![]() |
Boekverslag : Pieter Langendijk - Het Wederzijds Huwelijksbedrog
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2692 woorden. |
Samenvatting Eerste bedrijf Lodewijk, een aan lager wal geraakte edelman, die vele jaren als cadet bij een compagnie soldaten had gediend, is teruggekeerd naar zijn geboortestad Utrecht. In zijn gezelschap bevindt zich Jan, een verlopen soldaat. In Parijs hebben ze geprobeerd door bedrog en vals spelen aan geld te komen. Wandelend op de Maliebaan heeft Lodewijk een jongedame gezien, op wie hij verliefd is geworden. Met het weinige geld dat ze nog bezitten, wil Lodewijk zich aan die onbekende dame als een vermogend heer voordoen. Jan moet hem helpen haar te veroveren en zich voor baron en vriend van Lodewijk uitgeven. Ze zullen drie kamers betrekken in herberg 'De Gouden muizenval'. Jan gaat weg om de bagage (een koffer vol oude kleren en stenen!) naar de herberg te laten brengen. Het liefst zou Lodewijk zijn brutale bediende weggejaagd hebben, maar hij weet geheimen die niet verklapt mogen worden. Tevergeefs had Lodewijk in Utrecht naar zijn moeder en zuster gezocht. De herberg ligt pal tegenover het huis waar de jonge dame woont. Lodewijk hoort haar op straat aan de dienstmeid opdracht geven allerlei dure spijzen te kopen. Wat hij niet hoort is, dat de meid (Klaar) telkens de spot drijft met het gepoch van haar straatarme adellijke meesteres. Klaar doorziet heel goed dat haar meesteres een oogje op Lodewijk heeft. Uit een gesprekje met Klaar komt Lodewijk te weten, dat de jonge dame Charlotte van Adelpoort heet. Opeens klinkt angstig hulpgeroep: Charlotte is (zogenaamd) van haar parelsnoer beroofd. Lodewijk schiet te hulp, maar de 'dieven' zijn natuurlijk onvindbaar. Lodewijk prijst Charlottes schoonheid en stelt zich voor als Graaf van Habislouw met veel bezittingen in Polen. Intussen heeft een bode Charlotte een zak met duizend gulden gebracht, afkomstig van haar broer Karel. In een begeleidende brief schrijft hij, dat hij op weg is naar Utrecht om zijn jonge vrouw aan zijn moeder en zuster voor te stellen. De bode wordt van Klaars geld betaald. Charlotte is door de ontvangst van de duizend gulden in staat graaf Lodewijk netjes te ontvangen. Al schreeuwend komt Jan ('baron van Schraalenstein') met twee lakeien en een kruier, die de koffie vervoert, bij de herberg aan. Tweede bedrijf Klaar moet Charlotte helpen zich mooi te maken voor het aanstaande bezoek van Lodewijk. De meid maakt allerlei hatelijke opmerkingen. Haar verloofde Hans is samen met haar broer Fop voor de gelegenheid in dienst van Charlottes moeder, Konstance, getreden. Er zal een mooie scène opgevoerd worden als Lodewijk op bezoek is: Fop moet ziçh laten aandienen als pachter van een hofstede van Konstance; Hans moet als Franse juwelier (monsieur le Poerlaron) verschijnen om een (valse) ring van Charlotte zelf te koop aan te bieden. Het plannetje slaagt. Konstance gaat met haar 'pachter' (nu Kees genoemd) naar een andere kamer om het pachtgeld te tellen. Als Charlotte en Lodewijk alleen in de kamer zijn, verschijnt monsieur le Poerlaron. Lodewijk koopt de valse ring voor achthonderd gulden en geeft hem aan Charlotte. Ook Jan komt nog op bezoek, maar Lodewijk vindt het vanwege zijn zotte praat beter weg te gaan. Na hun vertrek vindt Charlotte een brief, die Jan blijkbaar 'verloren' heeft. Daarin wordt gesproken over twee wissels van elk tweeduizend pond, die aan de 'graaf uitbetaald moeten worden. De grootste zorg van Konstance is nu nog de bruidsschat, die ze haar dochter hoort mee te geven. Om aan die verplichting te ontkomen, moet Charlotte zich laten schaken! Klaar moet de 'verloren' brief terugbrengen; ze neemt zich voor de 'baron' te verleiden. Derde bedrijf Jan protesteert tegen Lodewijks verkwisting van de achthonderd gulden aan een meisje dat hij nauwelijks kent. De waard weet wat meer over haar te vertellen: Charlotte zal een grote schat erven van een Indische oom. Om te tonen dat hij ook een heer 'van grote zaken' is, maakt Lodewijk zogenaamd ruzie met Jan, voor het raam, zodat Charlotte die naar buiten staat te kijken, alles kan zien en horen. De waard scheidt de vechtenden en vraagt waardoor de ruzie ontstond. Jan zegt, dat het om duizend gulden gaat die hij met wedden heeft gewonnen. Als Klaar binnenkomt hoort ze Lodewijk nog net zeggen, dat hij om zo'n bagatel geen ruzie wil maken. Klaar vertelt dat Konstance haar dochter in een klooster wil doen, omdat ze zich veel te snel door een vreemde heeft laten inpalmen. Ze heeft een brief van Charlotte bij zich, waarin ze afscheid neemt van Lodewijk. Klaar adviseert hem Charlotte te schaken. Terwijl Lodewijk in zijn kamer een brief aan Charlotte schrijft, bekent Jan zijn liefde voor Klaar, nadat hij haar allerlei onzin heeft verteld. Ze zoenen elkaar en ook Klaar schept op over haar afkomst. In zijn brief schrijft Lodewijk dat hij Charlotte zal redden. Klaar bezorgt de brief en komt al snel met het antwoord: Charlotte wil graag dat Lodewijk haar 's avonds om zeven uur voor het balkon zal ontmoeten. Vierde bedrijf Karel komt thuis. Hij is zijn vrouw vooruit gereisd, omdat hij eerst wilde zien hoe de zaken er thuis voorstaan. Hij wordt ingelicht over Charlottes 'huwelijksplan' en krijgt de 'verloren' brief van de 'baron' te lezen. De brief komt hem verdacht voor. Dan vertrekken Konstance en Karel naar de poort om de reiswagen met Karels vrouw Sofy op te wachten. Hans, die gemerkt heeft wat er tussen Klaar en de 'baron' gaande is, wil zijn trouwbelofte verscheuren, maar Klaar blijkt toch veel van hem te houden en ze verzoenen zich. Jan komt informeren wie de vreemde heer was die bij Charlotte op bezoek kwam. Charlotte vertelt Lodewijk, die wat later komt, dat ze moeilijkheden heeft met een paar ongeduldige schuldeisers (winkelier Hendrik en kleermaker Joris); ze heeft hen op handige wijze weggewerkt. Lodewijk vertrekt weer, want Konstance mag hem niet bij haar thuis aantreffen. Jan declameert een minnedicht in rederijkersstijl voor Klaar en vertelt weer een onzinnig verhaal over Klaars toekomstig leventje als Poolse barones. Ze worden gestoord door Hans, die Jan duidelijk maakt dat Klaar zijn bruid is. Er ontstaat een vechtpartij, die Jan wint. Hij geeft Hans ervan langs en verscheurt de trouwbelofte van beiden. Om het leed wat te verzachten geeft hij Hans wat geld en belooft hem, dat hij in Polen hofmeester van de graaf van Habislouw mag worden. Vijfde bedrijf Terwijl Klaar het huis wat aan kant maakt, komt Jan haar weer bezoeken. Hij kraamt allerlei wartaal uit, maar wordt onderbroken door de thuiskomst van Konstance, Karel en Sofy. Jan schrikt als hij Karel ziet en wil er vandoor gaan. Karel herkent de 'baron' als een van zijn gedeserteerde soldaten, die er zes maanden geleden met zijn beste paard vandoor ging. De verontwaardigde Jan wil zijn eer met de rapier, een lange degen, verdedigen, maar Karel gaat daar niet op in. Wel wil hij graag Jans titel nog eens horen. Als Jan die genoemd heeft, laat Karel hem gaan. Maar als hij bijna bij de deur is, roept Karel plotseling 'Jan Jan! hoor hier nog eens!' en dan valt Jan uit zijn rol. Hij bekent zijn schelmenstreken en vertelt ook dat Lodewijk geen graaf is, maar een Utrechtse edelman. Jan wordt naar de gevangenis gebracht. Lodewijk verschijnt en heeft al snel door dat Jan de zaak verbruid heeft. Hij moet nu wel zijn afkomst en levensloop vertellen en wanneer hij zijn volledige naam noemt, Lodewijk van Kaalenhuizen, blijkt dat hij een broer van Sofy is! Alle spelers verschijnen nu op het toneel. Sofy pleit voor haar broer Lodewijk: hij is immers een edelman en al heeft hij geen geld, Konstance heeft toch genoeg? Dan komt uit, dat Karel haar dat maar wijsgemaakt heeft. Karel, die nu kapitein is, kan Lodewijk wel aan een officiersplaats helpen. Lodewijk begrijpt er allemaal niets meer van: wie waren dan die pachter en juwelier? Hans en Fop helpen hem uit de droom. Iedereen heeft iedereen bedrogen. Lodewijk zal met Karel mee naar Brussel gaan; later kan hij dan met Charlotte trouwen. Jan krijgt vergiffenis en de schuldeisers zullen van Karels geld betaald worden. Lodewijk stuurt Jan naar de herberg om af te rekenen, maar die gaat er met het geld vandoor. Analyse en interpretatie Bibliografie Aan het stuk gaan vooraf: een sonnet als 'Opdracht aan den Heere Govert van Mater' (Haarlems dichter) 'Voorreede' (in Proza). De schrijver betreurt het, dat het blijspel in zijn tijd de geest schijnt te geven; het wordt verdrongen door vele historiespelen die weinig bijdragen aan de verbetering van de zeden (volgens hem de voornaamste eigenschap van het toneel). De Nederlanders zouden de Fransen in het schrijven van goede blij spelen moeten kunnen overtreffen; voor de grote Molière schreven immers Hooft en Bredero al voortreffelijke blij spelen. Aan het eind van de voorrede zet hij de bedoeling van het spel uiteen: 'Lees en aanschouw het tot leering en verfoeiing van een gebrek dat al te veel bij onzen landaart is ingekropen, naameljk kaal en groots (trots) te zijn, en het laatste door bedrog staande (vol) te houden' lijst van 'Vertooners' en 'Zwijgers', plus een omschrijving van plaats en tijd. Het wederzijds huwelijksbedrog bestaat uit 2182 versregels. De eerste uitgave verscheen in 1714; Langendijk zelf verzorgde de drie volgende edities (1720, 1721 en 1754). De druk van 1720 werd door de auteur van taalfouten gezuiverd. Moderne edities, voorzien van inleidingen en aantekeningen, zijn onder meer die van J. te Winkel (1922), M.C.A. van der Heijden (1969), W.A. Ornée (1977), E. Hagers (1978). Titel Iedereen bedriegt iedereen in dit toneelstuk omwille van geld, aanzien en een 'rijk huwelijk'. Vooral in het tweede bedrijf is sprake van 'wederzijds bedrog'. Bron en invloed Het wederzijds huwelijksbedrog is gebaseerd op het eerste gedeelte van de schelmenroman Vermakelijke vrijagie van den kaalen Utrechtsen edelman, en de niet hebbende Gelderse juffer, met de Overijsselse broodzoekende kamenier en den armen Franschen Lakey; seijnde een ware geschiedenis, nu onlangs voorgevallen uit 1698 van (waarschijnlijk) Timotheüs ten Hoorn. Langendijk bewerkte het gegeven op geheel eigen wijze tot een goed gecomponeerd toneelstuk. Er zijn enkele duidelijke overeenkomsten tussen beide werken (bijvoorbeeld vals spelen met kaarten, pacht betalen, geld erven van een oom uit de Oost), maar ook duidelijke verschillen: in Vermakelijke Vrijage zitten de ouders mede in het (huwelijks)complot, bestelen de drie liefdesparen ook elkaar, wordt het bedrog pas na het huwelijk ontdekt en komen de paren verder aan de kost door diefstal, bedrog en ontucht. In enkele scènes is invloed van Molière te bespeuren (bijvoorbeeld het afpoeieren van schuldeisers door Charlotte). Compositie Het stuk is gebouwd volgens de klassieke regels voor de komedie; het bestaat uit vijf bedrijven, onderverdeeld in 'tonelen' of scènes: 1. (vers 1452; 17 tonelen): kennismaking met de hoofdpersonen en oorzaken van de verwikkelingen (expositie) II. (vers 453-922; 12 tonelen): wederzijds bedrog III.(vers 923-1270; 9 tonelen): voorbereiding van de schaking; liefde tussen Jan en Klaar IV.(vers 1271-1746; 12 tonelen): wantrouwen en conflicten tussen minnaars V. (vers 1747-2 182; 12 tonelen): ontknoping en blij einde. De liefdesaffaire (met tragische kanten) tussen Lodewijk en Charlotte heeft een komische pendant op 'lager niveau' in die tussen Jan en Klaar ('comic underplot' genoemd). Telkens als personages op het toneel wisselen, begint een nieuw 'toneel'. Thema Het thema van Het wederzijds huwelijksbedrog is: hekeling van misplaatste trots en niets ontziende geldzucht. Een belangrijke rol spelen: wederzijds bedrog omwille van geld, aanzien en een rijk huwelijk. Vrijwel alle personages zijn op hun eigen wijze oneerlijk en onoprecht verliefdheid, flirt en huwelijk satirische elementen. In het stuk wordt de spot gedreven met de trotse Utrechtenaren, de adel, de rederijkers (zie bijvoorbeeld vers 1621 en verder: 'Wat is de liefde groot,/Al in de wereld plane!...), Frans spreken (zie bijvoorbeeld vers 38-39: '... je suis vôt serviteur'), hoofse minnetaal, spellingverbeteraars (zie bijvoorbeeld vers 1605 en verder: '... en hij zweet gestadig spellen! '), de modeliteratuur (herdersromans; zie bijvoorbeeld vers 401 en verder: '… 'k heb in de Astree [sentimentele herdersroman van H. d'Urfé] gelezen') en verwilderde zeden. Bouw Toneelstuk in vijf bedrijven onderverdeeld in 'tonelen' (totaal 2182 versregels). Vooraf gaan: 'Opdracht', 'Voorreede' (in proza) en lijst van 'Vertooners en Zwijgers'. - De liefdesverwikkelingen tussen Lodewijk en Charlotte hebben een parallel op lager niveau tussen Jan en Klaar ('comic underplot'). Personages De voornaamste 'dramatis personae' zijn: Lodewijk en Charlotte Lodewijk van Kaalenhuizen ('kaal, leeg huis') is een arme Utrechtse edelman, die zich voordoet als de rijke Poolse graaf van Habislouw. Hij is aan lager wal geraakt en alleen een rijk huwelijk kan hem er bovenop brengen. Zijn liefde-op-het-eerste-gezicht voor Charlotte wordt aangewakkerd door de steeds groeiende overtuiging, dat Charlotte heel rijk is. Lodewijk is een bedneger, maar blijft beschaafd. Ook de liefde van Charlotte Adelpoort, een berooide adellijke juffrouw, wordt beïnvloed door de indruk van rijkdom. Ze laat door Klaar, de meid, met zich sollen. Jan en Klaar Jan is een verlopen, onbehouwen soldaat, vriend van Lodewijk. Hij geeft zich uit voor de Poolse baron van Schraalenstein ('eenvoudige steen') en vertoont grote overeenkomsten met de 'picaro' uit de schelmenromans: zijn afkomst is duister, hij heeft allerlei bezigheden gehad, is nieuwsgierig, avontuurlijk en kritisch van aard. Klaar, de brutale meid van Konstance en Charlotte, drijft de spot met de 'kale grootsheid'; ze treitert Charlotte en bootst haar na (zie bijvoorbeeld vers 470 en verder). Haar liefde voor Hans zit niet zo diep, getuige haar liefdesavontuur met Jan. Karel en Sofy Karel, de zoon van Konstance is een kordate legerkapitein. Hij is de 'reddende engel', die zich echter zelf ook aan bedrog schuldig maakt (een 'schijn-deus ex machina'). Zijn vrouw Sofy, zus van Lodewijk, speelt nauwelijks een actieve rol in het stuk. Konstance Adelpoort speelt bij de liefdesaffaire van Charlotte een belangrijke rol: ze wil haar dochter graag aan een rijke huwelijkspartner helpen. Alle personages zijn typen (de eenheid van tijd is niet te verenigen met karakterontwikkeling!). Zowel Lodewijk als Charlotte hebben iets tragisch: ze zijn van iets tot niets geworden. Plaats en tijd Er is eenheid van plaats: de gebeurtenissen spelen zich af in een Utrechtse straat (de Maliebaan) met twee tegenover elkaar gelegen huizen, het huis van Konstance en de herberg. Er is ook eenheid van tijd: de geschiedenis begint 'voor de middag' en eindigt 's avonds om negen uur. Perspectief De personages op het toneel presenteren zichzelf De toneelaanwijzingen zijn summier. Tijd De vertelde tijd is ± één dag ('De geschiedenis begint voor de middag en eindigt 's avonds om negen uur; eenheid van tijd). Taal Het taalgebruik is beschaafd, vrij van 'onkiesheden' en aangepast aan de personages: monsieur le Poerlaron bijvoorbeeld spreekt koeterwaals (gebrekkig Nederlands), Kees/Fop een eigenaardig dialect. Het stuk is voor het grootste gedeelte in alexandrijnen (zesvoetige jamben) geschreven; het eindrijm is gepaard (wat het van buiten leren vergemakkelijkt). De dialogen zijn vlot (snel wisselende korte uitspraken: stichomythie) en vermakelijk. Stroming Het wederzijds huwelijksbedrog is een hekelend en moraliserend intrigeblij spel of zedenblij spel, dat past binnen het classicisme. In een intrigeblijspel staan de verwikkelingen centraal, in een zedenblijspel bepaalde zeden of normen. In het wederzijds huwelijksbedrog spelen beide een belangrijke rol; de verwikkelingen zorgen niet alleen voor een komisch effect, maar zijn ook gericht op verbetering van de zeden, opvoeding van het publiek. Het classicisme, een zeventiende- en achttiende-eeuwse stijlrichting, wordt vooral gekenmerkt door het zich richten naar de normen van de klassieke oudheid. Daarnaast streven de classicisten naar evenwicht, harmonie en symmetrie en zijn ze sterk rationeel ingesteld. In ons land ontwikkelde zich uit de bewondering voor en navolging van de Fransen het zogenaamde Fransclassicisme of pseudo-classicisme (1 1670 tot 1 1750), met als belangrijkste kenmerken: naleving van vormvoorschriften en regels van Franse classicisten als P. Corneille, J. Racine, Molière (J.B. Poquelin) en N. Boileau (zijn Art Poétique van 1674 werd een belangrijk handboek) scheiding van de genres (dus bijvoorbeeld geen reien in een toneelstuk, want lyriek en dramatiek moeten gescheiden blijven) welgevoeglijkheid en waarschijnlijkheid (wat niet in overeenstemming met de rede of ratio is, wordt verworpen) Het Fransclassicisme werd geïntroduceerd en gepropageerd door de leden van het voorname kunst- of dichtgenootschap 'Nil volentibus Arduum' (Niets is moeilijk voor hen die willen), dat in 1669 te Amsterdam werd opgericht door L. Meijer en A. Pels. Het duidelijkst manifesteerde het Frans-classicisme zich in de toneelkunst en in de epische genres, zoals het stroomdicht, hofdicht, herdersdicht en heldendicht. Voor de dichtgenootschappers werd dichten meer een zaak van 'transpiratie' (voortdurend schaven en polijsten) dan van 'inspiratie'. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |