Boekverslag : Nescio, - De Uitvreter/ Titaantjes
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1926 woorden.

Titel: De Uitvreter, Titaantjes, (Dichtertje, Mene Tekel)

Auteur: Nescio (J.H.F Grönloh)

Uitgever: Nijgh & Van Ditmar

1e druk (in boekvorm): 1918

Gelezen druk: 4e, 1947



Inhoud:

'De Uitvreter'

De ikpersoon, Koekebakker, vertelt hoe hij in contact kwam met Japi. Hij vertelt hoe Bavink Japi in Zeeland had ontmoet en dat Bavink hem naar Amsterdam bracht. Japi profiteert dan niet alleen van Bavinks, maar ook van Koekebakkers gastvrijheid. Hij eet diens etensvoorraad op en blijft bij hem slapen. Japi is dan op zoek naar werk, maar het werk blijkt geen succes. Hij gaat zwerven. Later vindt Koekebakker hem in Brussel. Japi is dan erg veranderd. Hij is nu niet meer zo'n uitvreter. Japi vertelt Koekebakker over zijn vriendin in Frankrijk, Jeanne. Het blijkt een ongelukkige liefde te zijn en Jeanne sterft. Dan is voor Japi de hoop in het leven voorbij. Hij stapt van de Waalbrug in de eeuwige golven met zijn gezicht naar de eeuwige zon.



'Titaantjes'

'Titaantjes' is het vervolg op 'De Uitvreter'. In dit deel wordt verteld wat er van de mensen uit de uitvreter geworden is. Bavink, Ploeger, Bekker, Hoyen en Koekebakker vormen een groep. In het begin van het verhaal komen ze bijna iedere avond bij elkaar om te filosoferen over het leven, wat het is en wat het had moeten zijn en waarom de dikke heren met hun geld en hun dikke sigaren zoveel beter af zijn dan zij en of ze wel beter af zijn. Hierna wordt in elk hoofdstuk een beschrijving van de toestand van een lid van het groepje gegeven. Bekker is een kantoorklerk geworden, nadat hij zijn eigen bedrijf failliet had zien gaan. Hoyer is degene die het meeste geld heeft. Hij woont op een kamer met een nette weduwe en hij is lid van de S.D.A.P. Hij is zeer succesvol als schilder. Ploeger heeft nu de functie dat hij de halve stuivers uit de muntmeters moet halen. Deze wisselt hij bij de gemeente in. Hij verdient erg weinig en zijn leven is vol ellende en kinderen. Bavink schildert nog steeds, maar hij raakt aan de alcohol en hij belandt in een gesticht. Tenslotte de ikfiguur, Koekebakker. Hij is journalist geworden en ontvangt zijn bescheiden loon steeds op tijd en is tevreden.



Thema:

'De Uitvreter'

Het verhaal speelt zich af in de kring van jonge Amsterdamse artiesten (bohémiens), aan het begin van deze eeuw. De uitvreter, waar het verhaal om draait, leeft rustig en onbezorgd. Zo leven hij (Japi), Bavink, Koekebakker, Hoyer, Bekker, en Ploeger zonder carriere te maken, dat telt voor hen niet. Voor deze jongemannen is de zin van het leven dat het geen zin heeft.

'Titaantjes'

De Titaantjes (Bavink, Koekebakker, Hoyer, Bekker en Ploeger) verzetten zich tegen de burgermaatschappij en willen zich daarboven verheffen. Maar wat hun idealen nou precies zijn weten ze niet. Vooral Bavink en Koekebakker hebben een verlangen naar God, ze willen Hem van zijn troon stoten en de wereld zelf inrichten. Later beseffen ze dat dat niet kan. Een ander belangrijk thema is de natuur (dit geldt ook voor 'De Uitvreter'). Alle personages kunnen zonder moeite landschappen in zich opnemen en onthouden. Overal weer komt de natuur naar voren en wordt zij uitvoerig beschreven, als een soort sfeerbeschrijving.



Vertelwijze, opbouw en plaats:

Alles wordt verteld door Koekebakker. Er worden veel dialogen gehouden. Er is onderscheid gemaakt tussen de vertellende-ik en de belevende-ik. De vertellende kijkt vanuit het nu terug op vroeger. Hierdoor kan de ik relativeren, dit gebeurt vaak op een spottende manier. De belevende gaat op in de groep, de lezer komt maar weinig over hem te weten. Niet hij maar de hele groep staat centraal (bij 'De Uitvreter' staat de uitvreter natuurlijk in het middelpunt).

'De Uitvreter' speelt zich voornamelijk af in Amsterdam maar begint in Zeeland waar Japi en Bavink elkaar voor het eerst ontmoeten. De jongens dwalen daarna door heel Amsterdam, maar gaan ook vaak naar buiten, de natuur in.

In 'Titaantjes' is er meer afwisseling van plaats mede doordat iedereen een beetje zijn eigen weg gaat (bijvoorbeeld naar Duitsland en Parijs). Nog steeds hebben ze uitstapjes naar Bussem, Leiden en Zandvoort. Ook speelt een heel hoofdstuk zich af in Rhenen.

'De Uitvreter' bestaat uit zeven hoofdstukken (I tot en met VII). 'Titaantjes' is opgebouwd uit acht hoofdstukken (I tot en met VIII).

Voor in het boek staat nog een ‘Voorbericht bij den tweeden druk’:

‘In 'Vermomde Nederlansche en Vlaamsche schrijvers', verschenen, ik meen

in 1928, wordt mijn werk abusievelijk toegeschreven aan een ander. Ik heb

mij daardoor min of meer gedwongen gevoeld, bij dezen tweeden druk mijn

naam te publiceren.



Amsterdam, 22 juli 1933 J.H.F GRÖNLOH’



Titel:

'De Uitvreter': Slaat op de hoofdpersoon, Japi.

'Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je 's avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest. Den uitvreter, die altijd wat liet halen op den naam van een ander; die als een vorst jenever zat te drinken op 't terras 'Hollandais' voor de centen van de lui; die parapluies leende en nooit terugbracht; die een barst stookte in de tweedehandsch kachel van Bavink; die dubbele boorden droeg van zijn broer en de boeken uitleende van Appi, en buitenlansche reizen maakte als-i z'n ouwe heer weer had afgezet, en pakken droeg, die hij nooit betaalde.' (blz. 7)



'Titaantjes' 'Nieuwe Titaantjes zijn alweer bezig kleine rotsblokjes op te stapelen om 'm van z'n verhevenheid te storten en dan de wereld eens naar hun zin in te richten.'

Titanen waren in de Griekse mythologie leden van een godengeslacht, de voorouders van de Olympische goden. Het waren kinderen van Uranus en Gaea, zes zoons en zes dochters. De jongste zoon onttroonde zijn vader en maakte zich meester van de heerschappij. Toen zijn jongste zoon, Zeus, dat weer op zijn beurt deed, ontbrandde er de 'Titanenstrijd' die door Zeus gewonnen werd. De Titanen werden door hem in de onderwereld geworpen.

De vijf jongens voeren ook een reuzenstrijd. Dit wordt door het verkleinwoord meteen gerelativeerd. Maar ook zij leggen het uiteindelijk af.



Personages:

Japi is een echte uitvreter zoals het citaat bij de titelverklaring al laat zien. Het liefst leeft hij op andermans kosten. Toch zit er ook wel een zekere goedigheid bij hem in. Hij kan gewoon niet anders.

Koekebakker is de ikfiguur. Hij is weinig opvallend en verwoordt de gedachten van de groep. Hij is een schrijver en later is hij een wijs en bedaard man geworden. Hij is geen held meer en met veel zelfspot beschrijft hij het verleden. Zijn naam zegt ook wel iets over hoe hij is. Hij zal een beetje sullig en goeiig geweest zijn.

Bavink blijft als enige zijn oude idealen trouw maar dit uit zich in krankzinnigheid. In de uitvreter neemt hij Japi mee naar Amsterdam. Op dat moment is hij schilder. Japi verkoopt zijn schilderijen omdat Bavink dat volstrekt onbelangrijk vindt.. Aan het eind van 'Titaantjes' wil hij God schilderen, maar God is overal en overal roept hij Bavink. De zon is voor hem God en hij kan hem niet vastleggen omdat er elke dag een nieuwe zon opkomt.

Bekker: In 'De Uitvreter' heeft hij niet zo'n grote rol. Maar in 'Titaantjes' komt hij meer uit de verf. Hij wil op de hei gaan wonen, Dante vertalen. Ondertussen gaat hij nog een jaar in Duitsland werken, en later richt hij zijn eigen bedrijfje op, dat weer failliet gaat. Een voorstelling van de toekomst heeft hij niet, en ook is hij geen Titaantje meer. Net zoals de anderen.

Hoyer voelt zich zowel in 'De Uitvreter' als in 'Titaantjes' vrij snel verheven boven de anderen en als eerste vindt hij geld niet meer verachtelijk. Later hoort hij bij de SDAP. Hij heeft dan geld en schildert niet meer.

Ploeger hangt er een beetje bij. Hij wil er graag bij horen (hoewel hij niet altijd meegaat) maar begrijpt ze niet echt. Als enige heeft hij geen artistieke verlangens. Hij werkt later bij een gasfabriek en zijn verleden verloochent hij; hij praat van ‘die kerels die hem op de slechte weg brachten’ en hij zegt dat hij beter naar zijn vader had moeten luisteren.



Historische tijd:

De verhalen spelen zich tussen 1900 en 1911 af. Nescio’s manier van schrijven, zijn directe en natuurlijke stijl, werd niet echt gewaardeerd rond de tijd van zijn debuut. Net zoals dat van Willem Elsschot. Waardering voor Nescio komt pas na de Tweede Wereldoorlog. Dit kwam naast zijn taalgebruik waarschijnlijk doordat hij niet altijd Godlievend schreef en zijn spelling was te modern (i = hij, werti = werd hij, hatti = had hij). De critici vonden dit aanstellerig.



dsduur:

('De Uitvreter') De tijdsduur is ongeveer zes jaar. Er zit af en toe tijdsverdichting in zoals bij Japi die naar Afrika gaat en na een paar bladzijdes weer terug is.

('Titaantjes') De vertelde tijd is hier ongeveer elf jaar. Tussen hoofdstuk zeven en acht zit een tijdsverdichting van zes jaar.

De vooruitwijzingen in beide verhalen hebben te maken met de idealen van de jongens. Als later blijkt dat hiervan niets terecht is gekomen, zijn er veel terugverwijzingen naar deze periode.



dsvolgorde:

('De Uitvreter) De tijdsvolgorde is wel chronologisch, met enkele terug- en vooruitwijzingen.

('Titaantjes') Het verhaal wordt hier niet-chronologisch verteld. De ikpersoon springt steeds van het nu naar vroeger en weer terug.



spectief:

Het perspectief is bij beide verhalen vanuit Koekebakker. De ene keer als een vertellende ik, da andere keer als een belevende ik (zoals uitgelegd bij Vertelwijze, opbouw en plaats).



Idee:

('De Uitvreter') Het ergste wat een mens kan overkomen is 'normaal' worden, en burgerlijk. Daar verzetten alle personages, en in het bijzonder Japi zich tegen. Japi probeert nog wel te werken maar later blijkt dat hij daar gewoon aan onderdoor gaat.

('Titaantjes') Het verhaal toont mensen die ‘een plaats innemen in de burgermaatschappij’ het ergste vinden wat hen ooit zou kunnen overkomen. Als je een van de vele mannetjes wordt die zij verafschuwen. Maar uiteindelijk worden ze allemaal zo. Behalve Bavink maar die komt in een gekkenhuis terecht. Nescio, die zelf eigenlijk ook zo'n burgermannetje was, toont hiermee dus aan dat het bijna onvermijdelijk is zo'n mannetje te worden en dat de twee personages in de verhalen die zich er het meest tegen verzetten, het slechtst geëindigd zijn (of Japi slecht geëindigd is vals nog te betwisten).



Biografie:

Jan Hendrik Frederik Grönloh wordt op 22 juni 1882 geboren te Amsterdam. Zijn vader was winkelier en smid. Het gezin is Remonstrants. Hij zit op een openbare lagere school in Amsterdam-Oost. Hierna doet hij de HBS en vervolgens bezoekt hij de Openbare Handelsschool aan de Keizersgracht. Van 1899 tot 1906 werkt hij bij verschillende handelskantoren. In februari 1906 huwt hij Aagje Tiket met wie hij vier dochters krijgt.

In 1911 wordt 'De Uitvreter' in De Gids geplaatst, zijn debuut. In 1918 verschijnt de novellenbundel ‘Dichtertje - De uitvreter – Titaantjes’.

Op 25 juli 1961 overlijdt Nescio (bet: ‘ik weet het niet’) in ziekenhuis 'Zonnestraal' te Hilversum.



Bibliografie:

De uitvreter (1911)

Titaantjes (1915)

Dichtertje (1918)

Dichtertje/De uitvreter/Titaantjes (1918)

Mene tekel (1946)

De uitvreter/Titaantjes/Dichtertje (1947)

De uitvreter/Titaantjes/Dichtertje/Mene tekel (1956)

Boven het dal en andere verhalen (1961)

Heimwee en andere fragmenten (1967)

Insula Dei (Serie 'Kort en Goed', voorwoord van Kees Fens) (1969)

De X geboden (1971)

Verzameld werk (twee delen)

Titaantjes: vroege versie (L. Frerichs) (1987)

De uitvreter. Historisch-kritische uitgave met commentaar over de genese van verhaal en verhaalfiguur

(proefschrift van L. Frerichs) (2 delen, 1990)
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen