft de hele kamer.



‘Sphinx’ bevat activiteiten die de ‘ik’ zou kunnen doen nu ze is overleden. Hij kon doen als de Egyptenaren, door een eredienst (cultus) voor haar te maken. Of zoals de Joden, gaan klagen bij de Klaagmuur. Dan komt de nieuwe strofe 9wending): hij doet dit allemaal niet, hij moet over haar waken.



De gedichten gaan vaak over ‘ik’ die een vrouw, ‘u’, mist. Deze ‘u’ is overleden.



Dat blijkt weer in het gedicht ‘Kerkhof’. De ‘ik’ kan niet meer wenen om zijn geliefde, hij kan niet meer naar haar toe omdat ze in het graf ligt. Hij wil in haar armen om haar wenen, maar dat kan dus niet omdat ze is begraven.



Ook in het gedicht ‘Vampier’ komt dit naar voren. De vampier (=dood) ligt constant op de loer,



‘s nachts en als de dag weer aanbreekt, hij heeft plaatsgenomen in zijn leven. Hij mist de vrouw ontzettend. Hij vindt het leven zwaar en het is een soort sleur. De vrouw is bij de engel. Wat in dit gedicht ook naar voren komt, is dat de ‘ik’ zich niet allen bezig houdt met de vrouw die dood is, maar ook met de dood op zichzelf, met het eeuwige leven.



Deze elementen komen in het gedicht Openbaring ook duidelijk terug: Hij ziet alles donker en dood, het is een groot geheel geworden, het heeft geen eind. Als je niet bekleed bent met de heerlijkheid zoals dat beschreven is in Openbaringen is de eeuwigheid zonder zin.



Uit zijn gedichten kunnen we ook duidelijk opmaken dat hij de Bijbel kent. Dit blijkt ook uit de gedichten: Pasen, Opstanding en Pinksteren.



In het gedicht Pasen vergelijkt hij de dood van Jezus met de dood van de vrouw, die later weer een vorm gaat aannemen van allemaal stukjes vlees.



In het gedicht Opstanding verbeeldt hij zich dat ze is opgestaan, het gebeurt heel langzaam en voorzichtig. Dat hij het zich allemaal verbeeldt halen we uit de laatste regel waar staat: De ramen



worden blauwe zerken. (zerken zijn liggende grafstenen)



Het gedicht wat hier op volgt, is: Pinksteren. Dit is weer een soort vergelijking. De vrouw mag van God gaan profeteren en in plaats van de discipelen, ontvangt zij de vlam des Heren. Ze kan nu ook alle talen spreken. Alles zal dan fijn zijn en verenigd.



We zullen nog een paar gedichten in het kort toelicht, zodat u een beetje een algemene indruk krijgt.



Gebed aan het vuur:



De ‘ik’ wil niet meer langer leven, hij ziet het niet meer zitten. hij voelt zich zo omdat hij denkt nergens meer voor te dienen, hij is niks meer waard.



Gebed aan God:



Hierin vraagt de ‘ik’ of er nog wat witte vogels mogen blijven. Want er komen steeds meer zwarte vlinders die het mooie willen wegcijferen.



Slaapliedje:



Een soort tegenstelling vind je in dit gedicht. Aan de ene kant vindt hij het vreselijk dat zij er niet meer is, aan de andere kant is er iets moois. Zachte bliksem. Prachtig landschap zonder hoop. Hij kan er moeilijk mee omgaan. Hij probeert zich er uiteindelijk bij neer te leggen.



Het centrale thema in al deze gedichten is de zoektocht naar de ‘u-persoon’. Dat is de dode en deze is al begraven. Hij zoekt altijd naar het onbekende wat hij bereiken wil. Een dodenstad in ‘Thebe’, een deur in ‘December’, een kamer in ‘Binnenhuisarchitectuur’ en de vlinder in ‘Vlinder’. De dichter heeft ook sterke aantrekkingskracht op de Egyptische dodencultus: ‘Thebe’ en ‘Sphinx’



De vorm is altijd een bepaald soort metrum, meestal dactylus. In het midden is er vaak antimetrie. En er is altijd sprake van enjambement. De dichter heeft geen regelmaat in strofen in zijn gedichten. Elk gedicht is verschillend opgebouwd. Dat is juist zo bijzonder aan hem. Hij gebruikt ook vaak metaforen of buiten tekstuele verbanden.



Hoofdstuk 6: Waardering.



Het beschrijven van je waardering is vaak één van de moeilijkste dingen van een verslag. Hoe verwoord je het en waar baseer je het op?



We vonden deze bundel aangrijpend, vooral omdat het zo overduidelijk over de dood gaat. En soms vroegen wij ons dan ook wel af of het wel zo gezoend is om zo –bijna geobsedeerd- door de dood te zijn. Maar het gaat natuurlijk ook vooral om de zoektocht naar de gestorven geliefde.



Je kunt de gestorvene misschien ook vervangen voor jezelf door verloren of onbereikbare liefde. Een gestorvene is (buiten je gedachten, herinneringen en dromen om) ook onbereikbaar. Dat trok ons toch wel aan. Nu zie je toch maar dat onze Nederlandse literatuur vrijwel niet zonder de (liefst moeilijke) verhouding tussen de man en de vrouw kan. (Of anders gecombineerd!)



Ook de combinatie van de ‘stoere man’ met God en het vrouwelijk geslacht. Hoe lieflijk soms de vrouw aangeduid werd of juist weer helemaal niet. (‘…dat ding…’ in ‘Thebe’, 3e strofe).



Achterberg wist ook vaak een sfeer te scheppen die je haast kunt ruiken! Erg knap en daarom zeker het lezen waard.




Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen