![]() |
Boekverslag : Marga Minco - De Val
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2360 woorden. |
Marga Minco, De val Beoordeeld door Ornée & Vermeer. Samenvattind van de inhoud: Vijftiende druk juni 1991 Het boek begint met een motto: ‘I imagine, sometimes, that if a film could be made of one’s life, every other frame would be death. It goes so fast, we’re not aware of it. Destruction and resurrection in alternate beats of being, but speed makes it seem continuous. But you see, kid, with ordinary consciousness you can’t even begin to know what’s happening.’ Saul Bellow (The Dean’s December) Het motto zegt eigenlijk dat je nooit wat van het leven kan begrijpen. Dingen gebeuren zonder dat je er iets aan kunt doen, je hebt er geen invloed op. En mensen zullen het nooit begrijpen wat er met hen gebeurt. Hoofdpersonen: Frieda Borgstein: Frieda is een oude, een beetje eenzame vrouw. Ze woont in een bejaardentehuis. Het is daar voor oude mensen heel leuk, maar Frieda vindt het daar soms ook heel saai en ze gedraagt zich ook niet zo oud als de rest. Ze komt nog wel kwiek over en gaat liever haar eigen gang en raakt daardoor ook geïrriteerd door de bezorgdheid en de vriendelijkheid van het personeel. De andere mensen in het tehuis bemoeien zich met van alles en nog wat, maar zij niet. Zij wil nog wel heel zelfstandig zijn, dat kan ze ook wel, maar tot op zekere hoogte. Frieda heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en heeft daar een verschrikkelijke herinnering aan. Deze herinnering beheerst haar leven, het is een soort trauma voor haar geworden. Ze leeft ook heel erg in het verleden, kijkt vaak naar de foto’s die ze nog heeft van haar familie en beleeft alles in gedachten vaak opnieuw. Na de oorlog is ze boekhoudster geworden op een groot handelskantoor. Daardoor is ze ook verslaafd aan rekenen en ze doet dit dan ook op de vreemdste momenten en met de raarste dingen. Een medebewoners, Marks, heeft haar een keer ten huwelijk gevraagd, maar zij heeft hem toen afgewezen. Frieda is een round character, ze ontwikkelt zich gedurende het verhaal en je komt steeds meer over haar te weten. Ben Abels: Hij werkte vroeger bij Frieda's man op het makelaarskantoor als hulpje. Nu is hij manusje-van–alles in het bejaardentehuis waar Frieda woont. Ook hij denkt nog vaak terug aan het verleden, maar niet op dezelfde manier als Frieda. Hij wil het achter zich laten. Hij legt zich als het ware bij het leven neer en gaat er geen verklaringen voor vinden (het motto). Hij vindt haar eigengereid, hartelijk, attent en altijd bereid om iemand te helpen. Hij mag Frieda gewoon graag. Flat character. Je komt niet echt veel over hem te weten. Baltus: Een van de twee gemeentewerkers die aan de putten moeten werken tegenover het bejaarden tehuis. Hij komt niet erg tevreden over, een beetje een zeur. Flat character, je komt vrijwel niets over hem te weten, het blijft oppervlakkig. Verstrijen: De andere gemeentewerker. Hij is een man van ongeveer 35 jaar die vaak ruzie heeft met zijn vrouw. Flat character, je komt niets over hem te weten, hij blijft een oppervlakkig persoon. Hij komt in het boek voor, maar je komt niks over zijn gevoelens en persoonlijkheid te weten. Hein Kessels: Vroeger was hij een vriend van Frieda's man. Hij was degene die hen zou helpen met hun ontsnapping naar Zwitserland. Hij is een korte wat gezette man met dun grijs haar. Hij werkt nu bij de gemeente. Hij komt pas op het eind van het boek terug in het verhaal. Flat character. Hij ontwikkelt zich niet echt en je komt niet veel over hem te weten. Inhoud: Op een winterse donderdagochtend gaan twee gemeentewerkers koffie drinken in café "De Salamander", voor ze met hun werk beginnen. Ze moeten straks aan de putten werken in de winterse vrieskou en drinken eerst nog even lekkere warme koffie. Frieda Borgstein staat die ochtend al om half acht op, veel vroeger dan normaal. Het is de dag voor haar negenentachtigste verjaardag en ze moet daarvoor nog heel veel regelen. Normaal houdt ze daar helemaal niet van, maar dit jaar wil ze er toch iets heel speciaals van maken. Ze heeft sinds 1942 haar verjaardag niet meer gevierd. Ze heeft allemaal plannetjes gemaakt. Ze moet daarvoor ook nog wat dingen bespreken met de directrice en de kokkin. Frieda gaat zich eerst aankleden en besteedt daar meer tijd aan dan anders. Ze denkt ook nog even terug aan 21 april 1942, de dag waarop haar hele leven veranderde. Daarna gaat Frieda bij de andere bewoners zitten om koffie te drinken. Een oude man, waarmee ze altijd goed op kan schieten, probeert een praatje met haar te maken, maar ze negeert hem. Ze denkt aan alles wat ze nog moet doen en denkt dan ook terug aan de oorlog, over wat er toen allemaal gebeurd is. 21 april 1942: haar man, kinderen en zijzelf zouden opgehaald worden met de auto om te ontsnappen naar Zwitserland. Ze moesten hiervoor veel geld betalen. Hein Kessels, een vriend van haar man, zou het allemaal regelen met een paar vrienden. Ze waren alleen zo onervaren dat er iets mis gaat. Op het moment dat ze klaar staan om opgehaald te worden, gebeurt het. De dochter van Frieda heeft haar vestje vergeten en Frieda gaat dat nog even van boven halen. Frieda struikelt op de trap en als ze uiteindelijk weer beneden komt met het vestje ziet ze net een grijze auto wegrijden. Haar man en kinderen zijn opgehaald door de SD, een Duitse geheime politie. Ze hadden haar vergeten en ze dook onder, want ze wilde niet naar Australië emigreren. Als de koffie op is besluit Frieda zich klaar te maken om weg te gaan. De twee gemeentewerkers zijn inmiddels begonnen met hun werk aan de putten. Ze werken tegenover het bejaardentehuis. Het is een koude en grauwe, mistige dag. Mensen die de straat niet op hoeven, doen dat dan ook zeker niet. Baltus moet even naar de WC en gaat bij het Gemeentelijk energiebedrijf naar binnen, dat tegenover het bejaardentehuis ligt. Verstrijen zit te denken hoe gevaarlijk het eigenlijk is dat ze geen hekken om de put gezet hebben, maar Baltus zei, dat er met dit weer toch niemand langs zou lopen. En anders zou diegene het vast wel zien. Frieda is inmiddels klaar en gaat op pad om alles te doen wat ze wil doen. Ook al heeft iedereen haar afgeraden om te gaan, ze gaat toch en ze trekt zich er niks van aan. Ben Abels heeft haar zelfs nog aangeboden haar te brengen. Frieda loopt het bejaardentehuis uit en schrikt wel even van de kou, maar ze laat zich niet kennen en loopt door. Verstrijen is het wachten op Baltus zat en gaat hem halen. Frieda ziet het grijze busje van de twee wel staan. Ze moet achter het busje langs lopen, doordat de wind haar daartoe dwingt. Er komen allemaal stoomwolken bij de put vandaan, Frieda ziet niet veel meer. Ze loopt langs de put, maar dan is er een windvlaag die haar zo de put in blaast waar eigenlijk hekjes voor hadden moeten staan. Verstrijen hoort een gil en rent terug, probeert haar nog te helpen, hij loopt daarbij brandwonden op. De brandweer komt en haalt Frieda meer dood dan levend uit de put. Op weg naar het ziekenhuis overlijdt ze toch. Eén dag voor haar (belangrijke) verjaardag. In haar tas, die ze bij zich had, vinden ze naderhand een hoop, door de val natte en gehavende, spullen. Een zilveren sigarettenkoker en een zilveren portretlijst vallen het meeste op. Abels gooit de niet belangrijke en niet waardevolle dingen weg. Hij neemt op deze manier afscheid van Frieda en ook voor een deel nog van zijn verleden, waar hij toch nog even aan denkt, zijn jeugd. Een paar dagen later is de begrafenis. Deze is weer grauw en grijs. Ben Abels is er ook en denkt terug aan zijn gesprek van de vorige dag met Hein Kessels, waaruit duidelijk werd dat de SD van hun plan om te ontsnappen afwist. Hij had nooit meer contact op durven te nemen met Frieda, uit schaamte en schuldgevoel. Thema en motieven: Tweede Wereldoorlog. Frieda leeft met haar gedachten nog steeds in de Tweede Wereldoorlog. De herinneringen die ze heeft aan haar familie draagt ze altijd en overal met zich mee. Ze kan het maar niet loslaten. De Tweede Wereldoorlog beheerst voor een groot deel haar leven. Een motief hierbij is de dood. Ze heeft haar familie door de dood verloren. Grijs is een motief bij oorlog en de verwerkingen van de oorlog. De kleur grijs komt veel in het verhaal voor. Het weer is grauw en grijs. De foto’s uit haar verleden zijn grijs. De auto waarin haar familie wordt weggevoerd en die ze nog net ziet wegrijden, is grijs. Het busje van de gemeentewerkers is ook grijs. Een ander motief is toeval. Alles, het hele leven berust op toeval. Dat Frieda op 21 april 1942 niet is meegenomen door de SD. Het is toeval dat juist Frieda die slechte, grijze dag weggaat en in de put valt. Toeval is het ook, dat Ben Abels Hein Kessels ontmoet en het echte verhaal van die bewuste dag in 1942 te weten komt. Het hele mensenleven berust op toeval en is niet te begrijpen (het motto). Nawerking van oorlogsverschikkingen, verwerken van gevoelens. Een motief hierbij is het rekenen, tenminste op de manier hoe Ben het uitlegt dan. Frieda rekende eeuwig en altijd. Op het eind zegt Ben nog "ze had haar eigenaardigheden. Het zal wel net zoiets geweest zijn als dat rekenen van haar. (Dat ze haar fotolijst bij zich droeg en die sigarettenkoker, terwijl ze niet rookte). Ze zat altijd maar te rekenen." Of ze nooit de uitkomst kon vinden, had hij bedacht. De foto’s zijn een motief bij het verwerken van haar gevoelens. Ze heeft de foto’s altijd bij zich, zo kan ze waarschijnlijk haar gevoelens beter verwerken en voelt ze zich niet zo alleen, want eenzaamheid is ook nog een motief. Frieda is helemaal aalleen en zo voelt ze zich ook vaak, ondanks dat ze in een tehuis woont. Het vest dat ze boven ging halen speelt ook een grote rol. Wanneer ze dit niet gedaan had, dan was ze ook meegenomen, maar het TOEVAL heeft ervoor gezorgd dat dit niet gebeurde. Toch zit ze ook nog met een schuldvraag, "waarom niet zij?" Ruimte: Begin: Het café "De Salamander", waar Baltus en Verstrijen ’s ochtends koffie gaan drinken. De functie van deze ruimte is om het een beetje duidelijk te maken wat voor weer het is en in welke stemming deze mensen zijn en wat en wie ze zijn, al wordt daar niet diep op in gegaan. Daarna in het bejaardentehuis. Het bejaardentehuis staat bekend om zijn architectuur en het goede management. Het huis is omringd door gemeentekantoren. Het geeft een indruk van het bejaardentehuis waarin Frieda woont en waar het is. Dus dat het niet in een woonwijk is en niet midden in de stad, maar dat het omringd is door ‘onpersoonlijke’ bedrijfspanden. Een deel speelt zich buiten voor het gemeentekantoor af aan de overkant van het bejaardentehuis. Het is daar dan duidelijk dat het weer slecht is en dat de straten verlaten zijn. Frieda's gedachten spelen zich af in een stad aan de rivier, waar ze vroeger woonde. De Zuidkade aan de rivier, daar spelen alle herinneringen die ze heeft, zich af. Zowel buiten als binnen, al is ze zelf steeds binnen, ze ziet dingen buiten. Dit geeft de flashbacks weer en de manier waarop ze alles probeert te verwerken. Tijd: Het verhaal is niet-chronologisch verteld. Er zitten veel flashbacks in. Alle herinneringen van Frieda zijn flashbacks, evenals de herinneringen van sommige anderen, zoals Ben en Hein. Ik weet niet echt of je sommige delen ook wel flash-forwards mag noemen, maar deze verwijzen je naar het heden. Frieda's negenentachtigste verjaardag die ze nooit zal meemaken bijvoorbeeld. Het verhaal is opgebouwd uit twee verhalen. Het ene is dat van de gemeentewerkers en het andere is dat van Frieda. Deze twee verhalen komen door de omstandigheden samen als een verhaal, doordat Frieda in die put loopt. Titelverklaring: Frieda maakt twee vallen in het boek. De laatste is haar echter fataal. De eerste val (21 april 1942) maakt ze van de trap wanneer ze op het laatste moment, voordat ze naar Zwitserland zouden gaan, het vestje voor haar dochter boven gaat halen. Door deze val vergeten ze haar en blijft ze alleen achter. Deze val is ‘toevallig’ en een redding aan de ene kant, Ze gaat niet mee met de Duitsers. Maar ook een nadeel, want deze gebeurtenis gaat toch haar hele leven beheersen. De tweede val is op de dag voor haar negenentachtigste verjaardag. Deze val wordt haar fataal en is het einde. De val van haar leven, de val van het boek, de val van alles. Eigen mening: Ik vond het een leuk boek om te lezen. Ik was geboeid tot het einde. En dan vooral omdat je wel wilt weten hoe haar verjaardag zal zijn, en dan maakt ze deze niet eens mee. Het verhaal is goed geschreven en zit goed in elkaar. Je hebt steeds al het gevoel dat er iets gaat gebeuren, maar wat, dat weet je pas op het einde. Er is geen ouderwetse en onbegrijpelijke taal in gebruikt en dat vind ik altijd belangrijk in een boek. Saaie taal boeit niet en lijdt je aandacht voor het boek en het verhaal snel af, zo is dat voor mij tenminste. Ik heb dit boek met plezier gelezen. Marga Minco: Margo Minco is het pseudoniem van Sara Menco. Marga Minco is geboren in 1920. Ze kreeg een orthodox-joodse opvoeding. Vanaf 1938 tot 1940 was ze leerling-journaliste bij de Bredasche Courant. Ze heeft enige tijd tekenlessen in Amsterdam gevolgd. Ze zat tijdens de Duitse bezetting ondergedoken in Amsterdam, de Haarlemmermeer en Heemstede. Ze verloor vrijwel haar hele familie in de oorlog. Minco publiceerde van 1950 tot 1954 verhalen en schetsen in ‘mandril’, ‘Het Haarlems Dagblad’ en ‘Het Parool’. Andere werken van haar zijn onder andere; ‘Het bittere kruid ‘ 1957; ‘De ander kant’ 1959; ‘Het huis hiernaast’ 1965; ‘Een leeg huis’ 1966;’Meneer Frits en andere verhalen uit de vijftiger jaren’ 1974; ‘De glazen brug’ 1986. En ze heeft nog enkele kinderboeken geschreven. Minco's relatie met het boek ‘De val’ is groot. Ze heeft zelf de oorlog meegemaakt en daarin ook familie verloren. Dat is volgens mij de reden waarom het verhaal zo echt lijkt. Het verhaal is autobiografisch geschreven. |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |