Boekverslag : Harry Mulisch - De Aanslag
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 8082 woorden.

Harry Mulisch - De aanslag

Beoordeeld door Ornée en Vermeer



Samenvatting van de inhoud:



Primaire gegevens van het gelezen werk:



Auteur: Harry Mulisch

Titel: De aanslag

Ondertitel: -

Verschenen in: 1982

Verantwoording van de keuze:

Ik heb dit boek gelezen, omdat anderen het ook gelezen hadden en dan hoefde ik geen samenvatting te maken.

Verwachtingen vooraf:

Vooraf schatte ik het boek heel hoog in, omdat andere mensen er enthousiast over praatten. Ik verwachtte veel spanning en een meeslepend verhaal en dat komt omdat ik de film al had gezien. Die sprak me erg aan. Ik heb al veel oorlogsboeken gelezen en meestal lees ik die in één adem uit. Ik verwachtte een boek dat zich alleen maar in de oorlog afspeelde, maar dit boek ging ook over gebeurtenissen na de oorlog. De spanning viel me wat tegen, maar het was wel een erg meeslepend verhaal.



Korte samenvatting van de inhoud:



Proloog:



De proloog begint als een vertelling, een sprookje: 'Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. De Steenwijks wonen in een kleine villa waarvan er vier dicht bij elkaar aan een kade staan. In het meest links gelegen huis ('Welgelegen') woont de gepensioneerde procuratiehouder Beumer met zijn vrouw. Dan volgt 'Buitenrust', waar Anton woont, daarnaast in 'Nooitgedacht' wonen een stuurman op de grote vaart, Korteweg, en zijn dochter Karin, die verpleegster is. In 'Rustenburg' tenslotte woont het echtpaar Aarts. Met de familie Beumer en Karin Korteweg heeft Anton nog enig contact, niet met het echtpaar Aarts, dat heel afgezonderd leeft.

De vier huizen liggen heel geïsoleerd, alleen aan de overkant van het water liggen wat boerderijen en huisjes. Anton speelt vaak op de braakliggende grond achter de huizen of kijkt naar de schepen die door het kanaal varen.



Eerste episode, 1945



1. De eerste episode speelt zich af in januari 1945. Het is avond. Vader, moeder, Peter en Anton Steenwijk zitten bij het licht van een carbidlantaarn kleumend bijeen in de enige kamer die nog af en toe verwarmd wordt. Moeder haalt een trui uit, de zeventienjarige Peter maakt huiswerk, vader en Anton lezen. Af en toe beginnen ze een gesprek dat niet wordt afgemaakt, over een artikel dat Anton leest of over de vertaling die Peter gemaakt heeft. Peter plaagt Anton met zijn naam (Anton Mussert). Voor ze naar bed gaan, beginnen ze een spelletje mens-erger-je-niet. Het is bijna acht uur, spertijd, en buiten is het stil.



2. In die stilte vallen zes schoten. Peter gaat eerst kijken in de voorkamer en rent daarna naar buiten, er is iemand neergeschoten. Als Anton door het raam kijkt, ziet hij voor het huis van Korteweg een bewegingloze man liggen naast een fiets. Peter komt terug met de mededeling dat het Ploeg is. Fake Ploeg is hoofdinspecteur van politie en een berucht verrader. Zijn zoon, die ook Fake heet, zit bij Anton in de klas. Anton herinnert zich dat de jonge Fake op een ochtend kort na dolle dinsdag in jeugdstormuniform in de klas zat. Een leraar hield iedereen tegen, omdat hij weigerde les te geven aan leerlingen in uniform. Anton kreeg medelijden en ging de klas in, waarmee hij het verzet brak.

Dan zien ze dat meneer Korteweg en Karin het lijk van Ploeg voor hun huis neerleggen. Peter vreest voor represailles en wil het lijk terugleggen of bij Beumer voor de deur deponeren. Het lukt moeder en Anton niet hem tegen te houden. Vader blijft gedurende de hele scène machteloos aan tafel zitten. Peter probeert het lijk alleen te verslepen, maar hij wordt gestoord door een gewapende patrouille. Met het pistool van Ploeg vlucht hij achter het huis van Korteweg. Hij komt niet terug en ze durven hem niet te gaan zoeken. Vooral vader is verlamd van angst. De Duitsers rammen hun deur in. Dat de Steenwijks schuldig zijn, staat meteen al voor hen vast, omdat vader in een boek van Spinoza, een jood, zat te lezen. Bovendien ontbreekt Peter. Ze worden naar buiten gevoerd, waar Anton wordt gescheiden van zijn ouders. Hij moet wachten in een auto. Hij ziet hoe ze het huis vernielen en het tenslotte met handgranaten en een vlammenwerper in brand steken. In een vrachtauto worden geboeide mensen aangevoerd. Even meent hij de schim van zijn moeder te zien. Korte tijd later hoort hij het ratelen van een mitrailleur. Anton wordt naar het politiebureau gebracht, dat tjokvol is. Een brigadier sluit hem op in een cel waarin al iemand zit, die hij de volgende woorden toevoegt: 'Je krijgt gezelschap, maar houd die jongen er buiten, wil je? Die heeft al genoeg ellende dankzij jullie'.



3. In de cel is het aardedonker. Hij merkt dus pas dat het een vrouw is, als die vraagt wat er gebeurd is. Hij begint te huilen en ze troost hem, maar overtuigt hem er ook van dat de Duitsers de schuld zijn van zijn ellende en niet de illegaliteit Anton vertelt haar dat hij het slachtoffer en diens zoon kent. Ze wil hem uitleggen dat de illegaliteit die man wel moest doden, maar dan barst zij in snikken uit. Als hij op zijn beurt een troostend gebaar maakt, legt ze zijn hand tegen haar borst en tast daarna zijn gezicht af om hem te kunnen 'zien'. Hij heeft het gevoel dat het een soort inwijding is. Ze vertellen elkaar over een angstige belevenis in het duister. Anton wordt in zijn verhaal gestoord door geluiden van mishandeling. Ze leidt zijn gedachten af door te vertellen over licht en liefde, waarover ze eens een gedicht heeft willen schrijven. Hij begrijpt haar niet, maar is trots dat ze zo tegen hem praat. Ze vertrouwt hem toe dat ze houdt van een getrouwde man die van haar liefde voor hem niets weet. En zo komt het gesprek weer op Antons ouders en op Peter. Tenslotte valt hij in slaap.



4. Na ruim een uur wordt hij uit de cel gesleurd door een SS'er die woedend is, dat ze hem bij die 'terroriste' hebben opgesloten. Anton blijkt bloed van haar op zijn gezicht te hebben, waaruit blijkt dat ze aan haar hand gewond is. De officier komt dat 'vervloekte communistenwijf' halen om haar naar de Euterpestraat te brengen. Anton wordt op een motorfiets naar de Ortskommandantur gebracht, waar hij even meneer Korteweg ziet.

De volgende morgen wordt hij gewekt door een vriendelijke Feldwebel. Hij krijgt te eten en heeft een gesprek met een even vriendelijke en bovendien Nederlands sprekende Ortskommandant. Deze omzeilt het antwoord op Antons vraag naar zijn vader en moeder. Feldwebel Schulz zal hem begeleiden naar zijn oom en tante Van Liempt in Amsterdam. Hij wordt in dikke legerkleren gepakt en mag meerijden in een klein konvooi vrachtwagens. Dit wordt vlak voor Amsterdam beschoten door een Spitfire. Er zijn slachtoffers, waaronder Schulz, die gruwelijk gewond raakt in een poging Anton te redden.

In Amsterdam ontfermt een Duitse generaal zich over hem. De man is verbijsterd over de behandeling die Anton heeft ondervonden. Er zijn zelfs geen papieren, want die had de Feldwebel. Korte tijd later haalt oom Peter hem op. Anton voelt dat hij de dobbelsteen van het mens-erger-je-niet-spel nog in zijn zak heeft.



Tweede episode, 1952



1. Het eerste hoofdstuk is een terugblik naar mei 1945. Oom Peter hoort kort na de bevrijding in Haarlem dat Antons ouders op de rampavond in januari zijn doodgeschoten, tegelijk met negenentwintig gijzelaars; meneer Beumer heeft het gezien. In juni komt het bericht dat ook Peter die avond is doodgeschoten. Voor Anton komen beide mededelingen dan al als een 'boodschap uit voorhistorische tijden'. Hij doorloopt het gymnasium en gaat medicijnen studeren. Over de oorlog leest hij nooit meer iets: 'Het gezin, waarvan hij deel had uitgemaakt, was onherroepelijk uitgeroeid, en aan die wetenschap had hij genoeg'



2. Pas in 1952 gaat hij weer naar Haarlem, als hij een uitnodiging krijgt voor een feestje van een medestudent. Een oudere broer van die studiegenoot, een student tandheelkunde, heeft het hoogste woord over de dreiging van de communisten in Korea. Anton houdt zich afzijdig, hij voelt zich onbehaaglijk: 'Hij had nooit meer naar Haarlem mogen gaan, hij had het moeten begraven, zoals doden begraven worden ... -maar nu hij er eenmaal was, wilde hij voorgoed afscheid nemen'.



3. Hij gaat naar de kade. Als hij staat te mijmeren voor de lege plek waar zijn huis heeft gestaan, roept mevrouw Beumer hem binnen. Meneer Beumer is een demente, oude man geworden. Mevrouw Beumer vertelt dat er weleens een onbekende man heeft staat kijken naar de plek waar 'Buitenrust' heeft gestaan. De Kortewegs zijn vlak na de bevrijding vertrokken, zonder iets te zeggen. Mevrouw Beumer kent de rol van de Kortewegs in het drama niet en ze denkt bovendien dat Peter Ploeg wilde helpen. Maar ze weet wel dat zijn moeder een Duitser is aangevlogen en dat zij en Antons vader daarna zijn neergeschoten als beesten. Voordat ze er meer over kan vertellen, gaat Anton weg. Hij loopt langs het monument aan de overkant, opgericht voor de slachtoffers van de januari-avond, waarvan hij het bestaan niet kende. Hij leest de namen van zijn ouders, niet die van Peter. Dan gaat hij terug naar Amsterdam.



4. Zijn oom zegt hem dat hij hem wel verteld heeft van het monument, maar dat Anton de onthulling niet wilde bijwonen. Anton herinnert zich dat niet meer en voor het eerst voelt hij iets van angst voor het afgesloten verleden: 'iets zuigends, een donker gat waar dingen in vielen zonder ooit een bodem te bereiken'.



Derde episode, 1956



1. Sinds zijn kandidaatsexamen in 1953 woont Anton in een appartement in het centrum. Het verleden lijkt steeds verder weg, maar het blijft zijn reacties beïnvloeden. Na zijn doctoraal examen, tijdens zijn coassistentschap, besluit hij zich in anesthesie te specialiseren, vooral omdat hij geboeid is door het verschijnsel narcose. Voor politiek interesseert hij zich niet. Op aanraden van zijn oom stemt hij op de sociaal-democraten.



2. Hij woont vlak bij het hoofdkwartier van de communistische partij, waar na de inval van de Russen in Hongarije hevige rellen zijn. Een van de deelnemers daaraan is Fake Ploeg jr.; hij herkent Anton.



3. Waarom weet hij niet, maar hij nodigt Fake uit, mee te gaan naar zijn kamer. Fake, die precies op zijn vader lijkt, is naar Amsterdam gekomen om stenen te gooien. Op aandrang van Anton vertelt Fake over de tijd na de oorlog: Zijn moeder in een kamp, hij in een internaat, verhuisd naar Den-Helder, ambachtsschool in plaats van lyceum en armoe. Fake is opstandig: 'We zitten bij elkaar in de klas, jouw ouders worden doodgeschoten, en toch studeer je medicijnen. Maar mijn vader wordt omgelegd en ik repareer geisers'. Het gesprek wordt steeds geladener, als blijkt dat Fake ook hetzelfde denkt als zijn vader met name over 'diezelfde rotcommunisten ... die hem hebben vermoord'. Die acht hij ook schuldig aan de dood van Antons ouders, want ze hadden kunnen weten wat de gevolgen zouden zijn van hun aanslag. Hij verdedigt zijn vader als iemand met vaste beginselen en als Anton cynisch vraagt of zijn vaders naam ook op het monument had moeten staan barst hij in snikken uit. 'Toen jouw huis in de fik ging, kregen wij het bericht dat onze vader dood was. Heb jij daar weleens aan gedacht? Ik wel aan wat jou is overkomen, maar jij ook aan mij?'. Radeloos gooit hij de spiegel in scherven en rent weg. Even komt hij nog terug om te zeggen dat hij nooit vergeten is dat Anton de klas in kwam, toen hij daar zat in het uniform van de Jeugdstorm. Antons kamer is een puinhoop, want ook de oliekachel is gaan roeten.



Vierde episode, 1966



1. In 1959 doet hij artsexamen en krijgt een assistentschap in de anesthesie. Zijn eerste vrouw, Saskia de Graaff, ontmoet hij in 1960 in Londen. In 1961 trouwen ze. De vader van Saskia, die in de oorlog een hoge functie in het verzet heeft gehad, is net zo zwijgzaam over die periode als Anton



2. Begin juli 1966 bezoekt Anton, samen met Saskia en zijn vierjarig dochtertje Sandra, de begrafenis van een journalist die bevriend was met De Graaff. De begrafenis, in een dorp ten noorden van Amsterdam, wordt bezocht door mensen die elkaar allemaal kennen uit het verzet: een minister, een beroemde dominee, een dichter, een uitgever, de burgemeester van Amsterdam. Het lijkt wel een reünie, vooral na de begrafenis, als de bezoekers in een café samenkomen. Er ontstaat een heftige discussie over de rol van de Amerikanen in Vietnam, over communisme en anti-communisme, over het Koninklijk Huis. In een stilte vangt Anton de volgende zin op: 'Ik schoot eerst in zijn rug, en toen een keer in zijn schouder en in zijn buik, terwijl ik hem voorbijfietste'.



3. De man die dit zegt is Cor Takes. Anton reageert in een reflex: 'Kwam er toen nog een vierde en een vijfde schot? En toen nog een zesde?'. Als Takes begrijpt wie hij is, neemt hij hem mee naar het stille kerkhof. Anton wil eigenlijk niet praten, omdat het gebeurde toch niet meer te herstellen is, maar Takes dwingt hem er min of meer toe. Hij dwingt hem ook te luisteren naar de gruweldaden van Ploeg. Anton constateert dat Takes de aanslag zit de rechtvaardigen, als hij de schuld voor de represailles duidelijk bij de Duitsers legt. Alsof hij wil aantonen dat niet alleen Anton geleden heeft onder de gevolgen van de aanslag, vertelt Takes dat zijn jongste broer een van de vermoorde gijzelaars was.

Takes blijkt niets te weten van het gesleep met het lijk van Ploeg. Hij is verbluft en vindt het stom dat ze het lijk niet gewoon hebben binnengehaald en weggewerkt. De hele scène staat Anton steeds duidelijker voor de geest, maar hij weet geen verklaring voor het feit dat de Kortewegs het lijk voor hun deur hebben gelegd en niet voor die van Aarts. Hij wil bovendien het verleden laten rusten, terwijl Takes juist alles wil weten. Daarom is hij ook regelmatig teruggegaan naar de kade. Hij bekent waarom deze ene aanslag hem zo dwars zit: als gevolg ervan is zijn vriendin geëxecuteerd. Anton beseft ineens dat zij de vrouw in de cel moet zijn, en ook dat hij haar eigenlijk altijd heeft gezocht. Op dit moment sterft ze voor hem, hij is hevig ontroerd. Hij kan niets over haar en het gesprek in de cel vertellen, alleen dat ze gewond was, toch is Takes ervan overtuigd dat zij het is geweest. Hij vertelt dat ze Truus Coster heet en dat Ploeg haar had aangeschoten. Drie weken voor de bevrijding is ze in de duinen geëxecuteerd. Nu huilen beide mannen. Ze worden door een bezorgde Saskia en een woedende mevrouw De Graaff van het kerkhof gehaald: 'Kunnen jullie dan nooit ophouden over die rotoorlog?'.

Voor ze afscheid nemen, stopt Takes een briefje in Antons zak.



4. Daarop staan Takes' adres en telefoonnummer. Anton, Saskia en Sandra gaan met Saskia's ouders ergens buiten eten. Anton is zwijgzaam tegenover Saskia en tegenover De Graaff, die zelf ook niet verder komt dan: 'Misschien is het wel een geluk voor je, wat er vanmiddag gebeurd is. We hebben het allemaal opgeschort, maar nu komen de problemen'. Later gaat Anton met Saskia en Sandra naar het strand. Hij is uit zijn evenwicht door de gebeurtenissen. Tijdens het zwemmen bevindt hij zich even in een soort bedreigend tussengebied en als hij op het strand in slaap valt, droomt hij van zijn oude huis. 's Avonds bedenkt hij zich, dat in het leven blijkbaar alles aan het licht komt. Hij verlangt ernaar de foto van Truus te zien die Takes heeft. Op dat moment herkent hij in een foto van Saskia het beeld dat hij onbewust in zijn hoofd heeft van Truus: daarom heeft hij Saskia willen trouwen. Of heeft hij het beeld van Truus pas gevormd, nadat hij Saskia ontmoet heeft? Hij voelt dat hij met dit soort gedachten zijn huwelijk op het spel zet. Toch belt hij Takes.



5. De volgende dag gaat hij naar Takes, die in een verslonsde omgeving woont. Takes is woedend, omdat Lages is vrijgelaten. Voor hem is het nog steeds oorlog, constateert Anton, die zelf opvallend rustig blijft. Ze gaan naar het souterrain, een soort verzetshoofdkwartier, waar alles gebleven is zoals het in de oorlog was. Anton ziet Truus' foto. Ze lijkt niet op Saskia, alleen de blik in haar ogen is dezelfde. Takes, die half dronken is, wil weten wat Truus die nacht gezegd heeft, maar Anton kan zich niets van het gesprek herinneren. Dan vertelt Takes over zijn verhouding met Truus; hij had zijn gezin in de steek gelaten voor haar, maar zij hield niet van hem. Hij vertelt over hun urenlange gesprekken over moraal, maar ook over de aanslag. Zijn half-mislukte schoten, daarna twee schoten van Truus en het schot van Ploeg waarmee hij Truus verwondde. Takes heeft het pistool van Truus als een relikwie bewaard. Nu is Anton wel geëmotioneerd. Dan komt ook nog het bericht dat een van de ex-verzetsmensen zelfmoord heeft gepleegd, omdat Lages is vrijgelaten.



Laatste episode, 1981



1. Anton is in 1967 gescheiden van Saskia en in 1968 hertrouwd met Liesbeth, die kunstgeschiedenis studeert. In 1969 wordt hun zoon Peter geboren. Saskia is ook hertrouwd, maar de verhouding tussen haar en Anton blijft goed. Hij verdient zoveel, dat hij zich vier huizen kan veroorloven. Zijn migraine wordt wat minder, maar tegen zijn veertigste wordt hij neerslachtig en krijgt hij nachtmerries. Tijdens een verblijf in Italië raakt hij in een crisis, die begint als zijn blik valt op een aansteker in de vorm van een dobbelsteen. Het lijkt op de onrust die hij voelde tijdens en na het strandbezoek in 1966, maar dit is veel ernstiger. Na een injectie kalmeert hij. De aanvallen herhalen zich, maar minder erg en ze blijven tenslotte weg. Het verleden lijkt steeds verder weg te schuiven, wanneer oude mensen die hij goed kent, sterven: zijn tante, zijn voormalige schoonouders. In 1978, als Sandra zestien is, gaat hij op haar verzoek met haar naar Haarlem. Op de plaats van zijn huis staat een bungalow, ook de andere huizen zijn veranderd en alle ruimte is volgebouwd. Nadat ze samen naar het monument hebben gekeken, vertelt Anton haar over het gesprek met Truus Coster. Als Sandra zegt dat het gebeurde toch de schuld was van Truus, komt iets wat zij toen gezegd heeft weer bij hem boven: 'Iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders ' en '... hij denkt dat ik niet van hem houdt...'. Hij beseft dat alle herinneringen toch nog in zijn geheugen zijn opgeslagen. Hij is ontroerd, maar beheerst zich. Sandra voelt kennelijk wat er in hem omgaat en stelt voor het graf van Truus te bezoeken op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ze koopt een roos, een paarse, omdat de rode uitverkocht zijn, en legt die op het graf.

Cor Takes, die hij wil vertellen wat hij zich nu herinnert van het gesprek in de cel, is onvindbaar. Hij ziet hem nog één keer, in een televisieprogramma over het verzet. Op nog een manier wordt hij herinnerd aan het verleden: door de stad rijden steeds vaker bestelwagens met de letters FAKE PLOEG SANITAIR BV.



2. Op 21 november 1981 krijgt Anton een ondraaglijke kiespijn. Zijn tandarts wil hem alleen behandelen als hij belooft mee te lopen in de grote demonstratie tegen de atoombewapening. Die tandarts is Gerrit-Jan van Lennep die hij in 1952 op het tuinfeest heeft ontmoet en die toen vond dat hij in Korea tegen de communisten moest gaan vechten.

Anton, die aanvankelijk heel huiverig tegenover de demonstratie staat, voelt zich op aangename wijze opgenomen in de menigte. In het begin loopt zijn zoon Peter met hem mee, maar die gaat daarna zijn eigen gang. Later ontmoet hij Sandra, die in verwachting is, met haar vriend Bastiaan. Hun korte gesprek loopt op niets uit, ze irriteren elkaar. Dan botst hij op tegen Karin Korteweg, die hij aanvankelijk niet herkent.



3. Even is hij radeloos, maar hij weet zich te beheersen. Na een lange aarzeling en op zijn aandringen, begint ze te vertellen. Peter is bij hen naar binnen gevlucht, volkomen overstuur en heeft hen bedreigd. Haar vader liet dat zo. Het zou hun onschuld bewijzen en Peters schuld. Peter wordt door de Duitsers neergeknald en Karin en haar vader worden naar de Ortzkommandantur gebracht. Anton herinnert zich, dat hij Korteweg daar gezien heeft. Zij heeft de Duitsers verteld dat Peter niets met de aanslag te maken had en ook dat zij en haar vader het lijk versleept hebben. Het interesseert hen niets. Met haar vader heeft zo nooit meer over het gebeurde gepraat. Na de bevrijding zijn ze geëmigreerd naar Nieuw-Zeeland, ze denkt omdat haar vader bang was voor Antons wraak. Daar heeft hij in 1948 zelfmoord gepleegd. Anton ervaart die mededeling als een soort genoegdoening. Karin vertelt waarom haar vader Ploeg heeft versleept: hij was bang dat de Duitsers hun huis zouden vernielen en daarbij zijn hagedissen zouden doden. Hij had niet voorzien dat ze als represaille bewoners zouden doden. Toen bleek dat dat toch gebeurd was, heeft hij de beesten zelf doodgetrapt.

Tenslotte wil Anton nog antwoord op een vraag: waarom hebben ze het lijk niet bij Aarts voor de deur gelegd? Karin wilde dat ook, maar haar vader wist dat daar drie joden ondergedoken zaten. Nu weet Anton dus alles en kan ook niet meer verdragen. Hij neemt haastig afscheid en laat Karin hulpeloos achter



4. Hij vindt snel zijn zelfbeheersing terug, als hij wordt opgenomen in de stroom demonstranten. Plotseling is Peter er ook weer, samen lopen ze verder. 'En met zijn hoofd een beetje schuin, als iemand die iets hoort in de verte, laat hij zich meenemen door de stad naar het vertrekpunt; met een korte beweging gooit hij zijn sluike grijze haar naar achteren, zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes als opwerpen, ofschoon nergens as te zien is'.



Opbouw en Tijd:



Hoe belangrijk de structuur van een roman voor Mulisch is, blijkt uit het volgende citaat:

'Je hebt schrijvers die verslag uitbrengen van wat ze in hun leven hebben meegemaakt, dat geven ze een beetje structuur en dat is dan de nieuwe roman. Zo gaat het bij mij absoluut niet. De vorm staat voor mij voorop'.

De opbouw van De Aanslag is te vergelijken met die van een klassieke tragedie: Een proloog gevolgd door vijf episodes; deze volgen elkaar chronologisch op en omvatten een periode van bijna 37 jaar. Elke episode duurt één of enkele dagen en historische gebeurtenissen uit die periode hebben een min of meer belangrijke functie in het verhaal.



Eerste episode: 1945, één avond en een deel van de volgende dag.

Tweede episode: 1952, één dag. Verwijzing naar de oorlog in Korea

Derde episode: 1956, één dag. Russische inval in Hongarije

Vierde episode: 1966, twee dagen. Provo's en Vietnam

Vijfde episode: 1981, één dag. Vredesdemonstratie in Amsterdam

Kenmerkend voor de tweede tot en met de vijfde episode, door Mulisch naspel genoemd, is een ontmoeting met iemand die nauw betrokken was bij de aanslag, achtereenvolgens mevrouw Beumer, Fake Ploeg, Cor Takes en Karin Korteweg. Na elke ontmoeting moet Anton het beeld herzien dat hij heeft van de gebeurtenissen in 1945. Zijn leven wordt steeds nader bepaald doordat hij het verleden leert kennen en het interpreteert.

De vijf episodes zijn verdeeld in elkaar chronologisch opvolgende hoofdstukken. Door de scènische opbouw moet de schrijver in de eerste hoofdstukken van de tweede tot en met de vijfde episode telkens een grote tijdsafstand overbruggen. Dit gebeurt door een korte beschrijving van wat er in de tussentijd voorvalt (tijdsverdichting), maar die eerste hoofdstukken hebben ook een algemeen beschouwend, proloogachtig karakter: vervorming van de tijd (tweede episode), opvatting over narcose en politiek (derde episode), de waarheid van de overlevering (vierde episode), de verhouding verleden, heden, toekomst (laatste episode).



Tijdsbeeld en verhaalruimte:



Behalve het aspect van 'tijd' is ook dat van 'historische periode' belangrijk, bijvoorbeeld in gesprekken over en beschrijvingen van gebeurtenissen in de wereldpolitiek. In 1952 is dat de oorlog in Korea en het sturen van Nederlandse vrijwilligers om het 'rode fascisme' te bestrijden. 'Daar bonken de barbaren op de poort van de christelijke beschaving!' zoals Gerrit-Jan van Lennep uitroept. Anton wil er niets mee te maken gebben. 'Ik heb mijn portie gehad,' zegt hij.

In 1956 zijn er schokkende gebeurtenissen in Egypte, Polen en Cuba. Mulisch kiest echter de inval van de Sovjet-Unie in Hongarije, omdat die in Amsterdam leidt tot relletjes bij het CPN-gebouw. Hoewel Anton zich ook hier afzijdig wil houden, raakt hij in het gewoel verzeild.

In 1966, na de begrafenis van de journalist, discussiëren de oud-verzetsmensen fel over Vietnam, de rol van Amerika, de communisten. 'De Russen zijn gedestaliniseerd, maar de Amerikanen zijn volkerenmoordenaars geworden,' zegt een van hen. Anton mengt zich weer niet in de politieke woordenwisseling.

In de laatste episode staat de grote betoging tegen de atoombewapening centraal. Hiervan houdt Anton zich niet afzijdig, hij loopt mee, aanvankelijk alleen omdat hij daartoe gedwongen wordt, maar later van harte.

De hoofdpersonen praten niet alleen over wereldpolitiek, maar ook over Nederlands nieuws, bijvoorbeeld over de vrijlating van Lages in 1966, waardoor de emoties hoog oplopen. 'De oorlogsmisdadiger is ziek, ach gut, dat arme schaap. Gauw vrijlaten die fascist want wij zijn geen fascisten, wij houden onze handen schoon,' zegt Takes honend.

Door deze discussies en beschrijvingen krijgt de lezer een beeld van het nieuws in het betrokken jaar, maar Mulisch gebruikt ook andere middelen om het tijdsbeeld op te roepen (of in de herinnering terug te brengen): hij beschrijft gebruiksvoorwerpen (de carbidlanp in de hongerwinter, de walmende oliekachel op Anton's kamer) en hij citeert liedjes die populair waren. Al deze verwijzingen en gesprekken zijn geen opvulstukjes, maar ze zijn opgenomen in de handeling en bepalen de sfeer waarin het verhaal zich afspeelt. Sfeerbepalend zijn ook de korte beschrijvingen van de verhaalruimte.



Spanning:



De aanslag is een spannende roman, al lijkt het begin van de eerste episode heel ontspannen: het is koud en ze zijn hongerig, maar eigenlijk zitten de Steenwijks rustig bijeen in hun achterkamer. Ieder heeft zijn eigen bezigheid, moeder haalt een trui uit, vader leest een boek, Peter maakt huiswerk en Anton is verdiept in een artikel; ze voeren schijnbaar onbelangrijke gesprekjes, maar bij de lezer wordt wél spanning opgeroepen. Hij weet dat deze schijn bedriegt, want het is geen vrede, het is oorlog. En hoe vrediger de schrijver de sfeer tekent, hoe sterker de dreiging wordt.

Op het moment dat ieder klaar is of stopt met het werk en het mens-erger-je-niet-spel te voorschijn wordt gehaald, op het moment dus dat de situatie helemaal open is, voelt de lezer dat de spanning zich zal ontladen.

Op de ontlading van die spanning, de zes schoten, volgt een reeks verwarrende, angstaanjagende gebeurtenissen. Aan het eind van de eerste episode weet de lezer dat het huis is afgebrand, dat Anton leeft en dat Ploeg dood is. Verder resten hem de vragen: Wie heeft de aanslag gepleegd? Waarom versleepten de Kortewegs het lijk? Wat is er met Peter gebeurd? Wat is er precies met zijn vader en moeder gebeurd? Wie is de vrouw in de cel?

Deze open vragen roepen spanning op, omdat de lezer ze beantwoord wil zien. Dat is dus een ander soort spanningsopbouw dan in het eerste hoofdstuk van de eerste episode, waar de spanning vooral voelbaar wordt door de sfeerbeschrijving.

De lezer krijgt tegelijk met Anton het antwoord op de open vragen. In het begin van de tweede episode lezen we al dat z'n ouders gefusilleerd zijn en dat Peter dood is. Later bij Beumer hoort Anton iets meer. 'Wat je doorgemaakt moet hebben...Dat heeft je oom toch verteld. Toen je moeder die kerel aanvloog...Eenvoudig afgemaakt, als beesten'. Maar er komen ook steeds vragen bij, zoals: Waarom zijn de Kortewegs meteen na de oorlog verhuisd?

En al eerder is de vraag opgekomen: Wat deed meneer Korteweg in de Ortskommandantur?

In de vierde episode weet de lezer wie de aanslag heeft gepleegd, maar al eerder vermoedt hij dat die dader nog leeft, want wie zou anders de man zijn die nog eens een paar keer is komen kijken op de kade? Maar nu Anton precies weet hoe de aanslag in z'n werk ging, wordt een andere vraag weer aangescherpt: '...Waarom heeft die zeeman hem dan bij jullie neergelegd, en niet hier, bij zijn andere buren?'. Het antwoord op die vraag geeft Karin tijdens de betoging: “Ik deed al een stap hun kant op, maar toen ei mijn vader: “Nee, niet daarheen, daar zitten joden”.” Sommige vragen die al in het begin van het boek worden opgeroepen, worden pas helemaal achterin beantwoord, op andere komt het antwoord heel snel. Zo komt bij de lezer op pagina 140 en 146 (bij de begrafenis) even de vraag op: zal Anton de vrouw uit de cel weer ontmoeten? Maar even verder hoort hij dat ze dood is.

Deze structuur van aan elkaar gekoppelde vragen geven de roman een thriller-achtige spanning, waarbij wel opgemerkt moet worden dat in de aanslag heel geleidelijk blijkt hoe alles gegaan is, terwijl in een thriller vaak de ontknoping bewaard wordt tot de laatste bladzijden. Er is nog een verschil. In een thriller speurt een actieve detective naar het antwoord op allerlei vragen, terwijl Anton die antwoorden juist ontwijkt, ze 'overkomen' hem.

Vooruitwijzingen zijn in thrillers dikwijls ook belangrijk voor de spanningsopbouw. Dat is in de aanslag niet het geval. Mulisch grijpt wel af en toe vooruit: 'Maar nog veel meer is tegenwoordig onbegrijpelijk - vooral ook voor Anton zelf'. Deze vooruitwijzingen verhogen de spanning niet, misschien kun je in sommige gevallen zelfs zeggen dat ze de spanning matigen: 'Toen, op een hete dag in Italië, kwam hij opeens terecht in een crisis, die niet alleen het hoogtepunt maar meteen het einde van die zorgelijke maanden bleek te zijn'.

Hierboven werd opgemerkt dat de lezer tegelijk met Anton antwoord krijgt op elk van de open vragen. Dat is niet helemaal juist. De twaalfjarige Anton weet bijvoorbeeld niet waarom de vrouw in de cel gevangen zit, de lezer leidt uit haar reacties af ,dat ze bij de aanslag betrokken is geweest. Anton verkeert in de eerste episode nog in het onzekere over het lot van zijn ouders, de lezer weet weliswaar niet zeker dat ze dood zijn, maar de houding van de Ortskommandant geeft hem wel die overtuiging. De oorzaak van dit verschil in interpretatie van de gebeurtenissen is het door Mulisch gebruikte vertelperspectief



Vertelperspectief:



'Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zeker Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem'.

Mulisch hanteert het perspectief van de alwetende verteller, in het begin zelfs op haast negentiende-eeuwse wijze door de uitvoerige beschrijving van de omgeving. Hierdoor creëert hij een rustige, statische situatie. Dezelfde verteltrant zet hij voort in de eerste episode.

Als het boek met een personaal perspectief (via Anton) begonnen was, zou de lezer de mogelijkheid gemist hebben boven het verhaal te staan en de bewegingloosheid te voelen; hij was dan meteen in de huid van Anton gekropen en had alleen diens stemming kunnen ervaren.

Hoewel de verteller zich verderop in het boek niet meer op zo'n nadrukkelijke wijze manifesteert als in de proloog, blijft hij voortdurend aanwezig, hij stuurt het verhaal, ook al zien we de meeste gebeurtenissen door Antons ogen. De verteller wijst vooruit in de tijd, zet gebeurtenissen in historisch verband en maakt beschouwende opmerkingen. Kortom, hij laat de lezer door Antons ogen kijken zolang dat goed uitkomt, maar als er op die manier informatie achterblijft, licht hij de lezer onmiddellijk zelf in.

Overigens kent de lezer de andere personen alleen door wat ze doen of zeggen, niet door wat ze denken. In de eerste hoofdstukken van de tweede, derde en vierde episode lezen we ook over Antons gedachten nauwelijks iets. In die hoofdstukken wordt door de alwetende verteller de tussenliggende periode samengevat; bij de vijfde episode geldt dit alleen voor het begin van het eerste hoofdstuk.

Dit vertelperspectief, dat wisselt van personaal perspectief naar dat van de alwetende verteller, is heel belangrijk voor de scène in de cel. Grotendeels via Anton, die er weinig van begrijpt, verneemt de lezer nauwkeurig wat het meisje vertelt en betoogt. De lezer zal haar woorden onthouden, maar het tegelijk heel natuurlijk vinden dat Anton, die op dat moment pas twaalf jaar is, ze later vergeten is. Dit verschil in herinnering tussen de lezer en Anton werkt spanning verhogend, want de lezer vraagt zich af of, en zo ja, hoe, de geheugenblokkade bij Anton zal worden opgeheven.



Taalgebruik, enkele opmerkingen:



'Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog...'. Deze sprookjesachtige toon van de auctoriale verteller is niet kenmerkend voor het hele boek, eigenlijk alleen voor de proloog en enkele korte, beschouwende fragmenten. Het verhaal vertelt Mulisch heel direct, dikwijls in korte, eenvoudige zinnen, ook als hij een gedachtegang weergeeft.

In het boek komen geen uitgebreide omgevingsbeschrijvingen voor, de verhaalruimte wordt sober, maar beeldend getypeerd.

Ook de gesprekken zijn realistisch weergegeven, een benadering van de spreektaal, waarbij woordkeus en zinsbouw passen bij de spreker.

Opvallend is dat de woorden van de Duitssprekende SS-officier in de Erlebte Rede worden weergegeven, terwijl die van de Nederlands sprekende Ortskommandant direct worden aangehaald. Mulisch suggereert dat Anton de SS'er verstaat en die suggestie kan hij alleen bereiken door de woorden halfdirect in het Nederlands weer te geven, omdat Anton natuurlijk geen Duits verstaat.

Om duidelijk te maken hoe bepaalde feiten en waarnemingen door Anton worden ervaren, gebruikt Mulisch soms heel treffende vergelijkingen.

Op enkele plaatsen komt een homerische vergelijking voor.



Personages:



In tegenstelling tot de hoofdpersonen in de meeste andere boeken van Mulisch, is de hoofdpersoon van de aanslag een round character: hij is een uitvoerig uitgewerkt personage. Dit geldt niet voor de andere verhaalfiguren; deze markeren Antons persoonlijkheid, beïnvloeden zijn ontwikkeling en zorgen voor de overdracht van ideeën. Het zijn flat characters. Een aantal van hen legt ook een stukje in de puzzel, zodat uiteindelijk de hele geschiedenis van de aanslag ad acta is gelegd. Dat is een functie die vanuit het heden naar het verleden voert (Takes, Karin). Daarnaast hebben sommigen een functie die in het heden ligt, maar door het verleden werd bepaald. Ze staan namelijk model voor groepen mensen wier leefwijze in het heden op verschillende manieren door de oorlog beïnvloed is (Takes, De Graaff)

Anton zelf representeert de groep die alles wat met de oorlog te maken heeft wil vergeten (hij wordt anesthesist: specialist in het opzettelijk vergeten). Als er echter iets voorvalt waardoor de oorlog wordt opgerakeld, verzet hij zich daar niet tegen. Hij heeft dus geen syndroom, hij verdringt de herinneringen niet, maar zijn migraineaanvallen wijzen er wel op dat er iets broeit in zijn hoofd. Hij laat de dingen komen. Hieraan ligt geen fatalistische instelling ten grondslag, maar zijn steeds groeiende overtuiging dat niets uit de geschiedenis verdwijnt en dat alles tenslotte ad acta gelegd wordt.

Verder is Anton rustig, beschouwend en intelligent. Hij is gevoelig, zoals blijkt uit de scène in de cel, zijn gesprek met Sandra en uit de ontmoeting met zijn zoon tijdens de betoging. Hij interesseert zich voor kunst; dit wordt duidelijk bij zijn bezoeken aan Londen en Italië. Voor geschiedenis en politiek heeft hij geen belangstelling. Hij heeft geen vijanden, maar eigenlijk ook geen vrienden. Agressief of haatdragend is hij niet, zelfs niet ten opzichte van de Duitsers of Fake Ploeg. Alleen al door de geschakeerdheid van eigenschappen en opvattingen die Anton vertoont, wordt duidelijk dat we te maken hebben met een round character. Dat blijkt eveneens uit het feit dat hij een ontwikkeling doormaakt. Zoals iedereen verandert hij, doordat hij ouder wordt. Aanvankelijk is hij volgzaam (eerste episode, maar ook nog zijn gedrag bij Beumer), later wordt hij zelfstandiger, zelfbewuster (De gesprekken met Takes). Hij ontwikkelt een zeker gevoel voor humor, waardoor hij bijvoorbeeld bepaalde emoties in de hand kan houden (gesprekken tijdens de begrafenis). Opvallend is verder dat hij langzamerhand meer waarde gaat hechten aan materiële zaken. Andere ontwikkelingen in zijn persoonlijkheid zijn een gevolg van het steeds completer wordende beeld van de aanslag. Zijn handelen wordt hier soms direct door beïnvloed, zoals bij de scheiding van Saskia, maar het belangrijkste is de rust die hij bereikt, als alles tenslotte duidelijk is. Ondanks zijn rustige karakter bleek namelijk uit zijn migraine en zijn aanvallen bij zee en in Italië, dat al het duistere rond de aanslag aan hem vrat. Ten gevolge van de laatste gebeurtenissen raakt de a-politieke Anton geïnteresseerd in de wereldpolitiek, hij beseft dat er samenhang bestaat tussen zijn eigen lot en dat van de wereld.



Vader Steenwijk:



Griffier bij de rechtbank. Dit beroep symboliseert zijn houding bij de aanslag: hij kan alleen toekijken (registreren wat er gebeurt), maar niet ingrijpen in de situatie. We hebben hier misschien te maken met een verwijzing naar Toth, de Egyptische god die griffier is bij het dodengericht van de maangod Osiris

De Graaff's:

Opvattingen over actuele politieke gebeurtenissen worden volledig bepaald door de normen die hij in de Tweede Wereldoorlog hanteerde: De Amerikanen zijn goed en dus zijn hun tegenstanders slecht.



Sandra:



Staat model voor de generatie die omstreeks 1980 volwassen wordt, wonen in een kraakpand, ongehuwd moeder worden.



Liesbeth:



Geeft Anton, in tegenstelling tot Saskia, het gevoel los te kunnen komen van de oorlog, want zij 'was kort na hun repatriëring geboren en had niets meer te maken met dat alles '.



Truus Coster:



Handhaaft ook in de diepste ellende hoge ethische waarden. Zij worstelt met de vraag hoever iemand kan gaan bij de bestrijding van de fascisten zonder zo te worden als zij. Takes vertelt bijvoorbeeld dat zij heeft geweigerd de kinderen van Seyss Inquart te ontvoeren. Heel kenmerkend zijn ook haar uitspraken over de uitstralende kracht van de liefde op degene die bemind wordt.



Cor Takes:



Kijkt alleen naar het heden voor zover dat rechtstreeks te maken heeft met de Tweede Wereldoorlog (oordeel over de vrijlating van Lages). Hij heeft zichzelf buiten de maatschappij geplaatst, is aan de drank en woont boven een voormalig hoofdkwartier van het verzet, een soort heiligdom. Zijn normen zijn niet genuanceerd zoals die van Truus Coster: 'Fascist tegenover de fascisten, is mijn devies, want een andere taal verstaan ze niet'. De oorlog duurt voor hem nog steeds voort.



Fake Ploeg:



Heeft zich omhoog gewerkt uit de vernederingen die hij als zoon van een NSB'er na de oorlog heeft moeten ondergaan. Zijn houding tegenover actuele gebeurtenissen wordt niet door de actualiteit bepaald, maar door die vernederingen en de wil zijn vader te rechtvaardigen. In tegenstelling tot Anton is hij niets vergeten. Hij lijkt uiterlijk op zijn vader en heeft ook diens ideeën overgenomen, maar Mulisch heeft van hem geen simpel type gemaakt, hij komt heel menselijk over in zijn emoties en is oprecht in zijn erkentelijkheid voor Antons houding in de klas.



Karin Korteweg:



Haar levensloop is volledig bepaald door haar schuldcomplex en dat van haar vader, ze is niet getrouwd, leeft 'van de steun' en zelfs haar biecht verlost haar niet. Anton laat haar hulpeloos achter.



Thema:



Het belangrijkste thema is ongetwijfeld de afweging van schuld en verantwoordelijkheid. Mulisch wil zeggen dat iemand verantwoordelijk is voor wat hij gedaan heeft, voor de handeling zelf, niet voor de reactie van anderen daarop. Schuldig is degene die verkeerd handelt, maar iemand kan niet schuldig worden verklaard aan handelingen van een ander. De eerste die over dit thema een uitspraak doet, is het meisje in de cel.

Haar voorspelling komt uit. In de derde episode legt Fake de schuld voor de moord op Antons familie inderdaad bij degenen die de aanslag op zijn vader pleegden, de communisten. Wanneer Anton de fascisten beschuldigt reageert Fake woedend: 'Wou je beweren, dat het de schuld van mijn vader is dat jouw familie is vermoord?' Hiermee zegt ook Fake dat je iemand (zijn vader) niet kunt beschuldigen van iets wat hij niet gedaan heeft; zijn beschuldiging aan het adres van de communisten is hiermee in tegenspraak, maar vanuit zijn levensgeschiedenis wel te begrijpen.

De volgende die het thema aansnijdt, is Takes. Hij wijst de verantwoordelijkheiden duidelijk aan: '...iedereen is afgemaakt door wie hij is afgemaakt...'. Alle schuld aan de dood van Antons familie wijst hij af, maar aan de andere kant heeft z'n betoog iets van een rechtvaardiging, van een verdediging, alsof hij schuld had.

Veel later legt ook Sandra, net als Fake, de schuld bij degenen die de aanslag op Ploeg pleegden. Anton weerspreekt haar met de woorden van Truus Coster: 'Iedereen heeft gedaan, wat hij heeft gedaan, en niet iets anders '.

Steeds weer duikt de schuldvraag op, steeds blijkt ook dat het moeilijk is te zeggen of iemand schuld heeft, omdat grenzen tussen goed en kwaad moeilijk te trekken zijn. Dat komt naar voren, als het meisje in de cel Anton uitlegt dat haat slecht is, maar dat ze toch de fascisten moet haten, omdat die de duisternis vertegenwoordigen. '... Het enige is, dat wij moeten oppassen dat we niet te veel in ze veranderen, dat we onszelf niet te veel kapotmaken, want dan zullen ze het uiteindelijk toch nog gewonnen hebben...'. Ook de opmerking van De Graaff wijst op het hachelijke van de grensbepaling tussen goed en kwaad: 'Zelfs het goede heeft altijd een kwade kant in deze wereld'

Wie is er dan wel schuldig?

Het gaat te ver te zeggen dat ook Anton zich schuldig voelt, toch ervaart hij soms iets dat omschreven zou kunnen worden als zich niet helemaal onschuldig voelen. 'Op een dag werd hij ouder dan zijn vader ooit geworden was, en dat gaf hem een gevoel van overtreding...'.

Is dan niemand volstrekt onschuldig of schuldig?

Als na het verhaal van Karin Korteweg de hele schuldvraag beantwoord is, blijkt dat zelfs het verslepen van het lijk in de richting van Antons huis niet zinloos was. In het huis aan de andere kant zaten joden ondergedoken. Dus ook de Kortewegs zijn niet zo schuldig als Anton steeds gedacht heeft. Kortom, het antwoord op de schuldvraag lost niets op. Het enige wat gezegd kan worden, is, dat er sprake is van verantwoordelijkheid voor de handelingen zelf, niet voor de gevolgen ervan. Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan, en verder niets.

Wel komt tenslotte alles aan het licht en dat is het tweede hoofdthema. Niets uit de geschiedenis verdwijnt: 'Hij dacht aan Takes, en dat in het leven blijkbaar alles aan het licht komt vroeg of laat, afgehandeld wordt en ad acta gelegd'. Net als bij een legpuzzel komt elke keer een stukje op z'n plaats, omdat ieder zijn deel van de werkelijkheid kent: Anton, Beumer, Fake, Takes, Karin. Soms ligt een stukje even verkeerd, als iemand een waarneming verkeerd interpreteert, maar tenslotte is de voorstelling compleet en sluiten alle stukjes in elkaar. Hierdoor blijft een mens in zijn geschiedenis gevangen: 'Een begin verdwijnt nooit, zelfs niet met het einde'. Mulisch heeft het verhaal zo gecomponeerd, dat Anton via de geschiedenis (politieke gebeurtenissen) elke keer geconfronteerd wordt met zijn eigen geschiedenis, zodat die op de laatste bladzijde geheel ad acta is gelegd. Dat complete verhaal zal, ook als Anton er niet meer is, nooit verdwijnen, want het is geboekstaafd voor het nageslacht, net als de geschiedenis van een tijdperk in 'Een brief aan ons nageslacht' die Anton zit te lezen in Natuur en Techniek op de avond van de aanslag.

Deze ideeën, standpunten van de romanpersonen of filosofietje van de verteller, hangen samen met de hoofdthema's:



- Het handhaven van de humaniteit (Vader Steenwijk, de ortscommandant)

- Het verband tussen haat en liefde; de goede haat en de verkeerde haat (Het meisje in de cel)

- De koude oorlog, het anti-communisme en het anti-anti-communisme; dat onderwerp komt steeds terug in gesprekken, bij Van Lennep, met Fake, tijdens de begrafenis.

- De rol van Amerika in de wereldpolitiek

- Opvattingen over chirurgie en anesthesie, vooral over de aard van de narcose.

- Opvattingen over liberalisme en socialisme (Begin derde episode).



Motieven:



- Dobbelsteen:

Dit symbool van het lot komt een aantal malen voor als Antons leven een beslissende wending neemt, bijvoorbeeld vlak voor de aanslag en aan het begin van de crisis die hij doormaakt in Italië.

- Kruidnagel:

In de eerste episode probeert Antons moeder haar kiespijn te onderdrukken met dit huismiddel, in de laatste episode krijgt hij het van Liesbeth. Dit motief verbindt de eerste episode met de laatste; Antons emotionele reactie suggereert dat ook hij dat verband legt.

- Brand, rook en as:

Komen steeds voor op dramatische hoogtepunten in het verhaal, zoals het in brand steken van het huis. De as van deze brand daalt als het ware neer op de andere momenten in Antons leven: de ontploffende kachel tijdens zijn gesprek met Fake, de brandende asbak in de kelder van Takes, het slot.

- Scherven:

Zijn er in de eerste periode en door Fakes uitbarsting; in beide gevallen is er ook brand.

- Geheugen:

Dit motief komt in allerlei situaties voor. De hermetisch afgesloten gebeurtenissen in zijn geest, waarin alleen het beeld van de vingertoppen van het meisje over zijn gezicht blijft oplichten, de herinnering aan zijn vader, zittend aan tafel; Anton wordt anesthesist, specialist in het 'vergeten'. Takes probeert Antons geheugen te activeren; de zin van Truus Coster die hij zich plotseling herinnert; het merkwaardige verwijt van Van Lennep over Antons goede geheugen.

- Tegenstellingen:

Stilte-lawaai

Schuld-Onschuld

Goed-Slecht

Liefde-Haat

Licht-Duisternis

Licht-Duisternis is het belangrijkste motief. Het verhaal van een meisje in de cel, de overgang uit het licht naar de duisternis van de cel; Anton komt uit een duistere periode naar de Apollolaan; Apollo is de God van het licht, ook de Ortskommandant verwijst daarnaar.



Titel:



De aanslag verwijst naar de eerste episode waarin Fake Ploeg wordt neergeschoten voor het huis van de Kortewegs



Motto:



Overal was het al dag, maar hier was het nacht,

Neen, meer dan nacht

C. PLINIUS CAECILIUS SECUNDUS

Epistulae VI, 16

Dit motto is ontleend aan een brief die deze Romeinse senator schreef aan de geschiedschrijver Tacitus, waarin hij verslag doet van de rampzalige uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79 waardoor Pompeij werd bedolven. De aanslag is ook zo'n ramp waardoor Anton in een diepe duisternis terechtkomt, ook letterlijk, in de duisternis van de cel. Net als van de vulkaanuitbarsting zijn de gevolgen van de aanslag langdurig, of zoals Mulisch aan het begin van de tweede episode schrijft: 'De aswolk uit de vulkaan stijgt naar de stratosfeer, draait om de aarde en regent nog jaren later op alle continenten neer.'

In een radiogesprek vertelde Mulisch dat hij het citaat al lang geleden had gevonden in de catalogus van een tentoonstelling over Pompeij. Het had hem getroffen en hij had het genoteerd met de bedoeling het eens te gebruiken als motto.



Mijn literaire recensie:



Ik vond de aanslag buitengewoon realistisch. Mulisch beschrijft de objectieve werkelijkheid. Alles wat in zijn boek verteld wordt, zou waar gebeurd kunnen zijn. Ik vind het alleen wel erg toevallig dat Anton bepaalde personen op bepaalde tijden tegenkomt. Voor de rest vind ik het een prachtig mooi verhaal en het zou werkelijkheid kunnen zijn.



Mijn persoonlijke beoordeling:



- Vond je het een interessant onderwerp?

Ja, omdat ik toch al in de Tweede Wereldoorlog geïnteresseerd ben en dit boek gaat ook op de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog in.

- Was het onderwerp herkenbaar in je eigen belevingswereld of juist niet?

Moeilijk, het is hier natuurlijk geen oorlog, maar ik kan me makkelijk in de situatie van Anton verplaatsen

- Had je zelf wel eens nagedacht over het onderwerp of ben je door het boek juist aan het denken gezet?

Het boek heeft me aan het denken gezet over de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Over de Tweede Wereldoorlog zelf had ik al eens nagedacht.

- In hoeverre kwam het boek overeen met jouw gedachten of welke mening heb je over het onderwerp gekregen?

Het boek kwam goed overeen met mijn gedachten en ik vind de oorlog nu nog vreselijker omdat ik nu ook met de gevolgen geconfronteerd ben.

- Werd het onderwerp oppervlakkig behandeld of had het voldoende diepgang?

Het had voldoende diepgang

- Ken je boeken of films die over hetzelfde onderwerp gaan?

Ja, de film de aanslag

- Wat was het belangrijkste in het boek: de gebeurtenissen of de gevoelens en de gedachten van personen?

De gevoelens en de gedachten van personen.

- Kwamen er te veel gebeurtenissen in voor of was het aantal juist goed?

Het aantal was juist goed.

- Vond je de gebeurtenissen spannend, saai, opwindend, romantisch, fantastisch, triest, enz.?

Spannend, vooral de eerste episode

- Vonden er schokkende gebeurtenissen plaats?

Ja, de aanslag in de eerste episode.

- Hoe heb je de afloop ervaren?

Als een opluchting, eindelijk wist ik hoe de vork in de steel zat.

- Kwam de hoofdpersoon levensecht over?

Ja.

- Kon je je goed inleven in de hoofdpersoon?

Jazeker.

- Herkende je bepaalde eigenschappen van de hoofdpersoon in jezelf?

Nee.

- Herkende je enkele personen in je eigen leefwereld?

Ja, ik herkende de vader als mijn eigen vader.

- Ben je door het gedrag van de hoofdpersoon beïnvloed?

Nee.

- Zou je de hoofdpersoon anders laten handelen als jij de auteur was geweest?

Nee.

- Vond je het verhaal moeilijk opgebouwd of kon je het vlot lezen?

Ik kon het wel vlot lezen

- Welke delen vond je spannend en kwamen die op het juiste moment

Ik vond episode 1 spannend.

- Vond je de afloop onbegrijpelijk, onbevredigend, verrassend of flauw?

Het was voor mij een opluchting.

- Vond je het taalgebruik moeilijk of makkelijk?

Makkelijk

- Vond je dat de gebeurtenissen op een heldere wijze werden beschreven, zodat je een goede voorstelling kon maken?

Ja
Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen