![]() |
Boekverslag : Carry Slee - Kappen
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2912 woorden. |
A: Zakelijke gegevens Het boek heet “Kappen” en het is geschreven door Carry Slee. Het is een fictioneel problemenboek voor twaalf jaar en ouder. Het boek is uitgegeven in het jaar 1999 en het boek heeft 144 bladzijden. Het boek is uitgegeven door uitgeverij Van Holkema & Warendorf. Het boek heeft in het jaar 2000 een prijs gekregen van de Stichting Nederlandse Kinderjury. B: Inhoud Sander, een jongen van een jaar of veertien is al vanaf de brugklas bevriend met Maarten en Chris, maar die zitten nu op een andere school. Maarten en Chris zijn hele goede vrienden van Emiel geworden. Maarten en Chris stellen Sander en Emiel aan elkaar voor. Eerst valt Emiel nog wel mee, maar als Sander hem beter leert kennen vindt hij hem maar niks. Als hij naar Maarten en Chris gaat is Emiel er vaak ook, dus hij ziet Emiel best vaak. Als Sander weer een keer bij hen is, ziet Emiel een fiets staan en begint er zomaar tegenaan te trappen. Intussen komt er een meisje om de hoek die een jongen in een rolstoel duwt. Het is haar fiets waartegen Emiel staat te trappen. Ze roept dat Emiel moet stoppen. Als hij dat hoort gaat hij naar hen toe, duwt de rolstoel om en geeft de jongen nog een trap na. Eigenlijk wil Sander roepen dat Emiel moet stoppen, maar hij doet niks en voor hij het weet is het te laat en is het dus al gebeurd. Sander voelt zich heel schuldig, maar hij kan het nu niet meer terugdraaien. Maar dat is niet het enige waar Sander mee zit. Hij is smoorverliefd op Indra, een meisje uit zijn klas. Hij denkt nergens anders meer aan. Sander is niet de enige die wat voor Indra voelt. Rene, de broer van Indra’s beste vriendin voelt hetzelfde voor haar, maar Indra merkt daar niks van, want ze zit de hele tijd over Sander te dromen. Het probleem is dat Indra en Sander niet van elkaar weten dat ze verliefd zijn. Ze zien elkaar natuurlijk wel vaak, maar het goede moment samen komt er maar niet van. Als Rene laat merken wat hij voor Indra voelt, zegt Indra dat ze al verliefd is op Sander. Dan is Rene echt heel kwaad. ‘s Morgens, de dag nadat Emiel de rolstoel om heeft getrapt, schrikt Sander zich rot als zijn vader hem een stuk in de krant laat zien. Het gaat over de jongen en het meisje met de rolstoel. Ook staat erbij dat de jongen in het ziekenhuis is opgenomen met een dubbele armbreuk. De ouders van Sander vinden het vreselijk dat zoiets nog gebeurt. Sander weet niet wat hij moet zeggen, vooral niet als ze ook nog zeggen: “Hoe moeten de ouders van die kinderen die dat doen zich wel niet voelen”. Sander snapt nog steeds niet dat hij Emiel niet tegengehouden heeft. Op school begint hij zich nog schuldiger te voelen, vooral omdat Rene tegen iedereen heeft gezegd dat hij toevallig door het park fietste en dat hij Sander met nog wat andere mensen weg heeft zien rennen. Iedereen gelooft Rene, ook al heeft Sander nog zo vaak gezegd dat hij het niet heeft gedaan. Sander loopt daarom weg van school. Dan komt de directeur in Sanders klas en zegt tegen de kinderen dat Sander erbij betrokken was. Indra komt voor Sander op, niet alleen omdat ze verliefd op hem is, maar ook omdat ze weet hoe erg het is als niemand je gelooft. Indra heeft namelijk de ziekte van Pfeiffer, maar veel kinderen denken dat ze zich aanstelt. Indra zegt dat Sander het niet gedaan kan hebben omdat hij bij haar was. De hele klas zit er maar verslagen bij. Natuurlijk vraagt mijnheer Koekebier, de directeur van de school, verder. Indra verzint het ene smoesje na het andere, zodat Sander niet van school wordt gestuurd. Ze denkt dat Rene het verzonnen heeft omdat hij jaloers is op Sander. Dat is toch niet zo slim van Indra. Heike, het zusje van Rene, gelooft niet dat haar broer om zoiets zou liegen, maar Indra blijft volhouden. Heike vraagt Indra om te zweren dat Sander bij haar was. Even twijfelt Indra, maar dan zweert ze het toch. Ze doet het voor Sander. Rene wordt ook boos om wat Indra heeft gezegd en laat het er niet bij zitten. Ondertussen denkt Sander dat de hele school nog steeds tegen hem is. Als de directeur naar zijn vader belt, gaat hij samen met zijn vader naar school toe. Sander had verwacht dat er een rechercheur in het kamertje van de directeur zou zitten, maar dat is gelukkig niet zo. De directeur begint zijn excuses aan te bieden omdat hij erachter gekomen is dat Sander het niet gedaan heeft. Sander begrijpt er helemaal niks meer van. Dan legt de directeur alles uit. Sander is heel verbaasd. Indra……… voor hem gelogen? Hij kan het bijna niet geloven. Daarna ziet Sander Emiel, Chris en Maarten en een vriend van Emiel nog een keer. Een fietser wil niet aan de kant gaan. Het gaat precies zoals Sander verwacht had. Ze worden boos en beginnen de fietser in elkaar te rammen. Sander is nu slimmer dan de vorige keer. Hij pakt zijn GSM en belt naar de politie om te zeggen dat er iemand in elkaar geramd wordt. Emiel wordt natuurlijk heel boos en rent samen met de anderen weg. Later komt Emiel met zijn onbekende vriend weer terug, maar zonder Maarten en Chris. Ze gaan Sander achterna. Sander vlucht naar Indra’s huis. Hij denkt dat zij de enige is die hem zal begrijpen. Maar dat heeft hij mis. Als hij het hele verhaal aan Indra vertelt, wordt ze heel kwaad en stuurt hem weg. Later hoort Indra sirenes en ze gaat kijken wat er aan de hand is. Sander ligt in elkaar geslagen op de grond. Nu beseft Indra pas wat ze gedaan heeft. Daarom gaat ze naar het ziekenhuis. Als ze de ouders van Sander ziet zitten weet ze niet wat ze moet zeggen omdat ze zich zo schuldig voelt. Als Sander naar Indra vraagt, gaat ze naar hem toe en zegt ze dat het haar spijt. Heike twijfelt of ze Indra nog wel kan vertrouwen maar ze wordt door Indra overtuigd en het is weer helemaal goed tussen hun tweeën. Emiel gaat naar Sander en dwingt hem net te doen of Maarten en Chris de fietser in elkaar hebben gestampt en dat hij en Emiel toen samen de politie gewaarschuwd hebben. Maar dan komt net de zuster binnen en ze zegt dat ze alles gehoord heeft. Emiel wordt opgepakt door de politie en Indra komt tegen Sander vertellen dat het weer goed is tussen haar en Heike. Op het einde is alles weer goed tussen Sander, zijn vrienden, zijn ouders enzovoort. Het loopt dus heel goed af. Sanders probleem Hij heeft Emiel niet gestopt toen hij de rolstoel omduwde en daarom voelt hij zich schuldig. Hij wordt er ook van verdacht, omdat Renee hem weg heeft zien rennen. Hij durft tegen niemand te vertellen hoe het echt gegaan is, dus hij komt alleen maar verder in de problemen. Hoofdpersonen Sander Een jongen van een jaar of veertien die via zijn eigen vrienden een soort vriend is geworden van Emiel terwijl hij dat eigenlijk niet wil. Emiel brengt hem alleen maar diep in de problemen. In het boek staat niet beschreven hoe hij er uit ziet en hij heeft niet echt een verlegen karakter. Emiel Een jongen die ongeveer even oud is als Sander en bevriend is met Sanders vrienden. Hij vindt zichzelf nogal stoer. Hij steelt en doet eigenlijk ook aan vandalisme. Hoe hij eruit ziet weet ik niet, maar ik weet wel dat hij een heel lomp karakter heeft. Indra Een meisje uit Sanders klas. Ze is smoorverliefd op Sander en zit ook met een probleem. Ze heeft de ziekte van Pfeiffer, maar iedereen denkt dat ze zich aanstelt. Ik weet niet hoe ze eruit ziet, wel weet ik dat ze niet snel opgeeft, maar als ze echt heel moe is gaat ze toch wel even slapen. Heike Ze zit ook bij Sander en Indra in de klas en is Indra’ s beste vriendin. Ze doen vanalles samen. De broer van Heike is Rene. Als Indra Rene beschuldigt van leugens, krijgen Heike en Indra ruzie. In het boek staat niet beschreven hoe ze eruit ziet, wel begreep ik uit het verhaal dat ze niet verlegen is, maar toch ook niet overdreven stoer. Maarten Hij is al vanaf de brugklas bevriend met Chris en Sander, maar hij is nu ook bevriend met Emiel. Ik weet niet hoe hij eruit ziet, maar hij heeft wel een lomp karakter, maar niet zo erg als Emiel. Chris Hij is net als Maarten al vanaf de brugklas bevriend met Sander en natuurlijk ook met Maarten zelf, maar hij is nu ook een goede vriend van Emiel. Ik heb geen idee hoe hij eruit ziet, maar hij heeft ook een lomp karakter. (Net als Maarten). Ouders van Sven Zij schrikken heel erg van het krantenartikel, terwijl ze niet eens weten dat Sander er bij was. Ze schrikken ook heel erg als Sander in het ziekenhuis ligt. Ik weet niet hoe ze eruit zien en over hun karakter heb ik ook geen idee. Meneer Koekebier Meneer Koekebier is de directeur van de school waar Sander op zit. Hij heeft niet zo’n grote rol in het verhaal, ik weet daarom ook niet hoe hij eruit ziet en wat voor een karakter hij heeft. Het verhaal speelt zich af op school, in het park, bij een leraar thuis, in het ziekenhuis, bij Indra thuis, bij Heike thuis, bij Sander thuis en gewoon buiten. Het verhaal speelt zich eigenlijk nu af, in deze tijd. Het zijn dingen die nu ook zouden kunnen gebeuren. De schrijfster wil je vermaken of amuseren en laten weten hoe het is om echt in de problemen te zitten. C: Eigen mening Kappen vind ik een heel leuk boek. Het lijkt echt, daarom denk ik vaak ook dat het echt is en daarom kan ik me heel erg inleven in het verhaal. Het boek is niet te moeilijk, want er staan weinig moeilijke woorden in. Het is wel zielig, maar toch ook mooi, soms onvoorspelbaar en soms ook wel spannend. Het is zielig, omdat Sander en Indra in de problemen zitten. De problemen worden steeds erger en ze weten niet hoe ze het op moeten lossen. Het is mooi, omdat het goed en werkelijk geschreven is en het heeft een goed einde. Het is onvoorspelbaar, omdat er dingen gebeuren die je op dat moment niet verwacht. Je kunt van te voren bijvoorbeeld nooit weten dat Sander op het einde in het ziekenhuis komt te liggen. Het is spannend omdat Sander op het einde bedreigd wordt en Emiel wordt opgepakt door de politie. Ik vind het heel gemeen van Emiel dat hij aan vandalisme doet en ik vind Indra en Sander zielig. D: Over Carry Slee Carry slee is in 1949 in Amsterdam geboren. Ze groeide ook op in deze stad. Haar moeder was geestesziek en dat was voor Carry moeilijk. Alles draaide in haar leven om haar moeder. Hoe jong Carry ook was, ze vroeg zich steeds af of haar moeder bepaalde situaties wel aankon. Haar vader kon er niet mee omgaan en vluchtte in zijn werk, of maakte overal een lolletje van. Carry had het gevoel dat hij haar in de steek liet. Zodra ze op de lagere school bij andere kinderen thuiskwam begreep ze dat het bij haar thuis anders was dan bij anderen. Zij had al heel jong veel meer zorgen dan de meeste kinderen. Carry dacht daarom ook niet graag aan hoe haar leven echt was. Fantaseren en schrijven hielpen haar daarbij. Toen ze nog klein was, schreef ze al korte verhaaltjes. Ze vouwde daar boekjes van en zette die in de boekenkast. Aan haar knuffels las ze de boekjes voor. Waar ze over gingen weet Carry niet meer, maar ze weet nog wel dat dat voorlezen erg leuk was. Achteraf vindt ze dat het ziek zijn van haar moeder haar ook iets goeds heeft opgeleverd. Door het verdriet van haar moeder is Carry’s vermogen om te voelen goed ontwikkeld. Ze kan zich daardoor nu gemakkelijk in het emotionele leven van haar personages verplaatsen. In een interview zegt ze daarover: ’Ik denk dat in die periode de kiem is gelegd voor mijn schrijverschap.’ Na haar middelbare school ging Carry naar de Academie van Expressie door Woord en Gebaar. In 1975 slaagde ze voor deze opleiding. Toen werd ze dramadocent in het middelbaar beroepsonderwijs. Ze kon haar schrijvers- kwaliteiten daar goed gebruiken. Samen met haar leerlingen bedacht ze namelijk verhaallijnen, waar ze vervolgens zelf toneelstukken van maakte. Haar leerlingen voerden die vaak met groot succes op. Maar hoe leuk ze het lesgeven ook vond, het bevredigde haar niet echt. ‘Er spookten altijd zoveel verhalen door mijn hoofd’, zei ze later over die tijd. Carry kreeg twee dochters: Nadja in 1980 en Masja in 1983. Ze woonde met hen in Alkmaar. Toen ze klein waren vertelde ze aan hen verhaaltjes, waarin ‘Keetje Karnemelk’ de hoofdrol speelde. Haar dochters vonden die verhalen zo leuk, dat Carry ze opstuurde naar de Bobo. Ze werden meteen geaccepteerd en verschenen tweewekelijks. Daarna was Carry niet meer te stoppen en het ene verhaal na het andere borrelde op in haar hoofd. In haar eerste boek Rik en Roosje (1989) vertelde ze de belevenissen van een tweeling. In de krant werden de verhaaltjes in dat boek vergeleken met Jip en Janneke. Toch was een ding duidelijk anders: de moeder van de tweeling woonde samen met een vriendin. Toen het boek nog van de drukpers moest komen, bestookte Carry haar uitgever Van Holkema & Warendorf al met nieuwe manuscripten. ‘Ze worden gek van me,’ zei Carry daarover in een interview. Toch kon niemand haar tegenhouden. ‘Ik heb nog zoveel in te halen.’ En dat hebben haar lezers kunnen merken. Nu, meer dan tien jaar later, heeft Carry al 32 boeken geschreven. In een miniatuurhuisje in de tuin schreef ze in die eerste jaren haar verhalen. In huis werd ze te veel afgeleid. In het tuinhuisje had Carry een wereld gemaakt waarin ze zichzelf gelukkig voelde. Ze kon in haar verhalen eindelijk kwijt wat ze al jaren met zich mee droeg. Ze heeft nooit getwijfeld of ze voor kinderen of volwassenen moest schrijven. ‘Volwassenen luisteren toch niet naar je,’ zei ze. Carry had als schrijver vrijwel direct succes. Haar boek Verdriet met mayonaise werd in 1992 bekroond door de Kinderjury. Ze koos ook al vrij snel definitief voor het schrijverschap en verhuisde met haar dochters en hun kat Doenja naar Bergen, een plaatsje vlakbij Alkmaar. In haar boeken worden kinderen als zelfstandige mensen benaderd. Wat ze beleven is belangrijk genoeg om opgeschreven te worden. Carry weet zelf immers wat het betekent om als kind niet serieus genomen te worden. Voor haar eerste boeken waren haar eigen dochters een belangrijke inspiratiebron. Eerst schreef ze dan ook vooral boeken voor jongere kinderen, die door Dagmar Stam geïllustreerd werden. De titel van het boek Drakepad (1990) ontleende ze bijvoorbeeld aan een geheim spel dat haar dochter Nadja speelde met haar schoolvriendjes. En voor Verdriet met mayonaise heeft ze veel gebruik gemaakt van de verhalen waar Nadja mee thuiskwam. De sfeer in de klas in het boek was precies als die in de klas van Nadja. Het nare meisje Simone baseerde Carry op een buurmeisje, dat haar dochters heel vervelend vonden. Toen haar dochters ouder werden, lazen ze ook vaak de brieven in Achterwerk, de achterpagina van de VPRO-gids. Daar las ze de brief van een jongen die vertelde over zijn buurmeisje, dat zo gepest werd dat ze voor een trein sprong. Carry is was hier zo van ondersteboven dat ze het boek Spijt! (1996) schreef. Voor dat boek kreeg ze de prijs van de Jonge Jury. Carry’s boeken worden door kinderen erg gewaardeerd. Steevast worden haar boeken door de Kinderjury en door de Jonge Jury bekroond. Journalisten zijn minder enthousiast over haar boeken. Die vinden haar stijl vlak en de manier waarop ze haar onderwerpen behandelt ook niet altijd geweldig. Carry weet dit wel, maar ze trekt zich er niets van aan. Haar boeken zijn om kinderen aan het lezen te krijgen. En dat lukt haar goed. Toch heeft Carry Slee nog een andere schrijfster in zich, die wat moeilijkere boeken wil schrijven. Om haar lezers niet in verwarring te brengen gebruikt ze voor die boeken een andere naam: Sofie Mileau. Zelf zegt ze daarover: ‘Carry Slee is meer entertainer, Sofie Mileau is heel serieus. Sofie Mileau vraagt meer van de lezer.’ Tot nu toe hebben de boeken van Sofie Mileau niet zo’n succes. In de toekomst hoopt Carry die twee schrijvers dichter bij elkaar te laten komen. Carry Slee heeft behalve Kappen nog veel meer kinderboeken geschreven: *Voor kinderen tot zes jaar schreef ze: · Rik en Roosje · Hallo baby · Hieperdepiep · Morgen mag ik in het diepe · Rood met witte stippen · Sneeuwman, pak me dan (bekroond met de Venzprijs 1994) · Met zonder jas · Zandtaartjes · We zijn er bijna · Het drakepad - In de serie Kwispelstaartjes: · Piep, zei de muis · Krokodil in de heg · Konijnenkeuteldropfabriek - In de meegroeiserie ‘De kinderen van de Grote Beer’: · Een kringetje van Tralala (groep 1) · Wiebelbiebeltanden (groep 2) · Opgepast, ik lust een hele boekenkast (groep 3) · Rekenen in het oerwoud (groep 4) · Help, juf is verliefd (groep 5) · Klapzoenen en valsspelers (groep 6) · Schreeuwende slaapzakken en stiekeme stropers (groep 7) *Voor kinderen vanaf zeven jaar schreef ze: · Kaatje Knal en de Biefstukbende · De Smoezenkampioen · Ridder schijtebroek · Meester Paardenpoep *Voor kinderen vanaf negen jaar schreef ze: · Verdriet met mayonaise · Confetticonflict · Kilometers Cola en knetterende ruzie · Geklutste geheimen met strafwerk toe *Voor kinderen vanaf twaalf jaar schreef ze: · Spijt! · Pijnstillers · Afblijven · Razend *Als geschenk voor de kinderboekenweek schreef ze ook nog: · Bikkels |
Andere boeken van deze auteur: |
Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen |