![]() |
Boekverslag : Renate Dorrestein - Buitenstaanders
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 1895 woorden. |
Samenvatting: Ergens in een drassig gebied staat een zogeheten fasehuis. Dit huis is een onderdeel van een provinciaal psychiatrische inrichting die verderop in het bos ligt. In dit huis, dat wat weg heeft van een spookhuis, wonen vijf patiënten en hun psychiater. Hij is de bedenker van het gezinsproject en geeft onopvallend leiding aan dit gezin. De oudste van de vijf bewoners is Agrippina. Zij is een vrouw van een jaar of zeventig die in het verleden slachtoffer is geworden van geweld en seks. Ze lijdt aan waanvoorstellingen die waarschijnlijk door een hersentumor worden veroorzaakt. Haar zoon woont er ook en hij heet Lupo. Hij werd na zijn geboorte ondergebracht bij een andere vrouw en is dus niet door zijn moeder opgevoed. Vroeger is hij met een lelijke vrouw getrouwd uit medelijden. Ze kregen een mismaakt kind dat hij uit medelijden heeft vermoord. Later is hij ook betrokken bij de dood van zijn vrouw die door een ongeluk haar beide benen verloor. Hij schreef toen gedichten onder andere over zijn vrouw en kind. Hij wordt heel beroemd maar wordt later opgenomen. In de inrichting schrijft hij in opdracht van lezer liefdesbrieven. Biba en Ebbe zijn tweeling en belanden via een lange weg het fasehuis. Ze komen uit een probleemgezin en waren eerst met z'n drieën maar hebben haar drielingzuster Sterre geholpen bij haar zelfmoord. Sterre dacht dat er een monster in haar huisde en wilde Biba en Ebbe niet besmetten. Marrie is de jongste in huis en is een mongooltje. Zij is door Wibbe uit een tehuis voor alleenstaande moeders gehaald en in het fasehuis belandt. Wibbe is de psychiater maar wordt door de anderen als klusjesman gezien. Hij houdt zich voor de domme en laat niet merken dat hij normaal is. De bewoners treffen voorbereidingen voor een herdenkingsfeest want het is de sterfdag van Sterre. Max, Laurie en de kinderen gaan op vakantie naar Elba, ze vormen een standaard gezin voor de buitenstaanders maar in werkelijkheid hebben ze een slecht huwelijk. Ze raken van de weg en komen met de auto in het water terecht doordat Agrippina een bord weg heeft gehaald. Ze besluiten Marrie te volgen die daar langsloopt en komen terecht bij het fasehuis. Hier weten ze echter niets van en denken bij een gewoon gezin te zitten. Max wordt wakker op een bed naast Ebbe, hij probeert haar te verleiden. Laurie komt erachter dat hij dit vaker doet en neemt wraak door Lupo te verleiden. De twee jongetjes gaan het mongooltje Marrie pesten die niets doorheeft. Lupo ziet echter niets in deze bezoekers en wil ze zo snel mogelijk weghebben. Wibbe haalt de auto uit het water en de gasten willen alweer wegrijden maar deze begeeft het. Hij moet in het dorp gerepareerd worden. Wibbe en Max brengen de auto weg en Wibbe legt Max uit over het fasehuis. Evertje Polder, de oude hond van Agrippina, wordt door Lupo per ongeluk doodgeschoten. In het bos waar de moord is gepleegd, probeert Laurie Lupo te verleiden maar daar heeft hij helemaal geen zin in. Waar Agrippina zin in heeft is in de twee jongetjes die ongestoord Marrie martelen. Agrippina denkt dat ze door vers bloed langer jong blijft en wil voor de verandering in plaats van muizenbloed eens mensenbloed drinken. Ebbe en Biba hebben een zwanenvleugel nodig voor het herdenkingsritueel van Sterre. Lupo schiet dus een zwaan af en snijdt er een vleugel af. Als Biba en Ebbe op het dak, waarvan Sterre is afgesprongen, het ritueel uitvoeren, raken Wibbe en Max in paniek en willen het ritueel onderbreken. De anderen waarderen dit niet en sluiten ze op in de kelder en op zolder. De twee zoontjes willen Marrie een lesje leren en er ontbreekt een groot mes uit de keuken. Agrippina verdwijnt in het bos, Lupo, Biba en Ebbe gaan op zoek en vrezen het ergste. Laurie gaat achter Lupo aan en verdwaalt in het bos. Uiteindelijk komt ze terecht bij het hoofdgebouw van de inrichting. Zij verteld daar aan de psychiater wat er in het fasehuis gebeurt. Deze vindt het niet verantwoord dat Agrippina 'los loopt' en neemt via een zender contact op met Wibbe die nog zit opgesloten. Deze zegt echter dat er niets aan de hand is en dat Laurie gek is. Laurie krijgt van hem een paar kalmerende injecties. Lupo, Biba en Ebbe laten Max en Wibbe vrij. Nadat ze Agrippina op bed vinden na een aanval besluit Wibbe haar terug te brengen naar de inrichting. Hij neemt Laurie mee terug van de inrichting. Vervolgens volgen ze het spoor van de jongens naar het botenhuis. Het blijft een raadsel wat ze daar aantreffen. Laurie droomt de volgende dag nog half en heeft een nachtmerrie. Ze ontwaakt versuft op een terras. Max verteld haar dat ze last heeft van de verdoving en vandaar de nachtmerries heeft. Ze gaan niet meer terug naar het huis maar willen op vakantie. Laurie vraagt zich af of alles maar een nachtmerrie is geweest of dat haar herinneringen kloppen. Titelverklaring: De titel 'Buitenstaanders’ kan op drie manieren worden opgevat: - De bewoners van het fase-buis worden door de buitenwereld als buitenstaanders gezien. - Max, Laurie en de kinderen vormen buitenstaanders voor elkaar (vreemden). - De bewoners van het fase-huis zien de gasten juist als buitenstaanders. Soort boek: Het is een Roman. Er lopen namelijk twee verschillende verhaal lijnen door elkaar. Het verhaal van het slechte huwelijk tussen Max en Laurie. En het verhaal van de zwakbegaafde in het fasehuis. Personages: Laurie: Laurie is de vrouw van Max. Ze vindt hem niet leuk, want ze verdenkt hem van overspel. Daarom probeert ze het met Lupo aan te leggen. Het kan haar niets schelen wat er met Max gebeurt. Ze maakt in het boek een duidelijke ontwikkeling qua persoonlijkheid door. Lupo: Lupo is de zoon van Agrippina. Hij probeert Laurie te helpen, maar dat is voor hem erg moeilijk. Hij is gedichtenschrijver en schrijft gedichten voor mensen die hem dat vragen. Hij is de meest 'normale' van de bewoners van de dependance. Max: Max is Lauries man. Hij is een bazige, arrogante man, die vindt dat Laurie blij moet zijn dat hij nog bij haar is. Tijd: Het verhaal speelt zich af in de jaren na 1945. Het is redelijk modern en bevat zaken als feminisme en psychiatrische inrichtingen. Het verhaal is niet chronologisch. Dit zorgt voor zowel spanning als verwarring. Het verhaal begint In medias res. Je begint te lezen over een ruzie en een ongelijk. Daarna worden pas de voorafgaande dingen duidelijk. Het boek kent een duidelijk open einde. Er blijven vragen over zoals: Wat is er met Marrie gebeurd? Welke beslissing neemt Laurie? Wat gebeurt er met de bewoners van het fasehuis? Het verhaal kent zeer veel belangrijke flash-backs. Ze geven het verleden weer van de bewoners van het fasehuis en verklaren veel. Ook zijn er enkele vooruitwijzingen. Deze zorgen vooral voor spanning. Er komen enkele tijdvertragingen in voor, bijvoorbeeld als de jongetjes Marrie een lesje willen leren. Tijdverdichtingen komen uitgezonderd van een witregel niet voor. De vertelde tijd is een dag en een nacht. De verteltijd is ongeveer 175 bladzijden. Perspectief: Er is een alwetende auctoriale verteller die buiten het verhaal staat, die meer weet dan de personages van elkaar weten en die alles aan de lezer vertelt. Hij kent alle gedachten van de personages en geeft vooruitwijzingen. Hij weet ook meer dan de lezer en dat zorgt voor spanning. Plaats/ruimte: Het verhaal speelt zich af op het platteland, in het huis van Agrippina. Er zijn haast geen huizen in de buurt, alleen de kliniek. Er gebeuren soms kleine dingen in het bos of in de kliniek. Het bos ligt om het huis heen en er is ook een dijk in de buurt waar de auto van Max en Laurie te water was geraakt. Het huis is donkerrood met geblindeerde ramen, het ziet er vreemd uit. Het huis ligt verscholen achter een dichtbegroeide oprijlaan. Het huis is erg oud en de tuin die erbij hoort is verwaarloosd. Bijgebouwen zijn een loods, een caravan en een botenhuis. Het huis is een dependance van de psychiatrische inrichting Thema en motieven: Het thema is dat wat iemand normaal vindt, afhangt van wat op dat moment voor hem de realiteit is. Motieven zijn liefde, ruzie, vriendschap, 'normaal' en 'gek'. Liefde tussen Laurie en Max, Lau-rie en Lupo, Agrippina en Evertje Polder en de drieling. Ruzie tussen Laurie en Max, Lupo en Agrippina en Biba en Ebbe. In het boek worden vriendschappen opgebouwd. In het boek vraagje je de hele tijd af wie er nu eigenlijk normaal zijn en wie gek. Bedoeling: De schrijfster wil met haar boek zeggen dat vrouwen ook voor hun mening kunnen opkomen en dat 'gekke' mensen heel normaal kunnen zijn. Stijl: Er worden weinig moeilijke woorden gebruikt. De taal is voortdurend Nederlands en er wordt ook geen gebruik gemaakt van dialect. Evertje Polder praat niet, in het begin is dat vreemd, omdat je eerst denkt dat het een vrouw is, maar later blijkt het een hond te zijn. De beschrijvingen zijn kort, alleen het noodzakelijke wordt beschreven. Eigen mening: Het boek is op zo'n manier opgebouwd datje steeds van mening verandert over wat de werkelijkheid nu is. Het is mooi samenhangend en elk personage is onmisbaar met zijn/haar verhaallijn voor het boek. Ik vond het boek heel erg boeiend, omdat de personen merkwaardig waren allemaal. Ik kon voor iedereen behalve voor Max en zijn kinderen, sympathie opbrengen. Het is juist de bedoeling van dit boek dat de lezer beslist of de waarheid of niet is. Ik vond het boek wel waarschijnlijk genoeg om het op zij als waarheid over te laten komen. Ik vond het boek zeer origineel, het is origineel geschreven en de verhaallijn helemaal! Dit is geen boek waarbij je denkt: 'hetzelfde oude liedje weer'. Ik vind dat het boek heel origineel geschreven is, maar dat sommige dingen een beetje ongeloofwaardig werden door de overdadige schrijfstijl. Zoals dat Wibbe op z'n 9e de 'wetten van Wibbe' formuleerde. De opvatting van dit boek is: soms kun je beter gek zijn, dan normaal. En dat is best wel zo, tenminste in dit boek. Max en Laurie zijn dan 'normaal' maar ze zijn in wezen nog gekker van alle 'gekken' in het fasehuis. Maar het is niet voorspelbaar wat er komen gaat, misschien komt het wel omdat het zwakbegaafde mensen Informatie over de schrijfster: Renate Dorrestein (Amsterdam 25 jan. 1954) debuteerde in 1976 met de verhalenbundel Voorleesboek voor planten, maar oogstte pas bekendheid en bijval na de publicatie van haar roman Buitenstaanders (1983). In haar romans zijn veel fantastische, bizarre elementen verwerkt. Eerder dan een vlucht uit de werkelijkheid, kan men er een poging in zien die werkelijkheid te herscheppen. Dorrestein bedrijft in haar boeken een opgewekt soort van satire. Hoezeer zij ook bekend staat als een geducht columniste - van haar columns in Opzij en De Tijd verscheen in 1988 een bundeling, Korte metten, haar toon is zelden verbitterd of regelrecht kwaadaardig. Het meest onomwonden liet zij zich uit in de autobiografische roman Het perpetuum mobile van de liefde (1988), waarin zij de bestaande maatschappelijke structuur verantwoordelijk stelt voor de zelfmoord van haar jongere zus. Samen met drie anderen stelde zij de Anna Bijnsprijs in voor de vrouwelijke stem in de Nederlandstalige literatuur. WERK: (o.a.): Vreemde streken (1984), Noorderlicht (1986), Een nacht om te vliegeren (1987), Haar kop eraf!, Alice als ideale heldin voor hedendaagse feministes (1988), Vóór alles dame (1989), Het Hemelse Gerecht (199l), Ontaarde moeders (1992), Heden ik (1993), Blauwbaards vrouwen (1993; verhaal), Een sterke man (1994), Verborgen gebreken (1996); Want dit is mijn lichaam (1997; boekenweekgeschenk). |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |