Boekverslag : Herman Koch - Eindelijk Oorlog
De taal ervan is Nederlands en het aantal woorden bedraagt 2526 woorden.


TECHNISCH VERSLAG




Complete titelbeschrijving: Eindelijk oorlog, 1996, Herman Koch




Biografische schets van de auteur:




Samenvatting:


In de zomer van 1980 begon Herman aanvallen te krijgen van panische angst en claustrofobie (opsluitingvrees). Hij was toen bijna 27, maar voelde zich nog een bejaarde wees. Hij woonde toen met zijn vriendin A. in Londen, een klein appartement met haar familie. Hij hield lange tijd vol dat de oorzaak van zijn aanvallen lichamelijk was en niet geestelijk, zoals zijn vriendin A. beweerde. Een dokter, Hirst, werd er steeds bij geroepen wanneer hij aanvallen had.


Na ongeveer anderhalf jaar is de relatie met zijn vriendin al slechter. Ze wil dat hij hulp vraagt voor zijn psychische problemen. Herman stelt het inroepen van professionele psychologische hulp steeds uit. Hij vult zijn dagen met doelloze omzwervingen en televisie kijken door. Zijn vriendin besluit hun relatie te verbreken, nadat hij de kerst alleen op de Waddeneilanden had doorgebracht. Hij was toen in Amsterdam gaan wonen. Alle huizen die hij heeft gekend, lijken leeg en doods. Hij dacht dat het door hem kwam, maar integendeel: het huis maakt hem saai en leeg.


In 1985 krijgt Herman een brief van tante Mies uit Arnhem. Ze heeft hem weleens gevraagd of hij A. wil meenemen, hij bezoekt haar weleens, maar hij verzint uitvluchten, wil het liever niet. In een brief vraagt ze later of hij haar hond Jaro een tijdje mee wil nemen. Van haar had hij veel verhalen over de oorlog gehoord, die hij haar vroeg om te vertellen. Na de slag van Arnhem werden zo’n twintig vluchtende inwoners van de wijk Lombok per ongeluk door eeen Engels vliegtuig gedood. Van een van de families was Teun Hofman, de broer van Tante’s buurvrouw. Ze waren verliefd op elkaar.


Herman haalt de hond en gaat per trein terug naar huis. De tekkel begint in de trein te braken. Thuis wilde het geen trappen lopen en het wilde ook niet alleen gelaten worden.


Later hoort Herman via een telegram dat tante dood is. Hij ging niet naar de begrafenis.


Herman laat de tekkel hierna veel loslopen, waarna hij het dier loslaat. Hij roept hem nog, maar vindt hem niet meer terug. Het lijkt onderhand wel of hij het expres deed.


Herman denkt terug aan toen hij jong was, en dat tante Mies met hem in de wandelwagen ging wandelen. Ze deed niet erg voorzichtig en hij viel eruit, met zijn hoofd tegen de grond. Toen ze hem oppakte bleef hij het voorval herinneren. Hij is ervan overtuigd dat het “panische” diep in hem geworteld zit, dat hij het bij zijn geboorte heeft meegekregen, en dat het nog versterkt is door deze traumatische ervaring als tweejarig kind, toen hij uit de wandelwagen viel.






Titelverklaring: Herman heeft veel last van panische angsten. Hij komt er later achter dat deoorzaak daarvan ligt in de oorlog. Als hij dat eindelijk weet, is het voor hem toch goed om te weten. De titel zou dan op een uitroeping moeten slaan, zijn uitroeping, hij weet eindelijk de wortels van zijn angst, en door die wetenschap heeft hij toch een soort steun. leidt een saai leven. Een van de weinige dingen waar hij voldoening in heeft is nadenken over de oorlog, waar tenminste wat avontuurlijks is beleefd, vanuit zijn standpunt. Hij wil veel te weten komen over zijn voorouders die de oorlog ook daadwerklijk meegemaakt hebben. Dus de oorlog is voor hem aantrekkelijk, vandaar het positieve bijvoeglijk naamwoord voor de oorlog in de titel. Het is haast letterlijk Herman’s gedachte.




Motto’s:


Everybody wants to save the world


Nobody wants to help Mom do the dishes




Net als iedereen heeft Herman, de hoofdpersoon, grote idealen, zoals schrijver worden, maar aan de gewone dingen komt hij niet toe.




Er wordt geen wond geslagen


Of men herrijst met groter weerstand


Er wordt geen leed gedragen


Of men herrijst sterker.


Er wordt geen strijd gestreden


Of men herrijst met nobeler doel voor ogen




Het tweede motto bestaat uit een citaat van Koningin Juliana, waarin het Phoenix-motief is:


Hoe groot de ellende in of van het leven ook is, men zal altijd verrijzen, gelouterd worden. Voor Herman is het vertellen over zijn leven en het ontdekken van een oorzaak van zijn ellende (geestelijke crisis) een soort loutering.




Genre: ironische, sterk autobiografische roman.




Motieven: angsten, schrijversschap, verbondenheid van verleden en heden, verkeren in een toestand van een “geestelijke crisis”.




Opbouw: Er is geen chronologische opbouw. Er zijn veel flashbacks in het verhaal, Herman haalt veel herinneringen op en komt dan weer terug in zijn “gewone” tijd. Er zijn vier delen in het boek. In deel 1 staan de gebeurtenisssen rond Herman en A. centraal. Het tweede deel gaat voornamelijk over Hermans jeugdjaren, in de periode 1953 (zijn geboorte) t’m 1962, maar ook de periode ervoor komt aan de orde. Bijvoorbeeld de slag om Arnhem, 1944, waarin de vriend van Hermans tante is gedood. Deel drie begint met een brief, gedateerd 17 november 1985. In dit deel en in het vierde deel spelen herinneringen aan tante Mies Lap en andere familieleden, zoals de grootouders van Herman, een grote rol.


Er zijn flashbacks in niet-chronologische volgorde, tijdsprongen, tijdverdichtingen en herhalingen. Vaak krijgt de persoon herinneringen door alledaagse gebeurtenissen, en moet hij daardoor aan bepaalde personen of gebeurtenissen denken die een links hebben daarmee.




Personages:




Herman


Een zenuwachtige man, die snel aanvallen van hartkloppingen en natte handen kan krijgen. Dat kan bijvoorbeeld bij teveel drukte bij mensen zijn, in treinen of bij toneelstellingen. Hij wil altijd bij het middenpad zitten zodat hij weg kan lopen als het kan. Hij denkt dat dit al voor zijn geboorte begonnen is. Hij liegt nogal snel om problemen voor zichzelf te vermijden. Voor hem is de waarheid niet zo belangrijk, lijkt het. Vroeger maakte hij de vertelde oorlogsverhalen al dramatischer om te vertellen aan zijn leeftijdsgenootjes.


Hij is veel bezig met de dood, wil er ook een boek over schrijven. Bij een aanval denkt hij dat hij doodgaat, en veel van zijn familieleven zijn gestorven, en dan de andere mensen in de oorlog ook niet te vergeten.


In zijn leven spelen foto’s en musea een belangrijke rol. Stukjes van het verleden, die al gebeurd zijn, komen hier tot leven. Zijn wieg stond hier later ook. Het vormt zijn eerste en ook allesbepalende kennismaking met de oorlog. Bij of eigenlijk al voor zijn geboorte is de ellende begonnen, want toen was het al lang oorlog. Door de verhalen van tante Mies komt Herman er achter dat de oorzaak van zijn panische angst in de OORLOG lag. Hij is een soort oorlogsslachtoffer en dat verklaart voor hem alles.


Vroeger werd hij nogal door zijn grootouders verwend. Hij was enig kind van zijn ouders. Zijn ouders waren overleden, de laatste vrouw van zijn vader had met Vesperax-tabletten zelfmoord gepleegd. Herman had kunnen weten dat er iets mis was, maar hij deed niets. Het lijkt ook wel of hij het niet erg vind. Op school moest en zou hij van een lerares rechts schrijven, ook al was hij linkshandig. Dit leverde hem een levenslange schaamte voor zijn handschrift op. Hij zal dan ook niet zo snel zelf een brief schrijven. Hij heeft Tante Mies nooit durven vragen waarom ze ongetrouwd was.


Vroeger is een mand waarin in de oorlog voedsel werd gedropt gebruikt als wieg toen hij jong was.


Herman wil veel grote dingen doen. Hij wil schrijver zijn en een boek schrijven, maar hij komt er niet toe, stelt het allemaal uit, en komt zelfs niet tot gewone dingen. Hij gaat niet naar de begraving van zijn tante, doet niets met een vermoeden dat er iets mis is bij een telefoontje van de laatste vrouw van zijn vader, die later zelfmoord pleegt. Als de hond van zijn tante wegloopt doet hij niets. Hij leeft als het ware in een leegte, waarin de nawerking van de oorlog overheersend is.


De steden Londen, Amsterdam, en vooral Arnhem, waar hij vroeger woonde als klein kind, spelen een belangrijke rol in zijn leven. De huizen met een nare sfeer beinvloeden heel sterk zijn geestelijke gesteldheid en gevoelens. In Amsterdam maakt het hem angstig, in Londen maakte het hem somber, en zijn geboortehuis in Arnhem had een vreemde geur. Hij heeft een afkeer van Arnhem, dat hem benauwt, en waar je zo snel mogelijk weg wil.


Tante Mies is voor Herman erg belangrijk, ondanks haar onbeduidende leven. Door haar krijgt hij oorlogsverhalen te horen. Daardoor krijgt hij de verheldering van zijn eigen verleden.






Herman’s grootouders


Ze verwenden hem veel, hij mocht zelfs met zand in de woonkamer spelen, maar hij mocht geen oorlogsspeelgoed. Later, toen zijn oma half blind was, kon hij er mee spelen zonder dat ze er erg in had. Zijn oma las vroeger erg veel, tot ergernis van de buurt. Ze was geen “gewone huisvrouw”. Haar dochter, tante Mies, leest ook veel, maar dan damesbladen. Herman’s grootouders hadden een vreemde gewoonte. Hoewel ze arm waren, aten ze op donderdag altijd gebak. De buurt sprak er schande van. Ze hadden niet echt zo’n goede naam.




A.


De vriendin van Herman kan veel hebben, maar omdat zijn gedrag toch vaak heel raar is, neemt ze naderhand de beslissing om hun relatie niet door te laten gaan. Ze regelt veel voor hem, lijkt hem soms wel te bemoederen.




Tante Mies


Zij gaf hem oorlogsspeelgoed, hoewel dat van Herman’s grootouders niet mocht. Ze heeft op latere leeftijd veel honden gehad. Ze prakt haar warme eten altijd fijn en eet het dan in een korte tijd op. Haar gesprekken gaat of over dieren, of over de verschrikkingen van het bejaardenhuis waarin ze heeft gewerkt, Huis en Haard. Ze vertelt soms ook over de oorlog, waar Herman in vergelijking met de andere verhalen wel in geinterreseerd is.


Tante Mies is ongetrouwd gebleven en heeft eigenlijk geen echte vrienden of vriendinnen. Ze had het niet op vrouwen die getrouwd waren, en in “de val van het huwelijk” waren gelopen.


A. lijkt haar een aardig meisje, maar Herman wil haar niet laten zien. In haar leven is Tante Mies maar twee keer op vakantie geweest. Het liefst bleef ze thuis en wandelde ze. Door haar moeder werd ze erg kuis opgevoed, ze hoorde dat zelfs zoenen tot zwangerschap kon leiden. Na de afscheidskus van Teun dacht ze dat ze zwanger was, en ze hoopte er ook op, maar er kwam niets van.












Perspectief: Het verhaal is verteld vanuit het perspectief van Herman, de hoofdpersoon. Hij vertoont kenmerken van een alwetende vertellers, zoals een gewone schrijver eigenlijk. Hij vertelt over gebeurtenissen voor zijn geboorte, en neemt af en toe afstand van zichzelf, alsof hij geen ik-persoon meer is.






Ruimte: De hoofdpersoon bevindt zich in het heden en in het verleden, bij zijn gedachten in Amsterdam, Arnhem en Londen.




PERSOONLIJK LEESVERSLAG




Dit was eigenlijk nogal een vreemd boek. Als je als lezer terugkijkt en denkt: wat is er gebeurd? dAn is het antwoord niet veel. Toch weet de schrijver heel wat neer te zetten, vertelt over de warrigheid van de gedachten van zijn ik-persoon, die haast heel het boek vult met zijn overdenkingen en gedachten. Er is niet veel actie, in zijn leven gebeurt niet veel. Wel wordt er ook over de oorlog verteld, wat spanning in het verhaal brengt. Het is eigenlijk een deels autobiografisch boek, dus het kan best zijn dat de schrijver zijn saaie leven wilde opleuken met wat oorlog, om zo die spanning erin te krijgen. Wat erg opvalt is de lusteloosheid van de persoon. Hem lijkt niet veel te interesseren, en zelfs als zijn vriendin de relatie verbreekt, doet hij er niets aan. Hij wil haar dan wel bellen, maar het komt er niet van. Er wordt niet over liefde gesproken. Sommige gevoelens lijken helemaal weg te zijn gelaten, alsof alleen de belangrijke , voor de schrijver ertoe doende, gedeeltes zijnv erteld. Ik begrijp trouwens al helemaal niet wat A. in de hoofdpersoon zag. Het ziet er ook niet uit dat hij voor zijn echte aanvallen een boeiender of in ieder geval actiever leven had. Ook zijn jeugd had niet veel hoogetpunten. .


Ik kon me niet echt inleven in de personen. Herman is een verhaal apart, en van de andere mensen kom je niet zoveel te weten. Over A. wordt eigenlijk haast niets verteld. Tante Mies heeft daarentegen een grotere rol in het verhaal.


Het verhaal heeft geen strakke verhaallijn. De persoon geeft wel goed aan wanneer hij tot zijn gedachten overgaat, zodat je niet moet opletten, wanneer spelen deze gebeurtenissen zich af. De gebeurtenissen zijn niet spannend, het is meer een beschouwing, een grote overdenking die verspreid is over het leven van de hoofdpersoon. De gebeurtenissen zijn soms niet echt realistisch vertelt, ironisch haast. Als er iemand doodgaat of er gebeurt iets anders ergs, reageert de omgeving er niet zo logisch op. Dat komt ook door de lusteloosheid van de hoofdpersoon, die geen normaal gedrag heeft hierdoor.


Er is niet echt een duidelijk eind. Wanneer de persoon zijn hele overdenking over de oorzaken van zijn psychische angsten klaar heeft, zie je als lezer niet duidelijk. Voor mij leek het net of het verhaal nog niet af was. Er wordt dan wel over een belangrijke gebeurtenis verteld, dat hij als klein kind uit de wandelwagen viel. Ook wordt er beschreven hoe de persoon A. belt, die hun relatie heeft verbroken. Hij onderneemt dan dus wel iets, wat een zeldzaamheid is. Op het eind wordt wel de machteloosheid beschreven van de persoon, hij droomt over zijn dode tante, weet dat hij toen wel iets kon doen, maar als hij wakker wordt is ze weer gewoon dood. Het is een soort bevestiging, dat zijn hele leven op die machteloosheid steunt, en dat hij over jaren en jaren nog niet veel opgeschoten is met zijn leven. Maar er is nog hoop, want hij heeft in eider geval de oorzaken van zijn problemen gevonden. Het vormt een steun voor hem.





De hoofdpersoon beschrijft zichzelfs soms in zijn jeugd als jongetje en later als “de man”. Hij houdt dan afstand van zichzelf, vertelt over zichzelf als een schrijver.


Het verhaal boeide me niet heel erg, maar het werd ook niet saai. Er was net genoeg in het verhaal om me makkelijk door te laten lezen.


Ik legde niet zo snel verband tussen de gebeurtenissen, ik wist aan het einde ook niet dat de oorlog de uitleg voor de problemen van de hoofdpersoon vormde. Het klinkt ook zo onlogisch. De jeugd van de hoofdpersoon leek niet echt vol problemen te zijn, zijn psychisch foute gedrag was toen nog niet te zien.


Er zijn heel veel herinneringen in het verhaal, en dan vooral de laatste drie delen. Het eerste deel is een soort inleiding, de eigenlijke situatie van de persoon, waar hij later de vroegere gebeurtenissen van zijn leven verteld.


Soms worden er symbolische associeties gelegd: de wieg is de eerste link naar de oorlog voor Herman. De gedachten van de persoon gaan ook vaak over deze associeaties. Ze drukken de schrijversstijl uit. Hij vergelijkt Arnhem met een wachtkamer van een afwezige tandarts.






Er is bijna geen sprake van acties.


De schrijver gebruikt zijn eigen leven als leidraad voor het verhaal, maar dramatiseert het veel meer. Het is een soort studie in karakterloosheid, omdat de persoon niets werkelijks onderneemt in zijn leven, zijn tijd alleen maar lijkt te verspillen.




Andere boeken van deze auteur:


Home - Contact - Over - ZoekBoekverslag op uw site - Onze Boekverslagen - Boekverslag toevoegen