![]() |
Boekverslag : Harry Mulisch - De Pupil
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1360 woorden. |
I FEITELIJKE INHOUD: Het boek is opgebouwd uit tweeëntwintig korte hoofdstukken. Hoewel het boek geen autobiografie is, zal ik de zestigjarige ikfiguur in deze samenvatting `de schrijver' noemen. Als de schrijver achttien jaar is, is hij gedurende enige maanden de beschermeling en gezelschapsheer van Mw. Sasserath. Hoewel ze schitterende woningen in Venetië, Montreux, Parijs, Londen en New York heeft, woont ze uitsluitend in haar riante, aan de zee gelegen villa op Capri met uitzicht op de Vesuvius. Haar overleden man, Alphonse, is de uitvinder van de veiligheidsspeld, hetgeen hem een enorm kapitaal heeft opgeleverd. Mw. Sasserath is achtentachtig; ze is afkomstig uit Antwerpen. In mei 1945 gaat de schrijver naar Rome, waar hij een baantje als pompbediende krijgt. Hij heeft veel vrije tijd en begint te schrijven. Op een dag stopt Mw. Sasserath met haar Rolls-Royce bij het pompstation. De schrijver houdt een lofrede op het wezen van de pompbediende. De oude dame vindt dit zo mooi, dat ze hem uitnodigt mee te gaan. De schrijver is meteen bereid en gezeten naast Mw. Sasserath bereikt hij Napels. Per motorjacht gaan ze naar Capri. Ze worden opgewacht door een stoet van personeel. De schrijver neemt zijn intrek in de prachtige Villa da Balia, met dure kunstvoorwerpen en een reusachtige veiligheidsspeld van goud. Iedereen is aardig voor hem behalve de secretaris, Point genaamd, die hem wantrouwig en geringschattend bekijkt. Af en toe voert de schrijver gesprekken met Mw. Sasserath, onder meer over haar man en zijn geniale uitvinding. Hij is begraven in een witte piramide, die gebouwd is in het park achter de villa. Hij is altijd oud geweest, maar naar de mening van Mw. Sasserath heeft de schrijver de eeuwige jeugd. De literaire voortbrengselen van de schrijver zijn ‘nog steeds niet veel zaaks’. Af en toe brengt de schrijver een bezoek aan een Luxemburgse pottenbakster, een stevig gebouwde vrouw die hij lichamelijk zeer aantrekkelijk vindt. Toch blijft hij steeds aan Mw. Sasserath denken. Het gaat niet goed met de oude dame: ze zegt vreemde dingen en kan niet slapen. Er komt een dokter uit Napels: prof. Felice. Hij denkt dat Mw. Sasserath niet wil dromen en daarom niet kan slapen. De schrijver keert de redenering om: hij confronteert de grijze dame met een droom van zeventig jaar geleden. Deze droom heeft ze beschreven in een brief aan haar geliefde. Ze zag Alphonse in de studeerkamer van zijn vader, dansend en gehuld in een doorzichtige damesrobe. De schrijver adviseert haar `weer in die droom te kruipen'. Het lukt. Ze droomt niet alleen over Alphonse maar ook over de schrijver achter zijn schrijftafel, waarop een vel onbeschreven papier. Mw. Sasserath doet Italië een stoeltjeslift naar de krater van de Vesuvius cadeau; ze wil de eerste rit in gezelschap van de schrijver maken. Ze heeft bewust dit cadeau gekozen: de installatie heeft de vorm van een veiligheidsspeld. Als ze op de Golf van Napels varen, wordt de schrijver zich ervan bewust dat hij zich als auteur tot de werkelijkheid moet wenden; hij moet niet de essentie onder woorden trachten te brengen, maar een beschrijving geven van hetgeen hij zintuiglijk waarneemt. Vergezeld van tal van autoriteiten begeven Mw. Sasserath en de schrijver zich naar het nieuwe grondstation van de stoeltjeslift. Er wordt gesproken door de staatssecretaris voor toerisme en de ambassadeur van België en Mw. Sasserath gebiedt de schrijver een dankwoord te spreken. Nadat een priester het stationsgebouw met wijwater besprenkeld heeft, gaan Mw. Sasserath en de schrijver als eerste omhoog. De oude dame krijgt een blauwe annemoon. Ze is verrukt en in vervoering en legt haar hoofd tegen de schouder van haar beschermeling. Ze valt in slaap. Hoewel dit onmogelijk is, zitten er in de gondeltjes die omlaag gaan, allerlei mensen. Ze komen de schrijver bekend voor, maar toch heeft hij hen nooit ontmoet. De lezer van het werk van Mulisch herkent ze : het zijn de figuren uit zijn boeken. Als de schrijver boven komt, is Mw. Sasserath verdwenen. Hij begeeft zich naar de rand van de krater en gaat daarna alleen terug. Er ontstaat een vijandige stemming onder de aanwezigen, maar de schrijver slaagt erin hen door een toespraak wat te kalmeren. De carabinieri gaan naar boven om de verdwenen dame te zoeken. Inmiddels drinken de genodigden zich een stuk in de kraag. De carabinieri kunnen Mw. Sasserath niet vinden. De schrijver gaat niet terug naar Capri; hij besluit naar Holland terug te keren. Bij prof. Felice kan hij overnachten. In de schrijver is iets veranderd. Alles wat hij in zijn leven zal schrijven, moet hij weliswaar nog schrijven, maar het is al op de een of andere manier aanwezig. Deze visie op het schrijverschap heeft zich nu bij hem ontwikkeld. De schrijver krijgt een slaapplaats in een loods in Pompeï. Op de divan die voor hem bestemd is, ligt een stapel kussens. Hij gooit ze weg (een afrekening met de ideeën van de Oostenrijkse psychiater Freud?). In de loods bevinden zich gestalten van gips: slachtoffers van de uitbarsting van de Vesuvius, negentien eeuwen geleden. De schrijver denkt aan zijn personages die veertig jaar later (als hij in zijn zestigste levensjaar is) zijn werk bevolken. Ze zijn een beloning van Mw. Sasserath. Haar bloem - de blauwe annemoon - eet hij op; ze smaakt bitter. Hij valt in een diepe slaap. II WEZENLIJKE INHOUD: De titel slaat op de hoofdpersoon: hij is de beschermeling van Mw. Sasserath. Het woord pupil kan echter ook ‘oogappel’ in overdrachtelijke zin betekenen: de schrijver is de oogappel (=dierbare) van de Belgisch dame. We kunnen ook denken aan het volgende: de pupil is het oog, waarmee de schrijver naar de werkelijkheid kijkt om haar in zich op te nemen. Op een bepaald moment realiseert de jonge schrijver zich, dat hij om echte literatuur voort te brengen de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid moet beschrijven. Wanneer hij boven op de Vesuvius staat keert dit motief terug, doordat Mulisch de krater (waaruit het visioen van zijn latere personages tevoorschijn is gekomen) vergelijkt met een `pupil'. Het motto van het boek is ontleend aan de beroemde Italiaanse schilder, beeldhouwer en dichter Michelangelo en geeft duidelijk aan, dat ‘De Pupil’ een roman is over het schrijverschap: `De grootste kunstenaar kan niets verzinnen dat niet vooraf al in de steen bestaat, maar als zijn hand niet met zijn geest meegaat zal hij nooit van 't ruwe marmer winnen.' Het thema. De quasi-autobiografische novelle is te lezen als een sprookje of een droom, waarin Mulisch de oorsprong en de essentie van zijn schrijverschap op een diepzinnige maar ook vermakelijke wijze schetst. Enige motieven: - de veiligheidsspeld als metafoor voor het schrijven; - de cyclische opvatting van de tijd: alles keert op de een of andere manier terug (octaviteit); - het Oedipus-motief, hier niet in Freudiaanse zin maar in mythische betekenis; - de onverklaarbare verdwijning; - de confrontatie van de schrijver met zijn romanfiguren(twee keer). III FIGUREN: De belangrijkste figuur is de ikfiguur. Hij is - uiteraard volgens zichzelf - een wonder van intelligentie, goede smaak, tact, humor, fraai gebouwd bovendien en bij dat alles van een hartveroverende bescheidenheid. Er zou sprake zijn van een irritante ijdeltuiterij, ware het niet dat dit zelfportret met de nodige ironie wordt geschetst. Tegenhanger van de ikfiguur is Point, die als secretaris van Mw. Sasserath ook een soort schrijver is, maar een die alleen zaken noteert uit de banale werkelijkheid. Hij is jaloers en hebzuchtig. Mw. Sasserath is een incarnatie van de Grote Oermoeder, de leven schenkende godin, die tijdens de oudheid in wisselende gestalten werd vereerd en in later tijden is gekerstend tot de Madonna. Ze is intelligent, beschaafd, mild en ondanks haar hoge leeftijd charmant. Haar tegenhanger is de Limburgse pottenbakster, die voor de ikfiguur alleen lichamelijk aantrekkelijker is. Alle in dit boek voorkomende figuren zijn flat characters: het zijn meer figuren uit een symbolisch sprookje dan echte karakters. IV TAALGEBRUIK: Tijd: De verteller is bijna zestig jaar en kijkt terug naar hetgeen hem is overkomen in de zomer en herfst van 1945, toen hij achttien was. Het eigenlijke verhaal is dus een tamelijk uitvoerige flash-back. Ruimte: Mulisch toont een voorkeur voor tegenstellingen. Tegenover het kille, berooide Nederland van vlak na de oorlog stelt hij het prachtige, zonnige Capri. Hij schetst ons een droomwereld: een paleisachtige villa met een schitterende tuin gelegen aan de Golf van Napels. Perspectief: Er is sprake van een ikvertelsituatie. De ikfiguur heeft geen naam; het zou de schrijver zelf kunnen zijn. Taal en stijl: Het boek is geschreven in een prettig leesbaar, soepel Nederlands. De lezer kan genieten van de ironie en zelfspot van de verteller. Die zelfspot is terug te vinden in de manier waarop Mulisch via de ikfiguur terugkijkt op zijn stilistische ontwikkeling. Hij geeft een voorbeeldje van hoe hij in zijn beginperiode zeer barok over de stilte schreef, terwijl hij nu gewoon kan noteren : `Het bleef een minuut stil.' |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |